Een grillig schaakleven I! Nr 32: Jan Timman Meidoornstraat 's Zomers genieten op straat 935 ZATERDAG 15 MEI 1999 hans reismann Hendrik Timman (1951), zoon van een iögleraar in de wiskunde, is na Max Euwe succesvolste Nederlandse schaker aller tij- ii. Op zijn 13e werd hij voor het eerst Ne- rltinds jeugdkampioen, in 1971 veroverde jde internationale meestertitel en in 1974 rt rc hij zich laten kronen tot internationaal potmeester (IGM). In 1980 bereikte Tim- ui de hoogste positie op de wereldranglijst: tede achter Anatoli Karpov. Hij schreef tal i toernooien op zijn naam, groeide uit tot i fameus matchspeler en drong tweemaal or tot de finale van de kandidatenmat- es. Timman veroverde negen keer de na- de titel Eind deze maand ontbreekt hij hetNK in Rotterdam omdat hij zich niet tl 2\\i vinden in het nieuwe beloningsstelsel lager startgeld en hoger prijzengeld. De sterdammer staat nu negentiende op de ireldranglijst. igis zijn prestatiecurve altijd geweest en in de toe- nst zal het niet anders zijn. „Ik heb het eens in kaart racht. Het ziet eruit als een Alpen-landkaart", zei Jan man eens niet zonder zelfspot. tldkampioen worden is voor hem lang een ultiem r I geweest, hoewel het te ver gaat om van een obsessie preken. Timman heeft zich eens laten ontvallen dat hij lag wereldkampioen zou willen worden zoals Euwe dat „Euwe was eigenlijk niet zo sterk als Aljechin, maar de omstandigheden versloeg hij hem toch." Timman lerstreepte de algemene opinie uit die dagen, volgens keEuwe de wereldtitel had te danken aan het feit dat chin weer eens te diep in het glaasje had gekeken, laas", voegde Timman er grijnzend aan toe, „drinken parov en Karpov niet zo veel als Aljechin. Maar mis- ien krijgen ze andere slechte momenten. Je weet maar jaren eerder dateert de volgende kanttekening: „Het ituurlijk leuk om wereldkampioen te worden, maar de us zelf is alleen maar zwaar. Misschien is het het pret- om het als ideaal te laten voortbestaan." eugdige leeftijd snorde hij met zijn boezemvriend uit ilagen Hans Böhm in een aftands busje door Europa, ibij zelfs het politiebureau eens als slaapplaats dien- ien andere keer boekten de vrienden een hotel zonder cent op zak, maar de eerste prijs in het toernooi lonk- Jan Timman: „Een schaker kan niet functioneren onder discipline." FOTO ANP RAYMOND RUTINC te en die opgave was Timman wel toevertrouwd. Het was de tijd van de flower power, de tijd dat Jan Timman als een losbol door het leven ging. Hij zal de laatste zijn om dat tegen te spreken. „Tot mijn vijfentwintigste leidde ik een losgeslagen leven. Ik dronk veel, was asociaal. Rom melig." In 1985 liet hij zich eens in een interview ontvallen dat hij 'net als de meeste schakers' moeite had met het aanvaar den van gezag. „Een schaker kan niet functioneren onder discipline. Daarom wou ik ook absoluut niet in dienst. Niet uit ideële motieven, maar eenvoudig omdat schakers niet in dienst behoren te zitten. Dat kan niet, dat is onmo gelijk." Zijn huwelijk betekende in meer dan één opzicht een keerpunt in zijn leven. „Ilse heeft een positieve invloed op het schaken en op mijn leven. Ik leef stabiel nu, rustig. Ik zak niet meer door, drink niet zoveel meer. Dat kan ook niet als je kinderen hebt. Nadat ik een tijdje met Ilse om ging, wilde haar moeder mij als haar aanstaande schoon zoon beter leren kennen. Ilse zei: 'Lees dan dit boek maar'. En zij gaf haar een boek van Laurie Langenbach, waarin ik nogal uitvoerig werd beschreven." „Haar moeder las het en zei tegen Ilse: 'Hij is een sweet- man'. Dat betekent in Suriname datje een man bent die van de ene naar de andere vrouw rommelt. Dat beeld klopte inderdaad, ik rommelde ook van de een naar de ander, voordat ik Ilse kende. Schakers zijn nu eenmaal vrouwenjagers. Er bestaat een stevige ambitie tot seksuele toenadering onder topschakers. Bij een toernooi op de Fi lippijnen zaten bijvoorbeeld gewoon prostituees voor ons klaar. Dat was geregeld door de organisatoren. Die meis jes waren ter beschikking en daar werd dan ook behoorlijk gebruik van gemaakt. Ook door mij, ik was toen nog niet getrouwd, ik was inderdaad een sweetman." Door zijn vele reizen, en door zijn Surinaamse echtgenote, kreeg Timman een voorliefde voor niet-westerse culturen. Hij bezoekt graag musea, in Londen loopt hij als het even kan de Tate of de National Gallery binnen, in Madrid het Prado. Zijn lievelingsschilder is Gauguin ('Het zijn vooral de kleuren die mij aanspreken'), rond zijn twintigste raak te hij geboeid door de schrijvers Dostojevski, Toergenjev en Gogol. „Daarna heb ik me georiënteerd op de Zuid- Amerikaanse schrijvers, natuurlijk ook doordat Marquez erg in de belangstelling stond. Sommige boeken herlees je dikwijls, een goed voorbeeld is Slauerhoffs Het leven op aarde, bepaalde verhalen van Borges en natuurlijk ook Kafka. Zijn pessimisme ten opzichte van het leven spreekt mij erg aan, de wrange humor, de sfeer die het oproept." Hij mag tijdens toernooien ook graag horror lezen. Het moet niet al te gruwelijk zijn, „maar de gebruikelijke plat vloerse effecten vind ik wel bijzonder aardig. Wanneer ik H.P. Lovecraft of Edgar Allen Poe voor een partij schaak lees, veeg ik mijn geest schoon en kan ik mij beter con centreren. Het is voor mij de ideale ontspanning. Wan neer je je alleen maar met schaken bezig houdt, verlies je veel te veel energie. Ook van horrorfilms kan ik genieten, die hebben een bepaald soort humor." Maar hij kan ook onbedaarlijk lachen om de film 'A Fish Called Wanda' van John Cleese, vindt kikkers fantastische beesten ('Een kikker heeft op mij een positieve werking; volgens mij bekijken kikkers op hun beurt het leven posi tief) en is altijd sterk in muziek geïnteresseerd geweest. Sinds zijn veertiende is hij een liefhebber van Frank Zap pa. „Een bijzonder geestig iemand. Hij trekt zich nergens iets van aan en ontstijgt zo het niveau van de mensen die gewoonlijk de wereld van de popmuziek vertegenwoordi gen. De provocerende humor in zijn teksten, zijn betrok kenheid bij politieke en maatschappelijke voortvloeisels, vind ik heel aardig." Hij heeft eens gezegd moeilijk los te kunnen komen van het heer Bommel-principe dat geld geen rol speelt. Een geldwolf is hij bepaald niet, hoewel hij om financiële rede nen afhaakte voor het komende NK in Rotterdam. „Ik vind het belangrijk dat er een hoog prijzengeld is, maar al leen omdat ik respect wil afdwingen voor het topschaak. Rijkdom interesseert me niet. Ik ben tevreden als ik een prettig en harmonieus leven kan leiden. Multimiljonair hoef ik niet te zijn. Als ik vele miljoenen zou verdienen zou ik ze zelf niet willen houden, maar een groot deel weggeven aan goede doelen." Ups en downs lopen als een rode draad door zijn schaak carrière. Na de pijnlijke nederlaag tegen Anatoli Karpov in 1990 in Kuala Lumpur volgde een diepe depressie. Tim man likte zijn wonden, ver weg van wat hij het 'honende klootjesvolk' noemde. 'Falen in de strijd om de wereldtitel brengt een somberheid met zich mee, waartegen zelfs het meest gezonde optimisme niet bestand is,' schreef het slachtoffer er zelf over in zijn boek Het Smalle Pad. De Amsterdammer heeft meer klappen gekend. Na de ontluistering in de halve finales van het kandidatentoer nooi '86 in Tilburg tegen Arthur Joesoepov was Timman volgens zijn zeggen 'bevangen door een desolate ge moedstoestand, die me deed overwegen me van de civili satie af te keren en het oerwoud in te trekken'. De geschie denis heeft geleerd dat het zo ver nooit is gekomen. Topspo rters van ^ciez.e eeuw S) Honderd jaar sport, hoiulerd jaar prestaties van formaat. Tijd voor het maken van een on verbiddelijke ranglijst. Wie zijn de beste Nederlandse topsporters van deze eeuw Gedurende het hele jaar wordt elke week op deze plaats een sportfiguur geportretteerd die van de redactie een plaats heeft gekregen in de top 50. Jan Timman Beb Bakhuys Zus Braun Leonden van Moorsel Willem van Hanegem Tinus Osendarp Ties Kruize Jan Raas Rik Smits Piet Roozenburg Kees Verkerk Piet van de Pol Ellen van Langen Gianni Romme Marcel Wouda Bok de Korver Rein de Waal Bep van Klaveren lust Göbel Rubriek over straten, lanen, stegen, hofjes, grachten en vaarten in Leiden en omgeving. Bewoners vertellen over de plezierige kanten van hun woonomgeving, maar ook over grote of kleine problemen. Vandaag: de Molukse wijk in Alphen aan de Rijn. door marijn kramp Het is een naoorlogse wijk zoals vele anderen. Ge bouwd in de jaren zestig, gerenoveerd in jaren ne gentig, met wat gestapelde bouw en een aantal rijtjes doorzonwoningen. Een beetje saaie buurt om te zien, maar het leven is er goed. „Want gezelligheid en lek ker eten is de Molukse wijk ten voeten uit", meent Johan Litaay. Geen mens wil dan ook vertrekken uit de Molukse wijk in Alphen aan den Rijn, of het moet om een terugkeer gaan naar het vaderland. Want daar dromen nog veel Molukkers van. Terug naar de specerijeneilanden, als die zijn verenigd in een onaf hankelijke staat: de RMS (Republik Maluku Selatan). Ruim negentig gezinnen bevolken de Elzenstraat, Meidoornstraat, Dennenlaan en Oleanderstraat die grenzen aan het bedrijventerrein Rijnhaven. De wei nige autochtone Nederlanders die er wonen zijn aan getrouwd. De ouderen in de wijk kwamen begin 1951 naar Nederland. Zij waren verkenners in het Konink lijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) of op een ande re manier loyaal aan het Nederlandse koloniale be wind. De Zuid-Molukkers streden - en strijden nog steeds - voor een onafhankelijke staat. Resorteren onder de Republiek Indonesia was voor hun geen optie, dat stond gelijk aan verraad. Een heikele situa tie die door het Haagse gerechtshof begin 1951 werd 'opgelost' door Nederland te verplichten om de groep op te nemen. Zo kwamen ruim 12.000 Moluk kers naar Amersfoort waar ze verspreid werden over verschillende kampen. „Mijn ouders moesten snel beslissen over hun vertrek naar Nederland", zegt Jo han Litaay. „En ineens stonden ze daar dan in dat koude land. Alles hadden ze achter gelaten: hun huis, hun spullen, de familie. Maar, zo kregen zij te horen, het zou slechts voor zes maanden zijn." Het liep anders. Die zes maanden in het kamp werden veertien jaar. In die jaren werd Johan gebo ren. Hij herinnert zich niet veel meer van het kamp leven. Alleen dat ze vaak moesten verhuizen en er nauwelijks verwarming, warm water en licht was. Be gin jaren zestig besloot de regering woonwijken voor de Molukkers te bouwen. Zo ook in 1965 in Alphen aan den Rijn. Veel nakomelingen van KNIL-strijders zijn bij gebrek aan woningen in hun eigen buurt, over Alphen uitgezworven. Nog altijd komen ze re gelmatig in de Molukse wijk, op bezoek bij familie en vrienden, voor de activiteiten in het buurthuis en voor de kerkdiensten. In de loop der jaren heeft de Molukse gemeen schap zich goed georganiseerd. In Alphen maar ook daar buiten. „De verbindingen lopen door heel Ne derland en zelfs door de rest van de wereld. Dat hoort ook bij onze cultuur. Wij hechten sterk aan el kaar en iedereen heeft wel ergens familie." Met inter net gaat de communicatie nog sneller. Johan maakt De Molukse wijk in Aphen aan den Rijn: 'We zijn een hechte gemeenschap. We bestaan niet uit 92 gezinnen, maar zijn een grote familie.' FOTO ENGEL LAMEIJER er vaak gebruik van en ook George Saamena is er bij na dagelijks op te vinden. Saamena is net als veel an dere Molukkers politiek actief. Hij speurt op internet naar de laatste nieuwtjes die niet in de krant, radio of tv verschijnen. Daar, vertelt hij, vindt hij gruwelijke foto's van moorden en martelingen. Het bewijst voor hem dat de strijd voor een onafhankelijke staat op de Molukken niet is gedoofd en dat de RMS niet alleen nog maar het ideaal is van immigranten zoals criti casters beweren. Ook Johan staat niet achter die kri tiek. „Mensen die terugkomen van vakantie vertellen dat er op de eilanden minder vaak over wordt ge sproken dan hier. Maar wat wil je als er geen vrijheid van meningsuiting is. Dan verstommen sommige mensen wel. Wat dat betreft hebben wij hier dus ge makkelijk praten." En dat doen de Molukkers graag; praten met el kaar. Over politiek, het geloof, de opvoeding van de kinderen en de zorg voor de ouderen. Die gesprekken voeren ze vooral in het buurthuis en buiten op straat. Voor en na het eten buurten veel mensen op de stoep vari de Elzenstraat. De kinderen trappen een balletje of rollen wat rond op skates. Vooral in zomer is het prettig toeven in de Molukse wijk. Johan kijkt er verlangend naar uit. „Dan hebben we er wat eten bij en maken we muziek. Dat is genieten. Jong en oud, iedereen is erbij. Dat is de Molukse wijk op zijn best." Rottigheid kent het buurtje nauwelijks. Iedereen kent elkaar en zo gauw er een vreemde door de wijk loopt wordt die nieuwsgierig begroet en aangespro ken. 'Bent u naar iemand op zoek?' en 'kunnen wij u misschien helpen?' zijn vragen die vaak worden ge steld. Volgens Johan is het in de Molukse wijk gebrui kelijk om belangstelling te tonen. Een goede gewoon te vindt hij met als bijkomend voordeel dat eigen dommen veilig zijn. „Iedereen houdt alles in de ga ten. Inbraken komen niet voor en vechtpartijtjes ook nauwelijks. We wijzen eikaars kinderen terecht en beperken ons niet tot ons eigen kroost.1' „We zijn een hechte gemeenschap. We bestaan niet uit 92 gezinnen, maar zijn een grote familie", legt Danjel Tuhumena uit Hij woont net als Johan in de Meidoomstraat en werkt in dienst van de ge meente voor de Molukse stichting Kaju Putih. In het buurthuis aan de Dennenlaan organiseert de stich ting allerlei activiteiten, zoals bingo's, Moluks dansen voor kinderen, taallessen en opvoedcursussen. Soms gaan ze erop uit. Dit weekeinde bijvoorbeeld gaat een aantal vrijwilligers onder wie Johans vrouw Linda, met een groep kinderen op bezoek in het asielzoe kerscentrum verderop aan de Eikenlaan. Johan vindt het een mooi initiatief. „Niet alleen omdat het de ho rizon van je kinderen verbreedt en hen tolerantie bij brengt, maar ook omdat het een uitstapje is in ons ei gen Nederlandse verleden." De Molukse cultuur en geschiedenis wordt de kin deren met de paplepel in gegoten. -Op school krijgen ze als de lessen zijn afgelopen, Moluks-Maleisische taalles. Een taal die onderling nog veel wordt gespro ken, aangezien veel ouderen het Nederlands niet goed beheersen. Van jongs af aan gaan de kinderen mee naar de jaarlijkse herdenking van de RMS-pro- clamatie in Den Haag, dat behalve een belangrijke politieke bijeenkomst ook een familiereünie is. „Op deze manier worden onze kinderen zich al vroeg be wust van hun Molukse identiteit. Die identiteit berust op het geloof, protestants in ons geval, het RMS-ide aal en saamhorigheid onderling." De onderlinge verbintenissen binnen de Molukse gemeenschap zijn wijd vertakt en zeer sterk. Naast de gebruikelijke familie stamboom kennen de Moluk kers nog pelaschappen. Eeuwenoude verbintenissen die hun voorouders afsloten in de negorijen. Daar was het leven zwaar, legt Johan uit. „De mensen be sloten om elkaar bij te staan en dronken als bezege ling van deze samenwerking eikaars bloed. Met deze bloedverwanten mag je niet trouwen, want dat wreekt zich in ongeluk." Door de eeuwen is dit een uitgebreid netwerk geworden wat het leven van een Molukker soms behoorlijk ingewikkeld kan maken. Johan weet dit uit eigen ervaring. „Voor ik mijn vrouw leerde kennen ontmoette ik eens een leuk meisje. Maar een relatie zat er voor ons niet in want we waren pela's, iets wat wij allebei respecteren. We hebben het dus afgehouden. Voor Nederlanders is dit misschien raar, voor ons niet. Zo steekt onze ge meenschap in elkaar. We hebben een sterke band met elkaar en dit soort verbintenissen maken je op jonge leeftijd al bewust van relaties en de waarde daarvan." Het zorgen voor elkaar zit er bij de bewoners van de Molukse wijk dan ook ingebakken. „Neem een overlijden. Als iemand dood gaat weet binnen een mum van tijd iedereen het. De berichtgeving hier in de wijk werkt wat dat betreft nog sneller dan internet. Vanaf dat moment staat iedereen de naaste familie bij en begint de organisatie. Elke begrafenis, van wie dan ook, is een enorm geregel, en bij Molukkers hele maal. Wij doen het niet met koffie en cake in het uit vaartcentrum. Bij ons horen er enorme maaltijden bij en we moeten slaapplaatsen creëren voor familiele den uit de rest van het land. Veel wijkbewoners krui pen dan tijdelijk bij elkaar en staan hun huizen voor een paar dagen af aan de nabestaanden. Niemand hoeft daartoe worden overgehaald. Voor ons is zoiets vanzelfsprekend."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 45