Een zondagskind in de wetenschap
ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1999
Piet Borst: 'Mensen blijven hopen op een wonder'
De gedachte aan het labo
ratorium maakt in Piet
Borst zoete herinnerin
gen wakker. „Ik ben gefascineerd door
de wetenschap, vooral door het werk
in het laboratorium. Het is mooi als je
werk goed loopt. Dan krijg je veel
waardering. Je mag samenwerken met
de beste onderzoekers van de wereld.
Dat is inspirerend. Toponderzoekers
zijn altijd breed georiënteerd. Dan is er
het wachten op de uitkomst van proe
ven. De koffiehoek en gesprekken over
onderzoeken. Maar ook het gerinkel
van de machines waarin de Epjes
(buisjes van het merk Eppendorfer-
.red.) worden geschud. En die geur."
Voor een wetenschapper geniet
Borst (geen familie van de minister van
volksgezondheid) veel bekendheid.
Dat komt door zijn bestuurlijke activi
teiten maar zeker niet minder door
zijn prikkelende columns in NRC Han
delsblad, waarin hij zich een fel verde
diger toont van zuivere wetenschap.
Die columns zijn nu gebundeld in 'De
vioolspelende koe en andere muize
nissen'. „De maatschappij staat steeds
meer in het teken van technologie en
wetenschap. Het is jammer dat men
sen zich juist nu afzetten tegen de we
tenschap. We moeten verder met ob
jectieve feiten. Uit de politiek komt
niet veel steun. Daar zitten veel men
sen die rechten hebben gestudeerd of
sociale wetenschappen.
Zeker in een welvarende maatschap
pij als de onze is men heel conserva
tief. Mensen hebben angst voor een
technologische toekomst, zoals geneti
sche modificatie van plant of dier. De
tolerantie voor risico's van buitenaf, is
heel klein geworden. Het is van groot
belang dat onderzoekers de maat
schappij uitleggen wat ze doen en wat
de betekenis is voor de maatschappij.
Wie dat niet doet, komt zichzelf te
gen."
Nu hij met z'n 65ste afscheid moet
nemen van zijn banen bij het Neder
lands Kanker Instituut en het AMC, is
hij zeker niet van plan zijn levensdoel
op de golfbaan te vinden. „Ik heb heel
lang nagedacht of ik nu iets heel an
ders zou moeten gaan doen. Maar be
stuurlijke functies trekken mij minder.
Mijn doel was altijd het onderzoek, al
besef ik heel goed dat je condities
moet scheppen om dat onderzoek mo
gelijk te maken. Daarom heb ik mij
niet onttrokken aan bestuurlijke ne
venbaantjes, naast mijn onderzoek."
Nu gaat hij weer volop terug naar
het NM-laboratorium. Bang dat hij als
Hij is een beetje het zondagskind in de Nederlandse medische wetenschap: biochemicus prof. Piet Borst
(65). Binnenkort neemt hij afscheid als wetenschappelijk directeur van het Nederlands Kanker
Instituut. Eerder al zegde hij het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam vaarwel De onderzoeker
blijft echter als columnist de wetenschap tegen pseudo-wetenschappers en alternatieve genezers
verdedigen. „Mensen zijn niet gelukkig, ze zijn moe, ze hebben spierpijn. Daar willen ze een oorzaak
voor vinden. Ze willen een wonder.Komende woensdag is Piet Borst een van de hoofdsprekers bij de
viering van het vijjiigjarig bestaan van het Koningin Wilhelmina Fonds.
oudere te weinig creativiteit bezit - een
gedachte die vooral in de natuurwe
tenschappen heerst - is hij niet. Vooral
in het biologisch onderzoek zit veel or
ganisatorisch werk met soms opmer
kelijke uitkomsten. Het menselijk ge
noomproject bijvoorbeeld, het in kaart
brengen van de genen van de mens,
zal nog veel verrassingen opleveren.
„Op de Amerikaanse Harvard-uni-
versiteit hebben ze de maximumleef
tijd voor onderzoekers geschrapt. En
die was al zeventig. Dat leidt zo lang
zamerhand tot personeelsproblemen.
Die wetenschappers willen niet weg.
Die willen helemaal niet golfen. Die
willen onderzoeken."
Lichtend voorbeeld
Het woord toéval ligt Piet Borst in de
mond bestorven als hij zijn leven in de
wetenschap overziet. Maar wat is toe
val als je uit een gezin komt waar je va
der dokter/onderzoeker was en je
moeder de kunstzinnige kant van het
leven belichaamde?
„Mijn vader was een charismatische
man. Een meeslepende dokter en on
derzoeker met een geweldig hart voor
zijn patiënten. Een lichtend voorbeeld,
al heeft hij nooit gezegd dat ik dokter
moest worden. Maar vanzelfsprekend
was het wel. Geneeskunde was het
mooiste vak en het klinisch onderzoek
het mooiste werk wat er is. Een roe
ping.
Maar hij was bovenal een goede arts.
Op zijn 65ste sprong hij nog op de fiets
om bij een patiënt langs te gaan in het
Binnengasthuis. Ook was hij net als ik
gefascineerd door hoe dingen in elkaar
zitten. Het was voor mij eigenlijk van
zelfsprekend dat ik hem als dokter
achterna zou gaan, maar door allerlei
toevalligheden bleek ik meer geschikt
voor het fundamentele onderzoek."
De belangstelling van Piet Borst
bleef niet steken bij de artsenij en de
wetenschap. Zijn moeder had ooit het
ideaal gehad een septet te vormen. Het
werd iets minder. De jonge Piet leerde
de cello te bespelen en musiceert nu
nog steeds in een familietrio.
„Ik beleef ontzettend veel plezier
aan klassieke muziek. In mijn studie
tijd bracht ik ook veel tijd door in het
Stedelijk Museum en als lid van het
Studententoneel heb ik in alle grote
zalen van Amsterdam gestaan, tot Car
ré toe. Het was een heel intensieve tijd.
Ik was ook nog redacteur van het toen
nog beroemde Propria Cures met Re-
nate Rubinstein, Aad Nuis, Joop
Goudsblom en Jan Eikelboom."
Als student ontwikkelde hij een lief
de voor het essay, maar ook een ro
man mag hem bekoren. „Ik zit alleen
zo krap in mijn tijd. Een boek moet
echt mooi en goed geschreven zijn. Ik
begin altijd in het midden om te zien
of het boeiend genoeg is. Detectives
lees ik niet. Die zijn nooit goed ge
noeg."
Maar al die activiteiten bleven en
blijven bijzaak. Hij speelde goed ten
nis, golf, redelijk goed cello, maar niet
goed genoeg om er zijn brood in te
verdienen. Volgens zijn zeggen schrijft
hij moeizaam. Het gaat meer om de
inhoud dan de vorm. Het is nog immer
een zaak van schaven en bijschaven
voordat een artikel naar de drukker
kan. Maar de inhoud doet vaak vol
doende stof opwaaien.
Kwakzalvers
Borst haalt geregeld uit naar alternatie
ve genezers. Kwakzalvers zijn het vol
gens hem, bedriegers. Hij neemt in de
maatschappij een groeiende behoefte
waar aan alternatieve genezers, aan
mensen die de serieuze wetenschap in
haar hemd zetten. „Dat komt voort uit
rancune over de ingewikkeldheid van
sommige takken van de wetenschap.
Ik heb dat zelf ook wel een beetje als ik
de theoretische natuurkundigen hoor.
Moet dat nu zo ingewikkeld? Het lijkt
wel of ze proberen mij er buiten te
houden. Die gedachte gaat bij sommi
ge goed opgeleide mensen overheer
sen. Juist mensen die hun leven in het
algemeen zelf goed kunnen regelen,
zoeken hun heil in pseudo-weten-
schap.
De propagandisten van de alterna
tieve geneeswijzen zijn meestal boven-
modaal opgeleid. Er bestaat bij hen
wantrouwen. Wij zouden het ingewik
kelder maken dan nodig is. Dat is vaak
ook zo, omdat niet alle onderzoekers
goed uit kunnen leggen waar ze mee
bezig zijn. Dan komt die argwaan. Als
er dan een goeroe komt die zegt dat je
kanker krijgt door verkeerde voeding,
dan is dat een aantrekkelijke gedachte.
Voor mensen is het heel moeilijk te
accepteren dat het menselijk lichaam
niet perfect is. Maar het is niet perfect.
Het is goed genoeg. Het kan zorgen
voor de voortplanting. Voor de evolu
tie hoefde het niet beter. Het is niet
slijtvast. Het hoeft niet zonder pijn
voor ons voortbestaan."
Geluk
Borst ontmoette eigenlijk bij toeval de
jonge Britse biochemicus Slater. Die
bood hem werk tijdens de lange
wachttijd tussen zijn studie en assis
tentschap. Daardoor kon hij zich volle
dig op het laboratoriumwerk storten.
En dat viel Slater op. Midden in zijn
assistentschap kwam Slater weer bij
hem. Een medewerker had hem in de
steek gelaten en nu was er ruimte voor
een nieuwe.
„Ik vond Slater heel goed. Het is heel
belangrijk dat je mensen hebt die je
kunnen inspireren. Het was een suc
cesvolle periode. Ik had geluk en ont
dekte heel interessante dingen. Daar
door kon ik promoveren tussen mijn
assistentschappen door."
Toch werd Piet Borst in eerste in
stantie gewoon arts. Hij spreekt er nog
met liefde over. Alleen bleek de jonge
dokter wat te veel belangstelling te
hebben voor die ene lastige patiënt en
veel minder voor de hele zaal met der
tig patiënten. Hij zocht in de biblio
theek naar oplossingen voor die ene
patiënt en ontdekte zijn aanleg voor
het zoeken naar het onbekende, iets
dat hem veel meer lag dan het toepas
sen van het al bekende.
De huidige nadruk op toegepast on
derzoek bevalt Borst allerminst. „Dat is
niet goed voor de maatschappij. Nieu
we toepassingen moeten voortkomen
uit nieuwe inzichten. Er moet een
kweekvijver zijn waar vissen de tijd
krijgen groot te worden. In de serieuze
industrie realiseert men zich dat wel.
Maar het kan alleen maar in een aca
demische omgeving. Als men zich daar
ook toelegt op directe toepassing zijn
we op de verkeerde weg."
Zijn belangstelling voor fundamen
teel onderzoek bracht hem naar Ame
rika. Hij deed er onderzoek in het la
boratorium van de van oorsprong
Spaanse Nobelprijswinnaar Severo
Ochoa. „Dat was een echte statige
Spanjaard, zo weggelopen uit een
schilderij van El Greco. Later heb ik ge
merkt dat hij in Spanje zo'n beetje als
een god werd geëerd. Daar liep Don
Severo op hoge leeftijd nog altijd rond
met die imponerende rechte rug.
Na zijn post-doc wilde Borst endo-
crinoloog worden in Leiden. Het over
leg over zijn opleiding verliep echter
wat stroef en weer schoot Slater te
hulp, nu met een baan als lector in
Amsterdam en zo belandde hij defini
tief in de biochemie. „Ik heb nooit om
gekeken met spijt. Maar dat zou ik ook
niet hebben gedaan als ik specialist
was geworden in Leiden. Mijn medi
sche vooropleiding is later heel nuttig
gebleken in mijn functie als weten
schappelijk directeur van het NKI/An-
toni van Leeuwenhoekziekenhuis."
Feiten nodig
Op de vraag of hijzelf nooit in de ver
leiding zou kunnen komen zijn heil te
zoeken bij een kwakzalver in geval van
een ongeneeslijke ziekte, antwoordt hij
heel resoluut: „Nee. Ik weet je wat
daarvan kunt verwachten. Niets. Ik
vind het wel begrijpelijk dat mensen
zich aan iets vastklampen. Mensen
blijven hopen op een wonder. De re
guliere wetenschap biedt geen wonde
ren. Daarom zal er altijd kwakzalverij
blijven, net zoals in de Middeleeuwen.
Het verschil tussen nu en de Middel
eeuwen is dat we nu harde gegevens
kunnen verzamelen. Helaas zijn er ge
voelige kwesties, zoals het lekken van
siliconen uit borstimplantaten. Dat
geeft lokale borstproblemen, maar er
wordt een geweldige ophef gemaakt
over aantasting van het afweersys
teem. Dat klopt gewoon niet. Er zijn
nu harde gegevens die aantonen dat
die siliconen de afweer geen kwaad
doen, maar er is een hele kongsi die
belang heeft bij een andere uitkomst.
Mensen zijn niet gelukkig, ze zijn
moe, hebben spierpijn. Daar willen ze
een oorzaak voor vinden. Advocaten
worden betaald om die te zoeken.
Maar we leven niet in de Middeleeu
wen. Wij zijn bij veel dingen in staat
vast te stellen wat wel en niet waar is.
Willen we dat de huidige maatschappij
blijft functioneren, dan zijn methoden
voor het vaststellen van feiten nodig.
De wetenschap biedt die.
Er is de werkelijkheid die los van ons
bestaat. De bomen die daar staan,
staan er. Dan heb je niets aan mensen
die daar twijfels over zaaien met ver
nuftige redeneringen. Meer kennis van
de natuur maakt haar alleen maar
schitterender. Hoe het heelal werkelijk
in elkaar zit, hoe cellen echt op elkaar
in werken, dat is toch veel boeiender
dan al die flauwe verhalen?"
NICO HYLKEMA
Piet Borst: „Mensen zijn niet gelukkig. Ze zijn moe, ze hebben spierpijn."
FOTO GPD'ROLAND DE BRUIN