ZATERDAGS JK BIJVOEGSEL Verzin nog eens iets, Einstein! ZATERDAG 4 SEPTEMBER 1999 Aan het einde van de twintigste eeuw heerst er groot vertrouwen in de wetenschap. Die heeft ons geleerd hoe we naar de natuur moeten kijken. We ondergingen de zonsverduistering als een feest. Iedereen kon uitleggen water gebeu rde: de maan schoof precies tussen de aarde en de zon. In vroeger eeuwen boezemde zo n natuurverschijnsel angst in. Nu was niemand bang, op een enkele dwaas na. Nieuwsgierig zijn is goed. We willen weten, begrijpen. Maar maakt al die kennis ook gelukkig? Weten we nog niet genoeg? En hoe betrouwbaar zijn eigenlijk de hedendaagse wetenschappers? Gezeten aan de ovale tafel in de Curatorenkamer van de Universiteit Leiden bogen milieubioloog Lucas Reijnders, wetenschapsjournaliste Liesbeth Koenen en natuurkundige Carlo Beenakker zich op ons verzoek over de schoonheid van de wetenschap. De schoonheid van de wetenschap is groot maar de kans om 'iets echt moois' te vinden klein, stellen (op de foto van links naar rechts) Carlo Beenakker, Liesbeth Koenen en Lucas Reijnders vast. FOTO'S HINK BOUWMAN De schoonheid van wetenschap: snappen wat je eerst niet wist \T m ijfhonderd jaar geleden zag de wereld er nog eenvoudig en over- wf zichtelijk uit. De aarde was het centrum waarom alles draaide, elk verschijn sel had zijn betekenis en dat stond allemaal netjes omschreven in het onvolprezen hand boek: de Bijbel. Maar de mens is eigenwijs. Hij wil weten, verklaren, begrijpen. Met de telescoop die Galileo Galilei op het heelal richtte, was het hek van de dam. Koenen. „Er is niets zo mooi als iets snap pen dat je eerst nog niet snapte. Dingen kun nen zo mooi op hun plaats vallen. Dat je in eens denkt: 'O wacht effe, er is verband tus sen dat en dat en dat en nu begrijp ik het'." Reijnders. „Dat je een heleboel verschillen de dingen op hun plaats ziet vallen en dat het plotseling samenhangt op een elegante wijze. Maar veel oplossingen die ik vind zijn helemaal niet schoon, wel in de letterlijke zin van het woord, maar niet in formules of the orie." Beenakker. „Denk aan een van de prachti ge ontdekkingen van deze eeuw: het DNA- molecuul. Twee spiralen, die mooi bij elkaar passen en op die manier zichzelf kunnen vermenigvuldigen, ik kan me voorstellen dat mensen daar de hand van de schepper in zien. Een ander voorbeeld, maar van een ande re orde, is de hoge-temperatuur-supergelei- ding, een van de grote kwesties in de natuur wetenschappen. We beginnen nu toch een soort angst te krijgen dat de oplossing wel eens moerassig zou kunnen zijn. Toevallig heden die-je aan elkaar vast moet knopen en niet samen kunt vatten in een helder princi pe. Niet iets moois dat je in een college in een uur zou kunnen behandelen." Koenen„Toepassen van de uitkomsten van regels op andere regels is een natuur- principe dat je ontzettend veel tegen komt en dat je misschien nog het heste kunt ver gelijken met het Drosteblikjeseffect. Taal kunde is bij uitstek een vak waar je te maken hebt met allerlei losse modulen, die op el kaar inwerken. Taal heeft allerlei kanten, klank, opbouw van woorden en zinnen, elk met hun eigen wetten." Reijnders „Ik vind het wel mooi, wat jij ziet in taal. Die vormen van logica, dat heeft een vergelijkbare schoonheid met bepaalde verklaringen in de natuurwetenschappen. Maar het is curieus dat veel van die hele mooie dingen allemaal al lang geleden zijn gevonden. Wat nu wordt gevonden, kan zel den nog zoiets moois worden als de relativi teitstheorie, de kwantummechanica of de theorie van de driftende continenten." Beenakker. „Daar ben ik het absoluut niet mee eens. Dat is een kwestie van perspec tiefvernauwing. Over Einstein gaat het ver haal dat hem ooit werd gevraagd: 'Professor Einstein, hoe komt u toch aan al die goede ideeën?' Toen zei hij: 'Ik heb er eigenlijk maar twee of drie gehad'. Nu zeggen wij: 'Okay. verzin nog eens wat moois'. Maar de werkelijkheid is dat de overgrote meerder heid van ons nooit in ons hele leven iets echt moois zal vinden. Ik ook niet." Reijnders „We werken nu waarschijnlijk met meer onderzoekers dan ooit, maar het is toch wat saaier geworden. Misschien is er nog schoonheid te vinden in de meer toege paste sfeer van taalkunde, het milieu, de ge netische modificatie, het maken van zonne cellen, noem maar op; er is ontzettend veel leuks te doen. Dat heeft ook veel sociaal ren dement, misschien wel meer dan de relativi teitstheorie, maar schoonheid..." Koenen„Ik vind het een beetje wonderlij- Carlo Beenakker. Hij studeerde in 1982 op zijn 22ste cum laude af in Leiden, waar hij twee jaar later promoveerde. Hij werkte enkele ja ren voor Philips, om op zijn 31ste als hoogle raar terug te keren aan het Lorentz Instituut van de Leidse faculteit der wiskunde en na tuurwetenschappen. Twee jaar geleden won hij de Wetenschapsquiz van de VPRO. ke gedachte dat dat allemaal niet zo mooi zou zijn. Volgens mij is die moleculaire bio logie van jou nou juist een gebied waar ont zettend veel te doen is. Wat in die cellen ge beurt, daar wisten we dertig jaar geleden toch niks van. Is dat niet mooi genoeg?" Reijnders „Jawel, het heeft wel iets, maar niet zo'n grote schoonheid als het periodiek systeem." Beenakker. „Als je geleefd zou hebben in het tijdperk waarin het periodiek systeem bedacht werd, zou je het niet herkend heb ben als iets moois. Een fundamentele ont dekking die nu gedaan wordt, is als een ruwe diamant. De mensen die hem gevonden hebben weten wat-ie waard is, maar je ziet het niet. Kom je twintig jaar later kijken, dan is-ie mooi gepolijst en staat-ie op een voet stukje in een museum. Dan kijk je ernaar en zegje: 'Oh wat prachtig. Dit soort stenen vin den we niet meer'. Maar ergens anders wordt weer zo'n steen gevonden. Ik ben ervan overtuigd dat er weer een aantal nieuwe principes vaststaat als we over twintig, dertig jaar terugkijken. Bijvoorbeeld de kwantumcomputer, een volkomen nieuw idee hoe een computer zou kunnen werken. Hartstikke diepgaand, tastend en zoekend. Je kunt er eigenlijk nog nauwelijks iets van be grijpen. Daar moet je echt'een zekere afstand van nemen." Reijnders „Daar heb je gelijk in. Sommige dingen werden heel snel begrepen, zoals de relativiteitstheorie van Einstein, terwijl die theorie van de drift der continenten van We gener ergens als een voetnoot in een geolo- gieboek stond en pas heel veel later is begre pen. Maar de laatste dertig jaar is er weinig bijgekomen. Er is een verschuiving ontstaan naar de toepassing. De optica is daar een heel goed voorbeeld van, dat vak is in theo retisch opzicht al heel lang af. Het is niet dood, maar de grote doorbraken zijn ge weest." Koenen: „We hebben nog steeds geen idee hoe de menselijke hersenen werken. Dat lijkt mij ook niet direct iets toegepasts. Boven- Liesbeth Koenen. Zij studeerde taalweten schappen in Amsterdam en werkt als freelance journaliste. Ze schrijft onder meer een weke lijkse column op de achterpagina van NRC Handelsblad. Samen met vakgenoot Rik Smits schrijft ze momenteel een 'grootboek' over al les wat taalkunde de afgelopen eeuw heeft opgeleverd. dien, nieuwsgierigheid is ons ingebakken en dat is altijd reden genoeg voor onderzoek. Als je beter snapt hoe het zit, komen er van zelf toepassingen. Nooit hoef je vantevoren te weten wat die zullen zijn, sterker nog: dat is uitgesloten. Ik zal het niet over Den Haag hebben, maar het zou fijn zijn als ze dat daar eens snapten." Reijnders „Op het laboratorium waar ik destijds promotie-onderzoek deed, stond ik 's nachts metingen te doen voor allerlei mi lieugroepjes. Dat mocht natuurlijk niet, maar dat vond ik toen al veel interessanter dan het werk dat ik overdag deed. Het merkwaardige was dat die metingen ook enorm veel effect hadden: een chemische fabriek in de Rijn mond waarvan ik de lozingen bekeken heb, is om die reden opgeknapt. Toch leuk: een avondje werken en pats. Hetzelfde heb ik nu met werk dat we in Ghina doen. Daar kun je met onze kennis over het verbeteren van technieken bij wijze van spreken wonderen doen. Dat is heel bevredigend." Beenakker „Dat kan ik heel goed aanvoe len, maar ik heb voor iets anders gekozen. Ik heb het idee dat ik iets doe, iets kleins mis schien, maar dat schrijf ik op en dat kan nie mand me meer afpakken. Als ik een goede oplossing vind, dan is die er over honderd jaar nog steeds. En als het mislukt, heb ik dat aan mezelf te wijten, omdat ik niet slim ge noeg ben of zo. Dat is ook mijn enige troost als ik lees over bezuinigingen aan de univer siteiten. Mijn werk kan niemand mij afpak ken. Om onafhankelijk te zijn, bén ik ook bij Philips weggegaan." Reijnders „Ik had een aantal malen de keuze of ik bij milieuorganisaties zou blijven of naar de universiteit zou gaan en toen heb ik ook voor het laatste gekozen. Je schrijft ar tikelen die in de cummulatie van een hele boel dwergen uiteindelijk toch een reus op leveren. Daarbij is het volstrekt onbelangrijk wie of wat je bent, hoe hoog je staat. Zelfs de grootste oliebol wordt geprezen als hij een keer een goed artikel schrijft. Buitengewoon zorgwekkend vind ik dat Lucas Reijnders. Hij geniet vooral bekendheid als woordvoerder van de Stichting Natuur en Milieu. Hij studeerde scheikunde en later mo leculaire biologie, maar dat vond hij 'een saai vak'. Zijn doelstelling als hoogleraar milieu kunde aan de Universiteit van Amsterdam en de Open Universiteit, is verbetering van de technologie. het verschijnsel van de rechte rug verdwe nen is. Toen ik promoveerde in de molecu laire biologie, ging vuile was nog onmiddel lijk naar buiten. Als iemand zijn proef niet goed gedaan had, werd hij daar flink op afge rekend. Maar met de enorme opmars van geld moet je aardig blijven voor een ander want je moet misschien een keer een han deltje met hem doen. Indertijd was je hele maal gestoord als je ging werken voor een bedrijf: je werkte voor het vak. En dat is echt veranderd. In de natuurwetenschappelijke milieukunde is zoveel te koop bij mensen die gewoon opschrijven wat iemand wil." Koenen„Ik vind de rechte rug wel een mooie manier om dat uit te drukken. "Wat mij erg verbaast is dat al die universitaire mensen zo verschrikkelijk veel geaccepteerd hebben. Er had natuurlijk al twintig jaar te rug een gigabetoging in toga op het Binnen hof moeten zijn. Die hele idiotie van de der de-geldstroom wordt allemaal gepikt. Wat werkelijk echt nooit had mogen gebeuren is dat de geldtoevoer afhankelijk werd gemaakt van het aantal studenten. Dat is vragen om de grootst mogelijke problemen. Onbegrij pelijk dat het intelligentste deel van de sa menleving zich zo heeft laten inpakken." Beenakker „Wat ik belangrijk vind is dat onze jeugd wordt opgeleid met een weten schappelijke geest. Dat is een van de verwor venheden - en daar moet je zuinig op zijn - van de laatste honderd jaar. We hebben pas die zonsverduistering gehad en iedereen wist hoe het zat: de maan schuift voor de zon en er is geen discussie over dat het misschien anders zou kunnen zijn. Er was ook geen angst, ja misschien bij een enkele gek. Verontrustend vind ik dat onlangs in de Amerikaanse staat Kansas de hele evolutie theorie uit het verplichte programma van de scholen is gehaald. Puur vanuit de funda- menteel-religieuze lobby, die het Genesis verhaal voorop stelt. Gelukkig kan men over al in Europa die twee verhalen heel goed in een juiste context plaatsen, het godsdiensti ge verhaal met een bepaalde boodschap naast het wetenschappelijke verhaal. Een van de verworvenheden van de laatste vijf honderd jaar is dal we hebben geleerd hoe naar de natuur te kijken." Reijnders „Maar wat ik dan zo zorgelijk vind is dat zo weinigen natuurwetenschap pen gaan studeren, dus dat het kennelijk on voldoende aanspreekt." Beenakker. „Ik zou me daar niet zo druk om maken. Het is altijd elitair geweest om wetenschap te bedrijven. Jan en Alleman gaat ook niet naar het conservatorium om solist te worden! Diegenen die echt dat talent hebben, hebben ook die drang en komen er wel. Het is een kleine groep, maar dat is niet erg. Als die verworvenheid van hoe je naar de dingen moet kijken maar wordt doorge geven aan een groter publiek. Stel dat ho meopathie, toch je reinste kwakzalverij, te veel nadruk krijgt. Dat is een gang terug naar vroeger eeuwen, toen men niet precies wist hoe alles zat en allerlei kwakzalverige hulp middeltjes gebruikte." Koenen: „Toch moet je ook weer niet den ken dat alles wat in de kranten verschijnt over wat de wetenschap nu weer gevonden heeft als oplossing voor zus en zo, allemaal goed is." Reijders. „Dat is de andere kant van de rechte rug. In de manier van presenteren worden enorme gouden bergen beloofd, die er niet zijn. Denk aan het kankeronderzoek. 'Wij lossen dat op zoals we ook mensen op de maan hebben gezet', zeiden mijn vakge noten aan het begin van de jaren zeventig. En ze hebben er dertig miljard voor gekre gen. Nou, als je de voortuitgang wil zien, dan moet je er met een vergrootglas naast gaan liggen. Dat is natuurlijk niet de manier waar op je wetenschap hoort te bedrijven. Je moet zeggen: 'Wij weten ook niet hoe snel dat kan'. Mijn promotor Piet Borst heeft regel matig geroepen dat dat probleem binnen 25 jaar is opgelost. Mijn god, je jaagt mensen de homeopathie in met dat soort onzin." Beenakker „In mijn vak is de integriteit heel groot, omdat alles zo makkelijk te verifi ëren is. Als je iets uitrekent, kan iedereen het narekenen en als je een proef doet, wordt die overal nagedaan. Kijk naar de koude kernfu sie: een schitterend resultaat, dat alle labora toria geprobeerd hebben na te doen, ook hier in Nederland. Als het waar was geweest, dan hadden alle bestaande theorieën over hoop gelegen en waren die mensen wereld beroemd geworden. Ik vond het onzin en dat was het ook. Iedereen kon de proef nadoen en hij was in strijd met alle bestaande wet ten." Reijnders „Dat is het rustgevende: als de boel wordt belazerd, komt het altijd een keer uit." Beenakker. „Nieuwe ontdekkingen blijven mogelijk. De grote vraag op dit moment in de natuurkunde is de theorie van de zwaar tekracht. Dat is de laatste onbegrepen funda mentele kracht. Maar wat we hebben, dat blijft. De kwantummechnica was een revolu tie, maar de mechanica van Newton was niet plotseling onzin of zo. Als wij de haan van een satelliet willen berekenen, is de mecha nica van Newton perfect. Alleen hebben we ontdekt dat we een andere mechanica moe ten gebruiken als we naar veel kleinere leng teschalen gaan. Het is een verfijning. En in atomen is het weer anders." TON VAN BRUSSEL ONNO HAVERMANS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 41