)PORT Altijd op het randje, en soms er overheen KOM LIERSE Allround-tennisser Alex Corretja wil respect Straf LIERSE SPORTSTADIOfi WILLEM SPIERDIJK, 071-5356464, PLV.-CHEF JANET VAN DIJK. 071-5356463 Stanley Menzo, man van extremen, en zijn portie van het leven Stanley Menzo (geboren 15 oktober 1963 te Paramaribo), zesvoudig international, was bij Ajax (1983-'94) de voetballende keeper van Johan Cruijff en hij moest er, onder Louis van Gaal, plaatsmaken voor Edwin van der Sar. Bij PSV ('94-'96), onder Dick Advocaat, verloor hij de concurrentiestrijd van Ronald Waterreus. Met Lierse SK ('96-'97) werd hij aan de hand van Eric Gerets Belgisch kampioen. Na een mislukt half jaar bij Bordeaux is hij terug in Lier, waar hij tot 2000 onder contract staat. Nog anderhalf seizoen op het randje. Het was 11 januari. Nieuwjaarsreceptie bij Lierse SK. Zijn mobiele telefoon rinkelde. Stanley Menzo hoorde van zijn moeder dat tante Emmelien was over leden. „M'n moeder heeft alleen nog maar een klik ge hoord. Drie uur lang heeft ze me niet meer kunnen be reiken. Ik had een glas wijn in m'n hand. Dat ging te gen de muur. Ik gooide m'n telefoon kapot tegen de muur. Daarna ben ik een half uur gewoon weggeweest. Uitgeraasd. Toen zei ik: ik moet naar Suriname; ik moet haar de laatste eer bewijzen. Dat heb ik ook gedaan. Ik mocht een week weg van de club." „Ze is 67 jaar geworden. Ze was mijn lievelingstante, mijn tweede moeder. Het was zo frappant: diezelfde avond zou ik haar bellen. Ik had zo'n sterke band met haar. Dingen die ik niet aan m'n moeder vroeg, vroeg ik aan haar. Dingen over onze cultuur. Ze vertelde me dingen van toen ik 3, 4 jaar was. Die weet m'n moeder niet. Zij werkte in een hotel en dan waren we uit school vaak bij m'n tante. Met m'n neefjes en nichtjes speelde ik bij haar op het erf. Later zat ik met mijn neef 's avonds laat altijd bij haar te drinken of muziek te luis teren." „Ze was de oudste zus van mijn vader. Ik heb hem voor het eerst zien huilen. Die man heeft veel meegemaakt. Ik had nooit verwacht dat ik dat nog zou zien. 't Was een openbaring voor me." Hij had het geluk, zegt hij, dat hij op het juiste moment bij Ajax zat, toen Cruijff kwam. Hij had de p_ech dat een jonge jongen stond te dringen, toen het met hem min der ging, een 'jongen die nu een van-de beste keepers van de wereld is'. Nu speelt hij in de Voetbalstraat in Lier. ,,Ik voel me nergens te groot voor. Natuurlijk zou ik graag in de Arena spelen, of in Barcelona. Maar dat is kennelijk voorbestemd voor anderen. Of ik in voorbe stemming geloof? Ik geloof erin, omdat ik 't heb erva ren." Na het kampioensjaar bij Lierse SK was, dacht hij, Bor deaux voor hem de laatste kans op 'een stap hoger'. Hij was gehaald door de manager, niet door de trainer Guy Stephan. En een plaatselijke journalist had het even min op hem voorzien. Een 35-jarige ex-international met de bekende verhalen van jonge, in den vreemde teleurgestelde talenten. „Ik kon die trainer niet meer luchten of zien. Het leven was goed, maar ik ging met tegenzin naar de training, omdat ik dan zijn kop weer zou zien. Ik heb het nog nooit meegemaakt dat ik zo'n aversie tegen iemand had. Die man had geen enkele tactiek. Ik zei daar als enige iets van. Hij probeerde zich te verdedigen door mij te passeren, toen het minder ging. Hij vond dat we j te veel tegengoals kregen. 'Het is niet jouw fout', zei hij, 'maar ik moet iets anders doen'. Zijn reactie op mijn kritiek? Doucement, zei hij steeds, rustig. Maar ik kon niet meer rustig blijven. Ik kan niet tegen onrecht." „Ik heb niets tegen Louis van Gaal. Hij heeft me correct behandeld. Hij heeft me ervan bewust gemaakt, me la ten zien hoe het met me was. Ik wist van mezelf dat ik niet goed in m'n vel zat. Van Gaal zei: 'Stan, je speelt niet zoals je moet spelen'. Twee, drie gesprekken heb- ben we gehad. Toen zei hij: 'Ik moet nu zelf keuzes meien'. Hij is eerlijk en oprecht tegen me ge- I weest. Dan ben je even boos. Maar 't was onderbouwd wat hij deed." De doelman had wat problemen, onder meer door het overlijden van zijn schoonvader. Zoiets heeft z'n weer- op het werk. Bij de een minimaal, bij de ander maximaal. Bij Stanley Menzo zal het altijd dichter bij het maximum zitten. Hij is een man van extremen. „Nog steeds ga ik elke wedstrijd in om op het randje te spelen. Dan kunnen er momenten zijn dat je er over heen gaat." Auxerre-Ajax, kwartfinale UEFA-cup 1993, bal in eigen doel geslagen. „Misschien was dat zo'n moment. Overgeconcentreerd? Als dat zo was, had ik vanaf het begin fouten gemaakt. Nee, het was een mo ment. Dat is mijn leven. Ik wist dat ik even te veel van mezelf had geëist. Het was een signaal: ho, we zijn te ver gegaan." „Ik leefde in een cirkel. Daar ben ik gelukkig even uit gestapt, althans, ik werd ertoe gedwongen. Toen ik er bij Ajax naast kwam te staan, kon ik weer ademhalen zoals ik wilde. Het moest niet meer. Ik hoefde niet meer op mijn tenen te lopen. Ik had het zelf gewild, daar moet je niet dramatisch over doen. Ik heb al die jaren op mijn tenen gelopen, maar dat vind ik geen probleem. Dat is mijn manier van leven, werken, mijn perfectionisme. Maar nu kon ik even lekker achterover zitten. Het was een opluchting. Laat hij het maar doen. Laat hij al die spreekkoren maar naar z'n hoofd krij gen." Vrijwel niemand ziet alles in zijn cirkeltje. Je hebt sig nalen van buiten nodig, zegt hij. Die kreeg Menzo van Van Gaal, maar ook van Del Ferro, een voormalige ope razanger die zich had toegelegd op therapieën voor stotteren, het controleren van de ademhaling. Menzo: „Ik heb in mijn laatste periode bij Ajax ook even bij Ted Troost gezeten. Maar ik had meer aan de methode van Del Ferro. Hij sprak op me in, maar hij liet me de dingen zelf oplossen. Ik wil de dingen zelf bepalen. Bij Troost had ik het gevoel dat ik afhankelij ker was. Alsof hij bepaalde welke kant ik moest opgaan. Del Ferro liet me mijn eigen keuzes maken. Wie be paalt of ik chagrijnig ben? Wie bepaalt of ik dit glas in m'n hand neem? Ik!" Hij mentaal zwak? „Met dat verwijt heb ik de meeste moeite. Als ik bekijk wat ik allemaal heb meegemaakt, mag ik zeggen dat ik mentaal goed in elkaar zit." Het vervult hem voor altijd met trots dat Cruijff hem uitver koos als de eerste voetballende keeper. „Ik was die ba- nanenvanger, die onrustzaaier. Al die ellende heb ik moeten doorstaan." Later wilde iedereen hem in het Nederlands elftal. En toen hij daarin eenmaal speelde, moest Ed de Goey er in. Zoveel tegenstrijdigheden. „Wie was er eigenlijk gek aan het worden?" Hij las het ook van een ander. „Eric Gerets zei in een Belgische krant over mij: 'Iemand die zoveel heeft mee gemaakt en dan nog zó presteert, die moet uit het goe de hout gesneden zijn'. Ik had voor PSV goed gekeept tegen Werder Bremen, ik had laten zien dat ik het nog kon. Die woorden van Gerets streelden me enorm. Twee maanden later informeerde hij voor Lierse naar me. Als ik dat stukje niet had gelezen, had ik waar schijnlijk getwijfeld. Nu zei ik meteen 'ja'. Ik heb Gerets als mens leren waarderen en respecteren. Ja, hij is ook een mens van uitersten." „Ik had voor mezelf al bepaald: dan maar op een lager niveau. Ik wilde voor mezelf topprestaties leveren. Dan zeggen de mensen: er staat minder druk op, minder stress. Maar ik mocht als ex-keeper van Ajax en PSV bij zo'n clubje als Lierse geen fouten maken. Alle ogen wa ren weer op mij gericht." Op de donkere doelman die altijd opvalt en in dat besef een soms benauwend perfectionisme ontwikkelde. Op Stanley Menzo: „Vroeger, thuis, ging ik gauw naar m'n kamer, als we bezoek kregen. Als die mensen dan nog een keer of twee waren geweest en ik wist met wie ik te maken had, dan liet ik me zien." foto gpd/thom van Amsterdam een verlegen man ook die, weet hij zelf, moeilijk kan zijn voor zijn omgeving. „Ik was net bij Lierse. We waren voor de Intertoto in Estland. Ik zat alleen aan de rand van het trainingsveld. Gerets kwam naar me toe: "Wat is er?' Er was niets. Ik was puur aan het observeren. Onbewust. Dat heb ik altijd in het begin. Waar heb ik mee te maken?" „Gesloten, ja, Dick Advocaat heeft dat ook gezegd. Maar ik wist toch niet hoe die man was? Wat kon ik wel tegen hem zeggen, wat niet? Dan ben ik waarschijnlijk heel voorzichtig. Als ik niet weet waar ik aan toe ben, ben ik een gesloten mens, dat wel. Dan sluit ik me in mezelf op, bescherm ik mezelf. Maar dat doe ik om me later te kun nen aanpassen. Ook als ik hier in het supporterscafé kom, sta ik elke keer weer de eerste tien minuten rustig aan de bar te kijken. Pas dan kom ik los. Als de mensen die mij geslotenheid verwijten, iets langer hadden gewacht, had den ze gezien dat ik niet gesloten ben." „Vroeger, thuis, ging ik gauw naar m'n kamer, als we be zoek kregen. Als die mensen dan nog een keer of twee wa ren geweest en ik wist met wie ik te maken had, dan liet ik me zien." In '71 zijn ze naar Nederland gekomen. Maar Paramaribo, zijn jeugd, bepaalt nog steeds zijn leven. Er is een be roemd plekje aan de Suriname-rivier. Waterkant heet het. Vroeger waren er standjes en muziek. Nu lopen er zwer vers. Het is verpauperd. Zo heeft hij zijn land zien afglij den. En toch wil hij er steeds weer heen. „Het laat me nooit meer los." Bij Lierse weten ze dat ze met oude voetbalspullen bij Menzo terecht kunnen. Hij stuurt ze naar de kleine club jes in Suriname. In Lier wordt waarlijk geleefd en hij vier de er nog zijn mooiste landstitel ('Met zo'n klein clubje en zonder franje'). „Maar ik zal altijd m'n eigen cultuur en gemeenschap nodig hebben." Zijn vrouw en drie dochters wonen al weer in Amsterdam. Menzo vermaakt zich in het gemoedelijke stadje of door achter zijn computer simulatievluchten te maken. Hij is een gepassioneerd vliegenier. De SLM-ramp, tien jaar ge leden, ontsnapte hij door een wonderlijk toeval. Menzo nam een vlucht eerder. „Moet ik daar een verklaring voor zoeken? Dan word ik gek. Je hebt de parlementaire en quête Bijlmerramp. Een half uur na de crash liep ik er ook rond. Misschien is het voor mij morgen wel over. Maar moet je overal bij stilstaan?" Het ABN/Amro World Tennis Toernooi kan pronken met de naam Alex Corre tja. De wereldkampioen en nummer twee van de wereldranglijst is op papier de be langrijkste naam op het affiche. De 24-ja- rige Spanjaard ontwikkelde zich van een graveltennisser in de beste Spaanse tradi tie naar een allroundspeler. Zijn belang rijkste titel boekte hij zelfs op hard-court. Vorig jaar werd hij in Hannover wereld kampioen. Corretja lijkt dit jaar de be langrijkste kandidaat om Pete Sampras van zijn troon te stoten, al heeft hij zelf het idee dat hij nog niet in diens schaduw mag staan. Sinds Alex Corretja (Barcelona, 1974) het ATP-wereldkampioenschap op zijn naam schreef door in de finale landgenoot Car los Moya in een thriller te verslaan, mag hij zich officieel de kapitein van de nog immer groeiende Spaanse Armada noe men. Corretja sloop geruisloos naar de top van het mondiale tennis. Pas vorig jaar plaatste hij zich voor het eerst voor de afsluitende masters in Hannover. Hij werd de eerste speler sinds John McEnroe (1978) die bij zijn debuut de wereldtitel pakte en de eerste Spanjaard sinds Manu el Orantes in 1976. De WK-titel was pas zijn negende toer nooizege in zijn achtjarige carrière, die met horten en stoten begon. Op 17-jarige leeftijd besloot hij zich in het profavon- tuur te storten nadat hij de Orange Bowl (het officieuze wereldkampioenschap voor junioren) winnend had afgesloten. Successen waren incidenteel. Pas in zijn vierde profjaar won hij zijn eerste ATP-ti- tel in Buenos Aires. In de Grand Slams kon hij tot zijn finaleplaats in Parijs vorig jaar niet veel potten breken. Corretja was een gravelbeest, zoals de meeste Spanjaarden. Gevormd op de eli te-club La Salut in Barcelona leek Corretja voorbestemd om alleen resultaten te boe ken op het gemalen baksteen in de tradi tie van Sergi Bruguera, tweevoudig win naar op Roland Garros. Het feit dat hij in 1995 een einde maakte aan winstserie van Thomas Muster - de toenmalige Oosten rijkse nummer 1 van de wereld bleef veer tig partijen ongeslagen op gravel - staafde die veronderstelling. Maar Corretja bleek een 'sleeping giant', ook voor de snellere hardcourt-banen. De trage ontwikkeling van de Barcelonees zat hem in zijn mate van allroundheid. Corre tja beheerst veel, zo niet alle slagen. „Ik ben geen Edberg", zei hij eens. „Maar ik speel goede volley's." Voor een Span jaard, doorgaans het type speler dat slechts bij het net komt om een dropshot te halen of om de tegenstander te felicite ren na afloop, is dat onderdeel inderdaad goed ontwikkeld. Maar echte wapens be zit hij niet, of het moetenzijn nimmer af latende inzet en fysiek zijn. Corretja spen deert twee tot drie uur per dag in het krachthonk. Tijdens de WK-finale kwam hij 2-0 in sets achter tegen Moya. Corretja dacht aan zijn grote voorbeeld Ivan Lendl, die in 1984 op Roland Garros eenzelfde achterstand ongedaan maakte tegen McEnroe, en won alsnog. Ironisch genoeg heet zijn broer ook Ivan. Diens veelbelo vende tenniscarrière werd abrupt afge broken door een motorongeluk waarna een been moest worden geamputeerd. Zijn adoratie voor Lendl staat in schril contrast met zijn persoonlijkheid. Waar de Tsjech in zijn tijd bekend stond als minst sympathieke speler in het circuit, wordt Corretja doorgaans als de aardigste en vriendelijkste beschouwd. De Span jaard zet zich in voor kinderziekenhuizen en werd vorig jaar tot president van ATP- tour players' council gekozen. Hoewel Corretja Sampras op de laatste wereldranglijst tot op 180 punten is gena derd, meent hij dat hij nog niet in de schaduw van de Amerikaan mag staan. Op de vraag of er ooit een Spanjaard nummer 1 van de wereld wordt zei hij: „We kunnen het, maar dan moet Sampras een paar jaartjes ouder zijn." Ook na zijn winst op Sampras in de halve finale in Hannover bleef hij bij dat standpunt. „Winnen is leuk, maar Sampras blijft de beste", zei hij bescheiden. De herinnering aan een duel tegen Samp ras was hem tot die tijd blijven achtervol gen. In de kwartfinale op de US Open van 1996 had hij Sampras tot aan de rand van de afgrond gebracht. Sampras liep in de tie-break van de vijfde set kotsend en zwalkend over de baan. Corretja kreeg drie matchpoints, maar liet zijn opponent ontsnappen. Via een dubbelfout van de Spanjaard won Sampras alsnog. Het dra matische verlies brak zijn geest niet. Inte gendeel, het veranderde zijn blik op zijn kwaliteiten ten gunste. Iemand die Samp ras op zijn favoriete baansoort vier uur lang kan bijbenen heeft toekomst, wist hij. „Ik kreeg er zelfvertrouwen van en wist daardoor dat ik een goede speler kon worden." Toch zou het nog twee jaar duren tot zijn definitieve doorbraak. Vier toernooizeges in 1998 verdubbelden zijn totaal, waarbij de winst in Dubai de belangrijkste was. „Omdat het op hardcourt was." Want het steekt hem dat de Spanjaarden overal ter wereld worden bekeken als koningen van het gravel en niets meer. Met zijn wereld titel maakte hij aan alle twijfels een einde. „God is rechtvaardig. Hij heeft me deze overwinning geschonken", sprak hij na de zege op Sampras. En na de geheel Spaan se finale: „Nu zullen ze respect moeten tonen." Iweer een poosje geleden l\ haalde een berichtje de krant dat tot grinniken uitnodigde. Delwarte was gestraft. Gregory Delwarte is de Belgische reservekeeper van RodaJC. (Glenn Hoddle, u weet wel, zou nu zeggen: „Reservekeeper? Van Roda? En Belg bovendien? Die moet er dan in zijn vorig leven héél erg met de pet naar hebben gegooid.") Inderdaad gooide Delwarte er met de pet naar. Niet in een vo rig bestaan, nu. Wat was er aan de hand? De selectie van Roda JC bestond aan het begin van dit seizoen uit tien Nederlanders en dertien buitenlanders. Een Australische keeper, een Pool, een Kroaat, een Hongaar, vier Vlamingen, een Nigeriaan, een Turkse Duitser (of Duitse Turk, wat u wilt), een Deen, een Kameroenees en Delwarte dus, weliswaar Belg, maar Waalsta- lig opgevoed en niet in staat tot tivee zinnen Nederlands. SefVergoossen, de trainer van Roda, verlangt van al zijn spe lers dat ze Nederlands (leren) spreken, al was her maar een beetje, zodat ze in het veld met elkaar overweg kunnen. Daar zit iets in. Vergoossen verivacht niet meteen dat Bernard Tchoutang, als hij zijns inziens ten onrechte buiten het elftal wordt gelaten, hierop reageert meteen voordracht uit het werk van Multatuli („Barbertje moet hangen!"); wat hij voorstaat is dat de elf van Roda elkaar in het veld aanwijzingen kunnen geven zonder daarvoor elke tel naar een woordenboek te hoe ven grijpen. Roda zit daarom op Nederland se les. Twee keer per week naar de avondschool in Heerlen, stel ik me zo voor. Wat Delwarte tijdens die colle ges precies heeft uitgespookt is binnenskamers gebleven, maar ondanks enkele standjes bleef hij aan de gang. Huiswerk niet af. Scheten laten tijdens dictee. Vieze woorden le ren ja, maar het kofschip ho maar. En of dat nog niet genoeg was: krijtjes gooien naar de juf. Delwarte mag van geluk spre ken dat er van dat laatste inci dentgeen televisiebeelden be staan, anders was de openbaar aanklager van de voetbalbond er nog ingedoken, nu kwam hij er nog genadig vanaf: één week geen reservekeeper. Wat mij vooral van dit kranten berichtje is bijgebleven, is de toon. Badinerend. Zeg maar cy nisch. De toonzetting kwam er op neer, dat Vergoossen eigen lijk maar een softie is. Een zach te g. Een held-op-geitemuollen- sokken-type. Daar wil ik tegen protesteren. Op Vergoossen moeten we juist zuinig zijn. Hoe vaak dit seizoen heeft de openbaar aanklager al niet moeten ingrijpen omdat scheidsrechters oren en vooral ogen tekort komen? De eerste speler (of coach) die de gewraakte elleboogstoot dan eerlijk opbiecht moet nog gebo ren worden. Per definitie wordt de aanklager in een kwaad dag lichtgeplaatst. Het wordt altijd voorgesteld alsof deze op spoken jaagt. Een elleboogstoot wordt een schouderklop. Een rechtse direc te een groet. Een kwat een teug champagne. Niet bij Vergoossen. Gerrie Senden van Roda JC spuugde onlangs in een beker duel (0-3 voor Ajax) Jesper Gronkjaerin het gezicht. Scheidsrechter Van der Ende ontging dit. De rapporteur was de fluim niet opgevallen. Op te levisie was het niet te zien. Maar Vergoossen zag het wél en oor deelde dat dit niet bij zijn club past. In elk geval niet bij hem. Senden is op zijn gedrag aange sproken. En gestraft. Niet geschorst want, vindt Ver goossen, dan straf ik niet in de eerste plaats de zondaar, maar vooral het elftaL Daarover kun je nog van mening verschillen (who is Senden?), hoe dan ook geeft Vergoossen het goede voor beeld. In plaats van de vermoor de onschuld uit te hangen voor de aanklager, kun je deze ook vóór zijn door zelf je fatsoen te houden. En of Senden nu een boete heeft gehad, in de kleed kamer in de hoek heeft moeten staan, of de auto van Vergoos sen heeft moeten wassen, doet er niet toe. Je zou wensen dat meer trainers zo waren als Vergoossen. ver van Stu dio Sport

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 35