De onstuitbare opmars van Baltikabier BLOEMLUSTSTRAAT 1/ T Een klein stukje 'ander' Wassenaar 933 ZATERDAG 9 JANUAR11999 Bierimperium in Sint Petersburg wordt grootste van Europa plaatsen in een aantal landen. Wij zijn vol gend jaar de grootste brouwerij die in een land werkt." Ter vergelijking: wereldwijd produceer de het Heineken-concem in 1997 7380 miljoen liter, in eigen land 670 miljoen. Oranjeboom zat op driehonderd miljoen evenals Grolsch. Bolojev kan dus met recht trots zijn, want zijn bedrijf bereikt de onvoorstelbaar grote plas bier van achthonderd miljoen li ter in slechts acht jaar. Maar deze onder nemer heeft meer dingen om trots op te zijn: ,,In 1997 kregen we de hoogste rege ringsonderscheiding voor kwaliteit. Zes van onze mensen werden door president Jeltsin onderscheiden." Hij vervolgt: ,,En we zijn er ook trots op dat we de grootste belastingbetaler in Sint Petersburg zijn. We beschouwen het feit dat we nooit de belas ting hebben ontdoken als onze belangrijk ste prestatie." Het klinkt vreemd, maar in een land waarin het een nationale hobby is de fiscus te flessen, mag deze instelling wel als zeer buitengewoon worden omschreven. In ruil daarvoor legt de stad Bolojev uiteraard geen strobreed in de weg. Hij negeert de opmerking dat hij door keurig te betalen, misschien wel goedkoper uit is dan wan neer hij de maffia zou betalen om de noodzakelijke bescherming, 'krisja', te krij gen. Duur maar zuiver Bolojev en zijn Baltika vormen een bijna onverslaanbare combinatie. Van nul naar een marktaandeel van vijftien procent in Rusland in nog geen acht jaar, is bepaald geen geringe prestatie. Hij praat er nuchter over: „We maken een absoluut kwaliteits product. Ons bier is duur, maar volstrekt zuiver. We voldoen aan alle eisen, ook aan die van het zogenoemde Duitse Rhein- heitsgebot. Verder hebben we hier uitste kende specialisten. We sturen steeds jon geren de wereld in om daar te leren. We produceren alleen met het beste van het beste." Toen de brouwerij bijvoorbeeld gebrek kreeg aan goede malt, werd direct besloten samen met een Frans bedrijf een eigen maltfabriek neer te zetten. De fabriek is nog niet klaar, maar levert al 75.000 ton zoo nnf uw] nsi vol „Buitenlanders denken vaak dat Russen de hele dag wodka drinken en zwarte kaviaar eten. Een fout. Bier heeft bijvoorbeeld een veel langere geschiedenis in ons land dan wodka. Het wordt al meer dan duizend jaar gebrouwen. Taimurraz Bolojev weet waar hij het over heeft. Hij is president- IE directeur van de Baltikabrouwerijen, de grootse bierproducent van Oost-Europa. E, „En binnenkort van heel Europa", zegt hij zonder een spoor van twijfel in zijn stem." id I aimurraz Bolojev, een slanke I vijftiger uit de Kaukasus, zit in zijn sobere kantoor, zo nu en dan dwaalt zijn blik even naar de monito ren die beelden uit de fabriek weergeven. Hij staat aan het hoofd van een bedrijf dat niets Russisch heeft. Geen dikdoenerij, al les is 'clean' en simpel. De bedrijfsstruc tuur is niet log, en verticaal. Op de verant woordelijke posten zitten jonge dynami sche managers. Het Baltika-verhaal is één grote succes story. In 1991 werd de eerste fabriek, mede gefinancierd door Scandinavische brouwe rijen, neergezet in Sint Petersburg. Vier honderdenvijftig mensen vonden er werk en er werd dat jaar gelijk al 27 miljoen liter bier geproduceerd. Nu, zeven jaar later, vloeit 450 miljoen liter uit het reusachtige fabriekscomplex, gevestigd in een indus triële buitenwijk van Sint Petersburg. Het personeelsbestand is opgelopen tot twee duizend man. Tendens: sterk stijgend. In 1997 werd voor bijna 120 miljoen gulden in dc nieuwste westerse technologie geïn vesteerd. Vorig jaar was dat zo'n driehon derd miljoen en in 1999 is Baltika van plan vierhonderd miljoen, voor een flink deel eigen geld, in de uitbreiding te stoppen. „In 1998 is de basis gelegd voor een pro ductie van achthonderd liter in 1999", zegt Bolojev. „En dan zijn we de grootste in Eu ropa". En Heineken dan? „Heineken is veel groter, maar produceert op diverse De supermoderne Baltika-brouwerij in Sint Petersburg. foto gpd prima malt op. „Dat moet 150.000 ton worden. Dat is veertig procent van de hele productie in Rusland", meldt Bolojev. Een geheim recept voor zijn succes zegt hij niet te hebben. Ogen open houden, kwaliteit leveren en goed gemotiveerd per soneel hebben. Daar draait het om, zegt Bolojev. Is hij niet bang dat de onstuitbare groei uit de hand loopt? „Nee, alles ver loopt volgens een speciaal plan. We weten exact waar we mee bezig zijn en wat we op welk moment gerealiseerd willen hebben." Hij erkent grif dat de markt in zijn voor deel werkt. Tientallen communistische ja ren waren in het land slechts een paar soorten bier te koop. Meestal zuur, altijd troebel en regelmatig werden er dingen in aangetroffen die beslist niet in bier thuis horen. Het werd eigenlijk alleen maar ge dronken als er geen wodka te krijgen was. In het begin van de jaren '90, nadat alco hol-bestrijder Gorbatsjov het veld had moeten ruimen, kwam er weer wodka in de winkels. Het gevolg was dat de bier markt volledig in elkaar stortte. Bolojev: „In 1985 was het gemiddelde bierverbruik vijfentwintig liter per hoofd van de bevol king. Tien jaar later dertien en nu zitten we op negentien liter." Wodka De dorst lijkt, ondanks de enorme import van bier, onder meer uit Nederland en de enorm gestegen binnenlandse productie, niet te stillen. Maar de Russen zitten met nog geen twintig liter helemaal onderin de markt. In ons land vloeit jaarlijks vijfent achtig liter door elke keel en de Duitsers zitten daar nog eens bijna vijftig liter bo ven. Daar staat weer tegenover dat de Rus sen wereldkampioen zijn in het wegwer ken van sterk alcoholische dranken, voor op uiteraard wodka. In dat marktsegment ziet Bolojev weinig kans: „Er is geen veranderende trend. Wie wodka drinkt, zal dat blijven drinken. Het Taimurraz Bolojev, president-directeur van de Baltika-brouwerij: „We beschouwen het feit dat we nooit de belasting hebben ontdoken als onze belangrijkste presta tie." foto gpd hans hoogendijk is een verslaving. Men sen stappen niet over op bier. Er is nog nooit zoveel wodka geprodu ceerd als nu, maar toch stijgt ook de biercon sumptie. Wij moeten het hebben van mensen die nog nooit iets heb ben gedronken." Van wodka heeft hij - zoals het een echte bierbrouwer betaamt - geen hoge pet op. Bolo jev: „Wodka is gedestil leerd als in een che misch laboratorium. Bier is een zuiver na tuurproduct. Bier en wodka zijn totaal ver schillende soorten drank. Bier maakt een mens rustig, terwijl wodka in het lichaam oncontroleerbare pro cessen op gang kan .hanshoogcnduk brengen." Hij strijkt over zijn platte buik. „Bier heeft niets nega tiefs." De biersoorten van Baltika hebben alle maal een eigen nummer. Van licht tot zwaar. Bolojev: „Elke soort heeft zijn eigen tijd, zijn eigen gelegenheid. Donker bier, Nummer Vier, drink ik graag 's winters. Nummer Een, het lichte, vooral zomers als het echt heet is." Voor alcoholvrij bier is Nummer Acht gereserveerd. Het is nog niet op de Russische markt: er is nauwe lijks vraag naar. Vrijwel al het Baltikabier wordt in halve literflessen verkocht. Ge middeld prijs: 0,90 gulden. „Blikjes willen de mensen niet", zegt Bolojev. Dan verontschuldigt hij zich: de direc teur transport wacht. „Transport, een pro bleem in zo'n groot land. Maar we hebben de zaak nu behoorlijk onder controle. Per slot van rekening moeten we ervoor kun nen zorgen dat de man in Vladivostok, ne genduizend kilometer hier vandaan, ook zijn Nummer Drie kan drinken." HANS HOOGENDIJK door AFKE VAN DERT00LEN DE POORT. Hij staat op de Bloemluststraat, z'n zij vleugels als machtige armen gespreid. Halt! Of is het juist een welkom? Scheidsmuur of doorgang? Hoe dan ook: bij deze poort begint Oostdorp, of ook wel: de Rooie Buurt. Een klein stukje 'ander' Wassenaar. Sommigen zeggen dat de bijnaam Rooie Buurt op de rode dakpannen slaat. Anderen verzekeren dat het een verwijzing is naar de inwoners van de arbeiders wijk. Klinkt meteen een stuk minder aardig, vinden de buurtbewoners zelf. Zij houden het dan ook liever op de dakpan-versie. De klok in het torentje op de poort staat op half twaalf, hoe laat het ook is. Niet dat de tijd in de Rooie Buurt stilstaat. Al lijken de jaren er in sommige op zichten een beetje langzamer te zijn weggetikt dan el ders, daarbuiten. BLOEMLUSTSTRAAT 90. EEN DOORDEWEEKSE MIDDAG. Suze van Egmond somt een rijtje mensen op, terwijl ze vaag in de richting van hun huizen wijst. Oudere straatgenoten, voor wie zij de boodschappen doet. Of soep kookt. En allemaal andere nodige klus jes voor doet. Zelf is ze ook al 70, maar ze heeft de energie en de uitstraling van iemand van twintig jaar jonger. Naast haar op de bank zit haar man. En in een stoel bij het raam zit Annie Segers, overbuurvrouw en vriendin van Suze. Ze is sinds drie weken weduwe. Suze van Egmond wordt onderbroken door een tik tegen het raam: het is Carlo Boem (spreek uit Bo-èm, niet omdat hij in Wassenaar woont maar omdat het een Italiaanse naam is), van een paar huizen verder op. Hij komt om een rolletje tape. Terwijl Suze van Egmond hem binnenlaat, bromt haar man goedmoe dig: „Die komt hier anders nooit hoor, alleen als hij iets van me nodig heeft." Grapje, natuurlijk. Zoals ie dereen wel weet die Boem elke zomer de tuin van de Van Egmonds ziet onderhouden, als zij op de cam ping zitten. Boems eerste gang is naar Annie Segers. Hij legt zijn hand op haar schouder. „Hoe is het nou?" An nie's ogen worden een beetje vochtig. „Niet huilen hoor", zegt Boem, terwijl hij haar in de ogen kijkt en een kneepje in haar schouder geeft. „Dapper zijn." Ze knikt. Boem pikt een chocolaatje van het schaaltje op tafel, en vooruit, doe dan toch maar een kopje koffie. DE HISTORICI. Begin deze eeuw was Wassenaar in eens booming, vertellen de geschiedenisboekjes. De aanleg van Rijksstraatweg en spoorwegstation zette het landelijke dorpje op de kaart. Er kwam ineens volk naar toe. Veel volk. Rijk volk. Havenbaronnen uit Rot terdam, dat soort. Landgoederen met klinkende na men als Backershagen en Groot Haesbroek werden verkaveld en volgebouwd met villa's, die tot op de dag van vandaag het imago van het dorp bepalen. Maar er is een minder bekende keerzijde. Als meeuwen in het kielzog van een garnalenschip volgde het 'gewone' volk de rijke nieuwelingen op de voet. Die hadden immers personeel nodig. Dienstmeisjes, tuinlieden, chauffeurs, ambachtslieden, ga zo maar door. Om die onderdak te brengen, richtte burge is om te weten: de bewoners doen van alles in hun tuin. Ze houden er duiven, zelfs kippen. Daar pikt men dat nog van elkaar: in een nieuwbouwwijk zou je zo de buurvrouw op de stoep hebben." DE BUITENLANDER. Carlo Boem is een buitenlander. Maar niet zo een als de mensen over het algemeen bedoelen als ze 'buitenlander' zeggen. Boem is Itali aan. en kwam bijna dertig jaar geleden naar Neder land om met de vriendin van de dochter van de Van Egmonds te trouwen. Sindsdien woont hij in de Bloemluststraat. En nóg noemen ze hem 'spaghettivreter'! Jazeker, ook de mensen uit de straat hier. Daar kan hij nou zó kwaad over worden. Hij heeft altijd gewerkt, zolang hij hier woont. Nooit zijn hand opgehouden. Anders dan die buitenlanders van nu, die niet werken, maar wel een huis en een mooie auto hebben. Wie snapt dat nou? Dat is toch om met je hoofd tegen de muur te lopen? En dan die angst. Je durft niks tegen die lui te zeg gen, niks niet, want je hebt zo een mes tussen je rib ben. Echt waar! Ze hadden een keer een fikkie ge stookt naast z'n auto. Hier in de straat. Dus hij er naar toe, van hé, die schade, die moet worden betaald. Nou, dat kostte hem een paar voorruiten. Dan word je bang, dan zegje maar niks meer. DE WIJKAGENT. De Bloemluststraat, daar kan je best wonen, zegt wijkagent Ronald Pietersma. Hij kan het prima met de mensen vinden. Hij weet wel dat de wijk een slechte naam heeft - met Oud en Nieuw heet het zelfs 't Rooie Fort - maar hij zou het zo niet willen bestempelen. „Er gebeurt wel eens wat. Maar zeg nou zelf, als de mensen allemaal precies op het lijntje lo pen heb je er toch ook niks aan DE BUUR1MTNKEL. Coby Gras, winkelierster op de hoek van de Bloemluststraat en het Schulpplein: „Dit is het centrale punt in het buurtje. Is er wat gebeurd, dan is het iiï de winkel meteen een stuk drukker. Dan moeten ze allemaal hun verhaal kwijt. Ik hou me on partijdig hoor. Diegene over wie je net hebt staan pra ten loopt op een gegeven moment toch ook weer bin nen. De mensen zijn wel bekrompener geworden. Vroe ger gingen er inderdaad hele auto's op het vuur met Oud en Nieuw, en daar liep dan de hele wijk voor uit. Nu lopen ze al te zeuren als de jongens de dag voor Oud en Nieuw een paar rotjes afsteken. Je hebt een soort sociale functie hier. Ik hou het al lemaal een beetje in de gaten. Vanmiddag belde er nog eentje. Zo van: joh, als je me mist, ik ben een paar dagen naar m'n dochter. Als ergens de gordijnen 's ochtends niet opengaan, of ik heb iemand in drie da gen niet gezien, dan ga ik toch even kijken. In de kel der heb ik vijf huissleutels hangen. Je hebt hier in dit buurtje dat ze mekaar helpen. Als iemand pech aan z'n auto heeft, dan staan er zo een p|p omheen. Laatst moest ik naar de dierenarts, en 'uwi overbuurvrouw had als wel eens gezegd: Co, als je een auto nodig hebt en ik ben er niet. pak 'm maar gewoon. Dus dat heb ik gedaan. Kijk, dat kén hier nog, zoiets." Rubriek over straten, lanen, stegen, hofjes, grachten en vaarten in Leiden en omgeving. Bewoners vertellen over de plezierige kanten van hun woonomgeving, maar ook over grote of kleine problemen. Vandaag: de Bloemluststraat in Wassenaar. De poort van de Wassenaarsche Bouwvereeniging over de Bloemluststraat. Scheidsmuur, of doorgang naar de Rooie Buurt? foto dick hogewoning meester Storm van 's Gravesande in 1912 de Wasse naarsche Bouwvereeniging op. Twee jaar later volgde de bouw van de poort op de Bloemluststraat, met de eerste 49 huisjes en 2 winkels. Dat was de geboorte van Oostdorp. DE WEDUWE. Annie Segers woont al tientallen jaren in de Bloemluststraat. Hoeveel jaar precies, dat heeft ze niet zo erg paraat. Wel herinnert ze zich het huis waarin ze daarvoor woonde. Of nou ja, huis, dat is wat te veel gezegd. Het was een schuur bij een boerderij, haar man had die omgebouwd, die zat in de wegen bouw. Als je door de gang liep zat er in de muur een luikje waar ze haar schillen doorheen kiepte, want daarachter stonden de paarden. Die keken soms zo naar binnen. Ja, dat was mooi. Maar ze wilde daar niet blijven, want het was er maar wat eenzaam. En de Bloemlust straat, die is ook heel fijn. Ze heeft er natuurlijk maar een klein huisje, maar wel lief. Eén grote kamer en boven twee slaapkamertjes. Haar man had op de overloop twee inhammetjes gemaakt voor hun twee jongens en de twee meisjes sliepen in het kamertje aan de voorkant, in één bed. Nee, ze zou hier voor geen goud vandaan willen. De mensen kennen je, en letten op je. Zoals Suze van Eg mond, dat is haar vriendin. Haar vader heeft nog bij de gele tram gewerkt. Maar een eindje verderop, in het achterste deel van de straat, daar wonen wel heel andere mensen. Vreemde mensen. Een paar maar, niet veel. Daar zijn van die - hoe noem je dat? - uit Marokko bij. En ook een stel drugsgebruikers. Maar daar bemoeit ze zich niet zo mee, met die zaken. Ze heeft er ook niet zoveel last van. In andere straten in Oostdorp kan het wel 'ns spoken, maar hier valt dat best mee. DE WASSENAARSCHE BOUWW-REENIGING. Bettie Paardekooper van de Wassenaarse Bouwstichting, zoals de vroegere 'vereeniging' nu heet: „De huizen in de Bloemluststraat zijn doelgroepwoningen, dat is vakjargon voor de goedkopere woningen, voor men sen met weinig geld. Kleine eengezinswoningen met drie of vier kamers. De goedkoopste huisjes zijn - even kijken hoor - rond de 400 gulden per maand. Dat gaat zo door tot 540 gulden. De achtertuinen zijn wel behoorlijk diep, dat had je weer wel zo met die oudere bouw. Wat trouwens leuk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 41