Als alleen
de punten
tellen
Met driehonderd kilometer per uur langs het casino
Broer
DAG 15 MEI 1999
.LEM SPIERDIJK, 071-5356464, PLV.-CHEF JANET VAN DIJK, 071-5356463
a;
ken
dagi
dat
stbus
Clubs sturen steeds vaker trainer weg
Het is geen uitzondering meer als een amateurclub een trainer
wegstuurt als de resultaten uitblijven. Wim van Zwam, Johan
Boer, Henry Pouw en Jan Schoen kwamen op een avond bij
elkaar om te praten over de oorzaken van de toename van het
aantal scheidingen tussen clubs en trainers.
Trainer Van Zwam (42, volgend seizoen trainer van Katwijk)
werd zelf ontslagen, in 1994 bij ARC, waar Johan Boer (nu
Rijnsburgse Boys) aanvoerder was. Henry Pouw (36) maakte als
speler van Katwijk de grote successen mee, en is nu
aanspreekpunt voor de A-selectie, die dit seizoen trainer Bob
Kootwijk voortijdig zag vertrekken. Oud-speler en -trainer Jan
Schoen (44) is bestuurslid technische zaken bij Ter Leede.
Wim van Zwam zegt dat het ont
slag bij ARC in 1994 het slecht
ste is wat hem als trainer is overko
men. ,,Er wordt iets van je afgeno
men waar je je hele ziel en zaligheid
in hebt gestopt, en dat mag je dan
niet afmaken. Dat is heel frustre
rend." Vijf jaar later kan hij ook ver-
te= tellen dat hij van de Alphense affai
re veel heeft geleerd en er een bete-
Mre trainer door is geworden. „Trai
ner zijn is een heel emotioneel vak.
Je gaat over heel hoge bergen en
door heel diepe dalen. Als je maar
lang genoeg meeloopt, maak je het
tusser allemaal mee."
3ok in het amateurvoetbal komt
het steeds vaker voor dat een club
en een trainer vroegtijdig uit elkaar
>aan. Het gebeurde dit seizoen in
n naa de Leidse regio negen maal, in
lommige gevallen stapte de trainer
zelf op, in de meeste moest hij op
ast van het bestuur van de club
:ijn biezen pakken. Het gebeurde
)ij laag spelende clubs (FC Rijn-
id, LFC) en bij top-verenigingen
üs Katwijk en KRV.
/an Zwam, dit seizoen voor het
aatst werkzaam bij UVS, de club
iie anderhalve week na zijn ontslag
)ij ARC bij hem aan de Telefoon
ling, verbaast zich er niet over. Het
imateurvoetbal volgt immers de
rends in het betaalde voetbal, waar
iet al veel gebruikelijker is om een
rainer te ontslaan als de punten
naar moeizaam binnenstromen.
,De belangen zijn groot. In de top
van het amateurvoetbal gaan ton-
ïen om. De druk op de spelers, het
jestuur en de trainers om te preste
en neemt toe. En dan hangt het af
itJian de visie van het bestuur, hoe
inel het in paniek raakt. Te vaak
wordt naar het aantal punten geke
ken, en niet naar de achterliggende
gronden van de tegenvallende pres
taties."
Alle vier zijn ze het erover eens dat
er eigenlijk maar een goede reden is
om een trainer te ontslaan. En dat
is wanneer de relatie met de spelers
zo slecht is dat er geen werkbare si
tuatie meer is, dat er niet meer
goed gepresteerd kan worden. „De
spelersgroep is de belangrijkste fac
tor", zegt Jan Schoen en een slechte
relatie tussen bestuur en trainer
zou eigenlijk geen rol mogen spe
len. „Het is gemakkelijk als je als
bestuurslid goed met een trainer
door de bocht kunt, maar het gaat
erom dat de spelersgroep in de trai
ner gelooft. Je bent als bestuurslid
voor de club bezig. Het gaat niet
om je eigen ego."
Maar de ervaring van Johan Boer is
dat het daar soms wel om gaat. Dat
een slechte relatie gaat tellen op het
moment dat de ploeg te weinig
punten haalt. Zo rekende het be
stuur van ARC volgens hem uitein
delijk ook af met Wim van Zwam.
Als de oud-speler en oud-trainer op
de affaire terugkijken, dan conclu
deren zij beiden dat de sponsors
een te grote vinger in de pap wilden
en kregen van het bestuur van de
Alphense hoofdklasser. Dat Van
Zwam op een maandagavond na
een training niet aan wilde schui
ven bij een gesprek tussen be
stuursleden en sponsors, omdat die
afspraak helemaal niet was ge
maakt, werd hem achteraf zeer
kwalijk genomert. De relatie met
het bestuur verslechterde ziender
ogen.
Van Zwam: „Iedereen merkte dat
het met het elftal beter ging, maar
we wonnen net niet. We mochten
Van links naar rechts: Wim van Zwam, Johan Boer, Henry Pouw en Jan Schoen.
niet meer verliezen, en dan voel je een ontslag
aankomen. Dan weet je: als het nu weer niet
lukt, dan komt het telefoontje."
Achteraf steekt de trainer ook de hand in eigen
boezem. „Ik ben heel stijfkoppig geweest",
zegt hij. „Ik wilde me niet te veel laten beïn
vloeden door sponsors."
Johan Boer ziet met lede ogen aan hoe spon
sors een steeds grotere stem krijgen in het be
leid van amateurverenigingen. „Ik vind dat dat
tot beperkte hoogte zo moet zijn", zegt hij. „Je
neemt een trainer aan voor het technische be
leid. En omdat een sponsor nou toevallig het
geld ophoest, betekent dat nog niet dat hij zich
daar mee mag bemoeien."
Henry Pouw reageert: „Dat ben ik niet hele
maal met je eens. Een sponsor verdient wel
aandacht. Hij steekt zijn geld in een club en
wil meepraten. Dat mag, maar hij mag niet
meebeslissen."
„Die scheidslijn is heel dun", constateert Boer.
„Wanneer is het meepraten, wanneer is het
meebeslissen?"
Pouw: „Daarom moet je ook een goed team
formeren rond de selectie. Het moet heel dui
delijk zijn wie de beslissingen neemt. Daar
moet je goede afspraken over maken. Als het
dan niet goed gaat, als een trainer wordt ont
slagen, dan zie ik dat als het falen van alle par
tijen."
Van Zwam: „Je ziet hieraan ook dat er steeds
meer gevraagd wordt van een trainer. Die
moet ook af en toe een praatje maken met een
sponsor."
Schoen: „Als trainer moet je niet alleen maar
sociale vaardigheden hebben, ook commercië
le vaardigheden. Het woord trainer is achter
haald, het wordt steeds meer een vak. Menig
trainer heeft daar moeite mee en menig be
stuur ook."
Pouw: „Een trainer is tegenwoordig ook een
halve psycholoog. Het gaat nog maar dertig
procent om voetbal, zeventig procent gaat om
andere zaken."
Volgens Jan Schoen hebben besturen er soms
niet alleen moeite mee mee te groeien met de
snelle ontwikkelingen in het amateurvoetbal,
met zijn steeds grotere belangen en steeds ho
gere verwachtingen. Een probleem is volgens
hem ook dat de afstand tussen bestuursleden
en dat wat er op het veld gebeurt ('het voetbal-
verhaal') soms veel te groot is. Wim van Zwam
kan dat beamen. „Ik heb zelden een bestuurs
lid op een trainingsveld kunnen betrappen."
Vaak gaat het bij het aantrekken van een nieu
we trainer al niet goed. Van Zwam merkt dat
'het gros van de clubs' bij hun zoektocht alleen
maar letten op het aantal punten dat een trai
ner dat seizoen heeft behaald. „Met als gevolg
dat je als trainer een belletje krijgt als je boven
aan staat. Terwijl een slechte trainer met een
fantastisch elftal ook kampioen kan worden."
Bestuursleden weten soms niets of bijna niets
van de persoonlijkheid, de visie, de werkwijze
van de trainer die ze willen hebben. „Clubs
zijn langer bezig met het zoeken van spelers
dan met het zoeken naar een trainer", consta
teert Van Zwam bijna cynisch. „Als je ziet dat
ik al vanaf januari bezig ben met het elftal van
volgend jaar, dat is langer dan Katwijk bezig
was met het zoeken naar een trainer."
Pouw: „Bij Katwijk zochten we wel juist ie
mand die bij de vereniging past. We zijn in de
cember begonnen, en we hadden het geluk dat
we er in januari met jou uit waren."
Ook bij Ter Leede gebeurt het aanstellen van
een trainer heel zorgvuldig, zegt Jan Schoen.
De club werkte jarenlang aan een 'raamwerk',
dat door trainer Arie Lagendijk verder afge
bouwd moest worden. En zo is het ook ge
gaan.
Dat spelers, die toch het meest met de nieuwe
trainer te maken hebben, niet bij de zoektocht
naar een nieuwe trainer worden betrokken, is
niet zo gek, vindt Johan Boer. Het bestuur kan
wel vragen welk type trainer de groep wil, en
op basis van die profielschets naar mensen
gaan zoeken. „Maar als je 21 bent, denk je
daar helemaal niet over na."
Van Zwam: „De meeste voetballers kunnen in
derdaad niet goed over zulke dingen meepra
ten. Die komen met hun tas en gaan gewoon
voetballen. Je mag al blij zijn als er twee of drie
meedenken. Dat zijn meestal ook jongens die
al jaren bij een club spelen, en die moet je ook
zien te houden."
Schoen: „Maar trainers en spelers worden
toch steeds meer voorbijgangers."Boer: „Ik
vind dat trainers voorbijgangers zijn, maar dat
geldt niet voor alle spelers. Alleen worden spe
lers die al jaren bij een club zitten, nogal eens
FOTO LOEK ZUYDERDUIN
verwaarloosd."
Pouw: „Bij Katwijk is het helemaal niet de be
doeling dat trainers passanten zijn. Onze doel
stelling is toch wel dat iemand zes, zeven jaar
blijft. Zo kun je ook iets opbouwen."
Van Zwam: „Maar dat passant-zijn zit ook in
de trainers zelf. Als ik drie jaar ergens zit, heb
ik toch zoiets van: misschien ligt er ergens an
ders wel een prachtige uitdaging. De groep die
je traint ververst zichzelf elk jaar wel weer,
maar ik denk dat je als trainer jezelf ook moet
verversen. Je moet wel zoeken naar een club
waar je langer dan een jaar kunt blijven, maar
een trainer moet wel een passant zijn."
Pouw: „Ik denk daar anders over. Een trainer
hoeft niet koste wat het kost vijf jaar te blijven,
maar als het goed gaat, waarom niet?"
Boer: „Ik ben een speler die geprikkeld moet
worden om bepaalde prestaties te halen en
daarom vind ik het wel prettig als er af en toe
een andere trainer komt, bij wie ik me op
nieuw moet bewijzen."
Pouw: „Maar ik heb meegemaakt dat dat hele
maal niet hoeft. In het jaar dat wij kampioen
werden en alles wonnen wat er te winnen viel,
kreeg Arie Lagendijk mij toch weer scherp. Na
drie jaar kwamen de successen, dan is het toch
zonde om uit elkaar te gaan. Als trainer moet
je ook kunnen oogsten."
Zo ver komt het soms niet. Een bestuur kan
problemen door tijdig ingrijpen vaak voor zijn,
meent Van Zwam, maar als dat niet of te laat
gebeurt, dan is de trainer meestal het slachtof
fer. „Voor hem kan het in één wedstrijd ge
beurd zijn. En dat is het trieste, ook al omdat
voetbal een van de weinige sporten is waarbij
je drie klassen beter kunt zijn dan de tegen
stander, en toch kunt verliezen."
Johan Boer: „Bij Rijnsburgse Boys was het de
eerste vijf, zes wedstrijden een drama. Maar
het is opmerkelijk rustig gebleven, en dat is
heel goed geweest. Je moet blijven geloven in
je kwaliteiten, dat is beter dan gaan zagen aan
iemands stoelpoten. Daar wordt niemand zelf
verzekerder van. En het is bij ons goed geko
men."
Wim van Zwam: „Goede clubs kenmerken
zich doordat het heel rustig blijft als er proble
men zijn. Maar voetbal gaat toch vaak om de
waan van de dag, voetbal is emotie, en die laat
zich moeilijk beteugelen."
Het is één van de laatste klassiekers in de
autosport. Eentje die past in het rijtje Le
Mans, Indianapolis en de Rally van Monte
Carlo. De GP van Monaco is een rotsvaste
zekerheid in de snel veranderende wereld
van de Formule 1. Voor de autosport is de
ze Grand Prix wat Parijs - Roubaix is voor
het wielrennen. Waarom kasseien, terwijl
heel België is geasfalteerd. Omdat het bij
draagt tot de charme van de koers? Waar
om een vangrails op een smalle baan
dwars door een stad? Omdat het zo hoort
in Monaco, waar de superbolides van Fer
rari en McLaren hun zesde versnelling
nauwelijks gebruiken.
Dit weekeinde is het weer zo ver. De piloten
van de Formule 1 dalen neer op Monte Car
lo. Met in het kielzog de 'nouveau riche' van
deze wereld. Want als er één plaats en tijd is
om te pochen met snel verworven rijkdom
dan is het tijdens de Grand Prix in het belas
tingparadijs en vorstendom aan de Cote
d'Azur. Daar waar een miljoen geen miljoen
is, waar de glamour en glitter van de Wester
se wereld samenklontert. „Dat is", zegt Jan
Lammers, die zelf tien keer op het straten-
circuit reed, „één van de weinige negatieve
kanten aan deze Grand Prix. Het heeft een
groot 'kijk mij eens'-gehalte. Ik houd daar
niet zo van, omdat het een schaduw werpt
over het sportieve gedeelte."
Het circuit werd in 1929 voor het eerst voor
een Grand Prix gebruikt. Het was ook de eer
ste baan ter wereld die door het centrum
van een klassieke stad liep, van de haven
naar centrum over geaccidenteerd terrein,
met haarspeldbochten, steile klim en dito af
dalingen. De eerste overwinning ging naar
meneer Williams, waarvan de voornaam tot
op de dag van vandaag onbekend is geble
ven. Hij bestuurde een Bugatti 35 B en reed
over honderd ronden met een totale lengte
van 318 kilometer een gemiddelde snelheid
van net 80 per uur. Om het complete traject
te voltooien had hij een kleine vier uur no-
dig.
Anno 1999 duurt een autorace ongeveer an
derhalf uur. Vorig jaar won Mika Hakkinen
in 1 uur en 22 minuten. Hij reed zijn snelste
ronde met een gemiddelde snelheid van 148
kilometer per uur. Zijn McLaren/Mercedes
is niet meer te vergelijken met de Bugatti
van Williams, maar het circuit is in al die ja
ren vrijwel onveranderd gebleven. Er is een
chicane bijgekomen om de hoge snelheid
wat in te tomen, en er is een zwembad aan
de rand van de stad neergelegd. De auto's
rijden daar nu omheen, waar ze vroeger
rechtdoor naar start/finish gingen. Maar
verder is het nog altijd hetzelfde, smal en
bochtig, met weinig mogelijkheden tot inha
len. Vangrails in plaats van grote grindbak
ken en uitrijstroken. Jan Lammers: „Er zijn
maar twee plaatsen waar je echt hard kunt
gaan. In de richting van het casino en de
tunnel, en daaruit. Dat is ook meteen een
geweldige ervaring. Je rijdt met 16.000 toe
ren in de richting van de zee, dat is fantas
tisch. Je ziet het eigenlijk niet echt, omdat je
zo hard gaat en omdat je heel erg geconcen
treerd bent. Het is meer een onbewuste er
varing en wellicht daarom ook des te in
drukwekkender." Maar het is geen gevaarlij
ke baan. Lammers: „In de Tour de France
zijn meer doden gevallen dan tijdens de
Grand Prix van Monaco. Er is vaak wel veel
blikschade, wal deze wedstrijd voor het pu
bliek weer interessant maakt."
Monaco is een circuit voor de allerbesten.
De erelijst zegt genoeg: Ayrton Senna en
Graham Hill wonnen beiden zes keer, Alain
Prost vier keer en Schumacher drie. Histo
risch was Schumi's zege, twee jaar geleden.
In de stromende regen bewees de Duitser
hoe goed hij kan sturen. Als in een roes reed
hij zijn Ferrari naar de finish en met zo'n
overmacht dat de concurrentie deemoedig
het hoofd moest buigen. In de regen is Sc
humacher de beste, in de regen op de acht
baan van Monte Carlo is hij vrijwel onver
slaanbaar.
Het circuit is ook prachtig gelegen, aan de
baai die tijdens het GP-weekeinde bezaaid is
met peperdure jachten, waarop tijdens de
wedstrijd nog het beste zicht op de gebeur
tenissen is (in combinatie met de televisie
beelden). Het gevaar dat een auto één van
de jachten ramt is tegenwoordig nog slechts
denkbeeldig. Toch is liet wel gebeurd dal de
auto's te water raakten. In 1955 verloor Al
berto Ascari de macht over het stuur van zijn
Lancia en ging rechtdoor de zee in. Hij werd
gered. Cynisch was wel dat de Italiaan twee
weken later dodelijk verongelukte tijdens
trainingen op het circuit van Monza. Ook
een Brit, Paul Hawkins, is een keer met zijn
bolide te water geraakt.
Het zijn anekdotes die de nostalgie voeden.
Het tegenstrijdige van Monaco is dat er vrij
wel niet ingehaald kan worden, maar dal bij
na elke race garant staat voor spektakel. De
zege van Schumacher twee jaar geleden was
bijzonder, maar die van Panis, in 1996 rond
uit uniek. Panis vertrok van de veertiende
positie - op 'normale' circuits is een zege
dan uitgesloten. In Monaco niet. Het was
een slagveld, waarin Hill, Schumacher, Alesi
en Coulthard het einde niet haalden. Uitein
delijk kwamen er slechts drie auto's over de
finish.
Voor Mika Hakkinen betekende de zege vo
rig jaar in het vorstendom haast meer dan
zijn uiteindelijke wereldtitel. Hij vierde zijn
overwinning uitbundig, dronken van de
champagne en in het gezelschap van prins
Rainier, want ook dat vereist de traditie. De
winnaar van Monaco zit 's avonds aan het
banket met de eigenaar van het vorstendom.
Hakkinen zei: „Ik denk dat ik me pas later
zal realiseren hoe belangrijk dit alles is."
/e hebt gelukkig geen idee hoe
zijn naam correct uitgespro
ken dient te worden en dus is
het eerste waar je aan denkt als
je het berichtje leest wielrennen.
'Bike Oliseh naar FC Utrecht'.
Je trekt je van Oliseh nog niets
aan en staart je blind op Bike.
Waarom Leon van Bon niet
aangetrokken? Is die Vanden -
broucke niets voor Utrecht? Zou
Zoetemelk geen balletje kunnen
trappen? Dan pas valt je oog op
Oliseh.
Zou Fiets familie van Zondag
zijn? 'tl Neef halfbroer of echte
broer? Hoeveel broers Oliseh
zouden er zijn? Als hij een echte
broer is. waarom heet Fiets dan
niet Vrijdag?
Heeft Sunday in de pers ooit iets
laten doorschemeren over het
bestaan van een broer? Over
Cr uijff ging bijvoorbeeld vroe
ger het verhaal rond dat zijn
broer, de broer van Cruijjfdus,
nóg beter was dan Cruijjf. (Fr
werd helaas nooit bij gezegd
waarin Cruijjf s broer beter was
dan Cruijjf. Fotograjie? Aard
rijkskunde Boodschappen lijst-
jes uit het hoofd leren?)
Overmars heeft ook een broer.
Edwin. Was voor eerstedivisie-
begrippen geen onaardige spe
ler, maar stijfrechts en lang niet
zo snel. Tennist wel stukken be
ter dan Mare.
De zus van Michel Langerak
korfbalt. Danny Hesp zijn broer
is een zeer behoorlijke keeper.
Zo zijn er meer. De Koeman
nen, Miihrens en Arveladzes. De
Kerkhofjes. De Laudrups niet te
vergeten en van vroeger Bobby
en Jacky Charlton. Maar dat
zijn broers die, hoe zeg je dat,
op zichzelf staan. Toen FC
Twente Ronald de Boer over
nam van Ajax schreef geen
krant dat FC Twente de broer
van De Boer had aangetrokken.
Aan Ronald gaf het broerzijn-
van geen extra betekenis.
We lezen het bericht verder.
„FC Utrecht heeft Bike Oliseh
van Anderleclit overgenomen...
20 jaar... op diverse plaatsen
inzetbaar... al vijfjaar hij de
club... dit seizoen uitgeleend
aan FC Antwerp. Voor Bike Oli
seh was veel belangstelling."
Onze nieuwsgierigheid wordt
aangewakkerd door de zin dat
Bike de clubs voor het kiezen
had. We zijn bijna dm. Nog
even en we gaan geloven dat FC
Utrecht de nieuwe Pele heeft
ontdekt. (Algemeen bekend is
dat in de jaren zestig zich bij
clubs uit alle windstreken
broers van Pele aanmeldden.
Pele moet over meer dan 250
broers de beschikking hebben
gehad).
Verder weer: Mols gaat dus,
maar ze krijgen er Bike voor te
rug en in gedachten zie je een
run op de seizoenkaarten.
Het bericht nog eens lezend... de
Belgische topclub Anderleclit
had de Oliseh-in-kwestie al van
de hand gedaan aan een twee
deklasser... stuiten wij weer op
de woorden veel belangstelling,
maar zien nog niet d la minute
de scouts van Real Madrid, AC
Milan, Will,■in II of Rrnli, a </c
deur in Brussel platlopen. Ra
cing Jet, Scunthorpe United en
TOP Oss klinken al een stuk
waarschijnlijker, maar zelfs dit
is de vraag. Hoe dan ook, van
alle gegadigden was FC Utrecht
het slagvaardigst. ,,De broer
van Ajacied Sunday Oliseh te
kende een contract voor vijf
jaar.
Je moet opeens heel erg denken
aan de broer van Romario, die
een proeftraining mocht doen
bij Telstar en zijn knie al brak
tijdens het strikken van de ve
ters. Of dat vette contract dat
broertje Babangida afsloot met
Volendam. Een dag later lazen
wij dat Barcelona ook een Ba
bangida aan de haak geslagen
had. !n Volendam wisten ze
niet hoe ze het hadden. Zou ddt
'm zijn? Wat hebben wij dan in
huis gehaald? Een achterneefje
soms? Een oud buurjongetje?
Maar ze leken ook zo verdraaid
veel op elkaar!
Ja, raar is dat toch, met broers,
dat ze in de verte soms wat van
elkaar weg hebben. Pas als je
goed kijkt ontdek je de verschil
len. Grosso rnodo zijn broers
namelijk meestal net èclite
broers: net even anders. Kijk
niet vreemd op als de broer van
Bergkamp wél vliegt en dal
KI ui vert's broer al jaren no
claim rijdt.
Je hoopt natuurlijk niettemin
toch dat Helmond Sport of zo,
of maakt niet uit welke club,
ons binnenkort opschrikt met
het onder contract nemen van
de broer van Van Gaal als nieu
we trainer. Graag zelfs.
Snoeks is
verslagge
ver van
Studio
Sport