Geschiedenis van een
raadselachtige vriendschap
Het leven is geen sprookje
Boeken
lugo Claus dicht over liefde
Tl
d Het goede boek
gaat nergens over
Een mysterieuze 'dijk van een vrouw'
INDERDAG 4 FEBRUARI 1999
iortdurend zwevend tussen ernst en ironie
POëZIE RECENSIE
HANS WARREN
Claus: Het huis van de liefde. Sa-
nstelling Suzanne Holtzer - 62 pag.
25,00 - De Bezige Bij, Amsterdam
r Hugo Claus (geb. 1929) is
lespoëzie geen ander woord
r gezwijmel, tedere bekente
en en verheven woorden,
spreekt in een van zijn ge
iten een geliefde ongege-
rd aan als 'mijn uitverkoren
n'. Claus behoort tot de
zijdigste schrijvers die onze
atuur rijk is. Volgens velen
ij op zijn best als dichter,
/ijl de liefdesverzen het inte-
antste onderdeel van zijn
rangrijke dichtwerk zijn.
et huis van de liefde, een
deltje met een tot strelen
odigend roodfluwelen om-
bevat een selectie uit deze
Ichten. Suzanne Holtzer
ikte de keuze, Claus herzag
eksten hier en daar nog, ook
den de niet eerder gedrukte
ichten Het huis van de liefde
Schoonheid toegevoegd,
e prachtige gedichten zijn
heftig als altijd, indringend
ritme, met de voor hem zo
merkende klankeffecten.
Is het huis van de liefde in-
1zijn de minnaars behou-
maar verkouden./Minnaars
niet warmer dan hun nach-
Daarom, liefje, gauw in de-
jpu,/ een punt gezet in bed,/
punt achter ons alfabet, zo
int de bundel.
laus bedient zich vaak van
achteloze rijmen als behou-
maar verkouden. Zie bij-
rbeeld de slotregel van dit
ningsgedicht: En als zij van-
ht niet plooit, dan/ drinken
cyaankali, ja wij,/ ik en de
'wek in mijn zwembroek.
woordspel werkt relative-
1, Claus spot met de 'koe-
Hugo Claus.
FOTO KIPPA
koek' in zijn 'zwembroek', met
zijn opwinding en zijn verlan
gen.
Het zijn juist deze tegenge
stelde bewegingen die z'n lief
deslyriek zo boeiend maken.
Hij zweeft voortdurend tussen
ernst en ironie, zoals hij ook het
hoge met het lage confronteert.
En het merkwaardige is dat bij
hem de ontnuchtering en de
bevlogenheid elkaar niet uit
schakelen. Ze hebben elkaar
nodig, houden elkaar in stand.
De pauwenveren en de goden
detoneren bij deze Vlaamse
dichter op een of andere ma
nier niet met de tieten en de
'vulva vol griesmeel'.
Ondanks of dankzij al die te
genstrijdigheden heeft dit werk
een onmiskenbare toon. Zelfs
de bewerkingen - bijeenge
bracht onder de noemer Naar
oude dichters - zijn helemaal
doordrenkt van de geest van
Claus. Hij baseerde zich, zon
der zijn bronnen te vermelden,
op teksten van antieke Griekse
dichters als Asklepiades, Me-
leagros en Rufinos. Maar het
kost soms de grootste moeite
de oorspronkelijke versies terug
te vinden. Telstar die trilt en
beelden zendt uit Amerika,/ ik
bid je, dring in haar kamer bin
nen,/ dat ik haar gadesla, begint
een van die bewerkingen.
Niet bepaald iets waarachter
je een origineel uit de oudheid
vermoedt. Het zijn wel krachti
ge regels van een dichter die al
zijn hele loopbaan geïnspireerd
wordt door de liefde, in zijn ei
gen woorden dat pesterig kind
dat molleblindI van alles zegt
dat ik moet noteren/ als gaf het
mijn leven zin. Maar zo mach
teloos is Hugo Claus toch niet
in de netten van Eros. Anders
zou hij in deze gedichten niet
zo knap laveren tussen de he
melse en de aardse liefde.
Zuiderkruis: sterk debuut van Pauline Slot
Dat vrouwen meer lezen dan mannen is al jaren bekend.
Nieuw is dat ze nu ook in een hoog tempo zelf de boe
ken daarvoor leveren. Connie Palmen, Anna Enquist,
Helga Ruebsamen, Margriet de Moor, Renate Dorre-
stein, Tessa de Loo, Nelleke Noordervliet, Rascha Peper:
stuk voor stuk goed voor tienduizenden exemplaren van
knap geconstrueerde en over het algemeen spannende
romans. Een moeizame zoektocht naar een eigen identi
teit, een verleden dat zich niet zo gemakkelijk laat ver
dringen, een licht therapeutische inslag, duidelijke ver
haallijnen en een opvallend suggestieve stijl zijn daarbij
overeenkomstige ingrediënten.
LITERATUUR RECENSIE
WIM VOGEL
Pauline Slot, Zuiderkruis Roman Uitge
verij De Arbeiderspers, 202 blz. f29.90
Zuiderkruis, het debuut van
Pauline Slot (1960), is opnieuw
zo'n doorwrocht en toch prettig
leesbaar boek. Ook hier het
zoeken naar de eigen identiteit
in een milieu van internationaal
georiënteerde, maatschappelijk
goed geslaagde veertigers. Want
als alle materiële wensen zijn
vervuld, knaagt toch altijd de
allesbeheersende vraag naar de
zin van dit alles. Ook Pauline
Slot kent het antwoord niet.
Wel confronteert ze ons met de
nietigheid van ons bestaan dat
we opblazen en opblazen maar
waarvan niets overblijft als we
het afzetten tegen de enorme
diversiteit van de natuur. Ons
zelf kennen we nauwelijks, de
ander blijven we vreemd en in
onze menselijke contacten gra
ven jaloezie, angst, agressie,
verraad en wraak hun onder
mijnende gangen. Willem Fre-
derik Hermans is verdwenen,
zijn ideeënwereld is dat aller
minst.
In vijftien hoofdstukken be
schrijft Slot de maandenlange
reis die organisatiedeskundige
Emma Schager dwars door Au
stralië voert, naar Nieuw Zee
land en naar een paar 'Bounty'-
eilanden in de Stille Zuidzee.
Haar reis is tot in detail een
exacte kopie van wat achteraf
de laatste reis blijkt te zijn ge
weest, twee jaar geleden, van
haar beste vriendin Floor. In de
zee rondom zo'n tropisch ei
land is zij verdronken, zo lijkt
het. Was hier opzet in het spel?
Was het misschien Floors be
wuste keuze om zo letterlijk on
der te duiken in en één te wor
den met de anonimiteit van de
onverschillige natuur? Wilde zij
zich voorgoed losmaken van
die maatschappelijke en famili
aire dwang en druk te moeten
worden tot wat ze niet was?
Antwoorden op deze vragen
krijgen we niet, wel inzicht in
een geheime binnenwereld en
ook dat kan zuiverend en vitali-
serend werken.
Haar vijftien hoofdstukken
laat Pauline Slot consequent in
twee delen uiteenvallen: één
waarin Emma door Australië
fietst aan de hand van Floors
reisnotities en het deel waarin
wordt beschreven wat er in
ruim twintig jaren aan vooraf is
gegaan. Hun vriendschap, hun
liefdes, de teloorgang daarvan
en het groeiend inzicht dat Em
ma in ieder opzicht toch vooral
de beschutting en de zekerhe
den van de cultuur zoekt, waar
Floor met haar grote liefde Julia
het liefst wil opgaan in de vrij
heid van de natuur.
Het grootste raadsel van deze
intrigerende roman is overigens
niet Floor maar Emma zelf. Zij
vraagt, zij antwoordt, zij analy
seert anderen maar laat zelf
weinig tot niets los. De sugges
tieve zinnetjes die de auteur
haar in de mond legt en die,
perfect getimed, op het juiste
moment de spanning opvoeren
of terugbrengen, die zinnetjes
stel je al lezend steeds vaker
aan de ondoorgrondelijke Em
ma. Het motto van de roman,
ontleend aan Virginia Woolf
(...to want and to want, and not
to have...) verwijst daarom niet
uitsluitend naar Emma's wens
Floor te doorgronden: het ver
woordt ook mijn onvermogen
de raadsels rondom Emmaop
te lossen. -
Zuiderkruis is een volwassen
roman van een debutante die
weet hoe het literaire spel ge
speeld moet worden. De maat
schappelijke betrokkenheid van
haar personages mag wat ma
ger zijn, de tweedeling van de
hoofdstukken wat steriotiep,
daar staat veel fraais tegenover.
Een boeiend verhaal, een the
matiek die ertoe doet. raadsel
achtige personages, een perfec
te stijl. En niet te vergeten de
prachtige natuurbeschrijvingen
van de immense Australische
leegte.
Hans Anndersen, tobberig en snel verongelijkt
LITERATUUR RECENSIE
NOP MAAS
Hans Christian Andersen, Nooit rijk, nooit tevreden, nooit
verliefd. Een keuze uit zijn dagboeken en bneven. Be
zorgd, vertaald, van noten en een nawoord voorzien door
Edith Koenders. Uitgeverij de Arbeiderspers. Prijs 49,90.
De Deense sprookjesschrijver Hans Christi
an Andersen (1805-1875) heeft heel wat af
gereisd. In zijn vaderland voelde hij zich
vaak niet op zijn gemak en niet gewaar
deerd, terwijl in de rest van Europa de
grootste kunstenaars en de gekroonde hoof
den zich uitsloofden om hem te mogen ont
vangen en te huldigen. Op zijn reizen nam
Andersen altijd een lang dik touw mee, voor
het geval er brand zou uitbreken en hij zich
via het raam van een hogere verdieping in
veiligheid zou moeten brengen. Deze voor
zorgsmaatregel tekent de wat angstige en
hypochondrische persoonlijkheid van de
schrijver. Het leven en de omstandigheden
hebben het op hem gemunt. De arme
schoenlapperszoon die een wereldberoem
de en welgestelde schrijver wordt, kan zijn
zorgelijke jeugdjaren niet van zich afzetten.
Pas als oude man noteert hij af en toe dat
zijn leven eigenlijk als een sprookje verlopen
is, althans als we afgaan op de selectie uit
zijn brieven en dagboeken die zojuist ver
scheen in de reeks Priv-domein.
Wie de sprookjes van Andersen leest,
vormt zich van zijn persoonlijkheid onge
twijfeld een ander idee dan dat wat oprijst
uit deze 260 paginas egodocumenten. An
dersen karakteriseert zichzelf als eerzuchtig
en kletsgraag, angstig en mismoedig, als ie
mand die zich (aanvankelijk) geneert in ge
zelschap. Hij is een zwartkijker, die, als hij
succes heeft, meteen bedenkt dat het vanaf
dat moment wel bergaf zal gaan. Hij is snel
tot tranen geroerd en voelt zich bijna voort
durend miskend. Tegen kritiek is hij abso
luut niet bestand. Terwijl hij logeerde bij
Charles Dickens, stonden er twee negatieve
besprekingen in Engelse kranten. Dickens
legde hem tijdens een wandeling uit, dat hij
zich nooit iets van krantengeschrijf aan
moest trekken. Dickens schreef met zijn
voet iets in het zand en veegde het toen uit:
'Dit is de kritiek' zei hij. Als Andersen bij rij
ke vrienden een sprookje voorleest en ie
mand in het gezelschap waagt er iets op aan
te merken, trekt de beledigde schrijver zich
bedroefd terug op zijn kamer.
De titel van de selectie: Nooit rijk, nooit
tevreden, nooit verliefd is ontleend aan een
brieffragment uit 1837. Zelfs toen klopte het
al niet helemaal, want de schrijver was wel
degelijk enkele malen verliefd. Maar Ander
sen dacht dat het huwelijksleven niet voor
hem weggelegd was. Aanvankelijk was hij te
arm en later, tja, dat is wat onduidelijk. Af
gaande op de in dit boek bijeengebrachte
fragmenten, heeft Andersen nooit een
vrouw bekend. Wel heeft hij regelmatig aan
vallen van zinnelijkheid en masturbeert hij,
tot zijn grote ongerustheid. Net als zijn tijd
genoten was hij onderhevig aan de onanie-
-paniek, die de zelfbevlekker bedreigde met
krankzinnigheid en andere enge ziekten.
Door de Duitse schrijver Karl Gutzkow -
niet bepaald een fijnzinnig type - wordt An
dersen op een gegeven moment aangeduid
als 'een halve man'. Bij een aantal seksuali-
teitshistorici staat Andersen dan ook te boek
als homoseksueel.
'Mocht dit dagboek ooit gelezen worden,
dan zal men het leeg, nietszeggend vinden,
wat mij en mijn omgeving beweegt, zet ik
om verschillende redenen niet op papier,
voor mezelf en voor vele anderen niet',
schrijft Andersen in 1870. Elders noemt hij
zijn dagboek een 'kale tak'. En dat klopt wel.
Hans Christian Andersen was blijkens dit
boek een tobberige en snel verongelijkte
man. In zijn sprookjes is daarvan gelukkig
niet veel te merken. Dat is een van de won
deren van de literatuur: een vervelende vent
kan wel degelijk een prachtboek schrijven.
LfTERATUUR RECENSIE
HANS WARREN/GPD
/illem Brakman: Het goede boek -
68 pag. 34,90 - Querido, Amster
dam.
icob Israël de Haan schreef
innen als: „En de ondurige
iachtonrustigheid kalmde
rettig neer tot bedaard pra-
iren." Louis Couperus ken-
e dat kunstje ook: „Behalve
et gelaat, schenen alleen
evend levend in de diepe
choot de broze vingers,
ichemerend staafjes-slank
it zwarte mitaines." Alsof
et geen 1999 maar 1899 is,
ienkt één Nederlandse au-
ïur dat het nog altijd zo
joort: .Alles sjako, kolbak
i trompet, maar eerst dan
il de geest in volle pracht
aar voren treden in al zijn
wnplexe klaarheid, geweer-
lur als vorm geworden vo-
ïlzang dalen over het
auvv der omgeploegde vel
en."
De schrijver van die laat-
e zin, of eigenlijk is het on-
n, heet Willem Brakman
[eb. 1922). Het is een citaat
t zijn nieuwste roman Het
>ede boek; sinds hij in 1961
ebuteerde opus 45 van zijn
euvre en zijn zestiende
oek in tien jaar tijd. Die cij-
rs wijzen op ernstige over-
oductie. Brakman schrijft
jn boeken al tijden met
ïn letterkundige variant op
e automatische piloot. Elke
ind met de realiteit is in
n proza doorgesneden,
eeën ontbreken, naar the-
a's zoek je vergeefs. Alleen
it foefje is overgebleven.
Een roman als Het goede
lek gaat eigenlijk over
Flets. Brakman schrijft al-
fen maar door omdat hij
ferliefd is op zijn eigen taal-
wochtsels, omdat hij zich
Kif zo verkneukelt in zijn
■Brtelsels. Hier en daar pro-
pert hij zijn steeds crypti-
scher wordende geschrijf
een literaire legitimatie te
geven. Hoofdzaken zijn
maar wind, laat hij de held
van zijn nieuwe boek op
merken. Het is hem begon
nen om 'het donkere', om
'het slaapwandelen', om de
'vingersporen in het stof op
de vloer van iets dat onder
het bed is weggekropen'.
Het kan dit even zelfge
noegzame als wazige werk
niet redden. Het is een faca
de die niets te verbergen
heeft. Een groot verteller is
Brakman nooit geweest.
Maar soms vielen zijn boe
ken op door subtiele formu
leringen, door de aandacht
voor details die bijna ieder
een over het hoofd ziet, door
de sfeer van dreigend ge
fluister en duistere complot
ten. In deze roman is van
dat alles bijna niets meer te
bespeuren. Slechts een en
kele keer vind je nog zo'n
fijngevoelige wending. Zo
wordt van een vrouw gezegd
dat ze was verworden „tot
een zichzelf wegvretend vat
rancunezuur." Verder be
perkt de schrijver zich tot
van die uitputtende schoon
schrijven j. Wie laat zich
evenwel verbluffen door
trucs in plaats van door ge
heimen? Wie wordt geraakt
door loze en routineuze
klinkklank als „vapeurs, ab
sences en collapsen, zo in
nig met elkaar verbonden
door de geur van lodderein?
Je ergert je nauwelijks aan
zo'n zin van De Haan omdat
die in de verder zo prachtige
roman 'Pijpelijntjes' staat.
Couperus vergeef je die aan
stellerige opmerking uit 'Van
oude mensen, de dingen die
voorbijgaan'. Maar bij Brak
man ontbreekt het tegen
wicht. Het goede boek biedt
enkel en alleen beroerd pro
za.
Marja Pruis op biografische zoektocht naar Netty Nijhojf
LITERATUUR INTERVIEW
INGE VAN DEN BLINK/GPD
Marja Pruis, De Nijhoffs of de gevolgen van
een huwelijk. Uitg. Nijgh en van Ditmar, 175
pag. gebonden, prijs f 34,90
De Utrechtse neerlandica en jour
naliste Marja Pruis (39) schreef een
boek over A.H. Nijhoff, de schrijf
ster die vooral bekend werd door
haai" debuutroman Twee meisjes
en ik uit 1931. Netty Nijhoff, zoals
ze in het dagelijks leven heette,
was getrouwd met de dichter Mar-
tinus Nijhoff. Ze leefde van 1897
tot 1971.
Op het eerste gezicht lijkt De
Nijhoffs of de gevolgen van een hu
welijk een biografie. Het is iets an
ders: een geestig en spannend ver
slag van de zoektocht van een bio
graaf. Soms anekdotisch, soms fi
losofisch. Marja Pruis had in eerste
instantie wel een gewone biografie
in haar hoofd, vertelt ze. De vorm
van haar boek ontstond pas tij
dens het schrijven.
„Gaande het onderzoek merkte
ik dat ik nooit de beschikking zou
krijgen over al het biografische
materiaal dat er van Netty Nijhoff is.
Toen ben ik me gaan afvragen wat ik
eigenlijk precies van haar wilde we
ten. En die vraag begon ik interessan
ter te vinden dan de vraag naar haar
persoon. Het mooiste boek dat ik over
Netty Nijhoff kan schrijven, bedacht
ik, is een boek dat het mysterie rond
haar in stand houdt. Dat vond ik wel
bij haar passen."
De fascinatie voor Netty Nijhoff be
gon toen Marja Pruis tijdens haar stu
die Nederlands de roman Twee meis
jes en ik las. „Ik vond het een heel
broeierig, duister boek, een beetje in
de sfeer van de Brontë's. Het speelt
zich af aan de kust van Zuid-Enge-
land, een landschap waar ik veel van
hou. Het boek gaat over dilemma's
rond blijven of weggaan, keuzes ma
ken, liefde. Ik denk dat het een echt
puberboek is. Heel melancholiek."
De hoofdpersoon in Twee meisjes en
ik is een man die aan de Engelse kust
twee jonge meisjes ontmoet en ver
liefd wordt op een van hen. Later
blijkt er ook tussen de meisjes sprake
van verliefdheid: de man blijft een
buitenstaander.
Vanwege de 'tegennatuurlijke ero
tiek'. zoals dat heette, kwamen er in
dertijd nogal wat negatieve recensies.
De roman is niettemin een kleine
klassieker en wordt met enige regel
maat herdrukt. Bij een heruitgave in
1993 in de reeks ErfGoed schreef Mar
ja Pruis al een beknopte biografie van
Netty Nijhoff. Ze merkte vervolgens
dat, wat ze wist over de schrijfster, het
topje van de ijsberg was.
Een van de informatiebronnen die
Pruis opzocHt was de bejaarde danser
en 'televisiepersoonlijkheid' Albert
Mol. Dat levert gedenkwaardige blad
zijden op. Mol bleek een feilloos ge
heugen voor details te hebben. Hij
hielp Pruis zelfs aan het recept van
'salade a la Netty'.
Netty's zoon Faan - Albert Mols eer
ste grote liefde - wordt in het boek be
schreven als geestelijk onrijp; een
man die ondanks 'geld en gouden
kansen' niet veel bereikte in het leven.
Hij had hoe dan ook een vreemde
jeugd. Faan werd door Netty mee op
sleeptouw genomen door heel Euro
pa, maar hij woonde soms ook bij
zijn vader. De band tussen moeder
en zoon was sterk, maar als hij Net
ty's bewegingsvrijheid te veel be
perkte kreeg Faan het etiket 'le petit
obstacle'.
Ook echtgenoot Martinus, de ge
vierde dichter, nam zijn vrijheid.
Pruis geeft in de zijlijn prachtige be
schrijvingen van enkele van zijn
voyante minnaressen: schrijfster
Emmy van Lokhorst en actrice Ge
orgette Hagedoorn. Met de laatste
trouwde Martinus, toen Netty ein
delijk toestemde in een scheiding.
Luide stem
Het huwelijk tussen de Nijhoffs - de
twee leerden elkaar kennen op het
gymnasium in Den Haag - hield fy
siek gezien niet lang stand. Netty
ontvluchtte het geregelde leven met
man en kind. 'Alles wat achter me
ligt, vriendschap, verantwoording,
liefde en plicht, is van me afgeval
len,' schreef ze in 1920 aan haar
man. Toch hielden de twee een
hechte band.
Netty Nijhoff moet letterlijk een
dijk van een vrouw zijn geweest. Een
opvallende verschijning met een lui
de stem. Ze leefde een bohémienbe
staan in gezelschap van haar
Toscaanse geliefde Maria Tesi, 'de
matroos'. Later was de Engelse kun
stenares Marlow Moss haar onaf
scheidelijke kompaan. Het lijkt erop
dat Netty Nijhoff al tijdens haar leven
graag mysteries rond haar persoon
schiep. Haar vriendin Marlow Moss
was nog geheimzinniger. Van goede
komaf, danseres geweest, nam ze van
de ene op de andere dag een nieuwe
identiteit aan: steevast gekleed in
strenge herenkleding, het korte haar
naar achteren geplakt. Het moet een
bezienswaardig stel geweest zijn, de
rijzige, grof gebouwde Netty en de
kleine tengere Miss Moss.
Hoe ver moet een biograaf gaan? Op
zoek naar de man met wie Faan Nij
hoff de laatste fase van zijn leven
doorbracht, komt Marja Pruis aan het
eind van haar boek letterlijk ver van
huis: bij een Vietnamees restaurantje
aan de Picardische kust. De man is
onwillig en Pruis wil zich niet opdrin
gen.
Steeds sterker vraagt ze zich af, wat
Marja Pruis, biografe op zoektocht.
ze eigenlijk zoekt. Ze schrijft: 'Van
heel vroeger ken ik al het gevoel iets te
willen grijpen en het niet te pakken
weten te krijgen. Het grote tasten
en dan bot vangen. Niet omdat het er
niet is. maar omdat het altijd anders
is, of niet te benoemen. Of niet te be
grijpen.'
Frusterend? Nee, vindt Marja Pruis.
„Je moet het idee hebben dqt er iets
FOTO ANNETTE VLUG/GPD
wordt achtergehouden, dat er een ver
borgen kern in een leven is. Ik den!
dat het onbevredigend zou zijn als ei
in mijn boek een ontknoping zou wa:
als in een echte detective. Dat is te ba
naai. Er moet iets blijven waarnaar jt
kunt raden."
lersen M
jit rijk/#
It tevreden
it verliefd