'Ik heb de dingen te veel
zwart-wit gezien'
Flauwe Joopjes
136
ZATERDAG 27 MAART 1999
NAVO-jubileum zet Marcus Bakker aan het denken
De oude dag, Parkinson en een hartkwaal hebben ervoor gezorgd dat
de ooit spraakmakende communistenleider Marcus Bakker (75) al
jarenlang niet meer in de publiciteit is getreden. Maar nu de Navo in
april haar 50-jarig bestaan viert, wil hij wel een uitzondering maken.
Een kennismaking met de aarzelende inzichten van een vermoeide
kapitalistenvreter.
Dat hij honkvast is, zal niemand
bestrijden. Communist, vrijwel
van de wieg tot het graf. Al
ruim dertig jaar woonachtig op hetzelfde
adres in Zaandam, in een klein uitgevallen
rijtjeswoning, pal tegenover de hervormde
kerk. Zo geworteld te zijn, heeft in deze on
rustige tijden bepaalde voordelen. Kom je
bijvoorbeeld in je woonplaats op een zieken
zaal te liggen, dan ben je geen vreemde.
„Eerlijk gezegd, ik heb genoten!", zegt Mar
cus Bakker. Pretogen achter het brillenglas.
„Met vier mensen op een ziekenzaal is er al
tijd wel één Zaankanter die je kent. En Zaan-
kanters zijn praters. Het was vaak puur ge
zellig."
Zijn gezondheid is de laatste tijd hard ach
teruit gegaan. Zes jaar Parkinson, twee hart
infarcten, een mislukte dotter-ingreep en
uiteindelijk een meervoudige bypass-opera-
tie hebben hun sporen nagelaten. Verma
gerd zit Bakker in zijn vaste stoel, opblaas-
kussentje in de rug. Zijn stem, die ooit elo
quent galmde in de plenaire vergaderzaal
van de Tweede Kamer, klinkt gedempt. Hij
zegt: „Na die operatie ben ik wekenlang de
kluts kwijt geweest. Ik dacht dat ik in een
soort poppenhuis in Utrecht woonde. Ik had
een sterk vertekend beeld van de werkelijk
heid. Gevolg van de narcose vermoed ik."
Maar ook in zijn ziekte is Bakker een man
die snel terugkeert naar het eerste honk. De
operatie heeft hem niet mentaal veranderd,
stelt hij bijna opgelucht vast. „Ik heb ge
zondheid en ziekte nooit interessant gevon
den, hooguit iets waar je rekening mee moet
houden. Ik kan ook niet zeggen dat ik door
die ziektegeschiedenis de waarde van andere
dingen ben gaan inzien. Nee, zo werkt dat bij
mij niet. Ik vind het hinderlijk dat ik nu ba
korte tijd al uitgeput ben, dat wel. Maar de
grote thema's, die mijn hele politieke leven
hebben bepaald, zijn er niet door naar de
achtergrond gedrongen. De strijd tegen fas
cisme en bezetting was tijdens mijn jeugd
een alles overheersend vraagstuk, en dat is
altijd door blijven spelen. Ook nu nog."
Brok in de keel
Het is aan het eind van de twintigste eeuw
niet gemakkelijk nog iemand te vinden die
een kritisch geluid wil laten horen over de
verdragsorganisatie die Europa al precies
vijftig jaar in een comfortabele vrede heeft
gedompeld. Zelfs verstokte pacifisten krijgen
tegenwoordig haést een brok in de keel als
zij de Navo onder de lóep nemen. In Bosnië
maakte de NAVO na jaren van etnisch bloed
vergieten immers een eind aan de belegering
van Sarajevo. In Kosovo kan zo'n succes nog
niet worden opgetekend, maar ook Mient
Jan Faber durft niet te beweren dat de NAVO
bij het demonteren van deze tijdbom gemist
kan worden. De nucléaire afschrikking, ooit
het centrale geloofsartikel van de Alliantie, is
gedegradeerd tot een voetnoot van de ge
schiedenis. Meer aandacht krijgen nu de hu
manitair getinte missies.
Marcus Bakker moet toegeven dat hij
eveneens een slagje anders tegen de Navo is
gaan aankijken. Maar zijn argwaan, ver
mengd met een flinke dosis beginselvast
heid, is gebleven.
„Toen de NAVO werd opgericht, in april
1949, was dat echt een zwarte dag in mijn le
ven", herinnert hij zich. „Ik heb die gebeur
tenis in alle toonaarden vervloekt. Waarom?
Kijk, voor mij was een nogal dominant gege
ven dat de atoombom al bestond en in Japan
was uitgeprobeerd. Ik zag de oprichting van
de NAVO daarom als een belangrijke bedrei
ging voor de wereldvrede, vooral ook als een
poging om de Sovjetunie en andere socialis
tische landen te intimideren. De Russen
hadden de atoombom in 1949 immers nog
niet. Vervolgens is dus die hele krankzinnige
wapenwedloop op gang gekomen. In mijn
ogen een door de Amerikaanse wapenindu
strie aangejaagd proces. Natuurlijk is het een
hebbelijkheid van communisten om alles in
economische termen te zien. Maar ik blijf er
bij dat het een belangrijke factor was, al er
ken ik inmiddels dat ook de Sovjetunie mede
verantwoordelijkheid droeg."
Heftige tegenstellingen
Dat iemand die in het verzet actief was, wei
gert zijn bevrijders te omhelzen, is volgens
Marcus Bakker niet zo verwonderlijk. „Hoe
keek je toen tegen de dingen aan? In het ver
zet nam je het iemand al snel kwalijk als hij
of zij niet fel genoeg was. Het was een tijd
van heftige tegenstellingen en dan moest je
kiezen: of je was voor de één of voor de an
der. Het klinkt simpel, maar zo werkte het
wel. Aangezien praktisch iedereen voor de
Amerikanen koos, kozen wij voor de andere
partij. Er zat iets bij van: wij laten ons verdo
rie door een stelletje Yanks niet voorschrij
ven hoe we moeten denken. Terwijl ik toen
Amerikaanse pockets werkelijk verslond, er
gerde ik me kapot aan de typisch Ameri
kaanse arrogantie. En dat zie je nu nóg. Het
is toch 'God Bless the States' gebleven, waar
bij het hooguit mooi is meegenomen als de
rest van de wereld ook een beetje van die
glorie mag meegenieten."
Niet in zijn beoordeling van de Verenigde
Staten, maar wei in zijn kijk- op Duitsland
heeft Bakker naar eigen zeggen het één en
ander over het hoofd gezien. Toen Duitsland
in 1955 in de NAVO werd opgenomen, was
de CPN'er daar in zijn eigen woorden 'goed
ziek van'. Bakken „Mijn grote vrees was dat
Duitsland het machtige militaire apparaat op
sleeptouw zou nemen. Het was natuurlijk
ook een enorme provocatie voor Moskou,
dat op zijn beurt het Warschaupact opricht
te." Schoorvoetend: .Achteraf moet je zeg
gen dat bij ons alles te veel werd herleid tot
de Duitse kwestie. Ik heb dat niet goed be
oordeeld, dat zogeheten Duitse gevaar. Ik
had onvoldoende oog voor de sterke vrede
lievende en gematigde krachten in de
Bondsrepubliek."
Van het een kwam het ander. Ook de inval
in Hongarije in 1956 werd herleid tot de
Duitse kwestie. „Wij zagen de Hongaarse op
stand als een contrarevolutie, gedragen door
grootgrondbezitters en Duitse revanchis-
ten", zegt Bakker. Het is een episode waar
aan hij niet graag herinnerd wordt. De Russi
sche repressie na de Praagse lente twaalf jaar
later, werd echter beter ingeschat, benadrukt
hij. „Ik heb dat meteen tijdens een toespraak
voor een volle zaal in hotel Krasnapolsky in
alle toonaarden vervloekt. In de jaren tachtig
ten slotte, heb ik alle hoop laten varen dat uit
die starre staten in Oost-Europa de verande
ring van de mensheid zou komen. Toen de
Beriijnse muur viel en de Sovjetunie in elkaar
zakte, heb ik daar geen traan om gelaten."
De Grote Ontgoocheling kwam echter pas
later. Na Breznjev en na Gorbatsjov. Bakker:
„Uit Russische staatsarchieven bleek dat niet
de moffen, maar het Rode Leger zelf verant
woordelijk was geweest voor de executie van
duizenden Poolse officieren in 1943 in Ka-
tyn. Tientallen jaren hebben de Russen bij
alles wat hun heilig was, gezworen dat zij die
gruwel niet op hun geweten hadden. Ook ik
kon dat eenvoudigweg niet aannemen. Tot
het tegendeel bleek. Dan moet je vaststellen
dat je misbruikt bent voor vreselijke smeer
lapperij. Er is bijna niets waar ik me per
soonlijk zo door geschoffeerd heb gevoeld.
Maar goed, na alles wat al over de terreur in
de Sovjetunie bekend was geworden, kon dat
er ook nog wel bij. Het allerlaatste woord
was toen wel gesproken."
Triomfen
Hoe kijkt Bakker na die loutering aan tegen
de triomfen die de Navo in april in Washing
ton wil vieren? Vijftig jaar vrede in Europa:
regeringsleiders van alle 19 bondgenoten, in
clusief die van de nieuwe toetreders Honga
rije, Polen en Tsjechië, zullen uitroepen dat
dit vooral aan de Alliantie te danken is. Bak
ker kreunt, haast onhoorbaar. „Natuurlijk,
de vrede heeft altijd vele vaderen", zegt hij.
„Maar voor mij is het meer een toevallige sa
menloop van omstandigheden. Ik zou haast
zeggen: ondanks de NAVO is het al vijftig jaar
vrede! Want in die krankzinnige tijd van de
koude oorlog heeft het toch een paar keer
bitter weinig gescheeld of de beide machts
blokken waren elkaar met atoomwapens in
de haren gevlogen."
Bakker neemt een paar pillen tegen de Par
kinson. Nog een geluk dat de ziekte hem niet
aan het beven heeft gebracht, zegt hij. In een
rechte lijn brengt hij zijn koffiekopje naar de
mond en spoelt de medicijnen met een slok
je troost weg. Hij hervat: „Wat wel een be
langrijke rol heeft gespeeld, is dat de vijand
schap tussen Frankrijk en Duitsland is afge
remd doordat allebei de landen in de NAVO
bondgenoten werden. Dat heeft, moet ik
achteraf erkennen, positief uitgepakt. In de
tijd zelf had ik dat niet zo scherp op het net
vlies."
Mevrouw Bakker luidt de bel voor de laat
ste ronde. Marcus Bakker is na ruim ander
half uur praten over oorlog en vrede ernstig
vermoeid geraakt. Toch wil hij nog graag een
boodschap kwijt.
„Dertig jaar geleden zat de wereld vol met
vijandigheid, dat is nu toch niet meer zo.
Mijn hoop is nu dat men tijdig onderkent dat
door de ineenstorting van de Sovjetunie een
nieuwe situatiè is ontstaan. De denkbeeldige
vijand is verdwenen, het zou dus logisch zijn
om ook de NAVO na vijftig jaar op te heffen.
Als die dronkelap in het Kremlin is vertrok
ken, komt er vast een andere president waar
zaken mee te doen zijn. Bouw samen aan
een nieuwe veiligheidsstructuur. Die kans is
in 1949 verprutst, grijp hem nu, voor het te
Iaat is."
Vooralsnog kijkt iedereen naar de NAVO
om in voormalig Joegoslavië de vrede af te
dwingen.
Marcus Bakker zucht „Dat Serviërs en Al
banezen schobbejakken zijn, weten we al
sinds de boeken van A. den Doolaard. Na
tuurlijk huilt je hart als je ziet hoe de burgers
daar uit hun huizen worden gejaagd, de kou
in. De NAVO gebruikt nu geweld in Kosovo -
en de kindskinderen van de slachtoffers zul
len nog op wraak zinnen. Nee, ik ben voor
een politiek waarbij je de vrede aantrekkelijk
maakt. Natuurlijk is dat niet eenvoudig.
Maar je kunt toch moeilijk beweren dat de
NAVO op het moment een glansrol speelt?
De NAVO is voor situaties zoals op de Balkan
niet toegerust."
Opheffen dus, die winkel?
„Inderdaad, opheffen!"
Bakker recht de rug, fluistert op plechtige
toon: „Ik heb gezegd."
Mevrouw Bakker knikt heftig.
„En zo is dat!"
PAUL KOOPMAN
Marcus Bakker. „Toen de NAVO werd opgericht, in april 1949, was dat echt een zwarte dag in mijn leven." foto cpd roland de bruin
Onze Taal
Bijna iedereen is ervan overtuigd
dat een taal nu eenmaal uitzonde
ringen heeft, 't Is soms lastig, maar
er is niets aan te doen. Alle talen
hebben dat. Zo zeggen we in het
Nederlands bijvoorbeeld normaal
een meervoud bij 'drie stoelen' en
'vijf sigaren', maar af en toe moet
het juist enkelvoud zijn, zoals in
'drie kilo' en 'vijf meter'. Wij tellen
min of meer regelmatig vijftig, zes
tig, zeventig, tachtig (weliswaar met
een rare t—maar het Frans heeft
daar dan ineens 'quatre-vingt'.
Talen hebben nu eenmaal uitzonderin
gen. Ik vind die mening zo merkwaardig,
dat ik me afvraag hoelang de mensheid dat
al denkt. Voorzover ik weet, werd het in de
Middeleeuwen nog niet gedacht. Vermoe
delijk omdat men er toen van overtuigd
was dat de taal door God geschapen was,
en het zou blasfemie geweest zijn om te
zeggen dat Zijn schepping onvolkomenhe
den vertoont, weeffoutjes, maandagoch
tendproducten. Begin 19de eeuw echter
vindt men het al vanzelfsprekend dat talen
uitzonderingen vertonen. Ik houd het erop
dat het idee ergens tussen 1500 en 1800 op
gedoken is. Wie er meer over weet, zou me
zeer verplichten het mij mee te delen.
Ik kom erop door Karei van het Reve, die
enkele weken geleden overleden is. Hij
was een briljant schrijver en zeer oorspron
kelijk denker, 'de geleerde broer' van Ge
rard Reve. Naar aanleiding van zijn dood
herlas ik enkele van zijn boeken. Onder an
dere 'Afscheid van Leiden' (1984). Daarin
staat het opstel 'Reves vermoeden'. Een
mooi opstel, ook al ben ik het volstrekt niet
met hem eens. Hij betoogt daarin zijn ver
moeden, en ik citeer nu maar letterlijk: 'dat
de zogenaamde uitzonderingen in een taal
geen toevallige 'Schönlieitsfehler' en onge
lukjes zijn maar om een lelijk woord te ge
bruiken tot het 'wezen' van de taal beho
ren. Anders geformuleerd: mijn theorie be
weert dat er geen talen zijn zonder uitzon
deringen. Of nog anders geformuleerd: een
taal kan niet functioneren zonder uitzon
deringen.'
Hij geeft daarvoor allerlei vernuftige argu
menten, maar ik geloof er niets van.
Aardig detail: de namen van talen spelt hij,
zoals iedereen, met een hoofdletter (Neder
lands, Frans, Russisch), maar consequent
latijn. Volgens mij zit het heel anders. Als
iemand een regel formuleert, laten we zeg
gen: 'Alle koeien hebben zwarte vlekken',
en er worden roodbonte koeien ontdekt,
alsmede geheel witte koeien, dan is het in
de wetenschap goed gebruik om te zeggen
dat die regel niet deugt. De taalwetenschap
is, geloof ik, de enige tak van wetenschap
waarin men de regel handhaaft en bij ge
bleken uitzonderingen verzucht dat de taal
niet deugt. Karei van het Reve wijkt in zo
verre van het algemene geloof af, dat hij de
uitzonderingen niet als een noodzakelijk
kwaad ziet maar als een wezenlijk en mooi
trekje van taal.
Dat is nog eens van de nood een deugd
maken. Ik heb, het zij in alle beschei
denheid gezegd, een heel ander vermoe
den. Ik vermoed namelijk dat we moeten
ophouden te denken dat een taal regels
heeft. Want laten we goed beseffen: al die
zogenaamde uitzonderingen, of je ze nu
onvolkomenheden noemt of wezenlijke
elementen van een taal, ze komen voort uit
het idee dat er in taal regels moeten zijn.
Dat is een bijgeloof.
Ik heb trouwens ook zijn roman 'Nacht op
de kale berg' (1961) weer eens gelezen.
Het is niet zijn allerbeste boek, maar een
zwakkere Karei van het Reve is altijd nog
tien keer beter dan watje meestal onder
ogen krijgt. Daar komt een journalist in
voor, Joop Flavius, die een wekelijkse ru
briek schrijft in een bekend liberaal dag
blad: 'Brieven aan tante'. Het zijn stukjes
over van alles en niks, die hij ondertekent
met 'Joop'. Niet iedereen vindt die stukjes
even geweldig, maar ach, er is een breed
gebied tussen heel goed en heel slecht.
Volgt een messcherpe analyse van hoe co
lumnschrijvers vaak te werk gaan. Die stuk
jes heten in de wandeling 'flauwe Joopjes'.
Kijk, dat trof mij. Ik heb het boek dertig jaar
geleden al gelezen, maar dit was ik hele
maal vergeten. Flauwe Joopjes, daar kijk ik
werkelijk van op. Ik heb er geen bezwaar
tegen als u die uitdrukking zou gaan ge
bruiken, maar op één voorwaarde: niet
klakkeloos overnemen maar eerst eens zelf
de 'Nacht op de kale berg' van Karei van
het Reve gaan lezen.
JOOP VAN DER HORST
universitair docent Nederlands