Tussen vlees en wielrennen
Afscheid van twee Rijnsburgse trendsetters
VRIÈ NDFNCLU
AANDEWIELi
Van der Eist
.gon vi\«t
pAC 8 MEI 1999
lEM SPIERDIJK, 071-5356464, PLV.-CHEF JANET VAN DIJK. 071-5356463
yen is het stil aan de eettafel. Het heeft alles te
laken met de vraag wie van de drie fietsende
roers Van de Reep het meeste talent heeft, de
>udste Peter (23), de middelste André (21), of
de jongste Gerben (19). De pauze wordt
iderbroken met een antwoord van de moeder
van het trio.Peter heeft het meeste talent,
naar doet er het minste voor, André heeft de
linste aanleg en werkt het hardste, en Gerben
eeft van beiden wat", zegt zij over haar goede
nateurs. Het leven van de drie slagerszonen -
an wie Peter in de zaak van zijn ouders werkt,
erben het vak op school leert, en alleen André
et zijn baan bij Voorhoutse fietsenzaak Profile
Warmerdam uit de toon valt - wordt bepaald
door 'vlees en fietsen'. Zo'n twintig uur per
week trainen ze om met hun ploegen Van
liet/Weba en Agu (Gerben) zo goed mogelijk
oor de dag te komen. Drie broers praten over
hun passie voor de sport.
'eter: ,,Ik kan met de minste training af. Zou ik fana-
ieker zijn dan kan ik misschien wel verder komen,
naar ik vind het vaak wel best zo. De laatste wedstrij-
ien rijd ik echter verschrikkelijk goed. Dan ga je toch
lenken - als ik er nu eens een stapje extra voor doe?
Indré en Gerben kunnen zich echt ergens toe zetten.
Us ze bepaalde trainingen moeten doen, dan doen ze
0 71 «lie ook. Voel ik een pijntje dan laat ik het er wel eens
lij zitten."
tndré: „Ik doe er misschien het meeste voor. Als er
lieuwe boeken over het wielrennen uitkomen dan
loop ik die. Je combineert voor jezelf de dingen die je
eest. Hoe moet je trainen? Bouw je voldoende rust in?
)e trend van de laatste tijd is heel intensief trainen en
le nodige rust pakken. Ook leer ik me zo bepaalde
echnieken aan, bijvoorbeeld hoe je de bochten moet
ïemen."
lerben: „Omdat ik dit jaar voor het eerst bij de ama-
eurs rijd, is alles nieuw voor mij. Van Peter en André
crijg ik tips: dat ik bij de start vooraan moet staan om-
lat het snel op de kant kan gaan, of dat het eerste stuk
de koers door de bossen gaat en- ik me lekker
varm kan fietsen."
'eter: „Het zijn kleine dingetjes/Maar ook wij leren
elke dag. Zo had ik laatst moeten winnen, maar ik
rwam te vroeg op kop."
Indré: „Als het even kan, helpen we elkaar. Als wij in
iet peloton naar voren rijden en langs Gerben komen,
lan nemen we hem mee."
'eter: „In een waaier laatje er normaal gesproken nie-
nand tussen, maar als Gerben erom vraagt dan geef je
uimte."
ierben: „Toch kunnen we elkaar niet altijd steunen.
Io was André er in de Dr. Foots-race vandoor. Ik kreeg
ie opdracht om hem met mijn ploeg terug te halen."
'eter: „In criteriums is dat echter anders, dan rijd je
neer voor jezelf."
iet begin
Peter: „We zijn alledrie bij voetbalvereniging Concor-
lia begonnen. Onze ouders vonden een teamsport
voor onze totale ontwikkeling beter. Je bent meer on-
ier de mensen, het wielrennen is toch een sport voor
lenlingen. Maar ik was gewoon te fanatiek voor een
eamsport. Ik kon het niet hebben dat bepaalde spe-
ers er met de pet naar gooiden. Dan scoorde mijn
ploeg vier keer en verloor ik toch met 5-4. Bij het wiel
rennen heb je zelf schuld. Doe ik wat fout, dan ben ik
zelf verantwoordelijk."
André: „Peter begon pas op zijn twaalfde met fietsen.
Na veel zeuren mocht ik op mijn tiende beginnen en
Gerben op zijn negende. We zijn nu lid van Westland
Wil Vooruit, in de jeugd reden we voor RTV De Bollen
streek. Laatst zag ik nog een jaarfoto uit die tijd met
daarop 36 renners in de leeftijd van 8 tot 14 jaar. Van
hen fietsen er nog drie, en dat zijn wij. Des te hoger je
komt te fietsen, des te meer je er voor moet doen."
Gerben: „Ik word 's ochtends om zes uur wakker en
stap om half zeven op de fiets naar Haarlem. Van
kwart voor negen tot kwart voor vijf zit ik op de Sla
gersvakschool. Om zeven uur ben ik thuis voor het
eten en dan op de fiets. Soms neem ik 'm mee in de
trein. Dan rijd ik zestig kilometer naar huis, gooi mijn
spullen af en ga verder met trainen. Mijn huiswerk
maak ik in de trein. Ik moet vooral in het weekeinde
mijn lange duurtrainingen zien te maken. Maar, ik kan
nog rustig groeien. Je kan toch niet in een keer de
overstap van de junioren naar de amateurs maken."
André: „We trainen zo'n twintig uur per week. Daar
naast werken we nog twintig uur. Peter hier thuis en ik
in een fietsenzaak. Ik heb het gewoon getroffen. Ik
word wel eens opgebeld dat er over twee dagen een
etappewedstrijd is waaraan ik mee kan doen. Mijn
baas moet dan wel kunnen zeggen: ga maar. Dat geluk
heb ik, en dat is tof."
De ambitie
André: „Ik probeer voor mezelf alles uit de kast te ha
len. Komt er een moment dat ik de overstap naar de
profs kan maken, dan moet het contract wel voldoen
de zijn. Het moet toch minimaal gelijk staan aan een
40-urige werkweek bij mijn baas. Veel kansen zijn er
echter niet. Van alle amateurs stroomt maar 0,1 pro
cent door naar de profs."
Gerben: „Veel mensen gingen ervan uit dat ik vanuit
de junioren naar de amateurploeg van de Rabobank
zou gaan. De meesten vonden dat ik daarbij hoorde,
maar de ploegleiding vond mij te grof, te groot ge
bouwd."
André: „Qua profploeg doet de Rabobank het heel
goed, maar zoals het er bij die junioren- en amateur-
ploeg aan toe gaat vind ik soms een beetje overdreven.
Een driesterrenhotel is voldoende, maar die jongens
slapen vaak in de beste hotels. Ze kunnen met het
vliegtuig naar Italië toe voor twee ééndaagse wedstrij
den. Je ziet echter dat elke amateurploeg steeds meer
budget krijgt. In de topcompetitie rijden steeds meer
trade teams 2 (profploegen met een lager budget) en 3
(een combinatie van profs en amateurs)."
Peter: „Ik denk dat tussen nu en twee jaar de amateur
teams niet meer bestaan."
Het seizoen
Peter: „Ik heb in de klassiekers voor de ploeg gereden.
In de criteriums gaat het zeer goed. Ik ben een keer
eerste, tweede, derde en vierde geëindigd en doe elke
keer weer mee voor de overwinning. Maar het echte
wielrennen is toch het klassieke werk."
André: „In mijn eerste jaar bij de amateurs had ik last
van een rugblessure, het tweede jaar moest ik terugko
men, en vorig jaar legde ik een goede test af, maar ging
ik kwakkelen. Uiteindelijk bleek dat ik de ziekte van
Pfeiffer had. Vanaf september vorig jaar tot 1 januari
heb ik niets gedaan. In april deed ik weer mee en toen
won ik opeens een klassieker. In de finale van de Om
loop van de Bommelerwaard reed ik tien kilometer
vooruit en de voorsprong werd niet groter dan 150 me
ter. Iedereen was vol bewondering: een slechte voor
bereiding en toch winnen."
Gerben: „Als eerstejaars amateur is de overstap ge
woon groot. Ik voel me wel sterker, maar het komt nog
niet in de uitslagen tot uitdrukking. Het lukt me om
een wedstrijd uit te rijden, nu moet ik proberen om
voorin mee te doen."
Peter: „Gerben moet dit jaar gewoon veel leren, erva
ring opdoen. Als het talent dat hij heeft eruit wil ko
men, mag je volgend jaar pas wat van hem verwach
ten. Hij zou zich zorgen moeten gaan maken als ande
re eerstejaars wel mee kunnen en hij niet, maar dat is
niet het geval. Wielrennen is een hele leuke sport,
maar je moet wel meedoen. Er gaan jongens van start
die bijna elke koers er halverwege af moeten. Als ik dat
zou meemaken, ging ik weer voetballen. Maar als ren
ner doe je het niet vaak goed."
André: „Van de tachtig wedstrijden win je er als ploeg
hooguit tien. Dus krijg je na afloop van zeventig koer
sen kritiek."
Gerben: „Maar, wij kunnen ons gelukkig aan elkaar
optrekken. Als de een 'n goede prestatie heeft geleverd,
wil de ander niet voor hem onderdoen."
Piet van Egmond en Gerard van Zuylen staan in het
regionale voetbal te boek als trendsetters. Onder lei-
iing van beide bestuurders groeide de gezellige
vriendenclub Rijnsburgse Boys uit tot een welhaast
professioneel geleide organisatie. Als eersten deins
den ze er niet voor terug om spelers te halen. „En
dat is ons niet altijd in dank afgenomen", zegt Van
Egmond. Vooral toen de voormalige Quick Boys-spe
ler Huug Aandewiel begin jaren tachtig overstapte
naar sportpark Middelmors waren de rapen gaar.
Van Zuylen: „De verhoudingen escaleerden. De be
sturen praatten niet meer met elkaar. Pas na een
tar is dat bijgelegd."
Samen zijn voorzitter Piet van Egmond en secretaris
ierard van Zuylen goed voor goud. Na een bewogen
iienstverband van 25 jaar heeft het duo gisteren offici
al afscheid genomen van Rijnsburgse Boys. Vandaag
vertegenwoordigen zij nog eenmaal 'geel en zwart' tij-
iens de afsluitende competitiewedstrijd, uitgerekend
egen Quick Boys. „We hebben dit werk mede gedaan
.lit sociaal oogpunt. De mensen in Rijnsburg werken
iard en willen op zaterdag toch een uitje. Je bent een
ichakel in de passieve en actieve recreatie en dat is een
belangrijke reden geweest om dit werk te doen."
De hang naar wedstrijden tegen buurverenigingen
uit Katwijk en Noordwijk vormde 25 jaar geleden de
inleiding tot een drastische koerswijziging binnen de
dub. „Toen wij in 1974 begonnen, stond het eerste op
iet punt uit de derde klasse te degraderen. Dat kon zo
dus niet langer. Met zijn drieën, Bert Clavan, Piet en ik,
opperden we het idee om Rijnsburgse Boys naar een
hoger niveau te tillen. Degradatie werd voorkomen en
niet Piet Haasnoot en Leo Pluimgraaff pakten we in
het seizoen '75/76 gelijk de titel. Vijftien bussen met
supporters reden naar Koudekerk om die kampioens
wedstrijd in de derde klasse bij te wonen."
Een gezelschap dat niet teleurgesteld mocht wor
den. Van Egmond met een glimlach op de lippen:
Voor aanvang hebben we even met de scheidsrechter
gesproken'. Ik vroeg 'm of hij, net als wij, ook van een
feestje hield. „Ik geloof niet dat ik het in de weg kan
staan", antwoordde hij. Rijnsburg scoorde in de ne-
:d" gende minuut van de blessuretijd."
De weg naar de absolute amateurtop kon naar de
mening van beide bestuurders niet zonder de inbreng
van buitenaf. „We wisten dat we het met Rijnsburgse
ongens alleen niet afkonden. Dus haalden we spelers.
Dat is ons zeker niet in dank afgenomen. Toen we die
eerste titel pakten werd ér met argusogen naar ons ge
keken." Het duurde niet lang voordat andere clubs
met het verwijt kwamen dat die 'rot-Rijnsburgers' be
taalden. „Maar, we hielpen die jongens vooral op soci
aal-maatschappelijk gebied. Leo Pluimgraaf wilde een
sportzaak openen en via mij - ik ben aannemer - kreeg
hij de kans om dat te doen", aldus Van Egmond.
ti iT it~*'
ji r n
De clubliefde van Gerard van Zuylen (links) en Piet van Egmond kende geen grenzen. foto mark lamers
De clubliefde kende geen grenzen. Zo sjeesden bei- dat hij het huis heeft gekregen, maar ik denk dat hij 'm
de bestuurders naar België om voormalig Den Haag- heeft betaald." En Van Egmond schroomde niet om bij
speler Martin Toet tot een overgang te verleiden. „Hij tijd en wijle die frustraties een beetje te voeden. „Zeg-
heeft nog een tijdje bij mij in een appartement ge- gen ze dat hij een huis heeft gekregen? Voor minder
woond. Soms was het zo dat Rijnsburg bijna voor mijn komt-ie toch niet", grapte hij dan.
eigen bedrijf ging," zegt de voorzitter. „We hadden ge- Toch kan Van Zuylen zich de gevoelens van Quick
woon heel veel contacten in de voetbalwereld. We Boys voorstellen. „Wij hebben hetzelfde meegemaakt
werkten samen met het bureau van Maarten de Vos, met Hans Zwaan. Hij heeft bij mij in huis gewoond,
Inter Football. Via hem hoorden we zo nu en dan maar koos op een gegeven moment toch voor Katwijk,
wat", aidus Van Zuylen, die bestrijdt dat het bestuur Bepaalde spelers bieden een team extra's. Aandewiel
minder aandacht had voor de jeugdopleiding. „Qua had dat en ik weet zeker dat als Zwaan nog bij ons had
opleiding hebben we net zo veel voor de jeugd gedaan gespeeld, we met hem twee keer kampioen waren ge-
als voor het eerste elftal. Talenten waren er weldege- worden."
lijk, alleen hadden ze soms het geduld niet. Het is na- Dat Rijnsburg zijn spelers beloonde, bleef bij de
melijk maar weinigen gegeven om vanuit de junioren voetballers van andere clubs niet onopgemerkt. „Ze
meteen de overstap te maken." schermden bij hun bestuur met de belangstelling van
Paul en Marcel van der Blom, Ron Carli, het zijn Rijnsburgse Boys, terwijl wij hen helemaal niet wilden
spelers uit het betaalde voetbal die een verleden in hebben. We hebben daar best wel veel last van gehad.
Rijnsburg hebben liggen. Maar de overgang van ster- Er waren er bij die ons wel konden vervloeken. Op den
speler Huug Aandewiel deed toch wel de meeste stof duur volgden vele verenigingen ons voorbeeld en dan
opwaaien. „Hij was de lieveling van Quick Boys, maar is het toch wel leuk dat je uiteindelijk aan de basis hebt
hij had een Rijnsburgs meisje, werkte 'op' Rijnsburg en gestaan van wat nu zo mooi de Serie A van het zater-
moest een huis hebben. In Katwijk zeggen ze nog altijd dagvoetbal wordt genoemd."
De kampioenschappen in de hoogste amateurklassc
onder Arie Lagendijk (1984) - hij had een zeer groot
aandeel in organisatorische structuur bij de club - en
Arie Kurver (1990) waren een direct gevolg van de
'Rijnsburgse methode'. Maar, uiteindelijk werd de
voetbalvereniging het slachtoffer van haar eigen beleid
omdat ook andere clubs in dezelfde vijver gingen vis
sen. „Spelers die we wilden hebben, kwamen opeens
niet meer, omdat het bij die andere club 'gezelliger'
was", zegt Van Egmond met een cynische ondertoon.
In 1995 was degradatie uit de hoogste klasse onver
mijdelijk. Van Zuylen: „We dachten het met de jon
gens die we hadden wel te redden, maar lukte dus
niet. We waren in een neerwaartse spiraal terecht ge
komen, maar bleven standvastig in onze visie. De
sponsors schaarden zich meteen achter ons. Ze waren
bereid hulp te bieden, maar oefenden geen invloed op
het beleid uit. Het ging er bij ons dus niet aan toe zoals
bij Quick Boys, waar Arie Guyt de dupe werd. Jammer,
want hij was 17 jaar lang een goede collega. Het is
triest dat hij dan zo afscheid moet nemen", doelen
beiden op het feit dat de voorzitter onder druk van de
sponsors de voorzittershamer neerlegde.
Geen zee was voor Van Egmond en Van Zuylen te
hoog als het om Rijnsburgse Boys ging. Beiden herin
neren zich het gesteggel rond het bekerduel tegen PSV
(1990) nog maar al te goed. „De zaterdag kwam PSV
niet goed uit. Ze wilden liever op dinsdagavond voet
ballen. Het zou een mooi oefenpotje zijn, maar onze
supporters en sponsors zagen dat helemaal niet zitten.
Sommigen zouden dan voor het werk in Duitsland zit
ten. Ze gingen ons bewerken: we moesten dit niét pik
ken. En dus stapten we in de auto naar Zeist. Het
kwam uiteindelijk tot een kort geding. Toen we binnen
de club zeiden dat dat geld ging kosten, kregen we te
horen dat het niet uitmaakte. Uiteindelijk verloren we
het geding, en de wedstrijd met 11-0."
Spijt van enige beslissing hebben de twee niet. „Al
hebben we natuurlijk fouten gemaakt. Zo hadden we
misschien de sporthal niet moeten bouwen. We dach
ten uit de verhuur van de hal en de inkomsten uit de
kantine de rente en aflossing te kunnen betalen, maar
dat ging niet. De club is daardoor in het verleden in fi
nanciële problemen gekomen." Van Egmond bekent
dat hem dat slapeloze nachten heeft bezorgd. „Nu de
financiën weer op een rij staan, kan je de verantwoor
delijkheid makkelijker overgeven."
De voorzitter heeft gisteravond zijn hamer neerge
legd en is opgevolgd cïoor nieuwkomer Dick Heems
kerk. De vervanger van de secretaris - Wout van Eg
mond - is al eerder in het bestuur gekozen. „Maar
mijn afscheid betekent niet dat ik weg ben bij de club.
Boven ligt nog een heel archief en de laatste tien jaar
zijn nog niet bijgewerkt", zegt Van Zuylen, die in de
politiek een nieuwe uitdaging heeft gevonden. Ook
Van Egmond vreest het zwarte gat niet. „Ik heb toch
nog aardig wat baantjes over."
OfFranky Van der Eist nog tot
de kern ran Club Brugge be
hoort - hij moet minstens 40
zijn - weet ik niet, ik volg het
Belgisch voetbal niet zo, maar
uitsluiten doe ik het evenmin.
Van der Eist (Of Vanderelst?
Geen idee, sinds de BRT de uit
zendrechten kwijt is volg ik het
Belgisch voetbal niet zo) voet
balt al 100 jaar in Club Brugge
geloof ik en zou het nog 100 jaar
uithouden, ware het niet dat hij
trainer wordt.
Ddt weet ik nou weer wel, want
dat hoorde ik hem donderdag
op de zender Canvas (voorheen
BRT2) zelf zeggen.
Franky wordt trainer van die
fusieclub waar Ajax aandelen in
heeft genomen, ik geloof dat het
gaat om Beerschot en Ekeren,
maar weten doe ik dit niet,
want het Belgisch voetbal... nou
ja, dat weet u nu wel en ik
schaam me daar trouwens ook
niet voor, want volgens mij inte
resseert dat hele Belgisch voet
bal ook niets.
Dan zijn we het dddr over eens.
Nu moet u ook dit eens van mij
aannemen. Elke donderdag
(22.30 uur op Canvas v/h BR'I2)
zendt 'de Belg' Niet te Wissen
uit. Dit is een programma
waarin Belgische sporters hun
sportfragmenten van de eeuw
voor de vergetelheid behoeden.
Een prachtig programma, met
gelukkig een hoog zwartwit (tv) -
gehalte.
Wij doen daar ook een poging
toe. Elke maandag in Studio
NOS mogen (ex-)sporters vijf
fragmenten kiezen, waarna de
jury (u en ik) geacht wordt per
telefoon een stem uit te brengen.
Wirn Suurbier liet ons afgelopen
maandag kiezen uit de goal van
Van Basten, Reit der Pa ping, Jan
Janssen, Fanny Blankers-Koen
en een darter. Mooie beelden,
daar niet van, maar veel van
hetzelfde. Fanny, de Tour en de
Elfstedentocht zitten er zowat
elke week bij. Net als de goal
van Kindvall en het volleybal
goud. De Belgen pakken dat an
ders aan. Die maken er een
soort Zomergasten van. Van der
Eist - Kunt u zich hem voor de
geest halen? Een gezicht als
Luik-Bas ten a ken -Lu ik. I/i tig.
Schonkig. Hoekig. Een regenbui
in april Inderdaad, die! - stelde
donderdag 50 minuten (vooral
natuurlijk Belgische) sporthoog-
tepunten samen.
Frank Raes was als gastheer van
Van der Eist de gids die ons (kij
kers) aangenaam langs de beel
den leidde. Raes gaf de voorzet
jes. Niet meer dan dat. Maar wel
op maat.
Raes: „Kunt u zelf zwemmen?"
(Nadat Van der Eist zwemmer
Fréderic de Burghgraeve goud
had laten winnen in Atlanta).
Franky: Niet dat ik mij bewust
ben.
Raes: „Maar?"
Franky: „Mijn kinderen wel.
Dus ik zie wel eens een bad. Ik
weet dat het zwaar is, zwem -
men.
Van der Eist liet ons Ivo van
Damme weer zilver behalen op
de Spelen van Montreal (1076)
en Jean-Pierre Monseré zes jaar
daarvoor naar de regenboogtrui
spurten in Leicester. Beiden
stierven luttele maanden na wat
nog niet.hun hoogtepunt had
mogen zijn, verklaarde Franky
zijn keuze.
Wij zagen Boris Becker nog eens
zijn eerste Wimbledon winnen.
Tegen Kevin Curren (wist u dat
nog?). Van der Eist: „Let vooral
op de blijdschap van de ouders
en in het bijzonder op dat klein
Kodakje om de nek van de va
der. Een jaar later won hij weer
en had pa al zó'n kanon (of zei
hij Canon?) met groothoeklens.
En ja hoor, verrek, dat weg-
werpcameraatje had Van der
Eist goed onthouden!
Hét klapstuk was het Belgisch
kampioenschap 10 kilometer
van 1973. Nee, niet schaatsen
natuurlijk. Hardlopen! „Ik zag
dat in het café", lichtte Franky
toe.
De strijd ging tussen Willy Pol-
leunis, Karei Lismont en Gaston
Roelants. Polleunis draafde met
straatlengte voorsprong naar de
meet, liep al dwaas te juichen,
sprong gaten in de lucht, hoog
naar de koning en gaf kushand
jes naar het publiek. Waardoor
de stug doorsjokkende Lismont
de gewaande kampioen alsnog,
prachtig schokschouderend, op
de meel klopte.
Raes: „Zei u daar in het café? IJ
moet toen elf zijn geweest. Voilé,
twaalf."
Franky: „Mijn ouders waren
daar ook. Zij dreven het.
Itcifjic»
Drie fietsende slagerszonen. Peter, Gerben en André van de Reep.
foto henk bouwman