De fietsende dwaas 'Vier jaar lang heb ik met Rembrandt geleefd' s Nr.30: Gerrit Schulte jor ROB VAN DEN DOBBELSTEEN lijn bijnaam kreeg hij van de Franse journa- ■t Gaston Bénac, daarover bestaat geen twij- Die noemde Gerrit Schulte (1916-1992) n het eind van de jaren dertig in zijn krant Fou Pédalant'. Maar over de aanleiding •rschillen de meningen. Uitgever/schrijver \artin Ros beweert dat de door hem vurig be nderde Schulte in 1938 voor het eerst als petsende dwaas' de sportpagina's haalde. Ge rende de wielenvedstrijd Antwerpen-Gent- tiverpen had de Nederlander zo zitten mpen, bonken en zwiepen, dat zijn fiets 15 'ometer voor de finish finaal door midden ralc. Op een moment uiteraard, dat Gerrit al- n aan Icop lag. Want zo hoort dat bij legen- KUIPLÊgs. ik hei 6 inmiddels overleden sportverslaggever Ger Schuur- 3 zuil an echter, heeft steeds volgehouden dat zijn favoriet al ïondbee jaar eerder zijn geuzennaam kreeg opgespeld. Schul- ït iki stoof als amateur tijdens de Grand Prix des Nations zo Ik bi -rvaariijk door de Jardin des Tuileries in Parijs, dat Bénac ru :t de volgende dag in z'n krant bijna alleen over hem v, id. Maar daar onmiddellijk aan toevoegde, dat hij nooit n 'grote' zou worden. Jawel, Schulte was een formida- atleet. En hij kon heel hard fietsen. Maar helaas, de nooa11 had 'geen hersens'. Bénac: 'En dan kom je er niet in internationale wielerwereld.' Een misvatting. Gerrit Schulte immers, groeide uit tot nensiin superkampioen. De aan het Van Beuningenplein in hii nsterdam geboren coureur fietste tot zijn 44 ste mee aan 1 °,g antaz won hij toen nog de Zesdaagse van Antwerpen), gevierde ruim 200 keer op de piste en triomfeerde daar- ■enoiiast °°h n°g eens zo n 100 maal °P he weg. Hoogtepunt: in m it behalen van de wereldtitel achtervolging in het afgela- h;n Olympisch Stadion in Amsterdam (1948). Op een t gez inderige augustusavond versloeg hij toen in een - voor mei dereen die daarbij is geweest - onvergetelijke finale (dén g hjj weer voori dan iag hjj weer achter, dan lag hij weer ior), de Italiaanse 'campionissimo' Fausto Coppi. Misschien wel het grootste talent van Schulte: een wijze waarover iedereen nog jaren kon napraten, f hij vernederd^ #(jn tpgepstanders, óf hij schitterde 1(op terÉ 9 leeftijd dat anderen al lang achter de begonia's zaten, Ik hj Ihij won na een 'affaire'. Zijn wereldtitel bijvoorbeeld ihaalde hij nadat hij in de halve finales de Zwitser Hugo buret o5iet op het nippertje had geklopt, terwijl Antonio Bevil- qua er tegen landgenoot Coppi onder het gefluit en ge- ei van een ziedend stadion een wandeling van had g aakt. Schulte rolde na 6 minuten en 21 seconden uitge- iit over de eindstreep; een okselfrisse Coppi had over de kilometer ruim 9 minuten mogen doen. Heel Nederland sprak schande van die vertoning en als :hulte was uiteraard niet te beroerd het vuurtje nog wat te stoken. Want dat kon de 'Bossche Reus' (hij kreeg e tweede bijnaam nadat hij in 's-Hertogenbosch café- luder was geworden) als geen ander: praten. Bij suppor- en journalisten werd hij er ongelooflijk populair door; 'jjjB*:' Topsporters van deze eeuw Honderd jaar sport, honderd jaar prestaties van formaat. Tijd voor het maken van een on verbiddelijke ranglijst. Wie zijn de beste Nederlandse topsporters van deze eeuw? Gedurende het hele jaar wordt elke week op deze plaats een sportfiguur geportretteerd die van de redactie een plaats heefi gekregen in de top 50. 28. 29. 30. Gerrit Schulte 31. Marianne Timmer 32. Jan Timman 33. Beb Bakhuys 34. Zus Braun 35. Lcontien van Moorsel 36. Willem van Hanegem 37. Tinus Osendarp 38. Ties Krulze 39. Jan Raas 40. Rik Smits 41. Piet Roozenburg 42. Kees Verkerk 43. Piet van de Pol 44. Ellen van Langen 45. Gianni Romme 46. Marcel Wouda 47. Bok de Korver 48. Rein de Waal 49. Bep van Klaveren 50. Just Göbel Gerrit Schulte: een renner die wedstrijden wist te winnen op een wijze waarover iedereen nog jaren kon napraten. foto archief anp z'n collega's konden hem om diezelfde reden wel schie ten. De Haarlemmer Gé Peters, zelf een begenadigd wiel renner enin zesdaagsen jarenlang koppelgenoot van Schulte: 'Gerrit had een verschrikkelijk grote bek. Nie mand kon iets, behalve hij. Hij vond Peter Post niets, hij vond Rik van Looy niets... Een groot wielrenner, maar een moeilijk man. Ik moest eens tegen Karei Kaers rijden. Het was zijn afscheidswedstrijd. Karei was een fantastische coureur geweest en een fijne collega, dus gunde ik hem de overwinning. Siste Schulte voor de start in m'n oor: 'Rij hem helemaal aan flarden, Gé." Het-was die instelling, die Schulte tot een vedette maak te. Altijd rijden, geen cadeautjes geven en dat in een stijl die het pubüek in vervoering bracht. De blonde, 1.85 me ter lange krachtpatser zat als gebeeldhouwd op z'n machi ne en - dat maakte het plaatje nóg mooier - was een fan van het kleine verzet. Het verhaal gaat, dat hij bij trai- ningsritten z'n meefietsende maten zelfs tegen de wind in gewoon uit het wiel reed. Terwijl hij bij die gelegenheden - vertelde hij graag - toch nooit zwaarder trapte dan het 'kleuterverzetje' 48x19. Niemand die dergelijke beweringen nog kan controle ren. Precies één van de redenen waarom Schulte een le gende werd en - om maar een voorbeeld te noemen - Re- né Pijnen niet. Die laatste won 72 zesdaagsen tegen Schul te 'slechts' 19. Maar Pijnen was een stille 'klasbak', terwijl Schulte altijd wel één of ander sterk verhaal klaar had. Te gen zijn biograaf Martin van Daal vertelde hij eens hoe hij op een septemberzondag in 1935 in de Beemster club kampioen werd van wielervereniging Ulysses (70 kilome ter in 1 uur en 45 minuten), naar Amsterdam fietste, daar een huwelijksfeest meemaakte, maandagochtend om 06.00 uur opstond om naar Noord-Brabant te rijden, in een schuur overnachtte, op dinsdag de Ronde van Hoog- erheide won, nog diezelfde avond terug peddelde naar Amsterdam, alwaar hij op woensdag in het Olympisch Stadion het eerste officieuze baankampioenschap van de Noordhollandse wielerclubs naar z'n hand zette. Zo was Schulte. Een harde. Die zichzelf ook nog eens enorm kon oppeppen. Arme Evert van Mokum. Nadat Wim van Est in 1953 op het circuit van Zandvoort winnaar was geworden van een jubileumwedstrijd van de KNWU schreef de Amsterdamse wielerverslaggever, dat er op het fietsen van 'IJzeren Willem' geen maat stond. 'Daar kon zelfs Gerrit Schulte in z'n beste jaren niet aan tippen', durfde Van Mokum warempel te schrijven. Een maandje later werd Schulte Nederlands kampioen door op de Cau- berg in Valkenburg als eerste door de finish te stormen. Vóór Wim van Est (2e) en vóór Wout Wagtmans (3e). Schulte meteen na afloop zuigend: 'Was er niet iemand die schreef, dat die oude man er niets meer van kon?' Sinds 1955 krijgt de beste Nederlandse profcoureur van het jaar een prijs uitgereikt, die de 'Schulte-Trofee is gehe ten. Een betere naam was nauwelijks denkbaar geweest. Sylvie Matton kruipt in de huid van Hendrickje Stoffels 'Rembrandt, dank je, ik heb het je niet genoeg gezegd. Nooit heb ik bij jou van een ander leven gedroomd. Het is begonnen in jouw armen. Ik ben tot leven gekomen in jouw ogen, veertien jaar geleden in de Breestraat.Op haar sterfbed verwoordt Hendrickje Stoffels aldus haar liefde voor Rembrandt van Rijn. Wie hun verhouding anno 1999 op deze poëtische manier op papier zet, moet zich wel diep verwant voelen met het paar dat bijna drieënhalve eeuw geleden leefde. De Franse schrijfster Sylvie Matton beaamt die devotie volmondig.Vier jaar lang heb ik met Rembrandt geleefd. Hendrickje raakt zwanger, maar Rembrandt kan niet met haar trou wen. Hij kan de belofte aan zijn in 1640 overleden echtgenote Saskia niet verbreken. Die bepaalde in haar testament dat Rembrandt dan de helft van hun bezit aan de wees kamer zou moeten schenken, ten gunste van hun zoon Titus. Al gauw wordt de zwangere Hend rickje streng veroordeeld door de kerk en nagewezen door het volk. Ongunstig gestemde regenten heb ben het eveneens voorzien op het in zonde levende kunstenaarspaar. In hoge en lage kringen wordt minach tend aan haar gerefereerd als 'de hoer van Rembrandt'. Hendrickje weerstaat die afkeer trots, gedreven door haar diepe lief de voor Rembrandt. „Ze speelde het klaar om overeind te blijven", zegt Matton. „Alles wat haar overkwam was oneerlijk en daarom vind ik haar erg ontroerend en moedig. Ik hou erg van Rembrandts portretten van haar. Ze aanbad hem, hij was de man van haar leven. Die schilde rijen zijn de beste bewijzen die we hebben van haar innemende per soonlijkheid: ze is niet alleen erg mooi, maar heeft een uitgesproken diepgaand karakter." Matton hoopte aanvankelijk via Hendrickje dingen die dicht bij haar zelf lagen aan het papier toe te ver trouwen. Het pakte andersom uit. „Ik werd volledig door haar meege zogen. Misschien heb ik haar leven geleefd in een vorig bestaan." Matton gaf zich over aan haar per sonage en, zo doet de schrijfster ge loven, het verhaal schreef zich min of meer vanzelf. Trots is zij alleen op de kennis die zij wist te vergaren van de pest, die in die dagen ver woestend rondwaarde in de Am sterdamse straten. Vol vuur be schrijft zij tot in de kleinste details de wondermiddeltjes in potten, kruiden tussen de keukenvloerte gels en talloze bijgelovigheden waarmee Hendrickje de gevreesde plaag ver van haar dierbaren pro beerde te houden. Uiteindelijk be zweek zij zelf aan de ziekte. De ro man eindigt op Hendrickjes sterf bed, waar zij haar zegeningen telt met de kunstenaar die zij adoreer de. De roman van Sylvie Matton leest als een liefdesdrama, met intieme details tot in de bedstee. Zoals een sprookje betaamt zijn er ook schur ken, vooral verpersoonlijkt door de welgestelde 'huisvriend' Jan Six en chirurgijn Nicolaes Tulp. Als Rem brandt op het randje van zijn faillis sement balanceert en schuldeisers hem dicht op de huid zitten, is de zogenaamde vriend Six slechts be reid hem duizenckgulden te lenen. Na Hendrickjes veroordeling door de kerk laat hij zich helemaal niet meer zien in het atelier aan de Bree straat. Volgens Matton zit Tulp, la ter Amsterdams regent, achter de verkettering van Hendrickje. Hun slechte inborst culmineert in de veiling van Rembrandts bezit. Six en Tulp bekokstoven dat zijn inboe del en kunstverzameling voor een bedrag acht keer onder de werkelij ke waarde van de hand gaan, tekent Matton verontwaardigd op. „Histo risch onderzoek leert dat de samen leving door de eeuwen heen niet veel verandert. Het zullen altijd de zelfde mensen zijn die de macht en het geld in handen hebben. Maar er zal ook altijd een Rembrandt zijn." Die opvatting is ook in de film ver weven, als een soort spiegel voor de mensheid. Volgens Malton is Rem brandt van Rijn - met in de titelrol Klaus Maria Brandauer, Johanna ter Steege als Saskia en Romane Bohringer als Hendrickje - niet lou ter een historisch document. „Ik moet er nog steeds bij huilen, ter wijl ik onderhand elk detail van elke scène ken." De scenarioschrijfster wordt het meest geraakt door de veiling van Rembrandts inboedel. „Titus koopt de spiegel, waarvoor zijn vader zichzelf portretteerde, voor het oog van de vijandige regenten en schuldeisers. Terwijl hij door het middenpad loopt, breekt de het dierbare familiestuk in duizend stukken. In werkelijkheid echter breekt de spiegel buiten het veiling huis, twee bruggen verder. Wij meenden ons dat soort kleine vrij heden te kunnen permitteren in de film." Volgens Matton zullen die minieme details alleen de echte Rembrandt-kenners opvallen. „Rembrandt zelf had het vast niet erg gevonden." Sommige mensen vragen het Fran se echtpaar verwonderd hoe het mogelijk is dat juist zij zich hebben gestort op het leven van onze be roemdste Hollandse meester. „Ik vind dat niet gek, voor mij is Rem brandt universeel", pareert Matton. „Ik stel dan de wedervraag: waarom hebben jullie het zelf nooit gedaan?" Sylvia Matton verbaast zich in hoge mate over de kennis van de kunstenaar in eigen land. „Ik dacht dat Nederlanders alles wisten van het leven van Rembrandt, dal iedereen dal leerde op de lagere school. Jullie hebben koektrommels met De Nachtwacht of De anatomi sche les erop, maar het leven van Rembrandt is, op een paar belang rijke details na, ook in Nederland vrij onbekend." amen met haar echtgenoot, de schilder en cineast Charles, legt de schrijfster Sylvie Matton momenteel de laatste hand aan de Franstalige speelfilm Rembrandt van Rijn, die in september uitkomt. Bij hun zoek tocht naar de details uit het leven van de Hollandse meester uit de Gouden eeuw stuitte het echtpaar onvermijdelijk op Hendrickje Stof fels, Rembrandts minnares. Sylvie Matton raakte geïntrigeerd door het plattelandsmeisje en die fascinatie verwoordt zij onverbloemd in haar boek Ik, Hendrickje Stoffels - Het le ven van de minnares van Rem brandt. Het is 1649 als Hendrickje Stoffels, dan twintig jaar, het verstikkende plattelandsleven in Winterswijk achter zich laat om als meid te gaan werken in het huis van Rembrandt van Rijn aan de Breestraat in Am sterdam. De weduwnaar Rem brandt werkt en woont er met zijn' zoon Titus en aanvankelijk runt Hendrickje het huishouden samen met de rijpere Geertje Dircx. Hend rickje gaat poseren voor de meester en al gauw wordt zij zijn minnares. Hun liefdesband is sterk, maar wordt door de jaren heen danig op de proef gesteld. Allereerst door Geertje Dircx, die spoorslags ver trekt en de kunstenaar uit jaloezie een proces wegens het verbreken van de huwelijksbelofte aandoet Ivia Matton: „Ik dacht dat Nederlanders alles wisten van het leven van Rembrandt, t iedereen dat leerde op de lagere school. Jullie hebben koektrommels met De Nacht- tcht of De anatomische les erop, maar het leven van Rembrandt is, op een paar be- igrijke details na, ook in Nederland vrij onbekend." foto gpd phil nijhuis

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 53