28 Een winnaar pur sang Jari Litmanen: het spiegelgladde oppervlak van een donker Fins meer Nr.29: Ron Zwerver ZATERDAG 5 JUtt - Topsporters^ deze eeuw Honderd jaar sport, hoti jaar prestaties van ford Tijd voor het maken van A verbiddelijke ranglijst, lij de beste Nederlandse topsj van deze eeuw? Gedurende het hele jaar\ elke week op deze plaaii sportfiguur geportretteel van de redactie een plaaii gekregen in de top 51 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. Ron Zwerver 30. Gerrit Schulte 31. Marianne Timmer 32. Jan Timman 33. Beb Bakhuys 34. Zus Braun 35. Leontien van Moorse 36. Willem van Hanegeni 37. Tinus Osendarp 38. Ties Kruize 39. Jan Raas 40. Rik Smits 41. Piet Roozenburg 42. Kees Verkerk 43. Piet van de Pol 44. Ellen van Langen 45. Gianni Romme 46. Marcel Wouda 47. Bok de Korver 48. Rein de Waal 49. Bep van Klaveren 50. Just Göbel 135 door EDWIN ALBLAS Ron Zwerver, geboren op 6 juni 1967, droom de zich als kind vaak een glorieuze voetbal carrière. Toen hij ontdekte dat het voetbalmi lieu hem bitter tegen viel, liet hij zich door va der Theo overhalen om zijn geluk als volley baller te beproeven. Ron Zwerver, een jongen van de straat uit Amsterdam-West, is er zijn pa nog elke dag dankbaar voor. Het slungeli ge ventje had het volleybal in zijn vingers. Minstens zo belangrijk was zijn toewijding. Hij droomde. Niet meer over voetbal, maar over olympisch volleybalgoud. In 1996 kwam zijn droom uit. Waarom werd Ron Zwerver geen voetballer? Omdat hij zich groen en geel ergerde aan zijn ploegmaatjes, die bij regen wegbleven van een training. Of wedstrijden misten, omdat ze met hun ouders naar de camping gingen. Ook werden de partijtjes te vaak naar zijn zin afgelast. Als kind had Zwerver al een wil. Toch maar volleybal dus. De regen was bij sport tenmin ste geen spelbreker en er waren altijd wel zes jongens te vinden. Vader Theo achtte zijn eigen club Rangers, waar Ron vanaf zijn achtste ook al een paar jaar had gebald, bij nader inzien niet langer geschikt voor zijn zoon. Hij maak te hem lid van Martinus, de club die was gehuisvest in de Bankras-hal. Daar viel hij al snel op. Drie jaar later kreeg de toen 17-jarige Ronnie er zijn eerste contract. Weer een paar jaar later werd Martinus getransformeerd tot het Ne derlands team. De Amerikaan Arie Selinger zag er wel brood in en had Zwerver al heel snel voor zich gewonnen. Oranje, dat met Zwerver in 1988 bij de Olympische Spelen in Seoel ver dienstelijk vijfde was geworden, zonderde zich af om be ter te worden. Tegenstanders van het Bankras-model noemden het een sekte. Maar de jonge Zwerver had een immense bewondering voor de goeroe die Nederland een olympische medaille beloofde. Hij vertrouwde op Selin ger, volgens Zwerver de enige trainer die zijn droom kon laten uitkomen. Zwerver moet het dan ook als een klap in zijn gezicht hebben gevoeld, toen uitgerekend Arie Selin ger in maart 1989 het ideaal verraadde voor geld. Hij zwichtte voor een miljoenenaanbod van de Japanse fa- brieksclub Daiei. Selingers zoon A vital, ook international, voorkwam dat Zwerver van het pad geraakte. Hij praatte hem moed in. Het vertrek van de roerganger leidde tot meer scheurtjes. In Harrie Brokking, de erfgenaam van Selinger, hadden weinigen vertrouwen. Jan Posthuma tekende als eerste in ternational een vet contract in Italië. Een jaar later, in 1990, volgden Peter Blangé en Rob Grabert. Ronald Zoodsma nam de wijk naar Duitsland. Dat vond in de ogen van Zwerver geen genade. Ze werden verbannen. Hoewel hij spelverdeler Blangé als een vriend beschouw de, verweet hij hem ook egoïsme. Zelf liet Zwerver zich nooit verleiden door een genereus bod. Italiaanse clubs hingen geregeld bij vader Zwerver aan de lijn. Theo Zwer ver wilde graag dat Ronnie ook eens een keer aan zichzelf dacht. Maar Ron dacht niet aan geld. Hij leefde van de geur van goud. Hij zei altijd dat hij de schade na Barcelo- Ron Zwerver droomde jarenlang van olympisch goud. na wel zou inhalen. Oranje bleef een bron van onrust. Vriendschappen waren voor eeuwig beschadigd. Brokking haakte eind 1991 af en maakte de weg vrij voor zijn leermeester Arie Selinger. De initiatiefnemer wilde Oranje er naast zijn job in Japan wel bij doen. Het eerste wat hij deed was de deserteurs Blan gé, Posthuma en Zoodsma terughalen. Alleen op Grabert deed Selinger geen beroep meer. Zwerver kreeg zijn geloof in goud terug, maar het Nederlands team plaatste zich slechts met veel pijn en moeite in Rotterdam voor de Spe len. Zwerver poseerde, om blijk te geven van zijn vertrou wen, in goud gespoten voor de cover van Sport Internatio nal. In de aanloop naar de Olympische Spelen in 1992 waren lang niet alle plooien gladgestreken, maar toch schopte Nederland het in Barcelona tot de finale. Daarin werd de ploeg geveegd door Brazilië. „Ze waren gewoon twee, drie klassen beter", oordeelde Zwerver nuchter. Hij kon'de vreugde van de anderen over zilver niet delen. De Amster dammer vond het 'een geforceerd gedoe'. „Ik heb daar af scheid genomen van de Spelen alsof ik dat nooit meer mee zou maken", zei Zwerver onlangs nog over dat mo ment. Na Barcelona kwam Zwervers tijd om te oogsten. Hij te kende een lucratief contract bij het Italiaanse Treviso, waar hij zes jaar lang zijn uitzonderlijke talent te gelde maakte. Daarna kon hij het niet meer opbrengen om als kleine jongen in de kleedkamer door de president te wor den geschoffeerd, omdat er was yerloren. Zwerver pikte het niet langer dat bij een slechte prestatie werd gedreigd een x-bedrag op zijn salaris in te houden. „Ik ben geen klein kind meer", foeterde hij bij herhaling. Maar Zwerver besefte ook dat Italië hem nog groter had gemaakt. Het bewijs leverde hij in de olympische finale van Atlanta, uitgerekend tegen de Italiaanse ploeg. De eeuwige rivaal, vaak in finales Nederland de baas, kreeg geen vat op de man die zich onoverwinnelijk waande, na dat hij de beslissende klappen had uitgedeeld. Ron Zwer ver huilde. Vier jaar na Barcelona omarmde hij alsnog zijn goud. Hij was voor even de meest beroemde volleyballer ter wereld. Later in 1996, tijdens de World Cup in Japan, beëindigt hij zijn interlandcarrière. Bij zijn laatste wedstrijd in Neder land. de afscheidswedstrijd van Joop Alberda, waren slechts toekijkende familie en een paar vrienden daar al van op de hoogte. fotoarchief anp Het laatste seizoen bij Treviso beleefde hij als de golden boy van Atlanta. Uit respect voor zijn collega's bij die club begon hij in de kleedkamer nooit over de olympische fina le. Soms brachten de Italianen 'het' ter sprake en dan kon ook Ronnie zijn mond niet houden. Maar niemand die hem daarom het goud misgunde. Ron Zwerver en echtgenote Jacky, inmiddels ouders van Demi, verlangden in dat jaar steeds vaker naar Nederland, maar Ronnie was het volleyballen nog niet beu. Hij had echter weinig trek zijn kunstjes in de 'niveauloze' Neder landse competitie te tonen. België dan maar. Dicht bij Ne derland en het betaalde goed. Bovendien kreeg hij bij Roeselare, waar ook de Nederlanders Martin van der Horst en Albert Cristina onder contract stonden, privile ges in het vooruitzicht gesteld. Hij mocht er af en toe een paar daagjes tussenuit. Die bracht hét gezin Zwerver dan in Nederland door. Met Roeselare verloor Zwerver in de Europa Cup van het Italiaanse Palermo. In de Belgische competitie was Maas eik in de play-offs om het kampioenschap te sterk. Zwer ver won er niets meer bij. Dat maakte zijn besluit om te stoppen makkelijker. Hij heeft voorlopig afscheid geno men van het volleybal en denkt nog na over zijn toekomst. Jari Litmanen wordt door de Ajax-aanhang op handen gedragen. foto anp marcel antonisse Nog beter dan de bal, schermt Litmanen zijn privéle- ven af. Hij is een voetballer en alleen wat hij op het veld doet, is interessant, vindt Jari. En dat is ook weer de aantrekkingskracht van Litmanen: hij is als het spie gelgladde oppervlak van een donker Fins meer. Het mysterie van een stille jongen in de hectische wereld van geld en luidruchtige publiciteit. Het duurde een jaar voordat de verbroken relatie met zijn vriendin Tii- na een Fins roddelblad haalde. Bij wedstrijden houdt hij zijn - gescheiden - ouders ver van de pers en hij kijkt bezorgd toe als zijn zus Sini té enthousiast een praatje maakt met buitenstaanders. In de gloriedagen van Ajax was hij - samen met Frank Rijkaard - de enige speler van Ajax die in een kleine Opel Corsa naar het stadion reed. 'Doe maar ge woon, dan doe je al gek genoeg', het Nederlandse spreekwoord is helemaal van toepassing op de Fin Jari Litmanen. Hij voelt zich inmiddels ook een beetje Ne derlander. „Als ik terug kom van vakantie of een inter land, heb ik echt het gevoel weer thuis te zijn. Ik denk zelfs in het Nederlands. In Finland flapt er wel eens een Nederlandse uitdrukking uit." Als Litmanen na een gemiste kans voor het Finse elftal close-up in beeld is, hoeft de kijker geen gevorderde liplezer te zijn om de Nederlandse krachttermen te herkennen. Van Amsterdam genoot Litmanen zeven jaar lang dagelijks. „Op school was geschiedenis altijd mijn fa voriete vak. In Amsterdam kun je wat dat betreft je hart ophalen." Voorzitter Michael van Praag ging zelfs zo ver hem in zijn afscheidsrede een 'echte Amsterdam mer' te noemen. Iets te veel eer, vindt Litmanen: „Ik ben nog altijd een Fin. Maar wel een andere Fin dan zeven jaar geleden." Behalve bij het zien van historie, klopt het hart van Litmanen ook rapper bij hoge snelheden. Als het even kan, bezoekt hij Formule 1 races om zijn landgenoot Mika Hakkinen aan het werk te zien. Zelf maakt hij af toe rondjes in zijn kart, thuis in Lahti staat een snelle motor in de garage en ligt een speedboat aan de stei ger. De Opel Corsa is sinds kort ingeruild voor een glimmende, zilveren Corvette. Blessures Jari traint graag en vaak. Maar het gezweet en gepuf onder het wrede juk van hersteltrainer Bobby Haarms wekt medelijden. Terugkomend van een blessure, als Litmanens gezicht op z'n bleekst staat en zijn donkere ogen diep in de kassen wegkruipen, dan is voetbal op zijn wreedst. Hij onderging de 'Bobby-training' vaker dan hem lief was. „Ontelbare keren. Ik weet niet hoe vaak Bobby mij heeft teruggebracht. Het was altijd zwaar, maar wel effectief. Ik heb nooit getwijfeld, nooit gedacht aan opgeven, ook al was het de tiende keer dat ik weer van voor af aan moest beginnen. Je moet jezelf één eenvoudige vraag stellen: 'Wat wil ik?' Nou, ik wil voetballen, dus dan is de keuze niet zo moeilijk. Dan werk je aan de zoveelste comeback", zegt de blessure- gevoelige middenvelder. „Ik weet niet of mijn spelstijl met mijn blessures heeft te maken. Sommigen zeggen van wel, maar ik weet het echt niet. Ik heb nu eenmaal mijn manier van spelen. En ik speel vaak ook lange tijd zonder blessures." Ook Bobby Haarms durft niet te zeggen waar de vele kwetsuren van zijn beschermeling vandaan komen. „Sommigen zetten hun vraagtekens bij zijn loopstijl. Hij heeft van die kromme poten. Het lijkt wel of hij \Toeger op een varken heeft gereden." Litmanen draait, kapt en maakt ontelbare schijnbewegingen in een wedstrijd. Hij neemt regelmatig passes buitenkant voet aan en zet dan met de bekende hoekige, maar te gelijkertijd ook weer fluwelen beweging de tegenstan der op het verkeerde been. Haarms: „Het is zijn eigen stijl. Het weet energie, dat wel. Maar of dat nu blessu res uitlokt?" „Eigenlijk", bekent Litmanen, „Kan ik niet twee wed strijden per week spelen. Het zondag-woensdagritme is te veel voor mij. Ik heb drie tot vier dagen nodig om te herstellen van een zware wedstrijd. Als wij op zon dag tegen PSV spelen, ben ik op woensdag vaak nog niet honderd procent klaar voor een Europacupwed strijd." Toch moest hij zich jaren achtereen onderwer pen aan het moordende tempo waarmee een Europese topploeg door het programma raast. „In Finland had ik ook vaak last van mijn enkel. Maar dan nam ik gewoon een maandje rust. Nu kan dat niet meer." Slechts één keer werd het blessureleed hem echt te veel. In februari 1997 stuurde de Ajax-leiding hem twee weken naar ziijn geboorteland. De lichamelijke klach ten begonnen ook mentaal aan Litmanen te knagen. Hij zag geen vooruitgang in een slepende liesblessure en begon te twijfelen. Was het nu dan echt voorbij? Jari trok zich, zoals zoveel Finnen doen, terug in de onein dige stilte van Lapland. En kwam fit terug. „Hij heeft nooit gezeurd", zegt Bobby Haarms. „Al tijd was hij bereid om het zwaarste werk te verzetten. Vóór een Europacup-wedstrijd in Bochum was hij weer eens niet fit. Ik moest er voor zorgen dat hij de wedstrijd kon spelen, dus we gingen op zoek naar een plekje waar we konden trainen. Het was noodweer en het veld was zó slecht dat we er niet eens op konden lopen. Maar Jari wilde van geen wijken weten. Uitein delijk hebben we naast het veld een hoekje gezocht waar we nog enigszins overeind konden blijven. We hadden één lampje zo gesteld, dat we nog een beetje licht hadden. En op die manier, in het duister, in de striemende regen en tot de enkels in de blubber, heb ben we gewerkt. Mensen die het zagen vroegen mij: 'Waar ben je in hemelsnaam mee bezig?' Nou, met Jari terugbrengen, dus. En hij speelde. Want hij was wel vaak geblesseerd, maar hij heeft desondanks opmerke lijk veel wedstrijden gespeeld. Hoewel hij regelmatig pas op de laatste zaterdagtraining weer bij de spelers groep terugkwam." Treurend, met heel Ajax en in het bijzonder Litma nens Ajax-vrienden Danny Blind en David Endt, neemt Haarms afscheid van 'zijn project'. „Het zal niet mee vallen hem te vervangen. We moesten dat misschien maar niet eens proberen." ERIC DE JAGER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 52