Gezocht: manager en meubels
TT
ZATERDAG 4 SEPTEMBER 1999
ans de Booij staat op het dak van
zijn huis en wijst naar de intimi-
J. JL derend grote Ónze-Lieve-Vrouw-
kathedraal, onder Antwerpenaren met enig his
torisch besef beter bekend als 'd'n Appelmans',
naar de Brabantse architect en steenkapper.
„Mooi, hè", roept hij vanaf de dakrand, „moetje
die ornamenten zien! Zo groots maken ze die
kerken tegenwoordig niet meer. Omdat de men
sen niet meer zo sterk geloven."
Na deze woorden ter overpeinzing daalt de
zanger via een onrustbarend krakende trap te
rug in zijn realiteit: een krappe etage, vier hoog
voor in een zijstraat die uitkomt op de Grote
Markt. Er staat een rode keukenstoel, onder de
witte verfspatten, in een hoekje is een bruin
keukenblok tegen de muur gezet, in de andere
hoek ligt een matras. Door de open ramen klinkt
het gebeier van de kerkklokken en het hoefge
trappel van paarden die koetsjes vol toeristen
trekken voor een rondje centrum.
Zittend op de grond tegen de deur van een
kleine badruimte rookt de zanger zijn laatste si
garet van een onbestemd Aziatisch merk. Meer
malen blikt hij de lege ruimte in. „Ik zoek een
manager én meubels", constateert de trouba
dour. Hij forenst tussen Antwerpen en een
slaapkamertje met douche in Amsterdam-Oost,
speurend naar waar hij vermoedt dat er werk
voor hem is en dus geld voor een tafel en stoe
len. Waar hij zijn platen kan verkopen of zijn re
cent verschenen semi-autobiografïsche sprookje
De dromer van Santiago de Cuba. „Maar mijn
platen doen het niet in Amsterdam", zegt de
zanger gelaten. „Tenzij het om 'Annabel' gaat."
Kortgeknipt, licht grijzend haar. Een wit polo
shirt, een ketting van houten kralen is net zicht
baar. De zanger oogt lichtelijk gespannen. Deze
avond speelt en zingt hij voor het eerst in drie
jaar 'met mensen erbij'. Op een klein podium
voor drie cafés, pal naast de Schouwburg. Zeven
liedjes zal hij zingen, nieuwe en oude, waaron
der hits als Thuis ben en Ik hou van alle vrou
wen. „Alles, behalve Annabel. Het lukt me"ge
woon niet meer, het is onmogelijk."
Mislukkingen
Hans de Booij heeft een lange weg van tand
heelkundige ingrepen achter de rug, die het zin
gen ver naar de achtergrond verdreef. „Vijf jaar
geleden begonnen mijn tanden uit te vallen, zo
maar ineens. Twaalf stuks in totaal. Je mag het
eigenlijk niet zeggen, maar het was een soort
kanker in mijn mond." Recent zijn er nog vijf
implantaten ingegaan. „De helft van mijn ge
zicht was onbruikbaar, stond constant gespan
nen. Daardoor mislukte gegarandeerd alles bij
mij. Maar vooral het zingen."
Er wacht hem nog een aantal behandelingen.
Over vier, vijf maanden is het volledige implan-
tatenpad belopen. „Ja, het zorgt er wel voor dat
je failliet bent. Emotioneel en financieel." Grin
nikend: „Nou, dat financiële bankroet zie je hier
wel, ik heb een hele mooie ruimte."
Er is geen verzekeringsmaatschappij of bank,
die hem te hulp schiet, zegt hij. Geïrriteerd:
„Terwijl het toch een ziekte is! Als je er last van
hebt dat je borsten op je* knieën hangen, dan ga
je naar een dokter. Dan zeg je: 'Dokter, hier kan
ik niet meer tegen'. De dokter zegt: 'Ga jij maar
Berooide Hans de Booij filosofeert zich gelukkig
Zijn liefde voor 'Annabel' ('Het wordt niets zonder jon. Annabel!') is bekoeld. Althans, hij krijgt het niet meer voor
elkaar zijn grootste hit te zingen. Successen blijven vooralsnog uit voor zanger Hans de Booij. Maar hij kan er niet mee
zitten. Voelt zich een bevoorrecht mens na de verwerking van een scheiding, de verlossing van het 'paps- en
mamsverliaal' en een 'genezing' op de Antillen. Hij wordt minister van liefde, dat staat vast. De enige obstakels
vormen nog de tandartsrekeningen en een lege kamer. „Ik Iaat me niet meer pakken."
naar een psychiater'. Daar ga je flink zitten hui
len en die psychiater schrijft in zijn rapport:
'Deze mevrouw d'r borsten moeten worden ver
hoogd'. En iedereen betaalt vrolijk aan dat feest
mee. Ook als je oren rechtgezet moeten worden
of als je van sekse wilt veranderen. Maar heb je
last van je tanden, moet je een operatie onder
gaan van zo'n dertig-, veertigduizend gulden,
dan doet iedereen de deur dicht."
Hij moet nog flink wat ophoesten, maar de
tijd dat hij meer met deurwaarders en advoca
ten in de slag was dan met artistieke zaken, is
voorbij, belooft hij. Na een korte periode van
hevig succes maakte het tieneridool een niet te
stoppen vrije val. Zijn albums verkochten niet
meer en hij raakte financieel in het ongerede.
Processen volgden. Nu komt het niet meer zo
ver. Echt niet. „Ik laat me niet meer pakken.
Vroeger liet ik het maar aanwaaien. Dan verdub
belen en verviervoudigen rekeningen wel heel
erg snel." Goed, na het optreden bij de Schouw
burg oogt zijn agenda nog maagdelijk leeg,
maar, wijst de zanger naar zijn mond, „als dit af
is, ben ik volop beschikbaar. Ik ben dan wel een
chaotische eenling, maar ik maak nog hele
mooie liedjes." Ook al las hij ooit in een krant
dat het na zijn grootste hit nooit meer iets met
hem kan worden en dat hij dat weet. Schouder
ophalend: „Ik ben blij dat ik tenminste een lied
je heb gemaakt, dat iedereen nog graag mee
zingt." Krediet bij een platenmaatschappij heeft
hij in de jaren dat hij succes had nooit opge
bouwd, want dat bestaat niet 'in die industrie'.
„Wat dat aangaat ben ik helaas een muzikant."
Afgekickt
Er is een tijd geweest dat zijn hit Ik hou van alle
vrouwen hem letterlijk op het lange lijf was ge
schreven. Hij ging voor de seks. Niet dat hij elke
dag een ander lief had, maar desalniettemin was
zijn hart veel te groot. 'Zo ben ik geboren en zo
ga ik ook weer dood', zong hij vrolijk. „Het
maakte destijds een groot deel van mijn leven
uit, ja. Het was een verslaving als elke andere,
dus dat kon gewoon niet deugen. Weet je: de
passie is in eerste instantie enorm energiek. Je
krijgt er veel kracht van. Maar uiteindelijk zuigt
het je leeg."
Hij zegt nu afgekickt te zijn. Net zoals hij an
dere verslavingen onder controle begint te krij
gen. „Heel het pakket: seks, drank, drugs, nicoti
ne, geld, religie, een bepaald beeld van mezelf."
Zijn verblijf op de Antillen heeft daar in niet
geringe mate aan bijgedragen. Na de verwikke
lingen rond een echtscheiding en zijn financiële
problemen vond De Booij het tijd worden om
eens 'naar een andere manier van leven' uit te
kijken. „Ik had genoeg sores om eens een flinke
tijd onder een palm te gaan zitten en naar de
zee te gaan zitten staren. Geen werk, de kanker
in mijn mond, gescheiden, kindjes, ze zijn nu
veertien en zes. Ik moest mijn hoofd leegma
ken."
En? Gelukt?
„Mwah."
De zanger knapte er een oude zeilboot op en
maakte dagtochtjes met Amerikaanse toeristen.
„Tripjes van vier, vijf uur. Gingen we duiken,
een stuk zeilen en voeren we weer terug naar
Oranjestad. Verder heb ik nog gewerkt als een
parasailinginstructeur. Trok mensen aan een
parachute de lucht in en haalde ze na een kwar
tiertje weer binnen. Daarna kwam er een hele
tijd niets. Toen probeerde ik liedjes te schrijven.
Het was mijn genezingsperiode."
Er kwamen naar zijn zeggen mooie liedjes
'aanwaaien'. „Ik had daar momenten dat ik vrij
was van alle zorgen. Je weet nooit wanneer het
pijltje naar binnen schiet, maar het kwam voor
dat ik wat op papier zette, ja. Ach, liedjes zijn
maar vier zinnen en een idee. Een boek schrij
ven, da's wat anders. Daar zit een hele gedach
telijn en een emotionele aanleiding aan vast."
Hij maakte er ook kennis met Reiki. „Ik had
drie, vier keer per jaar last van een stijve nek en
dat duurde wekenlang voordat het weer weg
was. Op Aruba kwam ik iemand tegen die me
verwees naar een vrouw die Reiki Master is. Rei
ki is de transmissie van energie via iemands
handen. Ze kwam bij me langs, legde haar han
den voor een uurtje in mijn nek en twee dagen
later was de pijn weg. Zij straalde de energie
vanuit de grond over op mij. Dat was een fan
tastische ervaring. Ik ben daarna ook verder ge
gaan in die Reiki. Heb me laten initiëren, dat wil
zeggen: laten inwijden in de wonderen van de
universele energie."
Ommekeer
Het Caribische avontuur had nog meer verras
singen voor De Booij in petto. Cubaanse muzi
kanten die op Aruba verbleven adviseerden de
zanger eens een kijkje te gaan nemen in Havana.
De weerslag van die trip is te vinden in de on
langs verschenen roman De dromer van Santia
go de Cuba. Een impressionistisch, broeierig
reisverslag, waarin De Booij een kleurrijke, ma
gische sfeer combineert met mijmeringen over
het leven en de liefde, ouders en kinderen. Zo
meldt hij over zijn scheiding dat hij niet de in
druk heeft dat hij een vrouw gelukkig heeft ge
maakt. De schrijver licht toe: „Je hebt eerst een
schuldgevoel, omdat het zo gelopen is. Maar
dan denk je: waarschijnlijk is het belangrijker
dat je jezelf gelukkig maakt. Dan pas kun je ie
mand anders gelukkig maken. Met een lege
maag kun je iemand niet helpen, toch?"
Ook zijn ouders komen in het boek aan bod.
Hij was de tweede Hans in het gezin De Booij.
De eerste overleed op driejarige leeftijd. Zijn
moeder werkte in de administratie, zijn vader
studeerde economie totdat hij zijn accountants
papieren had. „Die mensen waren doodonge
lukkig met zichzelf', zegt hij, de ogen geloken,
terwijl hij zich 'het paps- en mamsverhaal' her
innert. In zijn roman schrijft hij over de laatste
keer dat hij zijn ouders opzoekt, hij had ze zeven
maanden niet gezien. „Ik zit in de woonkamer
te praten met mijn moeder en de deur gaat
open. Mijn vader komt binnen en zegt: 'Zo ben
jij er ook?' Ik heb geen broers of zussen. Ik ben
de enige. Mijn vader gaat in zijn stoel zitten en
er valt een zeer drukkende stilte. Erg drukkend.
Tien keer de zwaartekracht. Mijn moeder
schenkt koffie en na een paar minuten zwijgen
zegt mijn vader uit het niets, terwijl hij wazig
naar de vloerbedekking staart: 'Wij hebben lie
ver dat je hier nooit meer op bezoek komt'."
Zijn vader zegt het nog twee keer en dan staat
Hans op, verlaat het appartement, de voordeur
blijft wagenwijd openstaan.
Dat was vier jaar geleden. Sindsdien heeft hij
ze niet meer gezien. De reden dat hem de deur
is gewezen, kent hij niet. Maakt hem ook niet
meer uit. „Het is een calvinist, hij zal er altijd
wel een goed argument voor hebben. Het is
mijn probleem niet meer."
Met liefde praat de 41-jarige zanger over zijn
opa, die een grachtenhuis aan de Gouwe be
woonde. „Een ambachtsman, een mandjes-
vlechter. Van pitriet maakte hij stoelen en wie
gen. Dat was iemand die veel rust in zijn lijf had.
Hij straalde een soort gemoedelijkheid uit waar
je tegenaan kon leunen. Er was geen angst om
naar hem toe te gaan. Hij was een calvinist,
maar lachte tenminste om de kerk." Opa ver
schilde enorm van zijn ouders. „Daar was geen
liefde."
Over de wijdverspreide liefdeloosheid op het
koudbloedige noordelijk halfrond kan de schrij
ver/zanger zich enorm druk maken. Hij vindt
het hoog tijd dat er een Ministerie van Liefde
wordt opgericht. En Nederland is volgens hem
de geëigende plek om er 's werelds eerste lief
desdepartement te vestigen. Want waren Neder
landers ook al niet zo vooruitstrevend op andere
gebieden? De Booij filosofeert er lustig op los.
„We hebben zaken bestudeerd als abortus, eu
thanasie, drugs, geld en voetbal. Daar zijn we
vrij succesvol in, want andere landen hebben
bepaalde beleidsfactoren van ons overgenomen.
Iedereen kwam hiernaartoe om een abortus te
halen. Nederland moet daarom met een minis
terie het voortouw nemen in het bespreekbaar
maken van het woord liefde. We weten dat het
woord essentieel is voor ons geluk en ons onge
luk. Maar we spreken het nooit uit. En als je dat
niet doet, zul je het ook niet vinden." Het depar
tement zal zich in zijn ogen moeten focussen op
wat liefdeloosheid is. „Er moet ook een liefdes-
parlement komen, met een aula van waaruit
maandelijks live tv-uitzendingen komen met
lessen in de liefde."
Het is vrijwel zeker dat Hans de Booij dan ook
de eerste minister van Liefde wordt, hij is per
slot van rekening de ideeënman, een warmbloe
dig mens. In de hedendaagse politici heeft hij
geen vertrouwen, die missen de emotie. Kwaad:
„Mensen worden grof belazerd. Als je als minis
ter van volksgezondheid niet eens tweehonderd
mensen wil laten onderzoeken in een Bijlmer-
toestandje, dan ben je zwaar fout bezig. Dan mis
je de bezieling van 'Jezus, wat is er met jou ge
beurd? Kan ik je ergens mee helpen?' Nee dus,
dat doet die ijsdokter niet. Dat is nou Hollandse
tolerantie: het uit de weg gaan van een werkelijk
gesprek en aan de andere kant wel toestaan dat
er vijftienduizend kilo wiet wordt doorgesluisd,
want dat is handel."
Tevreden
De indruk moge zijn gewekt dat het tegendeel
waar is, maar ondanks de tandheelkundige so
res en de ongemeubileerde hitloosheid van het
bestaan beschouwt de zanger zich nog immer
als een bevoorrecht mens. „Het is me gelukt een
dankbaar mens te worden. Ik vind het nog
steeds geweldig als glazenwassers je liedje op de
radio staan mee te brullen. Dat is mooi, man.
Als je daar als muzikant niet van kunt genieten,
dan heb je het wel gehad."
Het gesprek zet zich nog eventjes voort in een
naburig café waar de zanger een Westmalle van
't schap bestelt. De Booij bekent dat hij hevig
geïnteresseerd is 'in de dingen die wij niet kun
nen zien, maar die er zeker zijn'. Hij is eveneens
tot de conclusie gekomen dat hij 'als mens zijn
de' veel beter past in de grondslagen van het
boeddhisme, zegt hij. „Het maakt me zo vrolijk
om te zien hoe die mensen met zo weinig kun
nen leven." De zanger is er ook heilig van over
tuigd dat de mensheid erop los reïncarneert tot
uiteindelijk het nirvana is bereikt, de eeuwige
rust, de bevrijding van de ziel. Iedereen heeft
een vorig leven geleefd, laat dat duidelijk zijn.
En die steeds uitdijende wereldpopulatie van
zes miljard mensen dan? Daar moeten er toch
wat tussen zitten die voor het eerst geboren zijn?
De Booij repliceert gedecideerd: „Jij weet half
niet hoeveel beschavingen er nog meer zijn dan
deze aardse." Dan staat hij op, hij graait zijn
rugzakje van de stoel, het optreden wacht.
Een paar dagen later hangt hij aan de tele
foon. Het optreden is goed gegaan, meldt hij.
„Het publiek en ik hebben elkaar voor een groot
deel gevonden, geloof ik." Maar de factuur van
de orthodontist ligt er nog steeds. „Tja, ach, dat
moet ook wel geregeld worden. Maar je moet
het niet in je hart laten komen. Je moet min
stens, twee, drie keer per dag denken: ondanks
alles vind ik het toch een te gek leven."
Hans de Booij: „Ik ben dan wel een chaotische eenling, maar ik maak nog hele mooie liedjes.'
FOTO CPD ROLAND DE BRUIN