Een rijtuig voor Sjors en de spoelhonden Leiden Regio STADSGEZICHT n vai )eze zomer viert Minerva haar 37ste nstrum in het complex van het [amerlingh Onnes Laboratorium aan de teenschuur. Dat lustrum slaat echter niet de Leidse Studentenvereniging finerva zelf. Die is pas in 1972 ontstaan, iet dit een fusie van het Leidsch Studenten iorps, dat in 1839 werd opgericht, en de 'ereniging voor Vrouwelijke Studenten te eiden, opgericht in 1900. lee, het lustrum betreft hier de sociëteit van de studentenvereniging. Want die is er al sinds 1814, zij het dat het corps nu in een ander pand zetelt dan 185 jaar geleden. In die 185 jaar zijn er heel wat verjaardagpartijtjes gevierd door de dames en heren studenten. Zoals in maart 1939, bij het honderdjarig bestaan van het Leidsch Studenten Corps. In die tijd zijn de contacten tussen het corps en burgerij heel anders dan nu. De gemiddelde Leidenaar draagt het corps nog net niet op handen, maar veel scheelt het niet. Het respect voor een ieder die studeert is enorm, zo blijkt uit tal van krantenverslagen. Het is immers de universiteit die de stad zo'n groot aanzien geeft in de rest van Nederland. Bij de intocht der reünisten - vanaf het feestelijk versierde station naar de al even feestelijk versierde sociëteit - staan honderden Leidenaars langs de kant van de weg te kijken. i de Koster, voorzitter van het comité uit de burgerij 4 dat maandenlang heeft ge- II ijverd voor een passend ca- ^jJeau, verwoordt in het Leidsch V lagblad van 28 februari 1939 de uthie van de Leidenaar voor et corps als volgt: 'Wanneer men, Is ik, te Leiden is geboren, onder- fa indt men van zijn prille jeugd af, -r ielk een groote plaats het LSC in- "5 eemt in de harten en gedachten an de Leidsche jeugd. Hoe duide- jk herinner ik mij welk een groote j elangstelling wij jongeren koes- 1 rden voor de Sociëteit Minerva, aar het zoo dikwijls levendig toe- - ing en waar zooveel geschiedde, aardoor onze aandacht getrok- in werd'. laar - naarmate de Leidsche bur- ïr opgroeit en juister observeert, om hem heen gebeurt beseft hij eerst recht, dat niet al en bij feestelijke gelegenheden ;oede verstandhouding tot uit ing komt. Het dringt tot hem r dat gedurende het grootste :1 der achter ons liggende eeuw, LSC bovendien en niet in de itste plaats, hartelijk heeft deel nomen in het wel en wee van de idsche bevolking. Wij mogen ;r slechts herinneren aan enkele aten als: de hulp-verleening tij- ns de cholera-epidemie; de lote sommen beschikbaar ge ld voor liefdadige doeleinden: deelneming getoond bij den idhuisbrana en het aandeel in 3-October-herdenking' it passende cadeau werd overi- is een rijtuig 'met inbegrip van lig en een zweep'. 'De praeses het corps, de heer F.E. Vlielan- Hein, aanvaardde het ge- lenk met een toespraak, waarin er allereerst aan herinnerde, dat ige jaren geleden de burgerij ior het probleem werd gesteld: lastingvrijdom of academie. De ïrgerij koos - o wonder, zei spre- r- de academie. Spreker wil op zen dag de vraag niet stellen of ronk zij dit op dit oogenblik nog zou kiezen en of zij nooit spijt neeft ge had van haar keuze. Want met de academie kwamen ook de studen ten en het staat wel vast, dat dezen het de burgerij niet altijd even ge makkelijk hebben gemaakt. Straat gevechten waren vroeger aan de orde van den dag en ook de ethy- mologisch moeilijk verklaarbare scheldnaam 'spoelhonden' voor de corpsleden getuigt van weinig waardeering van de zijde der bur gerij. In de latere jaren is de ver standhouding veel verbeterd en momenteel is de verstandhouding wel in het beste stadium geko- corps en burgerij blijven zeer be perkt. En dat hoort ook zo, houdt Vlielander Hein zijn gehoor voor: 'Het Corps is ontstaan als een groep van gelijksoortigen die hun dagelijkschen omgang tot elkander willen beperken en zoo is het ge bleven. Mocht het ooit anders worden, dan zou het Corps zijn huidig karakter moeten verliezen of reeds verloren hebben. Dat blij- ve ons voor allen tijd bespaard!'. De versierde sociëteit in de Breestraat, met Minerva aan weerszijden van de in gang- Die houding van het corps, klinkt ook door in een recensie van een corpslid van het gedenkboek dat het corps ter gelegenheid van het eeuwfeest heeft uitgegeven. Een bijzonder neerbuigend relaas: 'In vrijwel alle seizoenen van het jaar vindt de wandelende burger van de Sleutelstad in zijn straten meer of minder welgedane figuren, die uitgedost in een verschoten regen jas, met wandelstok in de hand, een bijzonder aspect aan de stad De intocht van de reünisten. De belangstelling van de 'gewone' Leidse burgers is enorm. Aan beide kanten van de Steenstraat s verleenen. De straatjeugd roept hen met 'sag Sjors' na, winkeliers groeten hen, deftige burgers lich ten amicaal den hoed - want bloeit niet de Academieborrel op Amici- tia - ja, een ieder weet, dat dit 'stu denten' zijn. Het gebouw in de Breestraat is evenzeer bekend, er schijnen nog altijd Leidsche 'jof fers te zijn, die een straatje om kopen uit vreeze deze plaats te moeten passeeren; evenwel wat er zich afspeelt, blijft aan de fantasie en de in omloop zijnde en daar door groeiende geruchten overge laten'. 'Wist in de maand februari van dit jaar tot groote verontwaardiging van mijn zeer Leidschen kapper een burger niet de juiste beteeke- nis van den achtsten februari (de stichtingsdag van de universiteit, red.) en werd vanmiddag in de Breestraat het ophijschen van het Corpswapen aan een volijverigen winkel niet begroet met aen uit roep 'kijk eens het vaandel van Amicitia', een dergelijk gebrek aan kennis van zaken zal ik bij u, waar de lezer, niet veronderstellen. Zoo zijn u misschien de uiterlijke ver schijningsvormen van het Corps welbekend en ge hebt op een of anderen hoogtijdag de heilige hal len van Minerva betreden, toch zal u dikwijls de zin van vele gebrui ken u ontgaan zijn en bij u den in druk hebben gewekt van een in FOTO ARCHIEF traditionalisme verstarde eenheid'. Maar dat is niet zo, gaat ons arro gante corpslid verder. 'De memo randa van den praeses collegii, waarmee het boek aanvangt, wor den telkens afgewisseld door klei ne episodes uit het daeelijksch le ven van den student, die zozeer treffen, dat men deze met recht als juweelen van schilderkunst kan betitelen. Den dag der burgerij wil ik u citeeren: wat zou dit anders kunnen zijn, dan den derden Oc tober?: Gij valt en staat weer op, zij valt, gij raapt haar op. Naast u valt een professor. En het verbaast u niet. Dat is het vermaarde hossen en deinen. Ten slotte, uitgeput, ver laat u beiden den hosvloer en zoekt elders vermaak. De dag van huts pot, optocht en traditioneele ha ring. De dag dat alles kan en mag. De dag van Leidens ontzet, 3 Octo ber'. 'De groentijd, de tijd van angst en zorgen voor vele ploerterijen voor 'hunne' heeren is, daar ook uit wassen scherp worden gelaakt, in prijzenswaardige objectiviteit ge- teekend. Alleen al deze schildering maakt het waard, dat dit gedenk boek gekocht en gelezen wordt, zozeer ruimt het wanbegrip en misverstand op over deze voor het Coipsleven zoo noodzakelijke in stelling'. Met dit gebazel kan de burgerij het doen. En met dit gebazel doet de burgerij het ook in 1939. Het res pect blijft onverminderd groot blijkt uit een der krantenartikelen. 'Gistermiddag heeft het Collegium nog een bezoek ontvangen van de Christelijke Georganiseerde Werk lozen, die een duDbele vitrine voor het archief aanboden'. Wat dat betreft zijn de verhoudin gen nu een stuk normaler. En menselijker. HERMAN JOUSTRA ationsweg. fotojan scheerder

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 25