WORT
'Op mijn achttiende
presteerde ik ook niets'
'Ik voel me nog geen Italiaan, maar leef wel als Italiaan'
Gerauwdouw
ATERDAG 19 JUNI 1999
WILLEM SPIERDIJK, 071-5356464, PLV -CHEF JANET VAN DIJK. 071-5356463
\Oud-prof Martin Schalkers wijst jonge wielerploeg van De Bollenstreek de weg
Bij het opstellen van de wielerkaravaan hoeft Martin Schalkers morgen niet
lang naar zijn plekje te zoeken. De debuterende ploegleider bezet met De
Bollenstreek momenteel de laatste plaats in de clubcompetitie en mag
daarom tijdens de Waterschapsronde - met start en finish in Zoeterwoude -
met zijn wagen vrolijk achteraan sluiten. Teleurgesteld lijkt de Voorhouter
daarover niet. Hij beschikt nu eenmaal over een jonge en onervaren
wielerploeg die de eigen mogelijkheden nog volop aan het ontdekken is.
De oud-prof fungeert daarbij als een soort
ontwikkelingswerker. Schalkers, die in de
vijf jaren dat hij voor TVM reed van alles
meemaakte, moet zijn renners geregeld
elementaire dingen bijbrengen. „We zien
wel hoe het uitpakt. Ik heb negen renners,
van wie enkele talentvol zijn en anderen
wat langer nodig hebben om tot een wiel
renner uit te groeien."
Op het eerste gezicht lijkt het dat De Bol
lenstreek weinig te zoeken heeft in de
clubcompetitie. Toch is de inschrijving
een weldoordachte keuze geweest. „De
club had tot de junioren een goede bege
leiding. Ie zag dat er telkens weer talenten
tussen zaten. Denk maar aan Ronald van
der Tang, André van Reek en de broertjes
Van de Reep", zegt Schalkers. Een goed
vervolg kon die renners niet worden ge
boden, omdat de Lissese wielervereniging
geen ploeg in de clubcompetitie had rij
den. „We willen ze nu de kans bieden om
zich bij de club verder te ontwikkelen, al
hebben we niet de pretentie om een top-
formatie te maken. Als de jongens daad
werkelijk doorgroeien kunnen we mis
schien nog leuke resultaten behalen in de
clubcompetitie."
Voorlopig wordt het seizoen nog geken
merkt door tegenslag. „We hebben drié of
vier jongens die in de punten kunnen rij
den, maar tot nu toe zijn zij het die vallen
of lek rijden." Maar soms gaat het ook mis
door- een foute keuze. „Het vorige week
einde was er niet zo'n moeilijke koers. In
het laatste half uur ontsnapte er een
groep. Een van onze renners zag het ge
beuren, kon ook mee, maar deed niets.
Hij ging er van uit dat de groep wel weer
«achterhaald &0U,. wérden tp
groot was. Maar rns je niet meespnngt
dan win je niet. Altijd meegaan, dan ga je
in de finale maar een paar maal voor niets
mee."
Martin Schalkers weet waarover hij praat.
In de vijf jaar dat hij voor TVM uitkwam,
was hij gewend om voor anderen te rij
den. Water halen, gaatjes dichtrijden en
de sprint voor anderen aantrekken. Zo
reed hij in 1988 Peter Pieters naar de na
tionale titel, won met TVM de Grote Prijs
Liberation, en voltooide hij in 1990 de
enige Ronde van Frankrijk waaraan hij
ooit deelnam. Schalkers die ook viermaal
de Ronde van Italië uitreed, aan de Ronde
van Zwitserland deelnam en een keer vijf
de werd in Kuume-Brussel-Kuurne, ont
snapte vlak voor de finish in Parijs even
tjes aan de greep van het peloton. Een
etappewinst in de Tour zat er niet in,
maar zijn sponsors waren allang blij. „Ik
reed op een experimentele magnesium-
fiets waarvan de fabricagekosten slechts
één gulden bedroegen. De mensen van
die fabriek vonden het prachtig dat ik
vooruit reed."
Die ervaring probeert hij nu over te bren
gen op jongeren als Peter Reitsma, Harm
Bronkhorst, Thijs Dirkse, Eric Spring in 't
Veld en Thijs Zonneveld. Met vijf eerste
jaars renners in de gelederen - de ploeg
bestaat uit negen man - zijn het vooral de
elementaire dingen die Schalkers duide
lijk moet maken. „Als je een lekke band
hebt, wat doe je dan? In het begin ston
den ze met hun wiel langs de kant van de
weg te zwaaien. Dat hebben ze ooit Hen-
nie Kuiper zien doen. Maar ze moeten bij
.een afloper juist aan de staart van het pe
loton blijven en hun hand omhoog ste
ken. Pas als ze de ploegleiderswagen zien,
kunnen ze naar de kant. In zo'n situatie
heb je ook veel meer kans om het gat met
het peloton weer te overbruggen."
„Dat terugrijden ook, dat willen sommi
gen zo snel mogelijk doen. Ze raken in pa
niek en blazen zichzelf vervolgens hele
maal op. Ga maar rustig achter de auto's
zitten en probeer wagen voor wagen op te
schuiven. Zo moeten ze ook proberen om
in het peloton naar voren te rijden, zon-
der dat het kracht kost. Gaat iemand door
de wind naar de kop, ga dan achter hem
zitten." Martin Schalkers doceert alsof hij
een van zijn pupillen voor zich heeft zit
ten.
Het is een rol waarin hij zich langzaam
maar zeker schikt. „Dit is voor mij echt
iets anders. Ik heb ervaring in het wielren
nen, maar ik weet nog niet goed hoe de
renners zich voelen. Veel van die jongens
kende ik aan het begin van het seizoen
nog niet eens. Inmiddels kan ik steeds be
ter inschatten wat hun niveau is." En dat
stelt hem niet teleur. „Je moet niet verge
ten dat sommige jongens pas 18 jaar zijn.
Ik presteerde ook niets toen ik nog 18
was. Maar, als ik zie wat een paar van die
jongens conditioneel nu al kunnen, dan
zit er best wel wat in. Anderen zijn ge
woon nog niet zo ver. Twee ervan zijn vo
rig jaar pas begonnen. Die hebben een
half jaar bij de junioren gereden en staan
nog aan het begin, maar rijden bij toer
beurt wel een klassieker."
Een harde leerschool. Toch helpt het om
de ploeg zo langzaam maar zeker gestalte
te geven. „Je hoopt de betere rijders vast
te kunnen houden en dat er bij de junio
ren een of twee talenten tussen zitten. Je
mag dan wel talentvol zijn, maar als je
geen prestaties kan overleggen, doe je er
dan goed aan om meteen al de overstap
te maken? Ik denk het niet. Ze moeten
eerst maar eens wat laten zien. En als je
gaat, doe het dan goed. Ga pas als je je
echt kunt verbeteren; als je beter materi
aal krijgt, een betere begeleiding of als je
mooiere wedstrijden kunt rijden. Is dat
niet het geval, dan adviseer ik ze om lek
ker te blijven. Talenten verzuipen heel
snel. Want clubs willen alleen renners
hebben die steengoed zijn. Gaat het een
half jaartje niet goed dan mogen ze geen
wedstrijden meer rijden en gooien ze de
handdoek in de ring."
Hoe moeilijk het in die top is, bleek wel
tijdens de Ronde van Overijssel. Deze
klassieker voor ploegen uit de topcompe-
titie en profploegen als Batavus en AXA
reed De Bollenstreek op uitnodiging van
Schalkers' oud-collega Jos Lammertink.
„Hij belde me op dat hij omhoog zat, om
dat een aantal ploegen Rund um den
Henninger Turm reden. Thijs Zonneveld
kreeg pech waardoor Harm Bronkhorst
als enige die koers uitreed. Hij heeft toch
bewezen dat hij een lange afstand aan
kan. En al doe je het als ploeg maar voor
die ene jongen", zegt de tijdgenoot van
Nico Verhoeven, Jean-Paul van Poppel,
Jelle Nijdam en Steven Rooks.
Martin Schalkers vindt het belangrijk dat
Martin Schalkers; „In het begin stonden ze met hun wiel langs de kant van de weg te zwaaien. Dat heb
ben ze ooit Hennie Kuiper zien doen." foto mark lamers
zijn renners plezier houden in het fietsen.
Hij heeft zelf ondervonden hoe leuk het
kan zijn om alleen met jezelf rekening te
houden. Bij TVM reed fiij jaren in dienst
van Johan Capiot, Phil Anderson en Peter
Pieters, eenmaal terug bij de amateurs
kon hij bij Casba zijn eigen plan trekken.
„In die periode heb ik wel eens gedacht;
was ik maar hardloper geworden. Dan
kan je voor je eigen kansen gaan. Als je in
de eerste uren van een koers constant met
demarrages mee moet springen, dan
presteer je echt niet veel. Óp het niveau
waar De Bollenstreek rijdt, wil ik dat hele
maal niet hebben. Daar hoeft de ene ren
ner zich niet voor de andere weg te cijfe
ren, zolang ze maar niet tegen elkaar gaan
rijden. Die jongens moeten eerst maar
eens ontdekken waar ze zelf staan. Pas als
je weet dat je echt kansloos bent, kun je
altijd nog wat voor een ander doen."
Hoe onervaren zijn ploeg ook is, toch acht
Schalkers enkele van zijn renners morgen
in de Waterschapsronde tot een goede
prestatie in staat. „Het zal toch wel een
keer meezitten", doelt hij op de lekke
banden en valpartijen die zijn ploeg teis
teren. „Ik ben niet verbaasd als Wobbe
van den Kieboom, Thijs Zonneveld en
misschien ook wel Guido Vessaz in de
kopgroep zitten." Harm Bronkhorst laat
de wedstrijd na enkele valpartijen aan
zich voorbij gaan. Hij wil zich sparen voor
het NK dat volgend weekeinde in Gulpen
wordt gehouden. Thijs Zonneveld komt in
het heuvelachtige landschap eveneens in
actie.
Na dat NK zit een belangrijk deel van het
werk er voor de debuterende ploegleider
op. Er volgen dan nog wat koersen in Bel
gië, enkele neo-klassiekers en clubkampi
oenschappen. „In het begin was ik nog
wat onwennig. Ik was nerveus omdat ik
bang was dingen over het hoofd te zien",
praat hij over zijn ervaringen. Schalkers
werkt bij een bedrijf dat allerlei schaalmo
dellen bouwt en combineert dat met de
rol van huisvader. Hij vindt het wel mooi
zo. „De ploegleiders in de topcompetitie
zijn er continu mee bezig. Ikzelf heb die
ambities niet. Ik wil er gewoon voor zor
gen dat De Bollenstreek een degelijke
ploeg wordt. Dat jongens de tijd krijgen
om zich te ontwikkelen."
Harry van der Meer, een wereldtopper in het waterpolo
De roem van een wereldtopper is in eigen
land beperkt. Zelfs in het Valleibad in
Veenendaal, waarin hij opgroeide en groot
werd als speler, kent de lokettist hem niet.
„Als hij er al is, moet hij bij dat groepje
zijn", zegt ze, wijzend op een schoolslag
zwemmer die geïnterviewd wordt door de
plaatselijke krant. Even later, bijna onop
gemerkt, komt Harry van der Meer aange
lopen. Niet aangeklampt of nagestaard
door wie dan ook. „Dat is wel lekker zo."
Hoe anders is dat in Pescara, de vissers
plaats aan de Adriatische kust. Bij zijn Itali
aanse club, omringd door internationals en
een fenomeen als Manuel Estiarte, is hij in
twee jaar tijd uitgegroeid tot een beroemd
heid. „Al is het gelukkig nog niet zo dat ze
op straat aan je zitten aan je trekken en sjor
ren. Maar je wordt wel regelmatig herkend.
En het gebeurt ook meer dan eens dat ik
word uitgenodigd door een restauranthou
der om daar te komen eten. Dan zit je aan
tafel en hoor je achter je dat mensen het
over jou hebben. Dat is op zich wel een leu
ke gewaarwording."
Italianen doen er inmiddels verstandig aan
zich niet meer vrijelijk over Van der Meer te
uiten. Het Italiaans heeft namelijk vrijwel
geen geheimen meer voor hem. „Ik voel me
nog net geen Italiaan, maar ik leef wel als
een Italiaan. Je past je aan. Aan de leefstijl,
zelfs aan de normen en waarden. Als je hier
met iemand een afspraak maakt, zorg je dat
je op tijd komt. Een Italiaan is in dat opzicht
een stuk makkelijker. Als je iets te laat komt,
zeurt niemand. Dat hoort er bij." Of ze alle
afspraken ook nakomen? Lachend: „Je be
doelt of de club zijn financiële verplichtin
gen naar mij toe nakomt? Geen probleem.
Mijn salaris wordt elke keer keurig over ge
maakt."
Anders dan buitenlandse sterren in het
voetbal, basketbal of volleybal, loopt een
waterpoloër niet binnen de kortste keren
binnen. „Alleen als ik hartstikke zuinig zou
leven, zeg maar op water en brood, dan zou
ik aan het eind van mijn carrière financieel
onafhankelijk kunnen zijn. Maar zo steek ik
niet in elkaar. Anders gesteld, van het salaris
dat ik verdien kan ik heel goed leven. En dat
wil ik ook nog even zo houden."
Van der Meer is in eigen land een grootheid
in een kleine sport. Puur op basis van talent
en wilskracht steeg hij al snel boven de mid
delmaat uit. In 1992, als 18-jarige, nam hij al
Harry van der Meer: „Alleen als ik hartstikke zuinig zou leven, zeg maar op water en brood, dan zou ik aan het eind van mijn carrière financieel on
afhankelijk kunnen zijn. Maar zo steek ik niet in elkaar. Anders gesteld, van het salaris dat ik verdien kan ik heel goed leven. En dat wil ik ook nog
even zo houden." foto cpd/tom van dijke
deel aan de Olympische Spelen in Barcelo
na. Daar ook werd hij voor het eerst bena
derd door een buitenlandse club. „Ik had
toen al naar Frankrijk gekund." Hij koos
echter voor het afmaken van zijn studie.
„Maar na elk groot toernooi dat we afwerk
ten nam de belangstelling verder toe."
Hij ging echter niet snel door de knieën. Hij
bleef de Nederlandse competitie -en het
Nederlandse team trouw. In 1996 sloot hij
zich aan bij de groep die zich vier maanden
lang, dag in dag dag uit, voorbereidde op de
Olympische Spelen van Atlanta. „Voor Ne
derlandse begrippen was het een geweldige
opoffering die we ons getroosten, maar in
ternationaal gezien stelde zo'n aanloop na
tuurlijk nog steeds niet voor. Vergelijk het
eens met de Italiaansè, Griekse of Spaanse
situatie. Daar trainen kinderen van twaalf
jaar al twee keer."
„Zij kweken op die manier een basis, die wij
nooit zullen krijgen. Waterpolo is namelijk
veel meer dan techniek, tactiek en fysiek.
Het gaat vooral om het inschatten en her
kennen van situaties. Net op tijd iets anders
gaan liggen, die ene halve meter naar links
of naar rechts zwemmen. Details zijn beslis
send. Nu, na twee Italiaanse jaren, ben ik
nog vaak net iets te laat. Dat is een gegeven.
Alleen door steeds maar weer te kijken, alles
in je op te nemen, wordt het beter."
Twee jaar geleden trok hij de deur in
Veenendaal achter zich dicht en vertrok
naar Pescara. Daar kwam hij in een wereld
van leren, genieten, afzien, pijn lijden en
beter worden. Hij had het moeilijk, dook de
eerste maanden van pure vermoeidheid
vaak vroeg in bed, maar dwong wel een ba
sisplaats af. „Ze hadden niet verwacht dat ik
me in mijn eerste seizoen zo zou manifeste
ren.'
Hij werd zelfs al voorzichtig gezien als de
opvolger van Estiarte, de Johan Cruijff van
het waterpolo. „Dat is onmogelijk. Estiarte
kun je niet opvolgen, hooguit vervangen.
Wat hij heeft neergezet, zal ik nooit kunnen.
Manuel is al heel jong begonnen met zijn
internationale carrière. Hij manifesteerde
zich op EK's, WK's en Olympische Spelen.
Zelfs nu, op zijn 37ste, is hij qua spel nog
steeds de beste van de wereld. Zijn inbreng,
als leider van het team en het sturen van
spelers, wordt minder. Hij wordt moe van
dat alsmaar praten. Je merkt aan alles dat
hij nog één keer een Olympische Spelen wil
meemaken, dan is het over."
Naar Sydney zou Van der Meer ook wel wil
len. Maar die weg ligt voorlopig nog bezaaid
met hobbels. Dit weekeinde moet het Ne
derlandse team in Veenendaal zich eerst
zien te plaatsen voor het EK. Vervolgens
moet de ploeg op het EK bij de eerste negen
eindigen om enkele maanden deel te mo
gen nemen aan het olympische kwalificatie
toernooi in Duitsland. De eerste vijf van dat
toernooi mogen zich opmaken voor een reis
naar Sydney.
Van der Meer kwam dinsdag pas terug in
Nederland, om aan te sluiten bij Oranje. „Ik
merk dat de buitenwacht hele hoge ver
wachtingen heeft van mijn inbreng, maar
op zich is dat natuurlijk volstrekt irreëel.
Van de voorbereiding heb ik bijna niets
meegemaakt. Deze week, vijf trainingen, dat
is het. Dat is geen basis om even aan te
schuiven. Ik zie mezelf dan ook gewoon als
een speler van het Nederlandse team."
Waterpolo is zijn werk, Pescara zijn werkge
ver. Om die reden heeft Van der Meer zich
zonder moeite neergelegd bij het gegeven
dat hij pas deze week beschikbaar was voor
Oranje. „Maar voor het team blijft het na
tuurlijk doodzonde dat ik niet eerder hier
kon zijn. Er zijn nog zo ontzettend veel din
gen die ik met Johan Aantjes (bondscoach
red.) en met de ploeg had willen doorspre
ken. Ik kom tijd tekort. Al zou je maar een
paar details kunnen verbeteren, dan kan dat
al van beslissende invloed zijn."
Van der Meer is een wereldtopper, die op
groeide tussen amateurs. „Talent", stelt hij,
„hebben we hier genoeg. Mijn huidige
coach van Pescara, Ljuba Mekic, heeft ons
gezien op het WK van 1994 in Rome. 'Met
dat team', heeft hij wel eens gezegd, 'had ik
heel graag gewerkt. Er werden domme fou
ten gemaakt, maar het was tegelijkertijd een
willig team waar veel uit te halen viel'. Dat
zegt toch genoeg. Het gaat er alleen om de
basis te verbreden. En dat is hier nooit opti
maal te krijgen."
Rep en roer in de hockeysport.
Huiveringwekkende oogge
tuigeverslagen dalen via de me
dia op ons neer. Brisbane, dezer
dagen het Kremlin van de hoc-
keywereld, staat in brand.
Waarom heeft NOVA nog geen
hockeydeskundige a la Ties
Kruize gevraagd?
Je dacht dat hockey nog steeds
een gezellig tijdverdrijf was, ge
liefd in zekere kringen en door
lieden bedreven die elkaar tij
dens het spel beschaafd aan
moedigen om daarna tezamen
van de zondagse picknick te ge
nieten. maar je blijkt hopeloos
achter te lopen. Je bent tegen
woordig als hockeyer je leven
niet zeker. „Er zijn al acht spe
lers in het ziekenhuis beland",
zei hockeyer Remco van Wijk
aan de vooravond van de met
vrees tegemoet geziene veldslag
met Spanje. Hij biecht op dat
allen er onder gebukt gaan en
vertrouwt de verslaggeefster toe
dat de hockeyers in hun vrije
uren de misère proberen te ver
drijven met een spelletje cricket
op de negende verdieping van
het spelershotel.
Cricket om de misère even te
verdrijven! Negenhoog in het
hotel! Dat zien wij Clarence en
Edgar niet één, twee, drie doen.
De schade schijnt trouwens nog
mee te vallen. Eén kroonluchter
naar de Filistijnen, een room-
servicetrolly uit dienst genomen
na te zijn gebruikt als wicket,
anderhalve ton glasschade, on
der het hotelpersoneel een
blauw oog. twee menisci en wat
bloedneuzen en een aanklacht
van een Pakistaanse journalist
die tegen zijn wil fungeerde als
bat.)
Wat gebeurt daar allemaal in
Brisbane? Wat maakt de
Champions Trophy hét keer
punt in de hockeygescliiedenis?
Je gelooft je ogen niet als je de
verslagen leest. Woorden die
nooit in hockey vers lagen wer
den opgeschreven zijn schering
en inslag geworden. Ordinaire
hakpartij. Ruwheid. Gele kaart
Protest. En elke dag doet de
hockeypers er wel een schepje
bovenop. Het voorlopig hoogte
punt werd jongstleden woens
dag bereikt:
Gerauwdouw.
Ik maak me sterk dat er hockey-
spreken. Al wisten ze alleen
maar hoe in geval van nood dit
gekke woord af te breken, dat
zou al wat zijn. Ger-au-wdo-
uw. Fout. Gera-uw-douw. Weer
mis.
Een week geleden, toen Neder
land net van Korea verloren
had, wist de Nederlandse
bondscoach Maurits Hendriks
al dat hockey nooit meer hoc
key zou zijn. Het lijkt wel voet
bal", zei hij toen.
Je leest dat woordje voetbal, in
een liockeyverslag en meteen
begin je als bezeten naar adem
te happen. Lukt niet. Ik had
nog het genoegen Maurits deze
zin ook te horen uitspreken op
de radio. Onthutsende ervaring.
Alsof Maurits uren daarvoor in
een hondendrol getrapt had en
hoe hij ook peuterde, hij kreeg
de poep er niet af. „Tlaickwalf-
uutbalil, bah."
De bondscoach heeft gelijk.
Hockey is voetbal geworden.
Eén of andere halvegare Span
jaard van de hockey federatie
heeft de Champions Trophy,
a bof het hier om een soort Spel
Zonder Grenzen van de TROS
gaat, aangegrepen om in het
wilde weg met de tweehonderd-
jaaroude hockeyregelgeving te
freubelen.
Het shoot is afgeschaft. Weg.
Bestaat niet meer. PJft. Alsof het
er nooit is geweest.
Shoot mag voortaan, als het
tenminste onopzettelijk ge
beurt.
Nederlanders zijn daar slecht
in, maar Koreanen, IJslanders
(nu gelukkig nog niet van de
partij) en Pakistani zijn er
meesters in. Die maken shoot
bij het leven maar zetten er een
zo onopzettelijk mogelijk ge
zicht bij op. Rastoneebpelers
zijn het. Doorgrondt dat maar
eens ab scheidsrechter!Ze trap
pen maar raak en doen het ge
raffineerd voorkomen alsof dat
het laatste was dat ze wilden.
Geen opzet, denkt de scheicb-
rechter en laat verder hockeyen.
Tegen Engeland ontsnapte
Oranje aan een doelpunt dat
het gevolg zou zijn geweest van
een dubbele ééntwee, er kwam
geen stick aan te pas, gelukkig
voor de onzen kopte de tandlo
ze Engebe spits de bal op de
paal. De rebound werd ineens
op de slof genomen. Naast.
Studio
Sport