Aafje Heynis:
'De ziel moet spreken'
r»
ZATERDAG 17 JULI 19
Een pot verse thee, een
schaaltje chocola onder
handbereik en de kat in de
gordijnen. Een rustig
bedoeld gesprek kent een
licht onstuimig begin.
Maar als Aafje Heynis
eenmaal het speelse jonge
dier weer op de grond
heeft gezet, komt de
stroom verhalen toch op
gang. „Eigenlijk heb ik
niets te vertellen, alles is al
een keer ergens gezegd.
Niettemin heeft de alt nog
veel te melden. Over haar
Zaanse wortels, haar
carrière en het wonder van
de cd's die jaren nadat ze
stopte met zingen opeens
in brede lagen van de
bevolking worden
verkocht. Misschien wel
door het gevoel dat bij het
zingen naar buiten komt.
Aafje Heynis: „Ik ben gelukkig in mijn wortels."
FOTO GPD JOOP BOEK
r^p j^ai
lamour is mij
vreemd", zegt ze.
„Toch had ik een be-
rMp baarbij dat vaak noodzaak is. Maar ik
vind dat je rustig gewoon kunt blijven doen."
Misschien dat ze daarom in 1969 zo abrupt
kon stoppen met zingen. Zo maar, van de
ene op de andere dag. Haar laatste optreden
gaf ze in Zaandam, in de wereld waar ze op
groeide, waar ook haar carrière begon. En
daarmee was de cirkel rond. „Maar dat is
puur toeval." Haar man was ernstig ziek en
daarmee leek plezier uit het optreden te zijn
verdwenen. Ze besloot iets anders te gaan
doen. Ze ging les geven aan jonge zangers en
doet dat nog steeds. Ook de groten uit het
vak, zoals Charlotte Margiono, komen regel
matig bij haar langs in Blaricum voor een
'opfrisbeurt'. Onlangs werd ze 75.
En opeens, daar was het wonder. Een
reeks oude opnamen, bij die gelegenheid
verschenen op de cd Dank sei dir Herr, ver
kocht tot ieders verrassing harder dan gehei
de kassakrakers als Jantje Smit en André Ri-
eu. Kort na elkaar ontving ze twee gouden
platen. De gemeente Zaanstad kon dan ook
niet achterblijven. Op 27 juni kreeg ze daar
de Cultuurprijs 1999. Het werd tijd.
De reden van de hernieuwde belangstel
ling? Ze zou het zelf niet weten. Misschien
omdat het publiek in haar stem iets puurs
herkent, iets oprechts, iets warms? Luister
naar Erbarme dich uit Bachs Matthaus Pas
sion, of Dank sei dir Herr van Handel, dat -
terugblikkend - een aantal belangrijke mo
menten in haar leven markeert. Luisteren
naar die stem is een beetje als thuiskomen in
een oude, bekende, veilige omgeving. Een
verklaring die ze zelf wat argwanend lijkt aan
te horen.
Ondersteboven
„Tja, als u dat zo zegt... Zelf heb ik geen idee.
Misschien vindt ook de jeugd dat muziek
niet altijd zo hard hoeft, zodat de muziek zélf
weer aan bod komt. Ik heb die nieuwe cd
hier liggen maar ik heb ze nog niet beluis-
Een leven lang 'Dank sei dir Herr'
terd. Hoeft ook niet, want ik kan de opna
men toch niet meer veranderen. Het is ge
weest. Maar ik ben dankbaar en ontroerd dat
de mensen nu nog zo blij zijn met die cd.
Het is toch het publiek dat hem koopt. Ik
ben echt ondersteboven van al die waarde
ring in deze tijd waarin alles zo snel gaat."
Het klinkt allemaal heel nuchter. Maar dan
legt ze uit dat bij het zingen de ziel moet
spreken, dat het alles te maken heeft met ge
voel. Met emotie die dan naar buiten be
hoort te komen. En dat die emotie schuilt in
de wortels, in de jeugdjaren waarin de mens
wordt gevormd. Die tijd was voor haar niet
makkelijk, maar wel goed. „We waren arm.
Dat was niet zo heel erg, want dat waren
mijn vriendinnetjes ook. We woonden in de
Zaanstreek, overal, we zijn zeker zo'n twaalf,
dertien keer verhuisd. Telkens als mijn moe
der zich ergens niet meer op haar gemak
voelde, zocht mijn vader een andere wo
ning."
Ze vertelt hoe hij zijn uiterste best deed
om haar en haar zusje een mooie jeugd te
bezorgen en dat ze beiden opgroeiden in de
„hoogstaande eenvoud van een arbeidersmi
lieu. Vader was buschauffeur. Maar hij repa
reerde als het moest ook de schoenen van
mijn zusje en mij. En als we fietsen nodig
hadden, zorgde hij ervoor dat we die kregen.
Oude fietsen, die hij dan zelf opknapte. En
op hoogtijdagen aten we gerookte paling.
Heerlijk, met die gekruimelde beschuit op de
gesmolten boter."
De middelbare school, de hbs, vond ze
voor zichzelf te hoog gegrepen. In plaats
daarvan leerde ze al vroeg wat werken was.
Ze werd dienstmeisje, onder meer bij een
streng christelijk gezin in Westzaan, dat op
zondag drie keer naar de kerk ging en waar
de mevrouw haar op een maandagochtend
dolblij verwelkomde: ze had de hele zondag
al naar een propje papier zitten kijken en of
Aafje dat even kon opruimen. Want op zon
dag zelf even dat propje weghalen, dat was
immers werk. Toch kon Aafje daar wel res
pect voor opbrengen. Vervelender was het
dat ze soms wel heel duidelijk het verschil in
stand moest voelen.
De muziek leerde ze kennen nadat haar ou
ders een psychometrische avond hadden be
zocht. Daar was iemand die een foto van de
beide zusjes bekeek en voorspelde dat hun
dochter Aafje voor volle zalen zou komen te
staan en dat ze de zeeën zou oversteken. „Ze
zouden er daarom goed aan doen een in
strument voor mij te kopen. Mijn ouders
hebben toen een orgel voor me opge
spaard."
Toen bij de zangvereniging in Krommenie
haar bijzondere alt begon op te vallen en di
rigent Mienes haar naar de zangpedagoge Jo
Immink stuurde, begon inderdaad het echte
muzikale leven van hun dochter Aafje. In
1946 ging ze naar het conservatorium in Am
sterdam waar ze les kreeg bij Aaltje Noorde
wier. Daarna ging ze zo snel mogelijk aan de
slag. „Dat was ik verplicht aan degenen die
financieel aan mijn studie hadden bijgedra
gen. Uiteindelijk geloof ik dat ik in alle ker
ken van de Zaanstreek wel eens heb gezon
gen. Maar waar mijn eerste optreden was? In
een lief klein kerkje, ik geloof in Krommenie-
dijk.
Mijn vader bracht mij erheen, achterop
zijn fiets. De dominee hield er een preek en
ik zong daar Dank sei dir Herr. Het publiek
was uitgelaten en bedankte me dat ik pro
deo had gezongen. Geen idee wat dat bete
kende. Volgens het woordenboek betekende
het letterlijk 'voor God'. Maar ze bedoelden
natuurlijk dat ik voor niks had gezongen,
gratis. Ik was boos, natuurlijk had ik voor
God gezongen. Niet voor het geld."
Haar geboortestreek, ze praat er graag
over. „Dat teruggaan in die tijd ontroert me.
Maar van 'mijn' Zaanstreek is nu niets meer
over. Ik herinner me die kleine groene hou
ten huisjes, het kabbelende water van de
Zaan. Maar die herinneringen zijn ook
schrijnend. Ik heb er mijn vader jong verlo
ren, 58 was hij pas. Ik woon nu in Blaricum,
maar ik ben toch nog genoeg aan de Zaan
verknocht om even te overwegen ook daar
later te worden begraven.
Ik ben niet bang voor de dood. Want ik ge
loof niet dat het leven dan voorbij is. Kijk
maar naar de natuur. Daar komt het leven
ook steeds weer terug. Toch ben ik niet reli
gieus opgegroeid. Mijn vader geloofde niet,
maar mijn moeder zei wel dat er volgens
haar een God was. Mijn vader kon zich dat in
een wereld met zoveel ellende niet voorstel
len. Ik begrijp dat wel. Toch zag hij zelf later
dat het leven misschien een leerschool was
waar je moet ontdekken wat goed is en wat
kwaad. Een gezegde als 'Wat gij niet wilt dat
u geschiedt, doe dat ook een ander niet', dat
is voor mij absoluut waar."
Vervoering
„Zelf geloof ik niet in een God die op een
troon zit. Hij zit in onze naaste. God is inspi
ratie. Hoe zou een Michelangelo anders zul
ke allesomvattende kunst hebben kunnen
maken? God is een alomvattende liefdes
kracht. Als ik dat niet zou geloven, had ik
nooit kunnen zingen. Je zingt immers uit de
vervoering die in je leeft. Het talent daarvoor
krijg je van God, niemand hoeft zich daar op
te laten voorstaan. Maar je moet er wel zui
nig op zijn en ermee werken. Dat is je op
dracht."
En dat heeft ze gedaan. Talloze opnamen
vormen het bewijs. „De platenmaatschappij
zou ze zo weer opnieuw kunnen uitbren
gen." Ze is opgestaan om een kast te openen
waarin een grote collectie langspeelplaten
schuilgaat. De een na de ander trekt ze te
voorschijn. Noemt de opname en laat hem
dan op een stoel achter haar neerploffen.
„Hier, Rosamunde met Haitink. En dit: ge
wone kinderliedjes. Ik weet zeker dat er
vraag naar is."
De namen buitelen over elkaar heen: be
geleiders als Johan van den Boogaard, Felix
de Nobel, Erwin Gage, Pierre Palla, Cor Kee,
Piet Kee. En dirigenten als Lex Karsemeijer,
Eugen Jochum, Otto Klemperer, Eduard van
Beinum, met wie ze de Altrapsodie van
Brahms opnam, en natuurlijk Bernard Hai
tink. Klinkende namen op grote glanzende
hoezen. „Of deze: Orfeo, met Pieter van den
Berg onder leiding van Anton Kersjes.
Inderdaad, opera. Ik krijg nog steeds een
feestelijk gevoel als ik daaraan terugdenk. Ik
had dat ook veel meer willen zingen, al heb
ik nog wel meegedaan aan wat kameropera's
met onder anderen collega's als Ema Spoo-
renberg, Annette de la Bije en Hans Wilbrink.
Enig, ook dat toneelspelen dat erbij hoort.
Maar daar stond ik toen nog niet zo bij stil.
En ach, zo veel alt-rollen zijn er nu ook weer
niet. Opera heb ik destijds dus nooit zo heel
erg gemist. Het kwam er gewoon niet van.
Ik had trouwens al te veel oratoria gezon
gen om nog voor opera te worden gevraagd.
Je hebt dan een stempel. Zo sterk dat je
wordt vereenzelvigd met dat geestelijke re
pertoire. Je maakt dan zelfs mee dat mensen
het je kwalijk gaan nemen als je ook nog zo
iets 'werelds' als opera doet. Over die rol in
Orfeo heb ik nota bene een ijskoude brief
van een christelijke juffrouw gehad, die vond
dat ik me daarmee op een hellend vlak begaf.
Waarom dat onderscheid! Hoeveel opera's
heeft Handel niet geschreven, naast zijn ora
toria?
Ach, ik heb zo veel meer gezongen. Van
Mahler onder meer Das Lied von der Erde,
zijn tweede symfonie en de Kindertotenlieder
Al kost het je de grootste moeite om dat
met droge ogen te volbrengen. Maar daar
moet je dan toch doorheen. Je voelt dan de
opstandigheid van de vader in de componist
Mahler als hij de wanhoop over de dood van
zijn kind laat blijken. Ik ben dan een echte
romantica. Wat je zingt moet oprecht zijn,
doorleefd. De ziel moet spreken. Uiteindelijk
geldt dat ook voor schrijvers.
Ik vind het dan ook flauwekul, dat je daar
naast geen opera zou kunnen zingen. Opera
geeft het leven weer zoals dat wordt geleefd.
Zo vind ik popmuziek ook leuk en ik hou ook
van jazz. Maar dat zal ook wel niet mogen.
Zo gaat dat soms. Ik heb zelfs nog meege
maakt dat we een concert zouden geyen in
een dorpje, een lieve, wat geïsoleerde ge
meenschap ergens in de buurt van Goor en
dat tevoren de mensen bij wijze van spreken
werden gewaarschuwd het wasgoed binnen
te halen, want de circuslui kwamen er aan."
Eigen stijl
Toen Aafje Heynis haar opnamen van Bach,
Handel, Gluck en andere tijdgenoten maak
te, moesten dirigenten als Harnoncourt,
Brüggen en Koopman nog aan hun baanbre
kende zoektocht naar de oorspronkelijke
muziekpraktijk van Bach en zijn tijdgenoten
beginnen. Maar haar eigen stijl staat ver bo
ven elke muzikale richting. Dirigenten en
opvattingen, ze heeft er heel wat meege
maakt en het lijkt of ze wat medelijden met
ze heeft. „Het lijkt me niets prettig om diri
gent te zijn. Ze moeten steeds maar weer
met nieuwe visies zien te komen.
Eerlijk gezegd heb ik genoten van de ma
nier waarop Riccardo Chailly dit jaar in Am
sterdam de Matthaus Passion leidde. Die op
zich al onsterfelijke muziek en dan met die
door hem ook zo intens gemeende expressie.
O, wat had ik graag met Chailly willen wer
ken. Ik vind hem zo'n oprecht wezen met die
mooie bruine ogen. Ik heb dat stuk zelf zo
vaak gezongen en dat deed ik toen heel an
ders, maar je moet nu eenmaal verder.
Natuurlijk zou ik die Matthaus Passion nu
heel anders zingen, het muziekleven mag
immers niet verstarren, dat moet in bewe
ging blijven. Ik ben in Wenen op een be
graafplaats geweest, waar ze allemaal bij el
kaar liggen, al die grote componisten. Dan
besef je dat ook zij komen en gaan, maar dat
hun muziek blijft. En die moet je blijven spe
len, op jouw manier. Maar zonder er een
noot aan te veranderen.
Wat Ton Koopman bij voorbeeld doet met
de Matthaus Passion is prachtig. Hij hanteert
het ideale tempo. Hij laat Bach vloeien, zoals
het hoort. Want die muziek heeft dynamiek,
die breng je niet tot leven als je de snelheid
hanteert van een slak op een teerton. Bij zo'n
oratorium over Christus denkt iedereen met
een aan 'eerbied', maar als je weet wat er in
dat verhaal gebeurt moet je het af toe kun
nen uitschreeuwen.
Bij Chailly gebeurde dat. Ik hoop dat hij de
Matthaus Passion vaker gaat uitvoeren, al
heb ik respect voor Mengelberg met zijn
langzame tempo. In zijn dagen hadden de
mensen nu eenmaal meer tijd. Maar tegen
woordig wordt er werkelijk prachtig muziek
gemaakt. En het publiek is zo hoogstaand, er
wordt echt geluisterd. Vroeger kon je in een
zaal domweg worden weggehoest."
Internationaal
De carrière van Aafje Heynis was internatio
naal. Ze reisde door heel Europa en India en
trad op voor vorstenhuizen, „wat het zingen
op zich niet anders maakte." Een hoogte
punt was de grote tournee door Indonesië,
Arjan Blanken en Annette de la Bije waren
erbij en Laurens Bogtman. „De confrontatie
met die totaal andere leefWijze, de dieren en
de bloemen daar, heeft werkelijk een stem
pel op mijn leven gedrukt.
Je stond dan 's avonds te zingen, ergens
op Sumatra voor een Nederlands publiek in
een aan de zijkanten open ruimte en dan zag
je buiten in het donker al die glinsterende
ogen van de bevolking oplichten. Die moch
ten daar niet binnen, maar ze bleven toch
luisteren. Ik vond dat erg, dat onderscheid.
Als je daar bent geweest en je hebt dat alle
maal gezien, heb je hier eigenlijk niets meer
te wensen."
Het verband met haar jeugd in haar Zaan
streek, „die aan elkaar geplakte rij dorpen",
met dat verschil tussen arm en rijk, is dan
vanzelfsprekend al snel gelegd. De oprechte
eenvoud van het leven, het verschil tussen
arm en rijk en de kansen die ze niettemin
kreeg. „Ik voel me nog steeds vervuld van
wat mijn ouders voor me hebben gedaan.
Dus als ik alles over moest doen? Dan graag
weer op die manier. Want ik ben echt geluk
kig in mijn wortels."
HANS VISSER