'Het is eurlog, het is eurlog!' u ZATERDAG 13 FEBRUARI 1999 Speelfilm over Leids studentenverzet bij toeval ontdekt Het studentenverzet tijdens deTweede Wereldoorlog is in de literatuur over die tijd een ondergeschoven kindje. Maar dat de heren en dames studenten zich wel degelijk hebben geweerd tegen de cultuur van Sauerkraut, Bockwurst en Konzentrationslager blijkt uit het aantal gevallenen. Alleen al onder de corpsstudenten in Nederland zijn erzo'n 140 gesneuveld. Bij toeval ontdekte deze krant de speelfilm 'Zes jaren', waarin de Amerikaanse regisseur H. Josephson een naïef-ontroerend beeld geeft van dit verzet dat zich nooit op de borst heeft getrommeld. D66-voorman en Eerste Kamerlid Jan Glastra van Loon speelde de hoofdrol in dit aangrijpende document humaine. et is onder corpsstudenten not I done om zaken die binnen de vereniging spelen aan de grote klok te hangen. Misschien is dat wel de re den waarom er zo weinig ruchtbaarheid is gegeven aan de film Zes jaren, een korte speelfilm over het Leidse studentenverzet. In 1947 regisseerde H. Josephson, de ontdekker van onze nationale trots Audrey Hepburn, een rolprent waarin de weerspannigheid van de Leidse studentenwereld onder de Duitse bezetter centraal staat. D66-voorman en Eer ste Kamerlid Jan Glastra van Loon, destijds corpsstudent en een van de hoofdrolspelers in Zes Jaren„Ik moest in het Academiege bouw opeens uit volle borst het Wilhelmus gaan zingen. Dat was meer een verzetsdaad dan een aubade aan onze koningin. Zij was naar Engeland gevlucht, en tja, dat vonden wij nu niet zo opmerkelijk. Of beter gezegd: het was geen onderwerp van gesprek." We schrijven mei 1947. In krantenberich ten blijft de oorlog doorklinken: Als dank voor de steenkolen uit Limburg besluiten en kele Katwijkse vissers de mijnwerkers 30.000 bokkingen te sturen. In Bordeaux spelen een aantal jongetjes 'Gestapo' in plaats van 'die- fie met verlos' en raken daarbij ernstig ge wond. En in de Leidse Breestraat, in het bio scooptheater Trianon, gaat zo'n twee jaar na de bevrijding Zes jaren in première, een half uur durende speelfilm die in een notendop een beeld geeft van het studentenverzet te gen 'den Duitschen onderdrukker'. Met nog de eigen onverkwikkelijke oor logservaringen in het achterhoofd, probeert de recensent van het Leidsch Dagblad zijn kritiek op de film de volgende dag zo voor zichtig mogelijk te formuleren. Hij vraagt zich af of Zes jaren, die in een Engelse versie naar het buitenland zal gaan, ook 'bij hen die niet de beklemming der bezetting kenden', wel een goed beeld zal geven van de ver schrikkingen van de oorlog. 'Van universitai- ren gezichtshoek uit: prima! Voor den Ne derlander geeft deze film veel waardevols. Beperken wij ons tot hen, die het uitgebeelde leven uit ervaring kennen, dan is ons oordeel positief zeer gunstig. Een enkel punt van cri- tiek: was het niet mogelijk geweest duidelij ker te doen uitkomen, dat de illustere stoet met Churchill door dezelfde Kloksteeg trekt, langs hetzelfde huisnummer 12, als waar zich de drama's van den bezettingstijd vol trokken?' De film, die gemaakt is door regisseur H. Josephson, de man die ooit Audrey Hepburn in een treincoupé heeft ontdekt, lijkt na de première meteen door de tijd te zijn wegge moffeld. Afgezien van enkele recensies in de landelijke bladen, is er tijdens de 5 Mei-vie ringen in den lande nooit meer gebruik van gemaakt. Tal van Leidenaars hebben niet ge zien hoe Jan Glastra van Loon, nu lid van de Eerste Kamer, in zijn jonge jaren korte met ten maakte met een Duitse schildwacht op het met Stalinorgels versperde Noordzee strand. In het filmmuseum wordt met veel zorg een kopie bewaard van de unieke rolprent. In een kelder van het pand aan de Amster damse Vondelstraat ontrolt zich op een vi deorecorder voor ons een echt stukje Hol landse filmgeschiedenis. 'Onbegrijpelijk' De film begint met een scène waarin de jon ge Nederlandse verzetsstrijder Jan Glastra van Loon vanuit een hospitaalbed aan een Engelse officier vertelt wat er allemaal is ge beurd in de bezettingstijd. Dan, in een flash back, zien we hoe de student enigzins aange schoten thuiskomt uit de sociëteit en een pand aan de Kloksteeg 2 in Leiden betreedt. De camera zwenkt met hem mee de trap op en even later Staat hij in zijn studentenka mer, met pluchen kleedjes over de tafel en antimakassars op de Liberty-fauteuils. Jan Jan Glastra van Lóón: „Als we ons toen niet hadden verzet waren we moreel gezien Het filmfragment waarin Jan (rechts) aankomt bij Diefsteeg 14 waar hij een afspraak heeft met iemand uit honderd jaar in de tijd teruggeworpen." foto henk bouwman het verzet. Het wachtwoord: 'Mag ik u vriendelijk om een vuurtje vragen?' kijkt naar zichzelf in de spiegel en mompelt: 'Wat zie je er weer uit!' Na wat uitgelaten danspasjes, knielt hij neer bij een opgloeiend radiotoestel en verneemt hij dat de Duitsers op brute wijze onze landsgrenzen hebben geschonden. Hij schiet als de bliksem naar het raam en roept met een wat kakkineuze stem: 'Het is eurlog, het is eurlog!' Ramen worden opengeschoven, Leide naars verzamelen zich op de brug tegenover het Academiegebouw aan het Rapenburg. Ze kijken omhoog, waar als een wespenzwerm de Duitse jagers overtrekken. Parachutisten vallen uit de hemel. Elk parachuutje de weegschaal van vrouwe Justitia, maar dan omgekeerd. 'Onbegrijpelijk', mompelt Jan van Loon even later, als hij zich temidden van zijn stu diegenoten bevindt. 'Een volk dat mensen als Goethe, Beethoven, Schiller en Kant heeft voortgebracht. En dan zoiets!' Wijzend op het portret van Hitier, sneert een van zijn makkers: 'Kijk eens, daar heb je je Faust! We gaan d'r an. We gaan d'r allemaal an'. Wat het eerste opvalt, is dat de straten in Leiden nog zo leeg zijn. Nergens een auto langs de gracht, nergens graffiti, nergens ver wrongen fietsen. Even later, in het acade miegebouw, spreekt Cleveringa zijn beroem de rede uit waarin hij de studenten oproept tot staking omdat de joodse hoogleraren geen college meer mogen geven. 'Studenten! Staakt tegen dit tergende onrecht!' In vogelvlucht wordt in de film het verhaal verteld van een groepje studenten dat zich verzet tegen de Duitsers. We zien hoe Jan van Loon vanachter de microscoop geheime zaken doorneemt met een medestudent en de joodse Nico een vals persoonsbewijs ver strekt. En passant trekt hij de gehate gele ster van diens jas. De verzetsgroep houdt zich onder meer bezig met het opvangen van Engelse piloten. Een studente vervult de rol van koerierster. Als Jan op een avond thuiskomt en bij het wegbrengen van enkele Engelandvaarders een Duitse soldaat heeft gedood, vraagt hij zich af hoe het zo ver met hem heeft kunnen komen. 'Ik deed voor de oorlog geen vlieg kwaad. En nu heb ik iemand gedood. Ik be grijp mezelf niet meer'. Het meisje troost Jan. Ze streelt zijn gezicht en zegt: 'Je bent nu ook een soldaat, Jan'. In korte scènes komen alle verschrikkin gen en ongemakken van de oorlog in beeld. De kou, de honger, de angst. Prachtig is het fragment waarin enkele studenten samen een kookboek lezen, een bezigheid waarbij hen het water in de mond komt. 'Heerlijk', zegt Jan, 'spiegeleieren met worstjes'. Even later zien we hem naar de Diefsteeg 14 gaan, waar hij een afspraak heeft met iemand uit het verzet. Daar gaat Jan, hoed diep over de ogen getrokken, lange regenjas aan. Het wachtwoord: 'Mag ik u om een vriendelijk vuurtje vragen?' Natuurlijk is er een verrader binnen de groep, een student die voor de Sicherheits- dienst werkt. Als de studente Blanche op merkt dat ze 'deurnat' is van de regen en niet meer kan en vraagt of deze student haar taak wil overnemen, zegt hij: 'Ik? Maar dat kan toch niet'. Het eind van het liedje is, dat Jan even later wordt gearresteerd en terecht komt in het Oranjehotel. Daar zien we hem lijden. Een beetje sjiek, zoals de Graaf van Monte Christo. Maar alles komt goed. Aan het eind van de film, als Nederland is bevrijd, zit Jan in gezel schap van een Engelse officier op een dakka pel van een huis aan het Leidse Rapenburg naar de feestvierende mensen beneden te kijken. Happy days are here again, the skies above are clear again. 'Laat dit nooit meer gebeuren', zegt Jan, terwijl hij melancholiek in de camera kijkt. Maar veel fiducie heeft hij er niet in. Hij zegt: 'Als we één ding van de geschiedenis kunnen leren, is het dat de ge schiedenis ons niet heeft geleerd.' Hij heeft die woorden nog niet uitgesproken of we zien een fragment waarin de atoombom als een paddestoel voor kabouter God op Hiro shima neerploft. Een bitter eind voor een film in die tijd. Herinneringen Zo'n dikke vijftig jaar later brengt de herin nering aan zijn escapade als acteur een glim lach op het gezicht van Mr. J. Glastra van Loon. „Wat leuk dat u die film heeft gevon den", zegt hij. „Ik weet nog wel dat we tij dens de opnamen nog aan het draaiboek hebben zitten dokteren. Voor de oorlog had ik in Groningen medicijnen gestudeerd. Maar uiteindelijk beviel die studie me toch niet. Ik ben toen naar Leiden gegaan om rechten te studeren. Ik had wel eens studen tentoneel gespeeld, maar of ik nou veel ac teertalent had, nee, dat weet ik niet. Maar ik had wel présence, zoals ze dat noemen. Ze zeiden tegen me: 'Ik weet niet wat het is, maar als jij opkomt, dan staat er ook ie mand'." De film is een idee geweest van Wim de Vogel, een medisch student. Hij was filmgek, werd in de wandeling Film de Vogel ge noemd. Ik moest in het begin van de film spelen dat ik dronken was. Dat was voor mij erg moeilijk. Dat gewaggel ging me niet echt goed af. De regisseur kwam toen op het lu mineuze idee om dan de camera maar te la ten waggelen. En zo is die eerste scène opge nomen. Kijk, in het begin van de oorlog viel het al lemaal nogal mee met die Duitsers. Maar toen we naderhand hoorden hoe ze de joden behandelden, moest er iets gebeuren. Ik ben in de Raad van Negen beland, waarin het studentenverzet werd gecoördineerd. Ik moest eens een onderduiker onderbrengen bij een slager, maar toen ik met die man aan kwam, bleek dat die slager er toch niet zo'n zin in had. Al snel werd duidelijk dat ik voor dat praktische werk niet echt geschikt was. Ik ben toen gaan schrijven voor verzetsbladen. Ik moest luisteren naar Radio Oranje, berich ten helder en duidelijk op papier zetten. Af en toe had ik wel de neiging om het wat bloemrijker te maken dan het was. Ik weet nog dat ik een stuk heb geschreven over de slag bij Arnhem. Ik schreef hoe daar de aard appelen in het water lagen te rotten en zo. Dat werd me niet echt in dank afgenomen. Aanvankelijk dacht ik aan het begin van de oorlog: ik bemoei me nergens mee, ik ga me opsluiten als een heremiet en me verdiepen in de filosofie. Maar toen we dan een keer op sociëteit een glaasje bier aan het drinken wa ren en de een na de ander begon te vertellen wat hij zoal deed in het verzet, ben ik gaan nadenken. Ik heb na die avond de hele nacht wakker gelegen en 's morgens besloten dat ik toch iets moest gaan doen." Verraden „Ze hebben me één keer gepakt, de Duitsers. Ik ben in de sociëteit van Groningen verra den door een kelner. Hij wist dat ik het ver zetsblad 'De Geus' las. Ze hebben me drie weken opgesloten. Ik heb daar erg veel gele zen. 'Oorlog en vrede' bijvoorbeeld, van Tol- stoj. Maar daar werd je nog depressiever van. Er stond daar zo'n eenvoudige houtel tafel, met van die mooie nerven erin. En op die ta fel stond een tinnen kroes. Die kroes daar op die tafel, zie ik nog steeds voor me. Prachtig. Ik heb daar echt van genoten. Mijn tegenspeelster in de film is Blanche. Ze werd gespeeld door Els Boon, de vrouw met wie ik later ben getrouwd. Ze was prae- ses van de WSL. Later heb ik, voor dezelfde regisseur, samen met haar nog gespeeld in de film 'Ducth in seven lessons', waarin zij en ik in het Hollands ruzie moesten maken tijdens een scène waarin ze stond te strijken. Zoals gezegd, had ik al studententoneel ge speeld. Maar acteren voor een film is toch wel even wat anders. Je moet zo gewoon mo gelijk doen. En als je dan eenmaal voor de camera staat, blijkt hoe moeilijk dat is. „Ik kijk met veel genoegen op die film te rug. Na de bevrijding vonden Wim de Vogel en wij - een aantal studenten - dat we toch iets van dat studentenverzet in beeld moes ten brengen. Vandaar. Het eerste beeld dat opdoemt als ik terugdenk aan de oorlog is dit: ik fiets ergens over een landweg en op eens zie ik daar een motor met zijspan staan. Ernaast twee van die Duitsers in lange jassen en met grijze helmen op. Toen dacht ik: ja, nu hebben zij het hier voor het zeggen. Dat maakte indruk. Daar moest gewoon iets te gen worden gedaan, vooral toen ze begon nen met het wegvoeren en stigmatiseren van de joden. Dat was de limit. Als we ons toen niet hadden verzet, waren we moreel gezien honderd jaar in de tijd teruggeworpen. Maar het ruwe werk lag me niet. Ik was niet zo'n man als Gerrit Kastein, die de hui zen van NSB-ers binnendrong en ze neer schoot om anderen te waarschuwen. Hij heeft zich tijdens het verhoor op het Binnen hof uit het raam laten vallen, met zijn hoofd naar voren. Het was een nare tijd. Altijd maar angst. Altijd maar op je hoede zijn. Nog staat me het beeld voor ogen van het bombardement van Rotterdam. Je kon in Leiden de zwarte rookwolken zien. Zeer onheilspellend. Tegen die barbarij hebben we tegen gestreden en daarvan wil de film een beeld geven. Daarom zijn ook al die mensen naar Engeland over gestoken. Ze wilden meevechten met de ge allieerden. Het ging hen en ons niet zozeer om Koningin en Vaderland. Toen we in de aula van het academiegebouw het Wilhel mus aanhieven, was dat een oproep tot ver zet en niet een aubade aan de koningin. Ik weet nog hoe teleurgesteld ik na de bevrij ding was dat weer de confessionele partijen aan de macht kwamen. Maar goed, je kon tenminste weer vrij ademen." CEES VAN H00RE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 45