Poesjkins simpele schoonheid
Herinnering
Winteravond
Ik had u lief: en van die liefde gloren
Misschien nog altijd sprankjes in
mijn hart;
Maar laat die liefde u niet langer
storen
Laat mij geen oorzaak wezen van
uw smart.
Ik had u lief in stilte en gedreven,
Van schuchterheid en jaloezie ont
zind;
Ik had u lief oprecht en teer, God ge
ve
Dat iemand anders u ooit zo bemint.
(1829)
'Het is moeilijk iets over Poesjkin te zeggen te
gen iemand die niets van hem weet. Poesjkin
is een groot dichter. Napoleon is minder groot
dan Poesjkin. En Bismarck is niets in vergelij
king met Poesjkin. En Alexander I. II en III
zijn gewoon kleine jongens in vergelijking
met Poesjkin. En alle mensen zijn kleine jon
gens in vergelijking met Poesjkin. alleen in
vergelijking met Gogol is Poesjkin zelf een
kleine jongen.
En daarom kan .ik, in plaats van over
Poesjkin, beter over Gogol schrijven.
Ofschoon Gogol zo groot is, dat het onmo
gelijk is over hem iets te schrijven, en daarom
ga ik toch maar over Poesjkin schrijven.
Maar na Gogol over Poesjkin schrijven is
enigzins beledigend. Daarom kan ik beter
over niemand iets schrijven.'
Uitgever Van Oorschot moet daar smakelijk
om lachen. Zijn Russische Bibliotheek zit
boordevol juweeltjes, ook van Gogol. Maar
Poesjkin is onmiskenbaar aanvoerder, al was
het maar omdat met hem de Russische lite
ratuur begint. „Niet voor niets beschouwen
de Russen hem als de zon van de literatuur.
Alle schrijvers halen hem aan, verwijzen naar
zijn werk. Als je dat leest, dan begrijp je
waarom. Een virtuoos dichter. Geestig. En
het rijmt prachtig. Hebt u de Onegin bij de
hand? Hoofdstuk acht, strofe tien: Gezegend
wie zijn jeugd kan wijden aan jong-zijn, tij
dig zich beraadt en, rijpend, zich kan voor
bereiden/op 's levens koud en hard klimaat.
In wie geen dromen ooit gedijden; die 'tsjie-
ke plebs nooit wilde mijden; die van vertoon
en mode houdt en op zijn dertigste rijk
trouwt... Die eerste vier regels zijn algemeen
voor de jeugd, maar wat-ie daarna voor
mannenportret schildert, dat is zo dodelijk
voor het soort mannen in die tijd. Er zijn er
maar weinigen die dat zo kunnen."
Jevgeni Onegin, roman in verzen, ver
scheen in 1833. Het duurde 156 jaar eer een
Nederlandse vertaling verscheen die qua
vorm en inhoud met de speelse stijl van
Poesjkin overeenkomt. Uitgerekend vertaald
door iemand die het Russisch niet beheerste,
de gepensioneerde Haarlemse ingenieur
VVim Jonker. Van Oorschot: „Hij kwam als
een duiveltje uit een doosje. Voor de onver
taalbaar geachte Onegin gebruikte hij een
prozavertaling van Nabokov om te weten
wat er stond, en een Engelse en een Duitse
poëzieversie. Onze hoofdredacteur Charles
Timmer sloeg stijl achterover. Hij heeft de
vertaling regel vóór regel met Jonker bevoch
ten. En als het lang verwachtte deel 2 van
Poesjkins verzamelde werken in onze biblio
theek opgenomen."
Brieven
En dan zijn brieven! Sjifra Herschberg ver
taalde 349 van de ongeveer achthonderd
brieven die bewaard zijn gebleven. „Ik
mocht willen dat ik dat soort brieven kon
schrijven. Ze zijn simpel, geestig, direct en
ongedwongen. Eigenlijk zo gewoon, niet
voor vreemde ogen bestemd. Omdat hij al
tijd te maken had met censuur, schreef hij
alleen een brief als hij zeker wist dat iemand
hem meenam. Daardoor nam hij geen blad
voor de mond."
Van Oorschot: „Uit de brieven komt hij
naar voren als een warmbloedige, jaloerse
man, die met iedereen grappen uithaalt en
smoorverliefd is op zijn vrouw, van wie hij
natuurlijk ziet dat zij veel andere mannen
kan bekoren en dat zit hem vreselijk dwars.
Ofschoon hijzelf ook niet vies was van een
avontuurtje."
Die jaloezie wordt zijn noodlot. Op 27 ja
nuari 1837 daagt hij zijn zwager, de officier
.Georges d'Anthès, uit voor een duel. D'An-
thès, beschermeling van de Nederlandse ge
zant baron Van Heeckeren, zou Poesjkins
vrouw Natalja het hof hebben gemaakt.
D'Anthès schiet de dichter in de buik, waar
na deze twee dagen later sterft. Poesjkin
wordt in stilte begraven, maar het land is in
rep en roer.
„Drie dagen lang stonden in Petersburg
massa's mensen op de kade, omdat de grote
dichter stervende was", verzucht Lyanne
Korf, vijfdejaars Russisch in Leiden. „Soms
denk ik dat ik daar bij had willen zijn. Als je
meer van hem gelezen hebt, gaat hij steeds
meer voor je leven. 'Vriend' klinkt misschien
pathetisch, maar hij is zeker de beste schrij
ver die ik ken. Zo helder. Het lijkt allemaal
heel eenvoudig. Voor mij is dat schoonheid."
ONNO HAVERMANS
De gedichten op deze pagina zijn overge
nomen uit Bloemlezing van de Russische
poëzie, samengesteld en vertaald door
Matja Wiebes en Margriet Berg, uitgeverij
Plantage.
Als voor de sterveling de drukke dag
verklinkt,
En op de stilgeworden pleinen
De ijle schaduw van het naclitlijk
duister zinkt,
En dromen, loon na 't werk, ver
schijnen,
Dan gaan voor mij in ledigheid zo
tergend traag
De smartelijk doorivaakte uren:
Ik moet in nachtelijke stilte het ge-
knaag
Van wormen aan mijn hart verdu
ren;
Weemoed bevangt me, bange dro
men stormen aan,
Mijn droevige gedachten tollen,
Terwijl herinneringen aan mijn
zwaar bestaan
Zich zwijgend aan mijn oog ontrol
len.
Vervuld van afkeer lees ik in mijn le
vensboek
En ween om de gebeurtenissen,
Maar hoe verbitterd ik ook huiver,
klaag of vloek,
De regels zijn niet uit te wissen.
(1828)
'Wat een mysterieus gedoe!'
Denkt onze held; hij is het moe,
Nieuwsgierig nadert hij het wonder,
Hij rijdt een rondje om de reus
En kriebelt met zijn lanspunt onder
Diens indrukwekkend grote neus.
Het monster fionst, spert zenuwach
tig
Zijn ogen open - en niest krachtig.
De steppe sidderde, eendrachtig
Kwam een troep uilen schuw en
schor
Uit wimpers, wenkbrauwen en snor
Te voorschijn, de natuur ontwaakte,
De echo nieste dat het kraakte,
Het ros ging er vandoor in draf,
De held viel er zowat vanaf.
(uit Roeslan en Ljoedmila, 1820)
Lucht gehuld in nevelvlagen,
Sneeuw die opstuift, wervelwind;
Hoort hem als een roofdier klagen,
Dan weer huilen als een kind,
Hoor hem ritselen daarbuiten
Op het strodak van ons huis,
Dan weer tikt hij op de ruiten,
Als een zwerver, eindlijk thuis.
In ons schamel hutje, oudje,
Is het vreugdeloos en kil.
Waarom zit je daar zo, vrouwtje,
Bij het raam, wat ben je stil?
Heeft soms het aanhoudend waaien
Van de wind je uitgeput,
Of ben jij door 't snorrend draaien
Van je spinwiel ingedut?
Laat ons het verdriet verdrinken,
Hoedster van mijn droeve jeugd,
Pak de beker, laat ons klinken,
Dat schenkt onze harten vreugd.
Zing het liedje van het sijsje
Dat naar zee is afgedwaald;
Zing het liedje van het meisje
Dat des ochtends water haalt.
Lucht, gehuld in nevelvlagen,
Sneeuw die opstuift, wervelwind;
Hoor hem als een roofdier klagen,
Dan weer huilen als een kind.
Laat ons het verdriet verdrinken,
Hoedster van mijn droeve jeugd,
Pak de beker, laat ons klinken,
Dat schenkt onze harten vreugd.
(1825)
Tweehonderdste geboortedag van de 'zon van de Russische poëzie'
Wat is er toch met Poesjkin? De Russische
volksdichter, die op 38-jarige leejiijd zo
\mmerlijk het leven liet in een duel om niks (of
was zijn jaloezie terecht en zijn rivaal
inderdaad een schurk die heimelijk flirtte met
zijn vrouw), leeft voor altijd in de Russische
arten. „Je kunt hier op straat in iedere Rus een
J vinger prikken en er komt Poesjkin uit", zegt
Sjifra Herschberg, correspondente te Moskou
voor NOS-radio en vertaalster van zijn brieven.
Rusland viert dit weekeinde de tweehonderdste
geboortedag van de schrijver van 'Roeslan en
Ljoedmila', 'De Kapiteinsdochter' en natuurlijk
'Jevgeni Onegin'. Gewoon werk, schreef Karei
van het Reve. Weinig spectaculair. 'Wat hem
m zijn tijdgenoten onderscheidt is wat Mozart
van zijn tijdgenoten onderscheidt.
Als in de beste tijden van de Sov
jetunie wapperen fel gekleurde
banieren boven de brede straten
van Moskou en Sint Petersburg. Alleen de
teksten zijn anders. Niet langer prijst het
dundoek de lichtende toekomst van het
communisme. Dezer dagen zwaaien de Rus
sen lof toe aan Aleksander Sergejevitsj Poesj
kin, de grote dichter, die op 6 juni precies
tweehonderd jaar geleden werd geboren. Dat
moet groots gevierd.
President Boris Jeltsin zal morgemzelfs een
krans leggen bij het standbeeld, dat in 1880
onder grote belangstelling in" Moskou werd
neergezet. Als hij niet ziek, zwak en misselijk
is natuurlijk. „Ik kan me niet heugen dat ko
ningin Beatrix ooit een krans heeft gelegd ter
herdenking van een Nederlandse schrijver of
dichter", constateert slaviste Sjifra Hersch
berg, NOS-correspondente te Moskou. „Wij
hebben een andere cultuur. Het is een cli
ché, maar er wordt hier gewoon meer aan li
teratuur gedaan. Je kunt hier op straat in ie
dere Rus prikken en er komt een citaat uit.
Vaak van Poesjkin." Nederlanders kunnen
dat niet. „Met een beetje geluk komt er een
regeltje Bloem uit en een stukje Elsschot,
maar dan-hebben we het wel gehad", meent
Herschberg.
„Een typisch Hollands trekje", smaalt uit
gever Wouter van Oorschot. „Wij zijn niet in
staat onze cultuurdragers naar behoren te
waarderen. Kijk naar Frankrijk of Engeland,
daar gebeurt dat wel. Net als in Rusland."
Herschberg: „In Rusland moet je de litera
tuur kennen, ook al ga je wiskunde studeren.
Dan kun je wel beginnen over de Russische
ziel, die natuurlijk helemaal niet bestaat,
maar het komt bij veel mensen gewoon van
binnenuit."
Gewoon
Russen hebben iets met hun schrijvers en
Poesjkin is onbetwist de grootste. Waarom?
Dat valt niet uit te leggen. 'Het is toch al
moeilijk iets over enig kunstwerk te zeggen
behalve dat je het mooi, lelijk, aangrijpend,
vervelend, vermakelijk vindt', schreef de be
gin dit jaar overleden hoogleraar Karei van
het Reve in zijn Geschiedenis van de Russi
sche literatuur. 'Bij- Poesjkin komt daar de
moeilijkheid bij, dat zijn werk 'zo gewoon' is.
Het is werk uit de eerste decennia van de vo
rige eeuw, maar dan zonder het exuberante
van Hoffmann, de uitvoerigheid van Byron,
de bizarre humor van Gogol, de kneuterig
heid van de Camera obscura, zonder het
schwarmerische van de Lake poets of van
Heine. Het is weinig spectaculair wat woord
keus, prosodie, onderwerp betreft. Poesj
kin is niet, zoals vaak beweerd wordt, een
'vernieuwer' geweest. Wat hem van zijn
tijdgenoten onderscheidt is wat Mozart van
zijn tijdgenoten onderscheidt.'
„Dat is het precies", zo onderstreept
Herschberg haar leermeester. „Als je die ver
haaltjes naverteld blijft er weinig over. De in
houd stelt niks voor, maar toch leg je het niet
weg, blijf je lezen. Dat ogenschijnlijk simpe
le, eenvoudige en speelse is allemaal briljant
gecomponeerd."
Volgens de Leidse vertaalster Marja Wie
bes begint de Russische dichtkunst domweg
pas bij Poesjkin. „Rusland liep ontzettend
achter. Bij ons was allang poëzie, maar de
Russen kenden geen sonnetten, geen jambe,
niks. Poesjkin bracht poëzie en proza opeens
op gelijke hoogte met de rest van Europa. Hij
kon ook alles. En hij schreef gewone, aardige
gedichten, niet de poëzie van het hogere
soort. Dat maakt hem tot een bijzondere
persoon. Poesjkin is in alle tijden goed, niet
ingewikkeld."
Maarten Rozing, tweedejaars student Sla
vische talen te Leiden, noemt zichzelf 'een
absolute Poesjkinfanaat'. „Hij leest zo ge
makkelijk weg. Je hebt helemaal niet het idee
dat zijn verhalen honderdvijftig jaar oud zijn.
Als je Nederlandse literatuur van zo lang ge
leden leest, dan merk je dat echt, maar
Poesjkin blijft modern. In De Bronzen Ruiter
gaat een stuk over Petersburg. Je kunt daar
vier regels tussen uithalen en dan zie je de
hele stad voor je."
Marja Wiebes verwijst naar een verhaaltje
van de avantgardistische schrijver Daniil
Charms (1905-1942)', van wie toevallig juist
een lijvige vertaling in het Nederlands is ver
schenen (bij uitgeverij Atlas). Het absurde
stukje Over Poesjkin schreef hij op 15 de
cember 1936:
Poesjkin, volgens velen de grootste Russische schrijver.