Cultuur Kunst
wee miljoen
xtra voor
ïieuw LVC
Eeuwige visitekaartjes in Penningkabinet
>chone
Schijn
De Parelvissers plichtmatig
Van wenkend perspectief
tot een mooie herinnering
William Byrd Ensemble dynamisch
TERDAG 26 SEPTEMBER 1998
iptempel verhuist liever niet
mengde gevoelens heeft LVC-voorzitter F. Delemarre
de twee miljoen gulden extra die het college in de ge-
entebegroting heeft uitgetrokken voor het nieuwe on-
komen van de Leidse poptempel. Eerder stond het
genoteerd voor een bedrag van drie miljoen gulden,
voor vijf. Het LVC neemt daarvan een miljoen gulden
ir eigen rekening.
Middelstegracht als opties wor
den beschouwd. Optie nummer
vier, nieuwbouw van het LVC
elders in het plangebied van het
Aalmarktproject, is naar de ach
tergrond verdrongen. De plan
nenmakers willen over zo veel
mogelijk vierkante meters win
kelvloeroppervlakte kunnen be
schikken.
Wethouder Pechtold sluit niet
uit dat als het besluit tot nieuw
bouw voor het LVC valt, jonge
rencentrum 't Stathuys in de
verdere plannen wordt betrok
ken. Voor het nieuwe onderko
men van deze instelling is an
derhalf miljoen gulden uitge
trokken in de gemeentebegro
ting. Pechtold benadrukt dat
het niet de bedoeling is LVC en
Stathuys 'ineen te schuiven'.
Wel kunnen beide instellingen
in een en hetzelfde gebouw te
rechtkomen.
Behalve voor het LVC zijn er
in de begroting ook extra gelden
uitgetrokken voor de biblio
theek, Lakenhal, Schouwburg
en het CBK. Deze instellingen
krijgen in totaal acht ton méér
dan in voorgaande jaren.
Pechtold: „Het zijn allemaal
extraatjes om knelpunten weg
te werken. Ik vind de bedragen
nog te bescheiden want ik vind
dat Leiden sowieso veel meer
geld voor cultuur moet over
hebben. Mijn missie is nog niet
voltooid."
'Ben ik in beeld', tentoonstelling van portretpenningen
LEIDEN WIM KOEVOET
ie miljoen was het budget
de verbouwing van ons
dige onderkomen aan de
estraat, onze favoriete optie.
natuurlijk niet onplezierig
er twee miljoen gulden bij
rijgen maar ik ben bang dat
extra geld nodig is om een
ïwe locatie elders in de bin-
stad te bekostigen. En wij
sn hier blijven", zegt Dele-
re.
et LVC heeft al geruime tijd
klaarliggen voor een
louwing van het pand Bree-
at 66, maar het poppodium
laar op de schopstoel nu de
ïeente in het geheim plan-
ontwikkelt voor een winkel-
trum in het gebied tussen
estraat en Aalmarkt. Voor
einde van dit jaar moet dui-
jk zijn waar de gemeente het
wil laten. Zowel D66-wet-
der A. Pechtold (cultuur) als
collega T. van Rij (PvdA/r-
telijke ordening) laat door-
Bmeren dat het LVC in de
inen voor het winkelgebied
fat de nieuwe locatie van het
I dan wordt, is niet bekend
uit betrouwbare bronnen
af te leiden dat de voorma
brandweerkazerne aan de
g, een locatie aan de
imermarkt bij de Lakenhal
het LDM-gebouw aan de
Een medaille overgehouden aan een bosloop van
kortgeleden en de portretpenning van Karei V, in
zijn tijd heerser over de Nederlanden, Luxem
burg, delen van Frankrijk, Spanje, Duitsland en
Oostenrijk. De vergelijking lijkt vergezocht. Er zit
ten maar liefst vijf eeuwen tussen, de technieken
waarmee de penningen zijn gemaakt zijn bijkans
tegengesteld (gieten versus slaan) en echt op el
kaar lijken, doen de afgebeelde sportievelingen
en de bestrijder van Turken en het protestantis
me ook al niet.
„Maar het doel van beide penningen is in zeke
re zin hetzelfde", betoogt directeur M. Scharloo
van Het Koninklijk Penningkabinet. In het
aan het Rapenburg gevestigde rijks
museum is gisteren een tentoon
stelling van zo'h 120 portretpen
ningen uit de Italiaanse Re
naissance begonnen, onder
de titel 'Ben ik in beeld?' En
met haar 'statement' van zo
juist, neemt Scharloo de in
druk weg dat 'Ben ik in
beeld?' neerkomt op een
lange rij vitrinekasten met
duffe muntjes uit een ver
verleden.
„Bij zowel zo'n sportme-
daille als de portretpenningen
bewijzen de gever en de ont
vanger elkaar eer", zegt ze.
portretpenning uit de Itali
aanse Renaissance is in ze
kere zin te vergelijken met
het visitekaartje van nu. In
die tijd was het uitdelen van
visitekaartjes voorbehou
den aan de elite. Doordat ze
van metaal werden ge
maakt, zijn ze permanent
en daarom voor pauzen,
vorsten en landheren zeer geschikt om zich zo te
vereeuwigen."
Ze vervolgt: „In de Renaissance was men heel
erg bezig met de vraag: hoe geven wij onszelf
weer? De boekdrukkunst was net uitgevonden.
Vanaf 1380 kon je je laten portretteren door een
schilder maar dat was heel duur en je kreeg ook
maar één schilderij."
Het antwoord op de vraag hoe men zijn beelte
nis kon verspreiden, kwam uit de bodem, weet de
directeur van het Penningenkabinet. Daar wer
den in de Renaissance bronzen en koperen mun
ten met de portretten van Romeinse keizers aan
getroffen.
Geld dus. Maar de munten werden aangezien
voor visitekaartjes omdat er in de Renaissance al
leen gouden en zilveren geld in omloop was. De
vondsten brachten de elite op een idee. De por-
Portretpenning van Cosimo de' Medici,
bedoeld als eerbetoon aan de man die
na zijn dood de eretitel Primus Pater Pa
triae (de eerste vader van het vaderland)
kreeg.
tretpenningenmanie was hiermee begonnen.
Vooraanstaande families (zoals De Medici),
pausen, predikers en vorsten huurden bij voor
keur Italiaanse kunstenaars in om zich op por
tretpenningen te laten vastleggen. Ook aan de
keerzijde van de medaille werd veel aandacht be
steed. „Daar liet men een soort logo aanbrengen.
De achterkant vertelde alles over hoe de gepor
tretteerde herinnerd wilde worden. Op donkere
winteravonden was er geen leuker spel dan te ra
den wat er met al die logo's,werd bedoeld. Het
waren de cryptogrammen van toen."
„Het was echt heel bijzonder om zo'n portret
penning te krijgen. De gever wilde er de verbon
denheid met de ontvanger, meestal een onder
daan, mee tot uitdrukking brengen. Het was
een heel beladen gebaar. Echt van een
heel andere orde dan Ronald en
Frank de Boer die bijna achteloos
handtekeningen uitdelen aan en
thousiaste fans. Met zo'n por
tretpenning gaf je haast iets
van jezelf weg. Bovendien zijn
de gebroeders De Boer over
honderd jaar vergeten en
leeft, bij wijze van spreken,
het meisje van veertien jaar
dat is afgebeeld op een van de
penningen van de tentoonstel
ling over duizend jaar nog. De
tand des tijds heeft geen enkele
vat op dit prachtige bronzen
beeldhouwwerkje. Zeg nu zelf, ze lijkt
nog altijd van vlees en
bloed."
Belangrijker dan dat de be
zoekers van de tentoonstel
ling 'de namen en de biogra
fietjes van de geportretteer-
den onthouden' vindt Schar
loo het 'dat ze aan het na
denken worden gezet over de
betekenis van het vereeuwi
gen van jezelf. Een stimulans daarbij is het 'foto
hokje' temidden van de fraaie, kleurrijke kijkdo
zen waarin de puntgave portretpenningen zijn
uitgestald. Hierin kunnen de bezoekers met be
hulp van een beeldscherm een portretpenning
van zichzelf laten maken. Waarom 'wij' onze
beeltenis tegenwoordig niet zo en 'zij' toen juist
wel voor eeuwig wilden laten zijn? Scharloo
waagt zich aan een verklaring: „In de Middeleeu
wen was het eeuwige leven in het paradijs be
langrijker dan het tijdelijke leven op aarde. In de
Renaissance, de periode die daar op volgde, wilde
men ook iets eeuwigs op aarde achterlaten. Te
genwoordig gaat het de meerderheid in dit deel
van de wereld goed. De kwaliteit van het leven is
enorm toegenomen. Onze heilsverwachting is
daarentegen scherp verminderd. Het gaat ons
meer om het nu."
FOTO D'ARTS
Het enige schilderij waarop een portretpenning is afgebeeld. Een man toont vol trots een penning van
Cosimo de' Medici. Dit schilderij van Sandro Botticelli, eigendom van het Uffizi in Florence, is op de ten
toonstelling niet te zien. De erop afgebeelde portretpening wel.
FOTO D'ARTS
voetballer die de bal op de
lijn tegen het net zou kun-
blazen maar in plaats daar-
het speeltuig teruglegt op...
een tegenstander. De
renner die met nog één pe-
slag de wereldtitel kan ver
en maar die bij nader in-
voluit remt, 180 graden
lit en zijn achtervolgers te-
oet rijdt. De stad die na een
fjaar een gouden toekomst
istivalstad blijkt te hebben
r de WV opdraagt voor
tse evenementen vooral
andere gemeenten te ver-
;n.
oetballer uit het eerste
beeld moet wel Ronald of
k de Boer zijn die in de fi-
om de Europa Cup 1 tus-
ijax en Barcelona zijn hui-
en toekomstige broodheer
ittelijk met elkaar verwart,
rielrenner uit het tweede
beeld heeft ongetwijfeld
overdosis Epo onder zijn
tje gespoten. Maar wat de
se cultuurwethouder
ander Pechtold van D66 en
dtuurspecialisten van de
ere politieke partijen man-
'n, mag Joost weten. Inder-
dhet derde voorbeeld slaat
len. En berust in tegenstel-
tot de eerste twee niet op
asie maar is absurde werke-
ïeid.
len was in 1997 Cultuurstad,
varen vorig jaar van verschil -
le kanten, ook door Leiden
vele honderdenduizenden
lens extra beschikbaar ge-
om het Leidse culturele
gramma eens flink op te tui-
Dat leverde een klein aan-
aislukkingen en veel meer
:esnummers op: Cultuur op
de Nacht van de Kunst,
linoville, Cirque Plume enz-
rts, enzovoorts,
project heette weliswaar
ut Leiden Cultuurstad 1997
een van de voornaamste
len was dat 'we' er iets aan
den overhouden. Tot ver in
olgende eeuw. Vóór de ope-
[van het cultureelste jaar
deze stad ooit heeft beleefd,
MUZIEK RECENSIE
1-
Leiden Cultuurstad: peurbakkentocht?
ARCHIEFFOTO MARK LAMERS
SUSANNE LAMMERS
Opera: De Parelvissers van G. Bizet door
de International Donau Opera o.l.v.
Walter Althammer. Gehoord: 24/9,
Schouwburg, Leiden. Nog te horen: 9/10,
Stadsschouwburg, Haarlem.
Mannenvriendschap en hoe
een vrouw daartussen komt.
Dat is het nog altijd aanspre
kende thema van de opera De
Parelvissers. Maar ook muzikaal
gesproken heeft Bizets jeugd
werk een nog altijd effectief the
ma: het duet tussen de twee
vrienden dat telkens weer op
duikt. Iedereen kent het, is het
niet de versie van Willy Alberti,
dan wel die van Pavarotti.
Het verhaal is van een verbijs
terende eenvoud: twee man
nen, verliefd op hetzelfde meis
je, beloven elkaar afstand te
doen van hun liefde, maar de
een houdt zijn woord niet. Als
dat de ander duidelijk wordt,
wil die wraak. Maar uiteindelijk
zegeviert zijn nobele inborst en
offert hij zich op voor de twee
geliefden. Georges Bizet schreef
de muziek toen hij vierentwin
tig jaar oud was. In Parijs was
het destijds, in 1863, een matig
succes, maar in Nederland werd
de opera zo'n zeventig jaar later
wél populair.
De International Donau Ope
ra (voorheen de Staatsopera van
Rousse), dat grossiert in be
roemde en dus bekende ope
ra's, maakt er een weinig op-
zienbarende voorstelling van.
Vorig jaar kwamen ze naar de
Schouwburg met II Trovatore,
en eigenlijk was het nu meer
van het zelfde, maar dan in het
Frans.
Alleen speelt het orkest nu
verdienstelijker, onder leiding
van Walter Althammer, voor
heen verbonden aan de Hoofd
stad Operette. Het etaleert en
thousiast de fraaie orkestratie,
speelt vakkundig en genuan
ceerd. Een klarinet streelt. Ook
de bariton (Denis Leandri als
Zurga) maakt iets van zijn par
tij, weet in de derde acte zelfs
sopraan Ramona Eremia (als
Leila) mee te slepen, zodat hun
samenzang méér lijkt te zijn
dan alleen maar werk. Heel
even is er dan wraakzucht en
gepassioneerde liefde, een wel
kome afwisseling na alle plicht
matigheid.
Want die overheerst. Dat is
voor het grootste deel te wijten
aan de regie. Die is statisch en
totaal niet bedacht om een ver
haal te vertellen. Het decor is
van oudbakken bordkarton en
teveel personages hebben te
weinig te doen, heffen in wan
hoop hun armen ten hemel en
vervelen zich. Dat uit zich in
routineuze koorzang en een te
nor die zijn liefde verklaart alsof
hij een afhaalpizza bestelt.
MUZIEK «RECENSIE
beloofden betrokkenen elkaar
plechtig - het staat ook vast wel
ergens zwart op wit - dat Leiden
Cultuurstad 1997 geen incident
mocht zijn. In haar onlangs uit
gebrachte evaluatierapport stelt
de Stichting Zuidhollandse Cul
tuursteden dat in Leiden de cul
turele kansen voor het oprapen
liggen.
Als alle kunstenmakers en orga
nisatoren nog wat beter samen
werken en als al die verbouwin
gen van musea, schouwburgen
en podia achter de rug zijn, kan
het oogsten beginnen. Een con
clusie die overigens al op 1 ja
nuari 1998, direct dus na het
cultureelste jaar ooit, had kun
nen worden getrokken. Maar
goed, Leiden Cultuurstad 1997
was zeer geslaagd en het maken
van een evaluatienota is dan al
snel één grote zelfbevlekking en
daar mag je, zeker als onthaas
ten de trend is, best wat tijd
voor nemen.
In de raadscommissie cultuur
werd het stuk drie maanden na
ontvangst dan eindelijk bespro
ken. De raadsleden hadden dus
ruimschoots de tijd gehad om
de strakke voorzetten uit de no
ta in te koppen. Op de publieke
tribune zat bijna niemand uit
de culturele hoek. De jongens
en meisjes van cultuur waren
vermoedelijk ontmoedigd door
een opmerking tussen de regels
in het raadsvoorstel. „Houden
zo", heeft een ambtenaar met
een verontrustend laag ambitie
niveau geschreven na de getyp
te zin: „De stad Leiden ontbeert
een festival van allure."
Pechtold is de buikspreekpop
van deze onbekende maar
machtige ambtenaar want hij
smoorde het debat in de kiem
met de mededeling dat er van
zijn kant geen initiatieven zijn
te verwachten voor grootse
Leidse festivals. Hij wil er ook
geen geld voor uittrekken. Van
festivals zijn er al zo veel in an
dere steden, betoogde hij. Wat
moet Leiden dan nog? Aldus de
wethouder. En het werd nog er
ger. „We zijn al zo verwend in
Leiden. Mijn collega in Spijke-
nisse heeft me dat pas nog ge
zegd." Waarna een zielig ver
haal volgde over de culturele
evenementen in Spijkenisse die
pas kunnen beginnen als de
boekenrekken van bibliotheek
De Boekenwurm opzij zijn ge
schoven.
Wat Pechtold zou kunnen doen,
zei hij, is 'aansluiten bij iets be
staands'. Het eerste wat de wet
houder te binnen wilde schie
ten, waren de Lakenfeesten.
Maar hij werd niet koud of
warm van zijn eigen ingeving.
„Zonder een waardeoordeel te
willen uitspreken, stel ik vast
dat ook die ooit in gqng zijn ge
zet als iets zeer cultureels maar
dat ze zijn verworden (Van Dale:
ontaarden, bederven, vuil wor
den.) tot een massaspektakel."
En hij raaskalde verder. Zonder
dat ook maar één raadslid hem
tegensprak. Waarmee Leiden
Cultuurstad in nog geen half
uur was, eh, verworden van een
wenkend perspectief tot een
herinnering.
LEIDEN WIM KOEVOET
LIDYVAN DER SPEK
'Het hoge Noorden' door vocaal ensemble
'William Byrd' o.l.v. Nico van der Meel,
m.m.v. Hkan Vramsmo, bariton. Gehoord
24/9, Doopsgezinde Kerk, Haarlem. Te
zien: zondagmiddag 27/9, 15 uur, Lok-
horstkerk Leiden.
Zelf noemt Nico van der Meel
zijn programmakeus een ratje
toe, maar dat is een chaotische
uitspraak na een concert van
louter Scandinavische compo
nisten. Ook al hebben al die
'noordse' jongens een exotisch
graantje meegepikt. Uit de ver
zameling van oude liederen en
ballades van het Finse volk de
'Kanteletar' zingt het William
Byrd Ensemble drie liefdeslied
jes van Sibelius. In zijn muziek
weerspiegelt zich de geschiede
nis, het klimaat en de natuur
van zijn land. Door de her
nieuwde belangstelling voor de
volksmuziek krijgen zijn com
posities internationale beteke
nis.
De glanzende warme klank
kleur en eveneens de uitbundi
ge dynamiek zijn bij het William
Byrd weer meteen aanwezig. De
uitspraak lijkt perfect, heldere
articulatie in de meest gekke
Finse woorden als 'hyvaa iltaa
lintuseni'. Dat is in de minder
noordelijke laaglanden eenvou
dig 'goedenacht, mijn vogeltje'.
Nee, dan ligt dat Noors heel
wat makkelijker in 't gehoor.
'Hvad est du dog skjön, ja skjön,
du allerlifligste Guds Sön!' kan
toch niets anders betekenen
dan 'wat ben je toch schoon, ja
schoon, jij allerliefste Godszoon!
De Zweedse bariton Hkan
Vramsmo soleert o.a. in deze en
drie andere geestelijke liederen
van Edvard Grieg. In de Latijnse
Hymnen van de Zweed Otto 01-
sen (1879-1964) zingt hij nog
wat onwennig, weinig kleurend
met het koor, een beetje als een
Russische voorzanger. In Grieg
wordt Vramsmos stem warmer
en intenser. Zijn interpretatie is
helder en doorleefd. Het koor
hangt als een mooi golvend gor
dijn achter hem. Er is in dit pro
gramma ook ruim aandacht
voor de 20ste-eeuwse compo
nisten als Olson, Carlstedt,
Rautavaara, Werle en Mellnas,
die hun composities verdiepen
door Spaanse, Italiaanse en
Zuid-Amerikaanse invloeden
toe te laten. In de Lorca liederen
van E. Rautavaara (1928—) weet
het ensemble de spanning dra
matisch te doseren, prachtige
uitbarstingen naast lange lijnen
van geleidelijkheid. De Zweed
Wilhelm Stenhammar
(1872-1927) roept in 'Septem
ber' een sfeer als Edward Elgar
op, alsof er altijd een ruisende
wind waait, wolken voorbij zei
len.
Lars Johan Werle (1926—)
schildert een mengeling van Ita
liaanse expressie en Scandinavi
sche ingetogenheid. Op een
tekst van Petrarca in de Canzo
ne 126 zijn spreekzangen ver
weven, waardoor deze expressi
viteit nog meer tot z'n recht
komt: 'spirito lasso' doodver
moeid, 'o piëta!' als een
schreeuw, 'col bel velo' als een
lieflijke sluier. Hier gebeurt echt
van alles, spreken, zingen, glij
den, schreeuwen.
Bossa Buffa van Arne Mellnas
heeft een allergekste grafische
partituur, die allerwege vrijhe
den toelaat, maar ritmisch vast
zit aan de Bossanova. Op de
woorden van Cicero 'Niemand
danst nuchter, als hij tenminste
niet krankzinnig is' wordt er ge
kletst, gefluisterd, gescandeerd
op knip, klok, kus, door de teno
ren geëxalteerd gekird, geschokt
op 'nemo, nemo' (niemand).
Dankzij ijzersterke directie van
Van der Meel verloopt deze uit
smijter zoals het hoort: bezo
pen!
Enige rode draad
is de stoel zelf
BEELDENDE KUNST RECENSIE
MARTIJN VERHOEVEN
Tentoonstelling: 'De Stoel van de Kunste
naar'. Te zien: t/m 4 oktober (voor ope
ningstijden: 071-5614372), Ambachts- en
Baljuwhuis, Voorstraat 12-14, Voorscho-
'De Stoel van de Kunstenaar', zo
heet de tentoonstelling die de
Voorschotense Kunstkring mo
menteel organiseert op de zol
ders van het Ambachts- en Bal
juwhuis. Het idee erachter is
simpel: koppel steeds twee kun
stenaars aan elkaar en vraag
hen 'op eikaars stoel te gaan zit
ten'. De deelnemende kunste
naars blijken die opdracht nogal
verschillend te hebben uitge-
legd.
De enige rode draad door de
tentoonstelling is eigenlijk de
stoel zelf, die steeds weer in
nieuwe gedaantes opduikt. Dat
hoeft een spannende tentoon
stelling niet in de weg te staan,
integendeel. Maar hoe gevari
eerd ook, in dit geval hebben
(bijna) alle bijdragen één ding
met elkaar gemeen: ze weten
niet te overtuigen.
Neem nu het gelegenheids
duo Anne Hulleman en Bertus
de Korte, beiden keramist. Het
resultaat van hun samenwer
king is de 'Stoel van de Voge
laar', een nogal melig uitgeval
len tweezijdig miniaiuurstoellje
voor vogelkijkers, 'opgeleukt'
met beschilderde vogeltjes van
keramiek. Of de schilderijen van
Marlies van Boekei. Van Boekei,
die het werk van collega Sascha
Zuidam als uitgangspunt nam,
zegt geboeid te zijn door de te
genstelling van losse en straldce
vormen. Dat zal best, maar van
die tegenstelling is in haar werk
weinig terug te vinden.
Een verrassende uitzondering
evenwel vormt het werk van
Gerda Soet. Zij heeft de stoel tot
de meest essentiële basisvorm
teruggebracht. Drie ragfijne
langgerekte zetels van ijzer lij
ken speciaal voor de tentoon
stellingsruimte ontworpen. Hoe
rank hun ijzeren gestaltes ook
aandoen, ze bezitten evengoed
de kracht om de ruimte in bezit
te nemen. Ook een lijnets in
zwart/wit van Truus Groen is
het bekijken meer dan waard.
De werken van Groen en Soet
weten te verleiden tot verdie
ping maar ze kunnen de ten
toonstelling niet redden. Daar
voor zijn te veel bijdragen ge
stoeld op fletse ideetjes.