4y De kampioen die Nederland niet zag staan H AC Milan zal wel nooit op de poesta spelen «r Nr. 17: Wim Ruska door GIJS VAN OOSTEN Judoka Willem Ruska, géborén op 29 augus tus 1940 in Amsterdam, heeft met twee olym pische titels, twee wereldtitels en zeven Euro pese titels een langere erelijst dan Anton Gee- sink. Het is de tragiek van de Amsterdammer dat hij altijd in de schaduw heeft moeten staan van zijn bewierookte voorganger. Rus ka, hij wordt morgen (zondag) 59 jaar, kijkt verbitterd terug op zijn leven. De aankomsthal van Schiphol bleef zo goed als leeg. Er stond in september 1972 op de nationale luchthaven geen juichende menigte om de olympische ploeg te onthalen. Wim Ruska, die op de Spelen van München twee van de drie Nederlandse gouden medailles had gewonnen, had zich de terugkeer anders voorgesteld. De judoka zou op de Olympische Spelen voor eens en altijd met iedereen afre kenen. Maar de erkenning bleef achterwege. Op zijn spor tieve hoogtepunt stortte Ruska's wereld ineen. Ruska, het natuurtalent, was de tegenpool van Geesink, de sympathieke lobbes uit Utrecht die na het goud op de Olympische Spelen van 1964 een mystiek figuur was ge worden. Ruska bokste echter altijd op tegen de reputatie van Geesink en die van hemzelf; de straatvechter uit Am sterdam. Dat stak hem zeer, vooral omdat hij op de mat een intelligente technische judoka was. Geesink moest het vooral van zijn kracht hebben. Ruska zocht van jongsaf aan zijn eigen weg. Hij groeide op zonder zijn vader die voor zijn geboorte al zijn vrouw ver liet. Van zijn jeugd herinnert Ruska zich vooral de vele knokpartijen. ,,lk was een boeffie, maar dat waren we alle maal", vertelt hij zijn in 1972 in boekvorm verschenen le vensverhaal 'Vallen en Opstaan'. „Een stoot tegen mijn kop kon me niks schelen, meestal sloeg ik toch harder." Op de ambachtsschool wilde het niet echt vlotten. Ruska tekende, na wat losvaste baantjes in de zeekoopvaardij, een zesjarig contract bij de Koninklijke Marine. Op de 'Ka- rel Doorman' maakte hij kennis met het judo dat vanaf dat moment zijn leven zou gaan beheersen. Op een matje in een hangar kreeg Ruska judoles en al gauw deed hij mee aan het kampioenschap van de 'Karei Doorman'. Ruska sloot zich op de wal aan bij judoclub Tun-Yen waar hij in de ban raakte van de charismatische Jon Bluming. Achteraf is dat niet zo'n gelukkige keuze geweest, want Ruska belandde ten eerste bij de verkeerde bond (NAJA, de tegenhanger van de grotere NJJB) en met zijn keuze voor Tun-Yen sloot hij zich aan bij een anti-Geesink- groep. Geesink was in 1961 in Parijs als eerste Nederlan der wereldkampioen geworden, dus was het in die perio de niet echt handig tegen hem te zijn. Bluming was een man met nogal fantasierijke denkbeel den die continu Geesink liep uit te dagen. Ruska prikte daar al snel doorheen nadat hij in een trainingspartij Blu ming een aantal keren op zijn rug had gegooid. Het zelf vertrouwen van Ruska, die zichzelf als onzeker en verle gen omschrijft, nam hierdoor toe. Op een dag trok hij de stoute schoenen aan en liep hij met clubgenoot Henk Hoek de dojo van Geesink in Utrecht binnen. Ruska maakte kennis met de kracht van Geesink, mede door die ervaring viel Bluming voor hem door de mand. Ruska, met Geesink als zijn inspirerende voorbeeld, was vastberaden de top te halen. Nadat hij door de bond niet werd geselecteerd voor de Olympische Spelen van 1964 in Topsporters1 deze eem Honderd jaar sport, hoii jaar prestaties van forn Tijd voor het maken van e verbiddel ij ke ranglijst. Wi de beste Nederlandse topsp van deze eeuw? Gedurende het hele jaar ij elke week op deze plaats sportfiguur geportretteen van de redactie een plaats gekregen in de top 50 31 augustus 1972. Wim Ruska weet zich olympisch kampioen in het beslissende gevecht tegen de Westduitser Glahn. FOTO ARCHIEF»ANP Tokyo, besloot hij op eigen gelegenheid naar Japan te gaan. Ruska vloog naar Moskou, reisde per trein dwars door Siberië en na een bootreis van twee dagen kwam hij in de Japanse havenstad Yokohama aan. Zijn reisdoel was de Kodokan ('school van de zuivere weg') in Tokyo. Maar daar was al een brief bezorgd uit Nederland, ondertekend door zijn 'vijand' Bluming. Ruska werd daarin afgeschil derd als een onderwereldfiguur. „Je zwerft door twee we relddelen terwille van je lievelingssport, je komt ten slotte in dat judoparadijs en daar hebben ze je met een briefje zwart gemaakt." Het ongeluk dat hij regelmatig tegenkwam, loopt als een rode draad door de judoloopbaan van Ruska heen. Na de Olympische Spelen van 1964 sloot Ruska zich nog enkele weken aan bij de Nederlandse judoploeg die een toemee door Japan maakte. Ruska was op de mat succesvol. Hij belandde echter een nacht in de cel, nadat hij in een res taurant betrokken was geraakt bij een vechtpartij. Een Geesink-hater stapte met een mes op de Olympisch kam pioen af waama Ruska opstond en de Japanner met een vuistslag uitschakelde. In Nederland haalde de rel de voorpagina's. Later sprak Ruska met spijt over het inci dent; hij had Geesink zijn eigen boontjes moeten laten doppen. Ruska's hartgrondige hekel aan journalisten werd een paar jaar later in Mexico nog groter. Hij was daar ter voor bereiding op het WK van 1969. Een Mexicaanse schone, die de hele dag aan de rand van het zwembad lag, be klaagde zich herhaaldelijk over het gespetter van de Ne derlanders. Totdat Ruska het gezeur spuugzat was en hij de vrouw met ligbed en al in het water gooide. In de Ne derlandse kranten verscheen het bericht dat Ruska in Mexico meer met lokale vrouwen in de weer was dan met judo. Tot overmaat van ramp werd hij in de eerste ronde van het WK uitgeschakeld door de Belg De Wandeleer. Hij kreeg de hoon over zich heen, terwijl zijn eerste wereldti tel twee jaar eerder in Salt Lake City bijna geruisloos was ontvangen. Het gebrek aan waardering kon Ruska steeds moeilijker verkroppen. Het zat Ruska ook niet lekker dat het hem niet lukte, zoals Geesink, zijn wereldtitel te gelde te maken. Bij zijn huldi ging in de RAI in Amsterdam kreeg hij een envelop met welgeteld honderd gulden. Vanwege de tegenvallende op brengsten was de wereldkampioen gedwongen als portier in het Amsterdamse nachtleven zijn hand op te houden. Ruska was in die periode (1968) zo gedemotiveerd dat hij zelfs even met judo stopte, maar al gauw kwam hij tot de ontdekking dat hij zijn lievelingssport niet kon loslaten. Na het wereldkampioenschap in Mexico, waar hij in alle categorieën nog wel een zilveren medaille won, heroverde Ruska in 1971 in Ludwigshafen zijn wereldtitel bij de zwaargewichten. Zijn grote doel was natuurlijk olympisch goud op de Spelen van München in 1972. Het liefst twee maal, want daarmee zou hij de prestatie van Geesink overtreffen. Hij trainde zes uur per dag, ondanks het feit dat hij werd geplaagd door jicht. Omdat in 1968 judo niet op het olympisch programma stond, hati Ruska acht jaar moeten wachten om op z'n 32ste het 'examen van zijn le ven' af te leggen. Hij won goud bij de zwaargewichten en een paar dagen later in alle categorieën. Tweemaal goud, een schitterende prestatie, die echter overschaduwd werd door de Palestijnse aanslag op de Israëlische ploeg in het Olympisch dorp. Voor de dolgelukkig Ruska kwam de ontnuchtering een paar dagen later. Terug in Nederland was het deprime rend te ervaren hoe er op zijn prestatie werd gereageerd. De waarde van zijn goud werd door de Palestijnse inval in twijfel getrokken. Ruska: „Ik was geen olympisch kampi oen geworden, nee, ik was een politiek onbenul, daar kwam het op neer." Ruska's examen kreeg dus niet de aandacht waarop hij had gehoopt. Ook leverde het hem geen financieel gewin op. Hij werd wel beheerder van een sporthal in Amster dam en part-time judobondscoach, maar beide functies waren geen doorslaand succes. Een aantal jaar na het einde van zijn sportloopbaan trok hij toch weer naar het Amsterdamse uitgaansleven. Hij verleende bescherming aan 'Zwarte Joop' (de Vries) en zijn casino-imperium. Wim Ruska is tegenwoordig kroegbaas. Hij heeft een café - de Gladoor - in Wormerveer. 15. 16. 17. Wim Ruska 18. Pahud de Mortang 19. Ada Kok 20. TomOkker 21. Marco van Basten 22. Atje Keulen-Deelst 23. Reinier Paping 24. Arie van Vliet 25. Faas Wilkes 26. Bettine Vriesekoop 27. Floris Jan Bovelani 28. NelliCooman 29. Ron Zwerver 30. Gerrit Schutte 31. Marianne Timmer 32. Jan Timman 33. Beb Bakhuys 34. Zus Braun 35. Leontien van Moor! 36. Willem van Hanege 37. Tinus Osendarp 38. Ties Kruize 39. Jan Raas 40. Rik Smits 41. Piet Roozenburg 42. Kees Verkerk 43. Piet van de Pol 44. Ellen van Langen 45. Gianni Romme 46. Marcel Wouda 47. Bok de Korver 48. Rein de Waal 49. Bep van Klaveren 50. Just Göbel Let Stadler Stadion is niet moeilijk te vinden. Wie na een lan ge rit door de leegte van de Hon gaarse poesta het gehucht Akaszto binnen rijdt, hoeft slechts de bordjes te volgen. 'Stadler Stadion. Hotel, bar en casino. 24 uur per dag geopend'. Aan het eind van een klein weggetje, amper breed genoeg voor twee elkaar passeren de tractoren, duikt ineens een for se betonnen bak met lichtmasten op. Het stadion mag er zijn. Zestien duizend kleurige plastic kuipstoel tjes en nog een zevenduizend staanplaatsen. Een echt voetbal stadion; knus en voorzien van een grasmat waar men in de Amster damse ArenA slechts van kan dro men. Menige Nederlandse subtopper zou er voor tekenen. Maar het probleem van het vijf jaar oude Stadler Stadion is dat er geen club meer bij hoort. De fraaie voetbaltempel staat leeg en het ziet er niet naar uit dat dat snel zal veranderen. Tenzij zich binnen kort een grote (buitenlandse) in vesteerder meldt op de poesta. Joschka Stadler, de geestelijke en materiële vader van het stadion, denkt hardop na over de mogelijk heden om zijn stadion nieuw le ven in te blazen. „Met hulp van een investeerder zou ik een nieu we profclub op kunnen richten. Of misschien kan het complex een bestemming krijgen als voetbalin ternaat waar jonge talenten uit Hongarije, maar ook uit buurlan den als de Oekraïne en Roemenië worden opgeleid", filosofeert de 48-jarige, rijkelijk met gouden ket tingen behangen zakenman. „We hebben hier alles. Logeergelegen- heid, zes trainingsvelden en tal van andere faciliteiten." Joschka lijkt er zelf maar half in te geloven. De enkele jaren geleden nog puissant rijke zakenman zit fi nancieel aan de grond en is ver wikkeld in een serie slepende Hongaarse fiscus doorkruist voetbaldroom van Joschka Stadler Jozsef alias Josclika Stadler had een droom. De Hongaarse zakenman maakte begin jaren negentig in korte tijd fortuin en wilde vervolgens zijn eigen voetbalteam Stadler FC naar de Europese top brengen. Hij liet uit eigen zak alvast een stadion met 16.000 zitplaatsen plus een hotel met 120 bedden bouwen in zijn geboortedorp Akaszto. een gehucht met 3600 zielen midden op de immense Hongaarse poesta. Bij de feestelijke opening van het Stadler Stadion in 1994 kondigde hij de komst van AC Milan en andere Europese toppers aan. Vijfjaar later is Joschka een gebroken num. Zijn club. Stadler FC. bestaat niet meer en Stadler is failliet na een veroordeling wegens belastingfraude. De grasmat ligt er goed verzorgd bij, maar of er ooit nog gevoetbald wordtin her stadion, isde vraag. rechtszaken. Begin dit jaar kwam de man die in 1997 vanwege grootschalige belastingfraude en valsheid in geschrifte tot negen jaar gevangenis werd veroordeeld, vrij omdat er vormfouten zouden zijn gemaakt tijdens het proces. De veroordeling betekende deson danks het einde van het Stadler- imperium. Zijn handelsonderne ming die in het begin van de jaren negentig aan driehonderd mensen in de streek werk verschafte, is failliet en zijn club Stadler FC, die van 1993 tot 1997 vier jaar lang in de Hongaarse eredivisie speelde en het tot de subtop schopte, werd opgeheven. Joschka woont tot na der order in de kale catacomben van het stadion. Stadler houdt nog steeds vol dat hij onschuldig is aan hetgeen de Fiscus hem ten laste heeft gelegd. Met een stalen gezicht verklaart hij dat hij niet te weinig, maar juist te veel belasting heeft betaald in het begin van de jaren negentig, toen zijn handelsimperium bloeide en zijn veertig vrachtwagens vrijwel continu onderweg waren met handel tussen de voormalige Oostbloklanden en Rusland. Le vensmiddelen, textiel, frisdranken, schoenen. Je kon het zo gek niet bedenken of Joschka handelde er in. „Alleen al in 1993 heb ik meer dan 500 miljoen forint (toen ruim zeven miljoen gulden - red.) aan de belasting afgedragen, dus wat zeuren ze nou", zegt hij. Joschka Stadler: het stadion staat er nog wel, maar zijn droom is over. De Hongaarse fiscus blijft er ech ter van overtuigd dat een flink deel van Joschka's snel verworven ver mogen uit andere bronnen afkom stig was. Hij zou de belasting voor miljoenen guldens hebben opge licht door BTW terug te vragen over fictieve export-transacties met Russische bedrijven. Zo claimde Joschka. in eerste instan tie met succes, een paar miljoen gulden aan BTW over de verkoop van het wereldberoemde Laatste Avondmaal van Michelangelo aan een Russische verzamelaar. Noch de Hongaarse fiscus noch Joschka FOTO CPD»HANS GERTSEN wist dat het op papier verkochte schilderij in werkelijkheid een fresco is dat zich nog altijd muur vast in de Sixtijnse Kapel in Rome bevindt. Geconfronteerd met deze anekdote die destijds de voorpagi na van menige Europese krant haalde, schiet Joschka in de lach. „Ach, dat was een misverstand veroorzaakt door een foute Russi sche vertaling", luidt zijn schalkse verklaring. Waar Joschka's miljoe nen vandaan kwamen, mag duis ter zijn, waar ze naar toe gingen niet. De voetbalgekke ondernemer wilde zijn eigen team Stadler FC opstoten naar de Hongaarse en vervolgens de Europese top en kocht Hongaarse, Russische, Oe kraïense en Roemeense spelers bij de vleet. Toen Stadler FC in 1994 de Hongaarse eredivisie bereikte, ontbrak alleen een goed stadion. In eerste instantie wilde Joschka zijn ploeg in bestaande stadions in belendende steden laten spelen, maar hij kreeg geen medewerking van de lokale autoriteiten. Dus be sloot hij in 1994 een eigen stadion te bouwen in zijn geboortedorp. Dankzij de spontane medewerking van tientallen dorpsgenoten die met tractoren en graafmachines meehielpen bij de bouw, verrees in luttele maanden een pracht sta dion op de poesta. De bouwkos ten, een miljard forint (toentertijd zo'n 15 miljoen gulden), betaalde Joschka geheel uit eigen zak. Vijf jaar later staat Joschka's in be ton gestolde droom leeg. Het sta dion zelf is buiten het faillisse ment gebleven omdat de slimme zakenman het tijdig op naam van zijn drie kinderen wist te zetten. Volgens een goed geïnformeerde Hongaarse sportjournalist („Je hebt het niet van mij") is een in de bar van het vroegere spelershome ondergebracht bordeel de enige activiteit van betekenis in het Stadler Stadion. Dat AC Milan er ooit nog zal spe len, gelooft zelfs Joschka niet meer. Maar toch. „We waren er dichtbij. We kwamen nog een stuk of vier, vijf echt goede spelers te kort. Dan waren we geheid kampi oen van Hongarije geworden en zouden we internationaal voetbal hebben gespeeld." Joschka's droom - en die van vrij wel heel Akaszto - is over. Maar desondanks kan de aan de grond geraakte miljonair geen kwaad doen in zijn geboortedorp. „Hij heeft alles uit eigen zak betaald. Hij heeft hier nooit ook maar om een cent gebedeld", zegt burge meester Itstvan Danis. De oude klasgenoot van Joschka houdt zich aanvankelijk op de vlakte, want 'er is al zo veel onzin over Joschka en Akaszto geschreven'. Maar aan het eind van het gesprek wil hij wel kwijt dat hijzelf - als privépersoon - in 1994 ook de handen uit de mouwen heeft gestoken bij de bouw van het stadion. „Joschka is een gouden vent. Hij heeft iedereen hier altijd keurig betaald", zegt een andere dorps genoot van Joschka. Ook hij wil geen kwaad woord horen over de aan de grond geraakte miljonair. „Joschka is geen oplichter die met miljoenen dollars naar het buiten land gevlucht is. Hij heeft hele maal niets meer. Hij heeft Akaszto op de kaart gezet en dank zij hem hebben we een van de mooiste stadions van heel Hongarije." Een stadion waar het hele dorp met gemak vijf keer in kan en waar waarschijnlijk nooit meer op ni veau gevoetbald zal worden. Maar AC Milan was er bijna geweest en daarop zal men in Akaszto over drie generaties nog trots zijn. HANS GERTSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 50