'We zitten behoorlijk
ongelukkig in elkaar'
ZATERDAG 17 JULI 199S
Ton Vorstenbosch ('ergens in de veertig') hielp bijna een jaar geleden zijn
levenspartner Guus Vleugel bij diens euthanasie en vierde kort daarna
successen met het toneelstuk over koningin Wilhelmina. Hij werkt nu
aan een vergelijkbaar stuk over Annie M.G. Schmidt, terwijl de liefde van
zijn leven vanaf foto's over hem waakt. ,,Het is nog altijd niet
gemakkelijk. Ik zit tussen het gevoel er zelf ook maar mee op te houden
en de durf om door te gaan.
Ik hield niet van foto's, en hele-
móal niet van foto's in lijstjes.
Maar nu ben ik opeens een enor-
me lijstjesman. Guus staat overal.
Ik ben net een oude weduwe, ik
doe het allemaal wél. Er is een hele mooie
foto die naast me staat als ik werk en als ik
daarnaar kijk, denk ik wel eens: hé Guus je
kijkt nu toch een beetje anders. Dat is na
tuurlijk een kwestie van lichtval en van mijn
eigen projectie, maar het lijkt net of het echt
is. Ik denk dat ik dat nog heel lang zal heb
ben. Een goede vriendin zei een keer: 'Guus
is wel érg aanwezig'. Ik heb gezegd dat ze
daar maar aan moest wennen.
Het is allemaal zo gevoelig. Er zijn mensen
die de jas van hun overleden partner nog ja
ren aan de kapstok laten hangen. Ik heb vaak
genoeg gehoord van vrouwen die gedag zeg
gen als ze er langskomen. Heb ik wel eens
gebruikt voor een toneelstuk, maar dat mens
in dat stuk groet er dan drie! Ja, ik heb altijd
wel een soort zwarte humor gehad. In be
paalde dingen was ik harder dan Guus, hoe
wel hij de naam had vilein te zijn en ik veel
minder. Maar Guus was een van de leukste
mensen die ik» ooit heb ontmoet. (Met de
stem van Wilhelmina:) Mijn baste jeare heb
jk moge doorbrangen met de luikste man die
er was.
Het is heel snel met 'm gegaan. Goed be
schouwd in twee en een halve week. Hij had
wel eens een pijntje, kwakkelde wel vaker
met zijn gezondheid, maar ik dacht altijd aan
de oude wijsheid dat de kreupele iedereen
overleeft en ik me ver voor het mijn tijd was
te pletter zou roken. Bovendien was Guus
erg jeugdig. De laatste tijd had hij wel wat
meer last, vooral van zijn spieren. Daarvoor
ging hij naar de fysiotherapeut. Die zei: Je
bent zo warm op je rug. Nou, zeiden Guus
en ik tegen elkaar, dat- had Annie M.G.
Schmidt ook altijd, dus waar zouden we ons
zorgen om maken? Maar die therapeut vond
het toch beter dat er foto's werden gemaakt.
Toen dacht ik nog niet dat het die kant op
zou gaan. Tot we bij de specialist zaten en hij
de uitslag had. Toen was het wel meteen
duidelijk: Guus had longkanker. Volgens de
specialist zou hij met een chemokuur nog
anderhalf a twee jaar kunnen leven en zon
der nog één a twee maanden.
Guus wilde alleen maar naar huis, hij wil
de geen gedoe meer. Hij koos onmiddellijk
voor de consequentie. Hij heeft zich niet
vastgeklampt aan een levensdrift, niet van: Ik
lééf, ik lééf. Hij vroeg zich juist af: waarvoor?
Al was hij daar op sommige momenten wel
ambivalent in. Ik vond hem overwegend ont
zaglijk dapper. Op de bewuste avond heeft
hij nog even naar Nova gekeken omdat het
over Srebrenica ging en daarna heeft hij het
bewuste flesje leeggedronken. Ik heb hem
geholpen, ja natuurlijk, hij kon bijna niets
meer. Ik heb dat flesje uit de koelkast ge
haald. Voor mijn gevoel assisteerde ik bij een
soort suïcide, maar hij deed het natuurlijk in
principe zelf. Hij had best kunnen zeggen
dat we nog een paar dagen- moesten wach
ten, maar hij had altijd een enorm gevoel
voor timing. Hij had ook gezien dat ik aan de
rand van de uitputting zat. Niet dat we er
aan toe waren om afscheid van elkaar te ne
men, maar wel dat de vraag moest worden
gesteld of je nog een soort van waardigheid
wilt behouden. Het was duidelijk dat Guus
niet meer beter zou worden, dat het steeds
slechter ging. Het lichamelijk lijden was met
medicijnen nog wel enigszins te dempen,
maar het psychisch lijden werd steeds groter
en daar kun je heel weinig aan doen.
Ik heb die laatste tijd voor hem gezorgd
zoals je normaal niet doet. Ik heb alle bijwer
kingen van medicijnen leren kennen, ik heb
een snelcursus in stervensbegeleiding gehad.
Het vervelende was dat we die euthanasie
pas op het laatste moment hebben geregeld,
al die papieren en gesprekken met de arts. Ik
moet zeggen dat we daarbij wel alle mede
werking hebben gekregen, maar achteraf
vind ik dat je dat soort dingen beter kunt re
gelen als er nog niks aan de hand is - dan
kun je meer voorzorg nemen. Ik ben nu in
principe alleen, en als mij wat overkomt
moet ik maar afwachten of mijn vrienden
komen opdagen. Als ik niets regel, ben ik de
speelbal van het lot. Je kunt beter zorgen dat
er iemand is die voor je gaat staan. Guus en
ik hadden geregeld dat als het anders zou lo
pen, de arts Guus' leven zou beëindigen.
Euthanasie zit nog steeds in de justitiële
sfeer en ik. denk dat dat niet zo gek is, als je
het maar met de nodige souplesse blijft han
teren. Bij ons is de officier van justitie wel
langs geweest, maar alleen om te controle
ren of alles naar behoren was gedaan, of de
wilsbeschikking was getekend en of de be
handelend arts akkoord was. Ook als dat niet
het geval was geweest, zelfs als ik er twintig
jaar cel voor had gekregen, dan had ik het
ook gedaan hoor. Geen momerit getwijfeld.
Er is een anti-euthanasie-beweging, die
vindt dat mensen door euthanasie de trage
die van het leven missen. Wie ben jij om dat
te zeggen als iemand ligt te creperen?!
Het is altijd mysterieus, hogere chemie, als
een relatie tussen twee mensen goed gaat.
Wij leerden elkaar kennen toen Guus in een
periode van zware depressiviteit zat: hij had
zelfs een suïcidepoging gedaan. Ik was in die
tijd ook niet happy, een beetje down. Dat
verdween, alsof mijn leven een soort liftje
kreeg. Dat liftje is nu weg, soms heb ik weer
het gevoel van twintig jaar geleden. Guus
was zeventien jaar ouder, maar wij hadden
een voor élkaar herkenbaar temperament.
Het functioneerde zo goed, zo intensief, dat
we bijna eikaars familie waren. De ene keer
was hij de vader, dan ik weer de broer, alle
rollen zaten er in. Ik weet nog goed dat we in
ons vaste restaurantje zaten te eten en er
twee vrouwen langs kwamen die tegen el
kaar zeiden: 'Kijk, echte liefde. Dat is voor
ons niet weggelegd.'
Het was heel gezellig en veel had natuur
lijk met het werk te maken. Wij konden het
altijd wel ergens over hebben. Onze relatie
zat vooral op het geestelijke vlak, we hadden
een soort LAT in eigen huis. Guus was onge
looflijk op zijn privacy gesteld, we hadden
elk onze eigen kamer. Pas de laatste twee en
een halve week voor zijn dood zijn we inten
sief bij elkaar geweest. Ik geloof niet zo in de
combinatie van trouw en seksuele trouw.
Dat is meer een fundamentalistische hang in
de christelijke en de joodse wereld. Voor ons
was seksuele trouw van een andere orde.
Voor Guus speelde dat overigens zelden, hij
was nogal eenkennig. Een hele enkele keer
gebeurde het wel, dan stond-ie in de kamer
en zei: vandaag ben ik vrij. Ik heb ook wel
buiten de deur gehutseflutst, maar dat gaf
geen problemen omdat we alle twee wisten:
zo leuk als thuis krijgen we het nergens.
Heeft ook te maken met de manier waarop
je aankijkt tegen het begrip mens en slecht
heid. Guus zag het vaak zoals Marcel Proust
de dingen bekeek: als je je illusies in stand
wilt houden, kun je er maar beter niet aan
beginnen. Ik ben meer zoals de Mani
cheeërs. Dat was een onderstroom in de
christelijke wereld die in gebieden rond de
Middellandse Zee werd aangehangen, waar
in men reuze bezig was met het idee dat het
goede en het kwade gelijk zijn. Dat het goede
niet per se zal winnen. In Zuid Frankrijk heb
je dat nog ergens, daar staan dan een altaar
voor het goede principe en een altaar voor
het kwade principe.
Dat geldt voor zowel de individuele mens
als voor het grote geheel waarvan hij deel
uitmaakt. Kijk naar de Balkan, daar zie je die
strijd tussen goede, positieve elementen en
het destructieve op beide niveaus. En het is
niet gezegd dat het goede wint, al is het na
tuurlijk verleidelijk daarvan uit te gaan, zoals
het christelijke geloof, omdat dit hoop biedt.
Er zijn godzijdank ook allerlei impulsen die
nog enige bescherming geven tegen het de
structieve. De NAVO is ontstaan uit de idee
dat de mens in wezen slecht is. Nou, geluk
kig maar dat we niet overgeleverd zijn aan de
vrije krachten.
De Balkan houdt me niet bezig als onder
werp voor een toneelstuk, zoals Srebrenica
dat wel deed. Daar ging het om de dubieuze
rol van Nederland. In Kosovo speelt dat niet.
Met Srebrenica hebben Guus en ik een con
fronterend stuk willen schrijven, ook al was
het misschien slechts toegankelijk voor een
relatief kleine groep. Guus las heel veel, bin
nen- en buitenlandse kranten, tijdschriften,
periodieken, alles wat los en vast zat. Daar
door had hij heel veel kennis over Srebrenica
opgedaan, vooral door verhalen in The Ob
server. Daar stonden al dingen in waarover
Defensie nog steeds geheimzinnig doet, zo
als dat zogehe.ten feitenrelaas waar nu weer
zo'n ophef over is en waarin onder meer
staat dat Nederlandse pantservoertuigen niet
één keer maar zeker tien keer over Moslims
zijn gereden.
Wij voelden aan dat er in Nederland een
grote neiging was om Srebrenica onder het
tapijt te schuiven. Die hele zaak is ontzet
tend gemanipuleerd vanuit Defensie. Die
verdwenen filmrolletjes, dat is toch aller
malst. Defensie heeft het allemaal ontzet
tend onhandig gedaan. Het ministerie vroeg
bij Toneelgroep Amsterdam waarvoor wij
dat stuk hadden geschreven, of ze het moch
ten lezen. Nee, zeiden we, kom maar kijken.
Heeft Defensie een persbericht uitgegeven
dat het niks kon voorstellen. Stond op alle
voorpagina's. Nou, dank u wel.
Srebrenica gaat over het constante van het
menselijk hart. Ambitie, egoïsme, levensdrift
en de grootste van allemaal: verraad. Oooh,
ik ken ze allemaal wel. Ik ben niet de groot
ste verrader die op deze wereld rondloopt,
maar ik zal ook wel eens een steek laten val
len. Ik ben nogal gesteld op loyaliteit en
mensen zijn niet altijd loyaal. Guus was
daarin zelfs op het paranoïde af. Een vrien
din zei eens: 'Daar word je wel heel slim
van'. Komt Proust weer om de hoek kijken.
Proust is echt bijzonder, als je A la recherche
du temps perdu leest, dat is voor je hele le
ven. Dat heeft absoluut invloed op hoe je te
gen het leven aankijkt. Hoe alle onderdelen
functioneren ten opzichte van elkaar. Je
moet niet alleen enkele deeltjes lezen, zoals
L Amour de Swan, maar élles, dan pas zie je
de grote boog. Dat is noodzakelijk en daar
moet je echt de tijd voor nemen, een paar
uur per dag. Het gaat om een jongetje dat bij
de society wil horen, maar gedesillusioneerd
raakt en daarover gaat schrijven. De hoofd
persoon is geen aimabel mens maar een
snob. Toch is het buitengewoon geestig, je
lacht je rot, terwijl het tegelijk een tragedie is.
Maar het komische is in feite genadelozer
dan het tragische. Dan zie je pas echt hoe
onuitroeibaar stupide mensen zijn.
Een karakter hoeft niet per se aardig te zijn.
Als je iets meemaakt met die persoon, krijgt
die toch iets van sympathie. Koningin Wil
helmina: niet om doorheen te komen zo ar
rogant. Ze had de ambitie een grote Oranje
te zijn, wat dat dan ook mag wezen, terwijl
ze voor die ambitie enorm het lid op d'r neus
kreeg. Ze zette het parlement buiten spel,
was een verlicht regent en vond dat iedereen
dat zou moeten willen. Mooi niet. Ze is wel
een mythe geworden, maar door een speling
van het lot, want het zat er helemaal niet in.
Daar had ik een heel gekkig mens van kun
nen maken, maar dan wordt het camp. En
het zou niet terecht zijn, want ze had ook
goede kanten. Als een van de weinigen zag
ze heel goed dat het met de nazi's helemaal
de verkeerde kant op ging. En ze was ook
slim. Je zou kunnen zeggen dat in dit stuk
uiteindelijk het goede wint.
Ton Vorstenbosch en het menselijk hart
In mijn recente toneelstuk Angst en ellende
in het rijk van Kok wint het kwade. Of beter
eigenlijk: het opportunisme. Mensen hebben
meteen door waar ze moeten zijn. Ik begrijp
het ook allemaal wel, maar... In het werk van
Primo Levi over de vernietigingskampen zie
je dat er een ontzettend beroep wordt ge
daan op het opportunisme van mensen. Het
is ongelooflijk dat de Duitsers die kampen
met ontzettend weinig mensen hebben kun
nen runnen. Het functioneerde voor een
deel op het systeem van gevangenen onder
ling. Likken naar boven, trappen naar bene
den. Maar ook dan zijn er toch altijd mensen
die zich daaraan onttrekken. Die toch iets
voor anderen doen. Die een moreel bewust
zijn hebben dat groter is dan hun neiging tot
opportunisme. Dat moet bijna iets genetisch
zijn. Het gaat over iets heel extreems: je
wordt in het diepste van je wezen vernederd
en bij sommigen blijft het moreel besef dan
tóch overeind. Dat is hoopgevend. Al is het
een kleine groep. De drang tot overleven is
doorgaans groter. We zitten behoorlijk onge
lukkig in elkaar, we hebben weinig reden tot
trots en verheugenis.
In mijn stukken probeer ik dat te laten
zien. Niet als losstaande feiten, maar door
onderlinge verbanden te leggen. In Angst en
ellende gaat het over de angst voor minder
heden, maar het gaat ook over kinderporno.
Een groep in onze samenleving is bang voor
allochtonen en hun vreemde gewoonten,
maar wat moeten die allochtonen ervan
denken dat er hier kinderporno voorkomt?
Het stuk gaat over vooroordelen, maar ook
dat wij zelf met het probleem zitten dat we te
ver zijn doorgeschoten in dé seksuele revolu
tie, waardoor gewelddadige pedofielen hun
remmingen hebben verloren. Het moeilijke
is om die relatie te zien, maar het heeft wel
degelijk met elkaar te maken. Die allochtoon
kan net zo goed zeggen: moet je eens zien in
Nederland, wat een zooitje.
Ik ben altijd geïnspireerd door de actuali
teit. En ik hou, net als Guus, van provoceren
Op dat punt heb ik wel iets van hem meege
kregen. Hij was de liefde van mijn leven, da
durf ik wel te zeggen, ook al ben ik pas er
gens in de veertig. Ik heb hoop ik de tijd om
te accepteren dat hij definitief weg is. Dat
valt niet mee. Het is voor het eerst in mijn le
ven dat ik een dergelijke klap heb gehad, dat
ik zoiets moet ondergaan. Ik zit in het con
flict tussen 'zal ik er ook maar mee ophou
den?' en de drift om door te gaan. Daar zit
het tussenin. Guus was gelukkig ook iemand
die vond dat je niet moest zeuren, hup, voor
uit! We hebben hem zaterdag weggebracht
en maandag was ik bij de repetitie van Wil
helmina. Ik dacht: ja, je moet er toch naar
toe. Hadden ze niet verwacht. Een paar da
gen erna realiseerde ik me dat ik mezelf aan
het voorbijlopen was.
Twee en een halve week na zijn dood was
de grote première van Wilhelmina en dat
was triomfaal. Daarna geweldige recensies,
de publieksprijs gewonnen, nu vanaf eind
juli zelfs een reprise in het Circustheater en
in het najaar nog eens een vierdelige tv-serie
van Wilhelmina, met heel veel teksten die ik
niet voor het toneelstuk heb gebruikt. Zo'n
succes maak je misschien maar eens in je le
ven mee. Dat is heel vreemd. En wrang. Het
prettige ervan is dat het er ook voor zorgt dat
je door kunt gaan. Ik werk nu aan een verge
lijkbaar stuk over Annie M.G. Schmidt, om
dat ze dat verdient, maar al meteen na Guus'
dood heb ik Angst en ellende afgemaakt en
dat lukte nog vrij goed. Wel waren er dagen
waarop ik dacht: zou hij dat goed hebben ge
vonden? Het is merkwaardig dat iemand weg
is en tegelijkertijd voor je gevoel nog heel
aanwezig. Dat-ie toch nog dingen stuurt. Ik
ben niet geneigd om daarin mee
te gaan deinen, maar ik word er
toch wel een beetje magisch
VB
DICK HOFLAND