'Ik zou graag Dutroux willen verdedigen' r ZATERDAG 20 FEBRUARI 1999 Advocaat Oscar Hammerstein: een vechter Advocaat Oscar Hammerstein raakte besmet met het aidsvirns, zat zes weken in de cel op verdenking van witwaspraktijken en werd geloosd door het kantoor waar hij werkte. Nu slikt hij met ongekend succes een medicijnencocktail, heeft na zijn vrijspraak een bloeiende praktijk opgebouwd en loopt lachend het Huis van Bewaring binnen. „Als je zoveel ellende moet doorstaan, krijg je ook een beloning: ik ben in zekere zin onkwetsbaar geworden. en graehtenwoning in Amster- j dam. Blitse sportauto voor de deur. Oscar Hammerstein heeft zich voor de gelegenheid gestoken in strak pak met een blauw overhemd onder het licht gebruinde gelaat. Hij wijst op een stapel dos siers en excuseert zich voor de rommel. GSM in de aanslag. „Ik ben een slaaf van de tele foon." Ais iemand bij de voordeur aanbelt om hem te spreken, zegt hij: „Ik ben geen slager waar u zómaar binnen kunt lopen. U kunt mij bellen om een afspraak te maken." Hij krijgt drie keer zoveel zaken aangebo den als hij aankan. „Ik ga me niet meer de blubber werken. Vroeger maakte ik tweedui zend uur per jaar, minimaal. Nu werk ik hal ve dagen. Als ik zin heb om een weekend te gaan skiën, dan doe ik dat. En als ik drie we ken naar Afrika wil, dan ga ik. Cliënten die daar problemen mee hebben, die zoeken maar een ander." Vijf jaar geleden is het nu dat hij, gevierd advocaat, werd opgepakt, verdacht van het witwassen van geld voor de criminele drugs organisatie Octopus. Zes weken zat hij vast. De Telegraaf noemde hem de maffia-advo caat. „Een gore hetze. Ik ben publiekelijk af gemaakt." Het kantoor dat hem niet lang daarvoor nog had gevraagd als maat toe te treden, loosde hem. En het aidsvirus waar mee hij besmet was geraakt, begon op te spelen. Hij werd vrijgesproken, maar was in middels alles kwijt: gezondheid, reputatie en riante inkomen. „Vóór mijn arrestatie ben ik nooit één dag arbeidsongeschikt geweest en daarna niet één dag volledig arbeidsgéschikt. Dat geeft wel aan wat een impact het op mijn leven heeft gehad. Maar als je zoveel moet doorstaan, krijg je er ook een beloning voor: ik ben in zekere zin onkwetsbaar ge worden." Medicijnencocktail Hij excuseert zich. .Loopt naar een keuken kastje, graait in een paar doosjes, stopt wat pillen in zijn mond en spoelt ze weg met een slok water. „Twee keer per dag moet ik een cocktail van medicijnen slikken om dat aids virus te bestrijden. Ik voel me kiplekker, kan alles doen wat ik wil, maar moet mezelf wel in acht nemen. Je moet zorgen datje zo sterk mogelijk blijft. Ik kan best een nacht door zakken, maar daarna moet ik een paar dagen extra rustig aan doen en extra gezond eten. Als ik dat niet doe ben ik binnen een jaar dood. Die cocktail is geen wondermiddel, en ver geet ook niet dat het een constante chemo- kuur in je lijf is. Ik ben nu 44 jaar en moet dus nog zo'n dertig jaar slikken, maar ik weet niet wat het effect van al die pillen over vijf of tien jaar is. Zo ver kijk ik dus ook maar niet vooruit. Ik leef bij de dag. Ik heb geleerd het leven beter te waarderen. Je moet genie ten van de dag waarop je leeft. Dat doe ik en ik verheug me op de dag van morgen, maar zoals mijn grootmoeder altijd zei: het is on zin om aan volgende week zaterdag te den ken. want dan kun je al dood en begraven zijn. Dat is de fout die veel mensen maken: als ze het naar hun zin hebben, als ze geluk kig zijn, denken ze alweer aan de problemen die hen misschien te wachten staan. Op die manier verpest je je leven. Vooruit kijken is zinloos. Net als terugkijken. Daarom heb ik er ook geen spijt van dat ik die cliënt heb aangenomen waardoor ik zo in de proble men ben gekomen. Ik. denk niet in termen van spijt. Het is het noodlot. Het is nu een maal zo gebeurd en daar verander je niets meer aan. Ik heb daarbij het grote geluk dat ik nu al weer een jaar een partner heb die ook be smet is met het aidsvirus. Dat klinkt gek, maar in een homofiele relatie is het grootste probleem meestal dat van de twee partners er één wel en één niet besmet is. Dat geeft ongelooflijke spanningen omdat mensen doodsbang zijn om door de ander te worden besmet. Als je alle twee besmet bent, heb je dat probleem niet We praten er ook zelden over. Juist omdat we het beiden hebben, is het geen onderwerp meer, is het grotendeels uit ons leven verdwenen. Het is een soort suikerziekte geworden. Eens in de drie maanden lopen we hand in hand naar de dokter en dan horen we dat het heel goed met ons gaat." 'Een marteling' „In die zes weken dat ik in de cel heb geze ten, was ik er heel slecht aan toe. Ik was doodziek, had ik weet niet hoeveel ontste kingen, maar ik heb moeten sméééken om een arts te kunnen spreken. Justitie deed daar heel moeilijk over omdat ze bang waren dat ik via die man alsnog geld zou laten doorsluizen. Hartstikke paranoia, die lui. Ik had verdomme aids! Als je eenmaal verdach te bent, interesseert het justitie geen zak meer wat er met je gebeurt, of je kapot gaat, of je vrienden kapot gaan, je familie, je ken nissen. Jij bent verdachte en de rest vinden ze bullshit. Hoe ik die tijd ben doorgekomen weet ik niet. Ik moest vanwege mijn ziekte gezond eten, maar dat kun je in een cel wel vergeten, hoe wel het personeel ontzettend zijn best deed. Er was zelfs een bewaker die af en toe wat kroppen sla voor me meenam die hij in zijn eigen tuin had gekweekt. Dat was hartver warmend. Maar verder... Het is een marte ling geweest. Als ik nu een verdachte aantref in dezelfde omstandigheden gaat geen zee me te hoog om zijn situatie te verbeteren. Dat is ook de taak van een advocaat: het be hartigen van de belangen van de cliënt. Maar hoe vaak zie je dat nog? De advocatuur is verworden tot geldklopperij, tot het optima liseren van de winst Alles draait om de om zet. Dat is ook de reden geweest dat mijn kan toorgenoten mij er destijds hebben uitge gooid. Ik ben op een laffe en goedkope ma Advocaat Oscar Hammerstein: „Vooruit kijken is zinloos. Net als terugkijken. nier opgeofferd voor hun winst. Ik was een bedreiging voor de omzet. Een advocaat met aids. Maar ze konden helemaal niet weten dat ik besmet was geraakt. De enige die dat wist, was de vertrouwensmaat, let wel: ver- trouwensmaat. Ik vond dat zij het moest we ten, omdat ik zou kunnen gaan aftakelen door mijn ziekte. Mijn familie wist het nog niet eens. Maar direct na mijn arrestatie heeft die collega zónder mijn toestemming het hele kantoor verteld dat ik aids had. Dat vergeef ik haar nooit. Op het kantoor raakte iedereen volledig in paniek. Ze dachten: daar gaan onze klanten. Vijf dagen na mijn aanhouding hebben ze me geloosd. Ze ontkennen het overigens hoor, dat ze me daarom hebben ontslagen, dat moet ik er wel bij zeggen. Maar iedere advocaat die ik er over spreek, zegt dat het schandalig is hoe ze me hebben behandeld, wat er ook is gebeurd. Er zijn enkele collega's van dat kantoor opgestapt, maar de rest heeft een NSB-mentaliteit. Of nee, meer de mentaliteit van de Nederlandse Unie, die in 1940 tegen joodse compagnons zei dat ze geen lid meer van de maatschappij konden blijven, omdat Nederland nu een Duits land was. Wat het kantoor mij heeft aangedaan, is niet meer recht te zetten en niet met geld goed te maken. Ze zijn inmiddels niet voor niets de risee van de stad. misschien zelfs wel van het land, terwijl ik inmiddels weer een bloeiende, eigen praktijk heb. Ja, daar kijken mensen toch vreemd van op. Nie mand had gedacht dat ik terug zou konten. Ik had immers al lang dood moeten zijn. Ik heb het langzaam opgebouwd. In het begin dacht ik nooit meer als advocaat aan de slag te komen. Maar min of meer tot mijn verbazing zijn al mijn oude cliënten me trouw gebleven. Zij vonden het juist een voordeel dat ik beroemd en berucht was ge worden. En inderdaad, die naam raak ik nooit meer kwijt en dat heeft een enorme aantrekkingskracht op cliënten. Ik heb toen ontdekt dat het zakelijk heel interessant is geworden om gebruik te maken van de mij opgedrongen bekendheid. En crimine len.. .eh, sorry, verdachten zitten er helemaal niet mee, die vinden het juist belangrijk om een advocaat vart naam te hebben. De eerste keren voelde ik me overigens niet erg op mijn gemak tegenover een rech ter. Als ik pleitte stond daar toch vooral me neer Hammerstein en niet een willekeurige advocaat namens zijn cliënt. Mijn persoon speelde een veel te grote rol. Daar kwam nog eens bij, alsof het allemaal nog niet genoeg was geweest, dat officier van justitie Teeven mijn naam noemde in verband met de Hak kelaar. Dat was volstrekt ten onrechte. Ik heb daarvoor ook 10.000 gulden schadevergoe ding van de staat gekregen. En met Teeven sta ik weer op goede voet. We hebben het uitgepraat, tijdens een etentje. Ik zal nooit vergeten wat hij me heeft aangedaan, maar ik ben niet rancuneus tegën hem. We staan af en roe tegenover elkaar in een zaak, en dat gaat uitstekend. Ja hoor, dat kan heel goed. Als ik nu in het huis van bewaring kom waar ik heb vastgezeten, is dat een feest voor me. Ja, een feest. Misschien is dat wel het -Stockholm-syndroom: iemand die is ont voerd gaat van zijn ontvoerders houden. De vreselijke dingen die je zijn aangedaan moe ten op den duur een plaats in je leven krijgen en dat leidt ertoe dat je er zelfs een beetje van gaat houden. Wat me daarentegen nog wel dwars zit, is dat de overheid, in dit geval in de persoon van het Openbaar Ministerie, niet tegen me zegt: hoe kunnen we het goed maken? Dat mag je toch wel verwachten van een behoorlijke overheid als je ten onrechte bent opgepakt en als ze je hebben willen slo pen? Maar nee hoor, die overheid zegt: je bent dan wel onschuldig verklaard, maar je .bént het niet. Ik ben weliswaar niet zo ran cuneus. maar ik ben ook niet het type van 'zand er over'. Er lopen nog vijf procedures voor schadevergoeding". Goed geleerd „Laat ik het nog één keer zeggen: ik ben op getreden voor iemand die kennelijk valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Ik heb niet meer gedaan dan de belangen verdedigd van die cliënt. Dat is niet strafbaar geweest, zelfs niet naïef. Ik ben absoluut niet naïef geweest. Ik kende die cliënt van een andere zaak en hij was me deze keer voorgedragen door Deloit- te en Touche, toch een adviesbureau van naam en klasse. Als advocaat ga je ervan uit dat je cliënt de waarheid spreekt. Als je dat niet doet, kiui je hem niet verdedigen. Stel dat iemand naar mij toe komt, die wordt ver dacht van 'potenrammen'. Vreselijk woord, maar goed. Als hij zegt dat-ie het niet heeft gedaan, dan is er een goede kans dat ik hem verdedig. Maar iemand die uit religieuze overwegingen vindt dat alle homo's in elkaar moeten worden geslagen en opgesloten, die hoeft niet op mij te rekenen. In andere gevallen gaat het vooral om het totaal van een zaak bij de beslissing of ik die wel of niet doe. Dutroux, die zou ik bijvoor beeld echt heel graag willen verdedigen, juist omdat ik de kans uitgesloten acht dat die man nog een eerlijk proces krijgt. Hij is al zó verschrikkelijk gestigmatiseerd. Ik zou er al les voor willen doen om te zorgen dat hij wel de kans krijgt om zich te verdedigen. Dat is niet mijn plicht, dat is mijn roeping. Advo caat is een beroep. Dat je er ook nog een hoop geld mee kunt verdienen komt voor mij op de laatste plaats. Ik ben niet harder, maar juist veel zachter geworden door alles wat er is gebeurd. Ik heb goed geleerd wat vriendschap en ver trouwen is. Dat zijn mooie woorden, maar ze krijgen pas echt betekenis als je aan den lijve hebt ondervonden wat het is. Natuurlijk zijn er momenten geweest, dat ik me alleen op de wereld heb gevoeld, dat ik me aan een touw heb willen opknopen. Ik zou geen mens zijn als ik die gedachten niet een enke le keer had gehad. Maar ik ben nu eenmaal een vechter. Van huis uit heb ik meegekre gen dat je je leven niet door angst moet laten regeren: durf te leven en durf gelukkig te zijn. Dat zit in mijn botten. Nadat ik te horen had gekregen dat ik nog hooguit twee jaar te leven had. ben ik niet gaan nadenken over de dood, maar juist over het leven. En nu zijn we tien jaar verder. Ik had ook kunnen zeggen: ik schiet een kogel door m'n kop of ik ga in een hutje op die hei zitten en wil niemand meer zien. Maar zo zit ik niet in elkaar, ik trek mijn rug strak en ga verder. Ik heb alle dokters van de wereld be zocht en was er meteen bij toen in New York die nieuwe medicijnencocktail op de markt kwam. Ik denk dat ik een van de eerste Ne derlanders was, die het is gaan gebruiken. Een oudere broer van mij weet sinds kort ook dat hij ongeneeslijk ziek is, maar hij knokt al net zoals ik. Ook al heeft hij een an dere ziekte, hij heeft aan mij gezien dat je er mee kunt leven en ook nog gelukkig kunt worden. Dat waren de meeste mensen ver geten." DICK HOFLAND

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 51