Crispian Mills als de dood voor gemakzucht Fluiten ZATERDAG 10 APRIL 1999 'Kula Shaker is alleen maargoed als we ons te pletter werken' Als er een top-tien van Britse Bandjes Met Grote Mond zou bestaan, dan scoorde het Noord-Londense kwartet Kula Shaker een hoge notering. Voordat er in 1996 sprake was van een loopbaan wist zanger gitaristen frontman Crispian Mills het zeker: het Millennium-concert zou door zijn bandje worden verzorgd aan de voet van de Egyptische piramiden 'waar eeuwen op je neerkijken'. Inmiddels is Kula Shaker een publiekslieveling dankzij intelligente gitaarrock, een voorliefde voor de sixties en een ietwat modieuze hang naar Indiase muziek. Begin mei staan ze in Nederland, iets later is Kula Shaker een van de topattracties op Pinkpop. In het voormalige Amsterdamse stad huis lijken oude tijden weergekeerd. Politiek wordt in dit tot vijf-sterren hotel omgetoverde pand niet meer bele den, maar een van de statige raadskamers lijkt grondig te worden verbouwd: lampen kappen hangen op half elf, tapijten liggen verfomfaaid in een hoek, banken staan schots en scheef. Dit is toch echt de suite van Kula Shaker, het Engelse bandje dat sterk georiënteerd is op de jaren zestig. Imiteren ze nu ook al de nukkige popster, die volgens oud gebruik een tv-toestel het raam uit mietert? Een blik uit het venster leert dat twee dertigers aan het stoeien zijn. Hun goed moedige worstelpartij heeft zich verplaatst naar de buitengevel. Drummer Paul Win- ter-Hart staat op het punt zanger Crispian Mills knock-out te slaan, ware het niet dat de laatste zich met ware doodsverachting voorbij een regenpijp slingert. Welkom in de wonderbare wereld van vier Britse jon gens, die nog in 1994 als The Lovely Lads dachten een carrière op te bouwen. „Hush! Stil maar", grapt Mills als hij de verbaasde verslaggever ontwaart. Hier ver dient iemand de gevatheidsprijs: Mills ci teert en passant uit een liedje van ]oe Sou th dat zijn band nog vorig jaar met veel succes coverde. „We komen eraan! We ver veelden ons alleen maar. Een hele dag Ne derlandse journalisten over de vloer maakt je wat melig." Mills oogt aanmerkelijk jonger dan je op basis van zijn geboortedatum (18 januari 1963) zou denken. Zijn karakter is een curi euze mengeling van ernst en luim en tot zijn favoriete sporten behoort het op het verkeerde been zetten van iedere gespreks partner. Crispian is dan ook in theaterkrin gen grootgebracht. Hij is een zoon van de actrice Hailey Mills en een kleinzoon van de, vooral in Engeland gerespecteerde ac teur Sir John Mills. Zijn kennis is net zo'n lappendeken als zijn humeur. Toen hij, op basis van basale informatie over de oor spronkelijke betekenis van het swastika-te- ken, afgelopen jaar onvoorzichtige opmer kingen poneerde, stond de Britse pers op zijn achterste benen. Pas op het laatste moment bleek dat Kula Shaker zeker geen zelfverzekerde ver klaringen over het nazi-symbool bij uitstek had willen afleggen. Mills, buiten adem van zijn geveltoerisme: „Je moet ons wel seri eus nemen natuurlijk, maar je kunt over drijven. Op ons nieuwe album Peasants, Pigs Astronauts staat niet voor niets een stuk dat S.O.S. heet. Ik zing daar over de voortdurend ejaculerende media en her haal regels als 'This is the age of decay and hypocrisy/ Sometimes I feel like the world isn't ready for me'. Nou, de link met ons persakkefletje was zo gelegd. Natuurlijk gaat S.O.S. over het gevoel van onmacht dat je beklemt zodra de media iets opblazen, maar dit ging nou eens niet expliciet over mezelf." Even goeie vrienden dan maar. We kunnen tegen een geintje. Per slot van re kening hebben we Indiase vrienden in Lon den met de hand op het hart horen verkla ren dat Kula Shaker geen vernoeming zou zijn van een fameuze, historische Indiase keizer, maar dat het verwijzing is naar een heftig schuddend achterwerk. Mills: „Als je wat ouder wordt dan krijg je door dat insi- de-grappen een eigen leven gaan leiden en dat het voor anderen moeilijk wordt te be grijpen wanneer je ernstig bent en wanneer je (misschien wel deels) de draak met om het even welk onderwerp wilt steken. We hebben nu gewerkt met een ouwe rot als producer. Bob Ezrin (Alice Cooper, Rod Stewart, Lou Reed, Kiss, Peter Gabriel) houdt van theater, maar bij hem had onze humor een uiterst verrassend effect. Hij lachte zelfs als wij bloedserieus waren. In het begin moesten wij daar vreselijk aan wennen, maar later bedacht ik me dat dat eigenlijk het grootste compliment was wat hij ons had kunnen maken. Als je teksten schrijft, moet je nu eenmaal kunnen relati veren tot op het bot. Soms suggereerde hij een bedoeling terwijl wij zoiets hadden van: 'Nee, Bob, it isn't worth a fuck.' Dan krijg je een goeie balans tussen ernst en lol in de studio. En dat is de plaat ten goede gekomen." Ezrin hield er wel zijn kop bij. Onder zijn invloed ontstond een plaat die leest als een boek, met een proloog (The GreatHosanndh een dubbele epiloog The Last Farewell en Nanami Nanda-Nandanaen een gevoelig intermezzo, waarin Mills met de billen bloot moest; Mills: „Ezrin heeft sterk gelet op de structuur van fameuze conceptal bums als Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band (Beatles) en Dark Side of the Moon (Pink Floyd). We zijn ons pas nu bewust van wat het waard is om een verhaal goed afgewogen te vertalen en niet een collectie singles uit te geven als een album. Het aar dige van de man is dat hij ons de tijd be zorgde om nu eens goed na te denken over de verschillen tusen werken in de studio en het werken 'on the road'. Die ruimte, in tijd uitgemeten, betaalde zich ook nog op een andere manier uit. Na dat we achttien maanden onafgebroken hadden getoerd, kreeg ik eerst de kans nog even naar India te gaan. Het is mijn tweede vaderland en mijn vijfde of zesde lange reis. Daar wacht altijd weer een andere lou terende ervaring op me; het is in ieder ge val iets meer dan een 'totaal andere omge ving' of 'een hobby*. India is mijn andere leven, mijn andere thuis, reëeler dan het huis dat ik in Londen heb. Mijn succes heeft dat niet veranderd, ook al is het grap pig om zo'n zangerige stemmetje te horen zeggen: 'Oh! I've seen you on the MTV, sin ging to the great water* (zoals in een van Kula Shaker's clips -red). Maar meestal ben je er anoniem en kun je je er onderdompe len in dat grote land." De invloed van Indiase muziek op de pop is ook buiten Kula-land groeiende. Het Londense Outcaste-label introduceerde acts als Badmarsh Shri en Nitin Sawhney en liet horen dat tabla's en drum and rhythm heel goed samen kunnen gaan. Tal vin Singh dreef de fusie nog wat verder de techno en de hitparades in. De vermenging is het gimmick-stadium inmiddels ver voorbij. Mills: „Ik vind dat een prima ont wikkeling, zolang die maar niet in de plaats komt van de authentieke Indiase muziek. Gelukkig wordt het publiek ook wat meer deskundig in zijn smaak. Zelf hebben we ook zoiets nederigs over ons: We gebruiken de sounds uit India, zoals een ander thee uit Assam of Ceylon trekt. We hebben nooit beweerd erg op de hoogte te zijn van de muzikale theorieën, maar we verkeren wel in de gelukkige onmstandigheid dat we goed bevriend zijn met deskundigen die ons iets wijs kunnen maken over de geeste lijke waarde van Indiase klanken. De ma thematische aanpak van de raga, de ver beelding in de folklore van Noord-India, de spiritualiteit van het zuiden. Als je geïnteresseerd bent in de essentie van deze materie dan moet je opvallen dat we in staat worden geacht samen te werken met kopstukken uit de Indiase muziek. Stermuzikanten als Harprasad Chaurasia, de bamboefluitist en een superster in In dia, hebben zich verwaardigd - en dat meen ik bloedernstig - met ons te spelen. Dat heeft ook repercussies voor mij, Paul hier, of onze bassist Alonzo Bevan en ham mondorganist Jay Darlington. Je kimt geen misbruik maken van wat een ander je schenkt. Het is een bevrijdend gevoel dat je zelf niet zo belangrijk bent als je in dit vak wordt gemaakt." Onder het lollige uiterlijk van Kula Sha ker gaat een oprecht gevoel voor muzikale ontwikkelingen schuil. Op een track als Radhe Radhe vermengt de band de valse brassbands uit Noord-India met de Rebirth Brass Band uit New Orleans. Op andere op namen zouden strijkers gedirigeerd door de magische Amerikaanse arrangeur Van Dyke Parks hebben moeten staan. Mills: „Ik geef het eerlijk toe: zijn arrangementen waren te moeilijk voor ons. Maar we hou den verschrikkelijk veel van zijn Caribisch getinte muziek en zijn incasseringsvermo gen. Wij lieten het koppie hangen, terwijl hij het voor ons opnam: 'Ooit komt het goed, boys! I hope I can restore your faith in humanity'. De gemakzucht is voor ons grootste ge vaar, ads je kijkt hoeveel van onze ambities, muzikaal en anderszins, we al hebben kun nen realiseren. Soms sta je voor twintigdui zend mensen te spelen en die worden gek zonder dat je begrijpt waarom. Zelf heb je dan het gevoel dat je dan 'los' bent. 'Dit is nou jazz of zo, jongens', zeg je dan tegen el kaar. Gevaarlijk, gevaarlijk. Wij zijn alleen maar hartstikke goed als we ons te pletter werken." Onze Taal Al minstens honderd of honderd vijftig jaar staat er in menige krant en weekblad een taalrubriek. De meeste zijn erg vervelend. Van Cha- rivarius en Gerlach Royen via Do- minicus, Mare Galle en Maarten van Nierop tot en met Lo van Driel, Liesbeth Koenen, Berode, Wim Da niels en de flauwe joopjes. Meer dan een eeuw geleden, namelijk in I 1883 en 1884, schreef Guido Gezelle een rubriek voor de Gazette van Kortrijk die eigenlijk veel origineler was. Gezelle pakte namelijk niet uit met wee tjes, of met antwoorden op vragen van lezers; het was daar andersom; Gezelle stel de de vragen, en de lezers probeerden een antwoord te geven. De rubriek heette; 'Het vraagveisterke'. Dit goede voorbeeld ver dient navolging. Ik open mijn vraagveisterke met het vol gende probleem. De bekende schilder J. Hendrik Weissenbruch (1824 - 1903) is in 1875 een dagje gaan vissen met zijn vriend D. Sala. Met een bootje gingen ze vanuit Leiden naar de Kaag of de Braassemer- meer. Voor Weissenbruch is het de eerste keer dat hij een hengel vasthoudt, maar Sa- la is een geoefend visser. Weissenbruch vindt hetfantastisch, zo'n dag in de stilte op het water, en dan maar naar die dobber tu ren. De volgende dag schrijft hij een en thousiaste brief aan Sala om hem nog eens te bedanken. Daar lezen we: 'Toen ik giste ren de stad weder had bereikt, had ik niet minder dan 12 maal de fluiten uit den mand geligt om dezen ten toon te stellen, en bracht de gemoederen hier door ten top; evenmin als ik tevore, zoo konden zij maar niet begrijpen, dat zulke monsters aan de lijn te krijgen waren.' De vraag is nu wat voor vissen Weissen bruch gevangen heeft. In Van Dale, Koenen of Verschueren zijn ze niet te vin den. Daar vind je het muziekinstrument, het brood, het schip, het smalle drinkglas en in platte taal het 'mannelijk lid', maar nergens een vis die zo heet. In het 'Woor denboek der Nederlandsche Taal' (WNT) vind ik nog de betekenis 'in Z.-Holl. bena ming voor de waterral', waardoor ik even opveer, maar een waterral blijkt een soort vogel te zijn. Onwaarschijnlijk dat onze vis sers met een mand vogels thuiskomen. Het is jammer dat juist het deel C-Fuut van het WNT haastwerk is geweest. Wie weet had den Weissenbruchs fluiten er anders wel in gestaan. Wat voor vissen bracht Weissenbruch mee naar huis? En nog wel vissen die verbazing wekken! Ik geef het niet meteen op. In Gezelle's 'Loquela' vind ik bij 'Fluite' een verwijzing naar 'Frotte'. en bij 'Frotte' staat onder ander andere: 'gemiste zake'. Ja, zoiets is ook in het WNT te \inden: 'Iets dat verkeerd uitkomt, mislukking. Geweste lijk in Z.-Ndl.' Probleem is alleen dat Ge zelle's Loquela vooral het West-Vlaams be handelt, en dat het WNT spreekt van 'Z.-Ndl.' Daar zitten we op de Kaag of de Braassemermeer een heel eind vandaan. Voorlopig kan ik niets beters verzinnen dan dat deze betekenis van 'fluit' in feite minder gewestelijk was dan Gezelle en het WNT dachten. In Weissenbruchs brief gaat het dan niet om een speciale soort vissen, maar om piepkleine, onooglijke visjes; vis jes die een echte visser achteloos terug gooit. Dat zou kunnen. Het is zelfs bij een beginneling tamelijk waarschijnlijk. Waar schijnlijker dan dat hij meteen de eerste keer enorme vissen zou vangen waarover iedereen verbaasd is. De woorden 'zulke monsters' uit de brief moeten we dan iro nisch opvatten. Zo hebben we inderdaad een verklaring, maar helemaal gerust ben ik niet. Het enige wat me een beeq'e ondersteunt is het feit dat er een gezegde is geweest: 'Fluiten zijn holle pijpen', om uit te drukken dat iets niet helpt of dat iets anders uitkomt dan men verwacht had. Via het idee 'hol, leeg- 'kan het woord 'fluit' de bijgedachte gekre gen hebben van 'waardeloos' of 'mislukt'. Als het woord 'fluit' inderdaad vrij alge meen die betekenis gehad zou hebben, kan het mede aan de wieg gestaan hebben van het moderne 'flut': een flutboek, een flutvoorstelling. Het Etymologisch Woor denboek van Van Dale zegt dat 'flut' pas na 1950 opdook, 'klankschilderend gevormd', maar mij is niet helemaal duidelijk welke klank er dan geschilderd is. En nu we toch bezig zijn met vragen stel len': hoe kwam Gezelle aan het woord 'vraagveisterke'? Heeft hij dat zelfbedacht, of was het een bestaand soort venstertje? JOOP VAN DER HORST universitair docent Nederlands

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 53