Jaap van Osta en het belang
van de zichtbare monarchie
Rosita Steenbeek op pad met Toscaanse grafrover|
Boeken
Grandioos verslag van
een zelfdestructie
De schoonmaakacties van K. Schippers
DONDERDAG 21 JANUARI 1999
FOTO ARCHIEFFOTO
Lowry in nieuwe vertaling
ROMAN RECENSIE
NOP MAAS
Malcolm Lowry. Onder de Vulkaan
Met een bnef van de schrijver aan Jo
nathan Cape. Vertaling Peter Bergsma
Uitgeverij De Bezige Bij. Prijs: 75.00.
Dronken mensen zijn meest
al uiterst vervelend in de om
gang. Een dik boek over een
dronkelap aantrekkelijk hou
den, is dan ook geen kleinig
heid. Malcolm Lowry
11909-1957) slaagt er in zijn
klassieke roman Onder de
vulkaan (1947) in de lezer
ruim vierhonderd paginas
mee te laten leven met zijn
held. Geoffrey Firmin, Brits
consul in Quauhnahuac in
Mexico. De consul is mislukt
in zijn carriere en hij is mis
lukt als schrijver van een
werk over kabbalistiek. De
consul drinkt. Hij trilt als een
espenblad en drinkt om de
tremor te bestrijden. Hij
heeft last van wanen, black-
-outs en stemmingswisselin
gen; hij is achterdochtig; hij
rationaliseert zijn consump
tieve gedrag. Hij is zo door
drenkt, dat hij alcohol nodig
heeft om weer een beetje
controle over zichzelf en zijn
omgeving te krijgen. Zijn re
latie met de tequila en de
mescal voeren hem letterlijk
en figuurlijk naar de afgrond.
Lowry, die zelf een tot de
verbeelding sprekend drink
gedrag cultiveerde, kon bij
het schrijven putten uit eigen
ervaringen. Maar zelf dron
ken zijn is heel iets anders
dan daar een leesbaar ver
haal over schrijven. Als de
vrouw van de consul consta
teert dat hij dronken is, laat
Lowry hem verongelijkt den
ken: 'Wat voor recht had ze,
terwijl hij om harentwille niet
minder dan vierentwintig
minuten aan een stuk de
kwellingen van de verdoem
den en het gekkenhuis had
zitten verduren zonder een
fatsoenlijke borrel, om er
zelfs maar op te zinspelen
dat hij in haar ogen allesbe
halve nuchter was? Dat soort
zinnen wordt in de Jellinek-
-kliniek niet veel geschreven.
Het boek begint op Aller
zielen 1939. Een dokter en
een filmproducent blikken
terug op de dramatische ge
beurtenissen van precies een
jaar geleden. De rest van het
boek beschrijft de Allerzie
lendag van 1938. 's Och tens
zit de consul in de kroeg na
een alcoholische nacht.
Naast de consul spelen twee
andere figuren een hoofdrol:
zijn vrouw Yvonne, een voor
malig filmsterretje, die bij
hem was weggelopen maar
die op deze dag bij hem te
rugkeert, en zijn halfbroer
Hugh, een antifascistische
journalist. Door in verschil
lende hoofdstukken de be
wustzijnsstroom van deze
personages te presenteren,
gelardeerd met flash-backs,
krijgt de lezer een beeld van
hun krakters en hun dromen
en van hun gecompliceerde
onderlinge relaties. Aan het
eind van de dag vinden zo
wel de consul als zijn vrouw
de dood. Het boek is het
grandioze verslag van een
zelfdestructie, maar het is
veel meer dan dat.
Aan de roman is een brief
van veertig paginas toege
voegd die Lowry in 1946 ter
toelichting van zijn roman
schreef aan zijn uitgever.
Lowry laat daarin zien hoe
elk detail in het verhaal zijn
functie heeft. Hij laat er geen
twijfel aan bestaan dat het
niet alleen gaat over de on
dergang van de consul, maar
dat het ook handelt over de
ondergang van de mens in
het algemeen. .Alles heeft zijn
symbolische implicaties. Wie
dat wil kan dan ook heel wat
culturele bagage in het boek
terugvinden. Van getallen
symboliek en andere kabba
listiek en alchemie tot verwij
zingen naar de literatuur uit
diverse eeuwen.
De nieuwe vertaling van
Peter Bergsma is een stuk
moderner dan de oude van
lohn Vandenbergh. Ze
brengt het boek ongetwijfeld
een stuk dichter bij de huidi
ge lezer. Problematisch blijft
echter toch dat je bij de lec
tuur van het boek de indruk
krijgt dat je allerlei dingen
ontgaan. Ik denk dat daar
twee redenen voor zijn. In de
eerste plaats speelt de roman
zich af tegen de achtergrond
van de politieke onrust die
zich in Mexico voordeed.
Daar weet je niets van af, ter
wijl ook het boek daar niet
veel duidelijkheid over ver
schaft. Het lijkt die informa
tie bekend te veronderstel
len. Een paar bladzijden toe
lichting hadden hier wonde
ren kunnen doen. Een pro
bleem zijn ook de vele
Spaanse woorden en zinnen
die in de roman voorkomen
en die slechts incidenteel
door de auteur vertaald wor
den. Lowry heeft welbewust
dat Spaans in zijn Engels op
genomen, maar het is na
tuurlijk wel hinderlijk voor
degenen die deze taal niet
beheersen. Wat mij betreft
had achterin het boek best
een woordenlijst opgenomen
mogen worden.
Een koning of koningin moet zichtbaar zijn, anders kun
je hem of haar maar beter met pensioen sturen. Maar de
monarch mag ook niet te zichtbaar zijn, want anders
wordt het sprookje verstoord. Edward, de jongste zoon
van de Britse vorstin Elisabeth, wil van zijn huwelijk met
Sophie Rhys-Jones een privé-aangelegenheid maken.
Niks 'pomp and circumstance', voor hem geen rode lo
per in St. Paul's of Westminster Abbey. Gewoon een in
tieme dienst met duizend gasten in de kapel van Wind
sor Castle.
die vorig jaar 'het volk' zo veel
mogelijk op afstand hield bij
haar uitbundige verjaarspartij
tje, laten de Windsors hun on
derdanen delen in de feest
vreugde. Dat hóórt nu eenmaal
bij het vak. De Britten willen
waar voor hun geld.
De vermenging van privé en
publiek is pas van de laatste ja
ren en heeft alles te maken met
de veranderde rol van de mo
narchie in de samenleving, niet
alleen in het Verenigd Konink
rijk maar ook in Nederland.
Jaap van Osta, wetenschappe
lijk docent aan de Universiteit
van Utrecht, beschrijft dat op
indringende en onderhouden
de wijze in zijn boek Het theater
van de Staat. Daarin kijkt hij
naar de rol die zowel Oranje als
Windsor nu spelen, en naar de
manier waarop beide konings
huizen vorm geven aan de mo-
HISTORISCHE STUDIE RECENSIE
HANS JACOBS
Jaap van Osta Het theater van de Staat
Uitgeverij De Wereldbibliotheek. Prijs
39,50.
Aan het begin van deze eeuw
was het nog heel gewoon dat
koninklijke huwelijken niet uit
draaiden op grote volksfeesten
en mediaspektakels, zoals in
1981 bijvoorbeeld wel het geval
was bij de echtverbintenis tus
sen Charles en Diana.
De Britten hoeven echter niet
te treuren. Op de koninklijke
kalender, iedere dag netjes als
Court Circular' afgedrukt in de
kranten, komen nog genoeg
feestdagen. Volgend jaar hoopt
de koningin-moeder honderd
jaar te worden, in 2001 wordt
prins Philip tachtig en in 2002
viert Elisabeth haar gouden ju
bileum. En anders dan Beatrix,
derne monarchie. Hoewel Van
Osta stelt dat Oranje zich tot
het Britse koningshuis verhoudt
als een muis tot een olifant,
maakt hij wel duidelijk dat Eli
sabeth nog wat kan leren van
Beatrix.
In de vorige eeuw is de rol
van de monarchie en dus ook
van de vorst ingrijpend gewij
zigd. Het Britse koningshuis
werd van fundament van de
staat een ornament. Het verlies
aan macht werd gecamoufleerd
met veel uiterlijk vertoon, met
toeters en bellen, pluimen en
strikken. De monarchie gaf de
staat extra glans en symboli
seerde de nationale eenheid,
zowel in Nederland als in
Groot-Brittannie. Maar het
heeft de nodige moeite gekost
om de vorsten ook zo ver te
krijgen dat zij die nieuwe rol ac
cepteerden.
Koningin Victoria, die 64 jaar
regeerde, was na de dood van
haar man Albert bijna veertig
jaar met geen stok meer de
deur uit te krijgen. Van Osta
geeft treffende voorbeelden van
eerste ministers die de koppige
majesteit, die ook de opening
van het parlement niet wilde
bijwonen, op andere gedachten
probeerden te brengen. Meestal
vergeefs, zoals ook is te zien in
de succesvolle Britse film Mrs.
Brown. Victoria was wars
uiterlijk vertoon, van 'staatsthe
ater'.
In Nederland was het onder
Willem III niet veel beter. De
nukkige koning kwam niet
graag buiten de deur en zijn
vrouw Sophie en zonen (beiden
na elkaar kroonprins) Willem
en Alexander wilden van offici
ële verplichtingen niets weten.
De ministers en de kranten
spraken er schande van. Geluk
kig voor de Oranjes wist Wil-
lems tweede vrouw, Emma. het
tij te keren. Na het overlijden
van de koning ging zij als re
gentes met de jonge Wilhelmi-
na het land door. De mensen
moesten zien dat de Oranjes er
nog waren. Van Osta laat zien
dat vooral de laatste twintig jaar
het open gooien van de paleis
deuren en het toegeven aan de
media, de monarchie kwets
baar heeft gemaakt. Beatrix
heeft volgens hem goed aange
voeld dat na het 'gewone' van
haar moeder Juliana, een beetje
afstand geen kwaad kon. Té
zichtbaar betekent dat de fou
ten en tekortkomingen worden
uitvergroot, terwijl 'het volk'
nog steeds een modelgezin op
en rond de troon verwacht. De
monarchie past enige terug
houdendheid, dat is ook de
beste kans om ook als nationaal
bindmiddel in de volgende
eeuw te overleven.
Schimmenrijk een levenslustige roman over de dood
ROMAN INTERVIEW
INGE VAN DEN BLINK
Rosita Steenbeek Schimmenrijk. Uitgeverij Prometheus Prijs:
34,90.
Rosita Steenbeek ging op pad met Toscaanse
grafrovers en schreef een roman waarin deze
kunstdieven een kleurrijke rol spelen. Het eigen
lijk onderwerp van Schimmenrijk is de dood.
,,Wie de graftomben ingaat, vindt daar niet de
dood, maar het leden."
Haar eerste boek, De laatste vrouw, ging over
de liefde. Het verscheen in 1994 en kreeg nogal
wat publiciteit omdat het de opzienbarende rela
ties behandelde die de schrijfster had met twee
wereldberoemde, veel oudere kunstenaars: Al
berto Moravia en Federico Fellini.
Rosita Steenbeek, geboren in Utrecht en opge
groeid in Amersfoort, woont het grootste deel
van het jaar in Rome. Daar werkt ze als vertaal
ster Italiaans-Nederlands. Voor de promotie van
haar nieuwe boek betrok ze tijdelijk haar oude
etage in Amsterdam. Een vreemde ervaring. ,,Ik
heb het gevoel dat ik in het decor van een vorige
levensfase woon."
Schimmenrijk is een onderhoudende roman
geworden waarin dood, rouw en verlies onont
koombaar hun rol spelen. De schrijfster kon er
niet omheen, in haar leven. Moravia overleed,
Fellini overleed, nog een goede Romeinse vriend
overleed.
„Hoe leef je verder als de mensen van wie je
het meest houdt, dood gaan?" Dat was de vraag
waarvoor ze zich gesteld zag. Een universeel the
ma. Iedereen krijgt immers vroeg of laat de dood
op de stoep. Maar 'Schimmenrijk' werd geen
realistisch verslag van een rouwproces. Het is
een eigentijdse roman met een detectiveachtig
element. De hoofdpersoon is een jonge vrouw,
Lisa. Zij heeft een relatie met Lorenzo, een
Toscaanse archeoloog die onder enigszins sus
pecte omstandigheden om het leven komt. Lisa,
overmand door verdriet, zoekt een jeugdvriend
van Lorenzo op, een grafrover. Met hem gaat ze
mee de Etruskische grafmonumenten in. Lisa
ontdekt dat wie de tomben bezoekt niet de dood,
maar het leven vindt.
Voor het schrijven van haar boek verdiepte Ro
sita Steenbeek zich in de geschiedenis van de
Etrusken, een antiek volk waar niet zo veel over
arek
isov
bekend is. De bloeitijd van deze rijke culti iden
rond 500 voor Christus, in het huidige Tos com
„Ik was al lang gefascineerd door de Ea Idigii
ook omdat hun cultuur helemaal verdwe ven.
Dat geeft het volk iets mysterieus. En ik w n>it g
troffen door de speelsheid van hun kun tond
heel modern aandoet."
Rosita Steenbeek legde contact met Tos rèet i
tombaroli, grafrovers, en ging met ze mee lie Fi
aangeklede graven in. „Italië ritselt van di nank
schermers. Wat zij doen is natuurlijk I mia
maar ik heb aan den lijve ervaren hoe spa jemc
het is." midi
Ze mocht zelfs mee op een speciale tod iet v
oud en nieuw. Gekleed in overall en kapla |w
zaklamp en spa bij de hand plus een weid boel
om twaalf uur afging. Als ze waren gesnap ome
ze zuur geweest, beseft de schrijfster. Lat nor
„Ik denk niet het me veel had geholpen ab ater
gen de politie had gezegd dat ik onderzo tez
het doen was voor mijn boek."
Toen ze bij het ochtendgloren terugkw irinp
moest Rosita een kelk accepteren, zodat] lanc
deplichtig werd. „Die hebben we gezan
gelijmd." Wat de tombaroli doen, wil
goedpraten. „Het zijn dieven. Maar i
Steenbeek is ervan overtuigd dat de grens
legaal en illegaal in de handel van archi
sche vondsten niet zuiver te trekken valt.,, iooi
tombaroli die werken in opdracht van grol ettei
hed
ROUW
Tijdens het schrijven aan haar boek hle rik
sita's beste vriendin, die ook in Rome w
kanker te hebben. Ze overleed. Bovendia
leed haar vriend Joop van Tijn in deze p« voor
„Hij was een echte kameraad, iemand die end;
tijd als vanzelfsprekend was voor mij."
De impliciete boodschap van haar ron
dat wie het graf ingaat, letterlijk tot op de
van de rouw, weer kan doorleven Ik hi
zelf ook zo ervaren. Ik geloof zeker dat je
alleen maar overwint als je het helemaal
leeft. Ik ben zelf een tijd erg somber gevve
vond er niks meer aan, aan het leven. Ik
het is Jeuk geweest, maar nu is dat
gevoel van onverschilligheid heeft i i pé
geduurd. Maar in zo'n moeilijke periode b
ook de troostende kant van de dood: dat1 Tni
voor de eeuwigheid doorhoeft met deze else
de."
Het schrijven van haar roman heeft ze
bevrijding ervaren. „Het was heel aangt
om te voelen hoe zo'n boek groeit. Nu 1 a e
dat ik een roman kan schrijven, zelfs al n po!
helemaal niks mee.
1 te
i <-!
ite
VERHALEN/BESCHOUWINGEN RECEN-
SIE
WIM VOGEL
K Schippers. Sprenkelingen. Verhalen en
beschouwingen. Uitgeverij Querido. Prijs
39,90.
Neem La piècevkn Ger van Elk.
Een blokje hout, wit geschil
derd en neergelegd op een
rood fluwelen kussentje. Zo'n
kunstwerk dus dat schreeuwt
om interpretatie, dat toeschou
wers agressief kan maken en
dat sedert 1972 zo bedolven is
onder verklaringen en kunst
historische uitleg dat het hout
en het fluweel zelf nauwelijks
meer zichtbaar zijn.
In Dictee, een beschouwing
uit zijn nieuwe bundel Spren
kelingen, vat dichter, roman
cier en essayist K.Schippers die
discussie samen, analyseert hij
haar en slaagt hij er ook nog in
het werk te ontdoen van al die
'aangekoekte betekenissen en
verhalen'. Dat aankoeksel
klinkt als: 'namen en data zijn
't gereedschap om het vanda
lisme van de telkens schette
rende en de blokkade brekende
jeugd...'. Analyse van deze war
taal levert op: namen en data
zijn 't gereedschap om het van
dalisme van de telkens schet
terende en de blokkade bre
kende jeugd...'. En dat brengt
je weer naar waar het allemaal
mee begonnen is.
Het paradoxale van Schip
pers' werkwijze is natuurlijk
dat ook hij gebruik móét ma
ken van taal. Van hetzelfde ma
teriaal dus waar anderen zo
veel prietpraat en vage diepzin
nigheden mee weten te brou
wen. Maar hij is ook een kun
stenaar: iemand 'die alles
vreemd vindt terwijl z'n omge
ving er doodgewoon uitziet.'
Iemand die zich het het liefst
bezighoudt met de oppervlak
te, het uiterlijk, het zichtbare
om zaken op te sporen en te
achterhalen die wij niet meer
zien.
Dat vermogen vastgeroeste
meningen aan zijn laars te lap
pen en door standaardinter
pretaties heen te breken, levert
fascinerende verhalen en be
schouwingen op. Bundels als
De berg en de steenfabriek ('86),
Museo Sentimental ('89) en Eb
('92) bewezen dat. Sprenkelin
gen is zo mogelijk nog interes
santer en minstens zo intrige
rend.
Schippers moet een bloed
hekel hebben aan de gemid
delde mening, aan wat men
vindt. Hij kijkt liever zelf en net
zoals in de wereld van de goo
chelarij iedere uitgelegde truc
als waardeloos en onverkoop
baar wordt beschouwd, zo is
ook hij altijd op zoek naar de
achterkant' van het schilderij.
Het liefst kijkt hij onder de
gangbare melodie en gelukkig
is hij er ook niet vies van ge
bruik te maken van autobio
grafische feiten en feitjes. Net
als velen van de door hem be
sproken kunstenaars (onder
wie Magritte, Mondriaan,
Courbet, Seurat, Hanlo) staat
hij open voor allerlei andere
kunstuitingen. Uit dat amal-
gamisch mengsel van beelden
de kunst, muziek, literatuur,
film en architectuur komen
zijn heldere beschouwingen en
verhalen voort.
Zo passeert Schippers in een
essay over het beroemde schil
derij Het circus van Georges
Seurat bewust de kunsthistorie.
Die immers 'plaatst het in de
tijd en gaat eraan voorbij dat
Seurat misschien iets uitbeeldt
dat nog altijd opgaat.' Schip
pers gebruikt Willem Frederik
Hermans, verwijst naar Kafka
en tenslotte voeren zijn eigen
vragen en verwondering hem
toevalligerwijs naar het geredu
ceerde waarnemingsvermogen
van autisten en die link levert
onvermoede inzichten op.
Mondriaans Boogie Woogies
nemen je mee naar het jazzy-
New York van de jaren veertig.
Max Ernst en Chagall, Léger en
Zadkine lopen daar rond. Mar-
chel Duchamp arriveert er, Pe
te Johnson maakt er muziek en
Fred Astaire danst in Holday
Inn. In die snelle, artistieke, el
kaar bevruchtende internatio
nale sfeer schildert Mondriaan
en dat herkent Schippers. 'Wie
het doek ziet zal denken 'rechts
beneden, links boven, daar ge
beurt het' en meteen moet hij
die keuze Weer opgeven, zoveel
kleur, als in het leven van alle
dag. Zo'n tastende baan schil
dert hij en misschien nog iets
anders, iets zinnelijks, hij kan
er alleen maar op hopen.'
In de jaren zeventig verover
de kunstcriticus en museumdi
recteur Pierre Jansen tv-kij-
kend Nederland. Zijn inspire
rende en gloedvolle praatjes
over kunst verwonderden ve
len. K.Schippers lijkt mij al ja
renlang zijn opvolger. Een half
uur per week, dat moet toch
mogelijk zijn. Want jezelf een
vraag stellen, misschien is dat
wel het ultieme doel van iedere
artistieke uiting. De vragen van
Schippers openen in ieder ge
val mijn ogen.
K. SCHIPPERS
SPRENKELINGEN
Verhalen en beschouwingen