Markt in de verdrukking
D
'Ik kan nog 100 jaar verder!'
936
ZATERDAG 10 OKTOBER 1998
Het voortbestaan van
de markt wordt
bedreigd. Kraampjes
komen leeg te staan, de
concurrentieslag met
de supermarkten is
bijna verloren en een
nieuwe lichting
marktlui lijkt zich niet
aan te dienen. Op de
Leiderdorpse
dinsdagmarkt staan
nog maar vijf
handelaars. In Leiden
is het aantal verkopers
op woensdag
gehalveerd. Markten in
Leiden (op zaterdag),
Katwijk en Alphen
kunnen overleven. De
anderen zullen
degraderen tot
standplaatsen van
slechts drie kraampjes.
Maar de marktkooplui
geven niet op. „Al moet
ik m'n broek van mijn
kont af vechten."
door HENK VAN BEEK
'Supermarkten maken ons kapot'
uim 26 jaar staat Karei Hessing op
I de Rijnburgse markt, weggestopt
^^op een parkeerterrein achter het
winkelcentrum In de Hoftuin. Hij probeert
daar zijn hoeslakens aan de man te brengen.
Of beter gezegd: aan de vrouw. Vooral oudere
dames wandelen nog langs zijn kraampje.
Soms stoppen ze om even bij te kletsen. Met
elkaar, of met Hessing. ,,Het heeft een tijd ge
duurd voordat ik het vertrouwen van de
Rijnsburgse 'juffies' heb gekregen", vertelt
Hessing. „Het is stug volk. Maar als ze je een
maal kennen, zit je hier wel redelijk. Ik ben
nu een deel van de inboedel."
Door die binding met de klant kan hij zijn
hoofd nog boven water houden. Behalve met
geld runt hij zijn zaak met vastberadenheid
en goodwill. Alleen dan lukt het. Daar ligt vol
gens de verkoper een deel van het probleem.
Jongeren durven niet meer als zelfstandige
op de markt te staan, weet hij. „Ze hebben
geen ruggengraat meer. De bevolking moet je
leren kennen. Ik sta niet voor niets al zo lang
op deze plek. De jeugd heeft dat geduld niet.
Ze kiezen liever de baan van bedrijfsleider in
een franchise dan het marktleven."
Het is moeilijk om personeel te krijgen, laat
staan een opvolger. Een marktkraam gaat te
genwoordig niet meer over van vader op
zoon. De markt heeft de jongeren niets meer
te bieden. Het vooruitzicht is dan ook niet
uitdagend: tachtig uur per week in een kraam
staan, in weer en wind. En aan het eind van
de maand er achter komen dat de knip net zo
vol is als die van de buurman met een kan
toorbaan.
De grootste nekslag komt van de supermark
ten. De lokale ClOOO's en Albert Heijns zijn
zes dagen per week, veertien uur per dag ge
opend. Het assortiment is uitgebreider dan
ooit. „De grote bedrijven maken de markt ka
pot", vindt de Alphense marktmeester Jan
Kesting. „Alles is daar te koop, van kroket tot
damesslip." Vooral de late sluitingstijden zijn
de marktmeester een doorn in het oog. „Dat
kunnen of willen de kooplui niet. De meesten
zijn dagelijks al veertien uur bezig met hun
handel. Dan kan je niet verwachten dat ze
daar nog een paar uur aan vastplakken. Mis
schien moet de markt wel meegaan met rui
mere openingstijden, maar ik twijfel of we
die strijd aankunnen. Een gedeelte van de
kooplui wil het proberen, een ander gedeelte
niet. Zo verbrokkelt de markt en daar wordt
de situatie niet beter van."
Het winkelend publiek is veranderd, de
markt niet. Jongeren zijn steeds vaker twee
verdieners. De prijs van de artikelen maakt
hen niet uit. 's Avonds, na het werk, wordt
een magnetronmaaltijd opgewarmd of de
pizzalijn gebeld. De markt is een verzamel
plek van groenteboeren en speculaasverko
pers gebleven. Juist daar wringt de schoen.
Het publiek wil variatie. „De markt moet juist
iets extra's bieden", vindt Chris Verplancke.
Hij is voorzitter van de regio Rijnland van de
vereniging van ambulante handel en bakker
op onder andere de Leidse zaterdagmarkt.
„Het winkelend publiek liep altijd bepakt en
bezakt over het marktterrein, met plastic
tassen vol levensmiddelen. Dat haalt men nu
bij de supermarkt. De markt moet een meer
waarde hebben, gezelligheid bieden. Ook de
producten moeten daarop aangepast wor
den."
Impulsverkoop is een oplossing volgens
Verplancke. „Een klant komt langs, ruikt een
lekker broodje en koopt dat. Dat betekent dat
je als markt snel moet inspelen op het pu
bliek. En daar is deze manier van verkopen
uitermate geschikt voor. Wij zien wat op
straat gebeurt en kunnen snel van aanbod
veranderen. Doet een marktkoopman dat
niet, dan kan het er somber uit gaan zien
voor hem."
De eerste slachtoffers worden de textiel
handelaars. Met hun lappen stof kunnen ze
niet meer concurreren met kleding uit
lage-lonenlanden. Voor de consument is het
niet rendabel om de eigen kleding te maken.
Innovatie is vrijwel onmogelijk: stof blijft stof.
Als tweede gaan de groenteboeren ten onder.
Dimo Monster, marktcommissielid in Alphen
en eigenaar van de notenbar, ziet het met le
de ogen aan. „Verderop staat een groente
man. Hij is om drie uur 's morgens al aanwe
zig, werkt de hele dag en houdt netto vrijwel
niets over. Hij zal binnenkort wel weggaan.
Het is misschien beter als hij een gewone
baan gaat zoeken." Monster staat behalve in
Alphen ook op de markt van Bodegraven,
Lekkerkerk en Ridderkerk. Gemiddeld staan
daar zo'n twintig kooplui, maar hij verwacht
dat die aantallen snel zullen slinken. „De
kleine markten verdwijnen", aldus de noten
verkoper.
De gemeentes zijn overtuigd van het belang
van de markt, maar lijken het tij niet te kun
nen keren. Om de kooplui te ontzien wordt
de financiële druk zo beperkt mogelijk ge
houden. De jaarlijkse verhoging van de kost
prijs van een kraam in Rijnsburg gaat niet
door. In Leiden betaalt de gemeente, als eni
ge in Nederland, de schoonmaakkosten. De
Leiderdorpse marktmeester stelt alles in het
werk om nieuwe kooplui te werven voor de
weekmarkt. De overtuiging dat een markt
geld moet opleveren voor een dorp of stad is
van de baan. Gemeentes nemen genoegen
met een dekking van 70 procent.
Maar waar de ambtenaren en wethouders
van economische zaken hun krachten aan
wenden om markten te behouden, werkt de
afdeling ruimtelijke ordening vaak tegen
draads. In een niet aflatende drang naar
stadsvernieuwing worden marktpleinen ver
kleind, zodat kantoren, winkels en parkeerga
rages de ruimte krijgen. Planologen duwen
de aloude markt in een verdomhoekje.
„Toen mijn vader hier stond, stond dat ge
bouw er nog niet", zegt Monster. Hij wijst op
de parkeergarage naast winkelcentrum de
Aarhof. „Het plein was langwerpig, met twee
dubbele rijen kraampjes naast elkaar. Er was
genoeg ruimte. De mensen liepen heen en
weer en hadden alle kraampjes gezien. Nu
zitten we in een blok. Sommige rijen worden
overgeslagen. Dat kost gewoon klanten." Te
leurgesteld blikt hij naar de andere kant van
het marktterrein, waar een nieuw huizenblok
is geplaatst. „Wij zijn daar niet blij mee. Met
de gemeente is overlegd, maar de bouw
kwam er toch." De notenverkoper houdt zijn
hart vast voor de toekomst, als het hele cen
trum van Alphen op de schop gaat. „Want als
ambtenaren iets in hun kop hebben, komt
heter."
Er gloort een beetje hoop aan de horizon.
Paradoxaal genoeg zou een verslechtering
van de economie de redding kunnen zijn
voor de zieltogende markt. Monster: „Men
sen hebben nu verschrikkelijk veel te beste
den, en doen dat ook. Naar de bioscoop, uit
eten of drie keer op vakantie. Hun plezier ha
len ze niet meer uit gewone dingen, zoals de
markt. Een zakje pinda's is pas weer speciaal
als die andere dingen niet meer kunnen. Ik
zou graag zien dat het wat slechter ging met
de economie...."
Die stelling wordt bevestigd door I. van
Leeuwen, voorzitter van de centrale vereni
ging van ambulante handel. „Duur gezegd:
de markt heeft een tegenconjunctuur. Dat
betekent dat als de economie goed gaat, de
markt het zwaar heeft. Met minder geld op
zak moeten de consumenten beter nadenken
over hun bestedingen. De gang naar de
markt wordt dan sneller gemaakt. Immers,
op de markt blijft je gulden een daalder
waard."
Karei Hessing: „Jongeren kiezen liever de baan van bedrijfsleider in een franchise dan het marktleven."
foto henk bouwman
Chris Verplancke: „De markt moet juist iets extra's bieden." foto henk bouwman
'MEXlMN 0"
a&BtiuE
0R1G4MAL
'WMSIC5.
Dimo Monster, marktcommissielid in Alphen en eigenaar van de notenbar: „De kleine markten verdwijnen."
foto annette lameuer
Kees Verkade veertig jaar kunstenaar
ees Verkade kneedt al veertig jaar
l beelden uit was en klei, maar hij
^voelt sinds kort weer de opwin-
Ie nervositeit van een aanstormend
loednerveus beent hij door de Pul-
10 in Den Haag, alsof hij een groen-
zijn allereerste expositietje inricht,
lemaal de schuld van zijn- goede
acteur Ton van Duinhoven. Die
iem duidelijk dat het hoog tijd was
wegen in te slaan.
Ie: „Ik had net een portret gemaakt
van Duin. Zegt Ton: 'Kees, het is
zo perfect. Je kan niet meer verder,
een zak geld meenemen, je mopie
je mooie zwembad en je mooie
even achter je laten. En je moet de
de rimboe in, je moet eens kleuren
en moet je je vrouw wel beloven dat
et een druiper thuiskomt."
|le-tocht of een duik in de goot is het
ïïden, maar Verkade volgde het ad-
Van Duinhoven wel op. Hij ging met
w en dochter vijf dagen naar Parijs
elde zich daar onder in het werk van
jwers als Rodin en Bourdelle en
daden met boeken en catalogi terug
;o. De datum van de kentering weet
recies. Vijf september vorig jaar zag
;ht in zijn atelier. Verkade: „Ik had al
•fd om torso's te maken, beelden
ïdematen, maar dat was doodgelo-
ens kreeg ik een soort ingeving en
k dat ik niet steeds een aparte torso
aken, maar een combinatie van twee
egelijk. In één uur tijd heb ik zes
schetsjes gemaakt, op A4. Ik liet m'n vrouw
en dochter in mijn atelier komen en die von
den het geweldig. Ik heb echt staan janken
als een kind. Er viel een rolluik achter me
dicht en ik zag alleen dat nog maar. Het ver
leden was afgesloten."
En nu laat de beeldhouwer - symbolischer
kan het niet - zijn nieuwe oogst voor het
eerst zien in de stad waar hij veertig jaar gele
den zijn artistieke carrière begon. In 1958
stapte hij als 16-jarig knulletje de Koninklijke
Academie in Den Haag binnen. Verkade: „Ik
was van de IVO-school (individueel voortge
zet onderwijs - HS) in Overveen geschopt. Ei
genlijk een hele makkelijk school, maar voor
mij nog te moeilijk. Niet in de zin dat het
BLO had moeten zijn, maar ik zat meer bui
ten dan binnen. Het was één gigantische
vechtpartij met de directeur. Je kent het wel,
ouders in tranen. Dan moet je achter een
handkar, moet je een baan gaan zoeken. Jan
ken.
Mijn vader kwam Aart van Dobbenburgh
tegen, de oude lithograaf die les gaf in Den
Haag. Die zei 'godverdomme - hij vloekte al
tijd aan alle kanten - 'hij moet het vak leren,
stuur 'm naar de academie. Ik wilde reclame
tekenen doen, maar ik was te laat; die afde
ling zat al vol. Van Dobbenburg zei: 'Ga nou
een jaartje boetseren'. Sinds mijn 16de heb ik
nooit meer anders gedaan."
Nu hangt om Kees Verkade het aura van
succes, glamour en geld. Hij woont in
Monaco, is daar bevriend met de rijken der
aarde en groeide uit tot een soort hofkunste
Ontketend is hij, Kees Verkade. De volksjongen die goud in zijn vingers bleek te
hebben en een regen van bronzen beelden over de wereld liet neerdalen. Hij is
bevriend met beroemdheden, woont in Monaco tussen de rijken der aarde en is
bekend als de man die iedere kop in brons kan vangen: van Tante Leen tot
Grace van Monaco, van André van Duin tot Oscar Wilde. Op zijn
jubileumexpositie in de Haagse Pulchri Studio toont Verkade dat hij na veertig
jaar kunstenaarschap opnieuw het licht heejt gezien en andere wegen inslaat.
'Ik heb staan janken als een kind'
door HOMME SIEBENGA
naar voor Prins Rainier en zijn familie. Maar
hoe is die internationale doorbraak toenter
tijd tot stand gekomen? Verkade is er de man
niet naar om daar ingewikkeldetheorieën
over op te hangen. Wat hem betreft is zijn
sprong naar het wereldsucces in eerste in
stantie te danken aan één man: de Ameri
kaanse fotograaf David Douglas Duncan. „Hij
heeft ettelijke Picasso-boeken gemaakt. Die
liet hij drukken bij Enschedé in Haarlem. Op
een kunstmarkt in Haarlem kocht hij twee
beeldjes van mij. Daarna heeft hij foto's van
mijn werk gemaakt en op zak gestoken. Hij
woonde in Zuid-Frankijk en had daar con
tact met rijke Amerikanen, zoals Kirk Douglas
en Yul Brunner. Toen hij foto's van mijn werk
liet zien, gingen ze allemaal kopen, als een
mesjokke. Op die manier kreeg ik klanten in
Amerika en raakte ik bevriend met de schrij
ver Paul Gallico. Die heeft me weer geïntro
duceerd bij zijn vriend Rainier van Monaco.
Zo is dat balletje gaan rollen."
Over de geluiden dat hij inmiddels
puissant rijk zou zijn haalt Kees Verkade zijn
schouders op. Het is allemaal onzin, maar hij
kan zich er niet druk over maken. Dat hij juist
in een belastingparadijs als Monaco terecht
is gekomen heeft totaal geen financiële rede
nen. „Dat is omdat Ludmila, mijn huidige
vrouw, daar al woonde. Daar ga ik dan toch
gewoon bijwonen. En die rijkdom? Ik wil je
de bankrekening wel laten zien. Dan sla je
dubbel van het lachen.
Hoe het ook zij, Verkade ligt 's nachts niet
te tobben over de toekomst, want hij blijft
natuurlijk portretten in opdracht maken,
zoals Couperus van wie gisteren een stand
beeld werd onthuld dat Verkade maakte voor
de gemeente Den Haag. Dat zijn de 'eetklus-
jes' tussendoor. Maar eerlijk gezegd is zijn
nieuwe, vrije werk immens veel belangrijker
voor hem. En dan gaat het niet alleen om de
beelden, maar ook om de kleurige tekenin
gen en zeefdrukken die in Pulchri aan de
muur hangen. „Ik had al tien tot vijftien jaar
lang zo'n verschrikkelijke behoefte aan kleur.
Want je bent toch altijd met donker brons
bezig. Het is zo zwaar. Vroeger maakte ik
nauwelijks tekeningen. Nu, met mijn nieuwe
werk, zet ik als ik een idee heb, wham!, eerst
alles op papier. Het is de eerste keer dat ik
behalve beelden ook werk op papier laat
zien. Het is nieuw, nieuw! Ik kan nog 100 jaar
verder!"
De officiële kunstpausen hebben nooit zo
veel op gehad met het werk van Verkade,
maar dat gevoel is geheel wederzijds. Verka
de heeft desgevraagd wel eens gezegd dat hij
vindt dat het Stedelijk volhangt met rotzooi.
Dat hij de tent van Fuchs liever mijdt en eer
der een bezoek brengt aan het Rijks of het
Van Gogh. „Het doet mij gewoon niet veel,
die moderne kunst. Moet het mij iets doen
dan? Ik heb dus ook een pesthekel aan die
Amerikanen die door musea met koptele
foons op wandelen, die zelf niet bepalen wat
ze vinden, maar zich laten vertellen wat ze
ervan moeten vinden. Daarom is het zo'n
arm volk.
Nee, met die kunstwereld heb ik verder
niks te maken. Ik heb een gezin. Wat er bui
ten gebeurt, dat vind ik prima. Laat mij nou
gewoon lekker aan het werk. Wat die muse
umdirecteuren van mijn nieuwe werk vin
den, ik weet het niet. Wat ik heel belangrijk
vind, is dat twee grote architecten, Cees Dam
en Arno Meijs, dol-enthousiast hebben gere
ageerd. Wat ze mooi vinden, denk ik, is dat je
deze beelden allejezus kan uitvergroten. Dat
was bij mijn oudere werk niet mogelijk want
dan verdwenen de verhoudingen. Dit kan je
vier meter hoog maken. Gieterijen hebben
daar speciale apparatuur voor die het model
drie tot vier keer opblazen.
Ik denk dat het ook die kant uitgaat. Mijn
hoop is dat architecten - die groot denken -
er iets mee willen doen. Ik denk aan project
ontwikkelaars, misschien overheden. Het kan
groter, groter, groter."
Expositie Kees Verkade; Bronzen, tekenin
gen en zeefdrukken; 10 t.m. 29 oktober (di.
t.m. vrij. 11.00 uur-17.00 uur, za. en zo.
13.00 uur-17.00 uur); Pulchri Studio, Lange
Voorhout 15, Den Maag.