41 Leidse energie in nieuwe bar Fusies verpulveren hegemonie ZATERDAG 3 APRIL 1999 Nog niet eerder in de ruim 150-jarigegeschiedenis van haar energiebedrijf, werd de gemeente Leiden op zo'n grote afstand gezet. Sinds deze week is het energiebedrijf EWR nog maar een klein onderdeel van een groot en commercieel ingesteld concern, dat spoedig zijn eerste stappen op de geliberaliseerde energiemarkt zet. Een terugblik op het eerste gaslicht in de openbare ruimte en een blik in de toekomst waarin een volgelopen bad bij thuiskomst tot de mogelijkheden behoort. imon van der Paauw, de stadsarchitect van len die in 1848 directeur werd van de Ste- jke Gazfabriek. i foto*uit zichtbaar energiek/150 jaar ewr De transformatie van een wat stoffig, duf en ambtelijk mono- poliebedrijf in een commercië le onderneming met spetterende dynamiek, die klaar is voor de volgende eeuw. Dat is volgens algemeen directeur H. Feitsma van de Energie- en Watervoorziening Rijnland (EWR) het voornaamste doel van de fusie met het Gelders-Friese NUON, het Noord- Hollandse ENW en Gamog, actief in Flevo land, de noordelijke Veluwerand en de Ach terhoek. De aandeelhouders van de EWR, te weten de 25 gemeenten uit het EWR-werkge- bied, ervaren het samengaan van de vier energiebedrijven veeleer als een soort van af scheid. Zij leveren dan ook flink wat zeggen schap in. De EWR-gemeenten hebben immers nog maar tien procent van de aandelen van het nieuwe energieconcern in handen. Ter ver gelijking: de aandeelhouders van NUON 51% die van Gamog 10% en die van ENW 29%. En ze moeten het in de 13-koppige Raad van Commissarissen hebben van welgeteld één man, S. Lyczak, wethouder te Alphen aan den Rijn. In de Raad hebben in het vervolg ook niet aan de overheid gelieerde personen zitting. Dit alles opgeteld bij de toekomstige situatie dat bedrijven en huishoudens zelf bepalen bij welk bedrijf ze energie kopen - waardoor de grenzen van het werkgebied vervagen - completeert het beeld: de ruim 150 jaar oude band tussen overheid en energiebedrijf staat op knappen. En zeker in Leiden, waar ander halve eeuw geleden met de Stedelijke Gazfa briek de basis werd gelegd voor de EWR, is dat op z'n zachtst gezegd wennen. Woedeaanval "De vroegere stadsarchitect Salomon van der Paauw (1794-1869) zou zich in zijn graf om draaien als hij kennis zou nemen van de hui dige ontwikkelingen. In 1848, vier maanden na zijn aanstelling als directeur van de Ste delijke Gazfabrièk, kreeg hij om vergelijkbare redenen een woedeaanval en stapte hij op. Gp zijn advies had de Raad der Stad Leyden de gasfabriek in eigen beheer genomen. Uit de berekeningen van Van der Paauw, die bij hem thuis experimenteerde met een minia- tuur-gasfabriekje, was gebleken dat Leiden goed zou kunnen verdienen aan een stedelij ke gasfabriek. De gemeenteraad had zijn voorstellen weliswaar overgenomen maar tot het grote ongenoegen van de pas aangestel de directeur werd de bouw van de gasfabriek uitbesteed aan een derde, een buitenlander nog wel, ene Alexander E. Croll, een ingeni eur uit Engeland waar de Industriële Revolu tie al in volle gang was. Het inschakelen van Croll was overigens niet de eerste keer dat Leiden een nutstaak aan 'de markt' overliet. Want al in de tweede helft van de 17de eeuw kwam het onderhoud van de straatverlichting, toen nog bestaande uit kaarslantaarns, in handen van particulie re ondernemers. In 1826 werd bepaald dat straatverlichting een verantwoordelijkheid van de stadsarchitect moest zijn. En in de persoon van Salomon van der Paauw had Leiden een stadsarchitect die zo veel mogelijk taken naar de overheid wilde halen. Toch restte voor Van der Paauw, na dat Croll de bouwopdracht van de gasfabriek was gegund, slechts de aanleg van het gas- buizennet. Want ook weer op Van der Paauws aandringen was de keus gevallen op steenkolengas. Dat was goedkoper dan het draagbare oliegas (gewonnen uit raap- en zaadolie en gedistribueerd met een gaswa- gen)) dat in die tijd in zwang was. Hiermee was op bescheiden schaal gepionierd door de Fransman Felix Dronet, die zich in 1840 in Leiden had gevestigd. De Stedelijke Gazfabriek bleef zo'n halve eeuw een puur Leidse aangelegenheid. Te gen het einde van 19e eeuw waren er ruim 5.000 aansluitingen. In dezelfde periode wer den ook Zoeterwoude en Oegstgeest - en wat later - Sassenheim en Voorschoten aangeslo ten. Leiden was met zijn gasfabriek uniek want in de rest van Nederland was het fabri ceren en distribueren van gas een zaak van particulieren. Precies om die reden kon in Leiden aan het begin van de 20e eeuw op uiterst harmo nieuze wijze elektriciteit worden geïntrodu ceerd. De Stedelijke Gazfabriek werd zonder ook maar enige deining omgezet in de Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. Het beestje kreeg een andere naam en dat was het dan. De ongeveer vijf Leidse bedrijven die anno 1895 hun eigen elektriciteit opwek ten, hadden daarvoor weliswaar een vergun ning gekregen maar onder de voorwaarde dat ze de zelfgemaakte stroom uitsluitend voor drijfkracht gebruikten en niet voor ver lichting. Concurrentie voor het stedelijke gasbedrijf, dat op het punt stond ook stroom te gaan produceren, werd zo in de kiem ge smoord. De dynamiek die Feitsma voorstaat, werd als een vloek en de weldadige rust die op de Leidse energiemarkt heerste als een groot goed beschouwd. De Leidse situatie was absoluut uniek want in de rest van het land barstte na de in troductie van elektriciteit een heftige concur rentiestrijd los tussen particuliere gas- en elektriciteitsfabrikanten, die loerden op el- kaars klanten. Een verslaggever van het Leidsch Dagblad stak op 14 oktober 1907 een lofzang af op de Leidse aanpak. Hier stonden de elektriciteits- en de gasfabriek elkaar als twee zusters bij in het bedienen van 'de ge meentenaren van licht en drijfkracht'. Revolutionair Tegen dit licht gezien is de huidige fusie van EWR, ENW, Gamog en Nuon een revolutio naire ontwikkeling. En een regelrechte aan slag op het gedachtengoed en het levens werk van Van der Paauw. Van der Paauw zou absoluut niet door een deur kunnen met de laatste EWR-directeur, sinds deze week lid van de Raad van Bestuur van NUON ENW, de eerdergenoemde Feitsma. Feitsma zegt in een historisch boekwerk - dat is verschenen ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van het energiebedrijf - dat een van de grootste verschillen tussen hem en zijn voorgangers van het slag Van der Paauw is, dat zij vooral oog hadden voor 'de techniek'. „Als vanzelfsprekend werd het be drijf dan ook gerund door ingenieurs.'' Feits ma, wiens missie het is om het energiebedrijf zo veel mogelijk van de factor overheid te ontdoen, is geen ingenieur maar een man van de economie en de commercie. In de eerste helft van deze eeuw waren de meeste belangrijke beslissingen inderdaad vooral van technische aard. De oprichting van de elektriciteitsfabriek in 1904 was er zo een, niet veel later gevolgd door het even op merkelijke als wijze besluit draaistroom te produceren. Opmerkelijk, omdat in alle reeds bestaande centrales gelijkstroom werd opgewekt. Leiden profiteerde van de wet van de remmende voorsprong want inmiddels was het inzicht gerezen dat bij draaistroom minder spanningsverlies wordt geleden en dat voor het transport ervan dunnere kabels nodig zijn. Op 16 oktober 1907 gingen de lampen in de hoedenzaak van de gezusters Sasburg aan de Haarlemmerstraat aan. De eerste Leidse aansluiting van particulieren op het elektrici teitsnet was een feit. De openbare straatver lichting brandde al op stroom. In 1909 leverde de Leidse centrale ook stroom buiten de gemeentegrenzen, name lijk in Leiderdorp. Kort daarop volgden Oegstgeest, Noordwijk, Voorhout en Zoeter woude. Rond 1930 bereikte de Stedelijke Lichtfabrieken (SLF), zoals het energiebedrijf in de volksmond heette, de grenzen van het afzetgebied dat het tot dit jaar zou blijven houden. Met op de noord-zuid-as Hillegom en Moerkapelle/Zevenhuizen als uiterste punten en op de oost-west-as Zevenhoven en Katwijk. Uit het verslag 'Van den toestand en de ex ploitatie der fabrieken over het jaar 1945' blijkt dat de SLF, los van de opgelegde rant soenering, de Tweede Wereldoorlog relatief goed door kwam. Dat gold in het algemeen voor zowel personeel als het bedrijf. „Zoodat het geen moeite kostte om de gas en stroomlevering, zoodra dit na de bevrij ding mogelijk was. weder te hervatten..." Dit gebeurde om precies te zijn op 7 mei 1945: „Met behulp van 'ondergedoken' kolen Het EWR-gebouw aan de Leidse Langegracht. Het logo heeft z'n langste tijd gehad. Het Rijnlandse energiebedrijf lost immers ook qua naam op in de nieuwe combinatie NUON ENW. foto*henk bouwman Reclameaffiche uit 1919. werd de centrale weer in bedrijf genomen en voorzag zij op deze wijze tot en met 19 mei de meest vitale bedrijven in het eigen verzor gingsgebied van stroom, onder meer de pol dergemalen in inundatiegebieden." Dat de Duitse bezetter de fabrieken onge schonden liet, mag een klein wonder heten. Zeker tegen het einde van de oorlog hield men er ernstig rekening mee dat hij, „die al- lerwege zijn vernielzucht botvierde", dit ook op het energiebedrijf zou doen. Maar het te gendeel gebeurde. Wel werden uit de centra le vitale turbine-onderdelen verwijderd maar die kwamen onbeschadigd terug. Met vreugde wordt in het jaarverslag over 1945 ook teruggekeken op de geslaagde koperactie. De bezetter haalde dit metaal uit alle hoeken en gaten ten behoeve van zijn wapenindustrie. „Door eindelooze en ver warrende correspondentie over elk onder deel te voeren is het ons gelukt de hoeveel heid tot een minimum te beperken. Alles bij elkaar is slechts 589 kilo koper in verkeerde hémden gekomen." Bij de koperactie en andere acties ten be hoeve van ondergedoken collega's of colle ga's die als arbeidskrachten in Duitsland dreigden te worden ingezet, moest vooral de toenmalige chef sociale zaken op afstand worden gehouden. Deze bleek maar matig ingenomen met de solidariteit van het perso neel. Hoewel hij ook goede dingen voor het personeel deed, wordt zijn optreden in het jaarverslag aangemerkt als 'het zoet gefluit van den vogelaar'. „Door overplaatsingen en nieuwe aanstellingen trachtte hij het perso neel van de verschillende diensten te infil- treeren met personen die de nieuwe orde waren toegedaan." Volgens de makers van het verslag heeft 'SZ' echter nooit echt voet aan de grond gekregen bij de Stedelijke Fa brieken van Gas en Electriciteit Leiden. Aanslagen Welbeschouwd was de belangrijkste gebeur tenis voor de fabrieken het opnemen van de Leidse electriciteitscentrale op 1 april 1943 in de Zuid-Hollandse productiecombinatie EZH (Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland). Véinaf die dag kocht de SLF energie voor het verzorgingsgebied van het EZH. Dat bepaal de in het vervolg de hoeveelheid stroom die de Leidse centrale moest produceren. De te loorgang van de (Leidse) autonomie op het gebied van de energievoorziening was be gonnen. De volgende aanslag op de zelfstandigheid werd in 1977 gepleegd. Met als oogmerken meer efficiency en kostenbesparingen en on der druk van de regering, werd de EBR illustratie uit zichtbaar energiek/150 jaar ewr' (Energiebedrijf Rijnland) opgericht, een ge meenschappelijk nutsbedrijf waaraan 22 ge meenten deelnamen. „Wat ooit begon als stedelijk avontuur, was uitgegroeid tot een regionaal opererend bedrijf aldus de redac tie van de jubileum-uitgave 'Zichtbaar ener giek', eind vorig jaar verschenen naar aanlei ding van '150 jaar Energiebedrijf EWR'. Daar kwam in 1988 een fusie van elf afzon derlijke nutsbedrijven in het noorden van deze provincie overheen: de oprichting van de EWR was een feit. Een jaar later verkocht de gemeente Leiden, sinds 1878 eigenaar van de Leidsche Duinwater Maatschappij (LDM), dit waterbedrijf aan de EWR. Onder de fusie partners van 1988 zaten nog meer bedrijven die water produceerden dan wel distribueer den. De EWR ontdeed zich in 1996 voor een belangrijk deel van deze 'waterpoot'. Wel verzorgt het bedrijf de distributie van water H. Feitsma, de laatste EWR-directeur. foto*henk bouwman in het westelijk deel van zijn verzorgingsge- Voomaamste doel van de begin deze week bekrachtigde fusie met NUON, ENW en Ga mog is schaalvergroting. Een grote onderne ming als NUON ENW, zoals het bedrijf is ge doopt, kan gas, stroom en water tegen veel gunstiger prijzen inkopen. Op de toekomsti ge energiemarkt, waar ook bij voorbeeld banken en Albert Heijn speler kunnen wor den, gaat het immers vooral om de prijs. Toch ziet T. Swelheim, tot voor kort direc teur van NUON en nu voorzitter van de Raad van Bestuur van NUON ENW ook mogelijk heden om met nieuwe 'producten' de gunst van de consument te winnen. Hij is uitgeke ken op de artikelen en diensten die door de afgelopen 150 jaar heen zijn geleverd: de winning en distributie van duinwater, gas en stroom, kooklessen op gas en electra, stroom voor de trams, stadsverwarming en electri- sche tijdaanwijzing (ook wel klokkendienst genoemd), alsmede bijproducten van gas en electriciteit zoals cokes, koolteer (geschikt voor het asfalteren van wegen), ammoniak en zwavel (kunstmest) en stoom. In verschil lende interviews filosofeert de belangrijkste man van NUON ENW over baden die vollo pen en koffiezetapparaten die pruttelen, pre cies op het moment van thuiskomst, op af stand bediende cv's en over goedkoper water van B-kwaliteit waarmee de wc kan worden doorgetrokken en de auto gewassen. Salomon van der Paauw, die in 1847 de eerste directeur werd van de Stedelijke Gaz fabriek, zou hiervan ongewtijfeld hoofd schuddend kennis hebben genomen. Hoe kan de overheid zo dom zijn om zulke prachtige producten niet in eigen beheer te nemen? Feitsma, de laatste EWR-directeur zegt daarop anno 1999: ,,Als monopolistisch nutsbedrijf hebben we hooguit nog zo'n vijf jaar te gaan. Na die tijd lijft een Frans of een Duits blok ons in, hakt het de EWR in moot jes en verkoopt ons bedrijf in stukken door aan andere buitenlandse concerns." Salomon van der Paauw zou toegeven dat hem dat een nog grotere gruwel is. WIM KOEVOET Dit artikel is gebaseerd op en geïnspireerd door eei aantal jaarv erslagen, het gedenkboekje '75 jaar elektriciteit in de Leidse regio', de jubileumuitgave 'Zichtbaar energiek' en een aantal spreekbeurten van EWR-directeur H. Feitsma tijdens vergaderingen van aandeelhouders en de Leidse gemeenteraad over de fusie met NUON, ENW en Gamog.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 51