SOAP: kweekvijver
voor filmacteurs
K
'Meer camera-ervaring dan
meeste filmacteurs'
Jullie
Antonie Kamerling speelt hoofdrol in 'Het 14de Kippetje'
„Ik ben bij een soap begonnen, maar wilde eigen
lijk altijd filmacteur worden. Ik had het idee dat je,
als je één of twee keer per jaar een speelfilm zou
maken, je de rest van het jaar niks hoefde te doen.
En niks doen was mijn levensdoel", zegt Antonie
Kamerling, hoofdrolspeler in de openingsfilm van
het Nederlands Film Festival Het 14e Kippetje.
Hoewel hij al verschillende speelfilms op zijn naam
heeft staan - Kleine Blonde Dood, Suite 16, AU Stars
- wordt zijn naam nog altijd in een adem genoemd
met Goede Tijden, Slechte Tijden. Kamerling zit er
niet mee. „Ik vond het heerlijk om in een soap te
spelen. Daarvoor had ik van alles gedaan, model
lenwerk enzo, omdat ik geloofde dat ik ooit ontdekt
zou worden. Mensen om me heen verklaarden me
voor gek, zeiden dat ik naar de toneelschool moest,
maar daar had ik geen zin in. Ik zag het niet zitten
om weer naar school te gaan."
De toneelschool is, vindt Kamerling, de perfecte
vooropleiding voor mensen die aan het toneel wil
len. „Voor film kim je je afvragen wat een betere
opleiding is, toneelschool of soap. Mensen van de
toneelschool komen inhoudelijk een stuk beter be
slagen ten ijs dan ik, ze weten hoe ze een rol moe
ten opbouwen. Ik mis veel basiskennis in de tech
niek, in het denken over een rol. Een soap is in-
stantwerk. Daar staat tegenover dat ik meer came
ra-ervaring heb dan de meeste filmacteurs, alleen
omdat ik drie jaar non-stop Goede Tijden heb ge
daan. En dat is van onschatbare waarde."
Dat soaps meer geaccepteerd zijn dan vroeger heeft
volgens Kamerling alles te maken met het niveau.
„Ik ben ooit door een castingdirector benaderd
voor Vals Licht, maar de regisseur daarvan, Theo
van Gogh, peinsde er niet over mij een rol te geven.
Dat is nu wel anders. De soaps zijn veel beter dan
vroeger. Als je nu banden ziet van de eerste afleve
ringen van Goede Tijden schrik je je dood: niet om
aan te zien. We waren allemaal beginnelingen. Nu
is alles veel professioneler. Nieuwelingen zijn nog
steeds niet erg goed, maar die trekken zich wel op
aan de anderen."
Antonie Kamerling, filmacteur in 'Het 14de Kippetje': „Bij film denk je, bij soap doe je." foto gpd rene de
Het grootste verschil tussen het acteren voor speel
film en soap zit in de voorbereidingstijd, weet Ka
merling. „Bij een soap concentreer je je op een hele
dag opnames en dan staat er meteen een hele afle
vering op. Bij film concentreer je je op één of twee
scènes. Je praat bij film ook veel meer met de regis
seur, denkt de hele dag na over een rol. Bij soap
denk je niet, je doet."
In Het 14e Kippetje speelt Kamerling voor het eerst
een rol die niet dicht bij zijn eigen karakter ligt. Het
is tevens zijn eerste low-budget film. „De jongen
die ik speel is een soort anti-held. Hij gaat trouwen
en is met zijn vriendin op weg naar het diner dat
zijn vrienden voor hen hebben georganiseerd. Ik
denk dat het een heel grappige, tragische film is ge
worden, een beetje absurd ook. Tot nu toe heb ik
het me kunnen permitteren alleen films te doen die
ik leuk vind, die me prikkelen, maar als ik straks
geen geld meer heb, gaan mijn nonnen gewoon
weer naar beneden. Als het moet, ga ik weer lekker
in een soap spelen."
Jong talent steeds vaker in de bioscoop te zien
Antonie Kamerling (ex-GTST) speelt de hoofdrol in de speelfilm 'Het 14e Kippetje'. Jos Stelling maakt een film met Katja
Schuurman (eveneens GTST). Soapacteurs Maureen Du Toit (Goudkust) en Cas Jansen (GTST) zijn volgend jaar ook in de
bioscoop te zien. Filmmakers graaien steeds gretiger in de bak met ooit verguisde soapacteurs. Omdat ze bekend zijn en talent
hebben, maar ook omdat ze het vak beheersen. De soap als broedplaats voor nieuw talent.
arina Smulders mocht
van haar ouders niet naar Neder
landse soaps kijken en had dus
nog nooit een aflevering van On
derweg naar Morgen gezien toen
ze op haar zestiende auditie deed
voor de rol van Lotje. Ze wilde
acteerervaring opdoen en soap
bood die kans. „Bovendien ben
ik gek op aandacht. Misschien
was dat stiekem de belangrijkste
reden voor die auditie.
Nu, twee jaar later, gaat Smul
ders alsnog naar de toneelschool.
Tijdens de toelatingsprocedure
heeft ze niet gezegd dat ze bij
Onderweg naar Morgen werkte,
uit angst niet serieus te worden
genomen. „Het vak van soapac
teur mag dan wat meer erken
ning krijgen dan vroeger, veel ac
teurs doen er nog steeds behoor
lijk denigrerend over. Ik moet me
vaak verdedigen.
Drie soaps telt Nederland,
twee nieuwe zijn in de maak. De
oudste Nederlandse soap is Goe
de Tijden, Slechte Tijden (RTL4),
dat aan zijn negende seizoen is
begonnen. Onderweg naar Mor
gen (Veronica) gaat zijn zesde
seizoen in, Goudkust (SBS6) zijn
derde. In totaal trekken de soaps
ruim drie miljoen kijkers per dag.
Voor al die soaps zijn acteurs
nodig, vooral jonge acteurs: te
jong om een gedegen acteerop
leiding achter de rug te kun'nen
hebben. Het heeft tot de merk
waardige omkering geleid dat
soap in plaats van een podium
voor gevestigde acteurs, een
broedplaats van nieuw talent is
geworden, een kweekvijver waar
in gretig gevist wordt door film
makers als Jean van de Velde en
Jos Stelling.
Hofleverancier
De echte ontdekker van al dat
verse talent is Hany Klooster.
Deze 'hofleverancier van Joop
van den Ende', zoals hij zichzelf
omschrijft, is vanaf het prille be
gin verantwoordelijk vooï de cas
ting van de drie Nederlandse
soaps. Antonie Kamerling, Rein
out Oerlemans en Katja Schuur
man deden hun eerste screen
tests in de donkere kamer achter
Kloosters kantoor in Amsterdam.
Zijn monopoliepositie, op soap-
gebied ziet Klooster vooral als
een voordeel. „Omdat we ze alle
—lirip dnpn 7,,11,-n ni« ipm.mn
voor een gastrol casten die net
op dat moment in een andere
soap te zien is.'Dat risico loop je
wel als je met verschillende cas
tingbureaus werkt.
Allé rollen gaan door Kloosters
handen. De pizzakoerier die een
malig opduikt, de rechercheur
die een paar weken blijft hangen
en de hoofdrolspeler met idool
potentie. Gemiddeld vallen er
honderd brieven per week op de
deurmat van Harry Klooster Cas
ting in Amsterdam, met teksten
als 'Wat Katja Schuurman kan,
kan ik veel beter'. Soms is dat zo,
meestal niet. en dan belanden ze
in de bak 'figuranten', sainen
met dui/.erlden anderen.
Lang niet iedere briefschrijver
komt voor een screentest in aan
merking. Klooster: „We selecte
ren op acteerervaring, mensen
die bijvoorbeeld lessen volgen
aan een jeugdtheaterschool heb
ben een pre, maar we kijken ook
of een brief een beetje intelligent
geschreven is en of de brief
schrijver meer ambieert dan al
leen roem. Ze hoeven geen ac
teur te zijn, ze moeten het wel
willen worden."
Klooster (51) had ooit zelf die
ambitie. Hij volgde een opleiding
zang en acteren aan de Acade
mie voor Podiumvorming in Den
Haag, die hij niet afmaakte om
dat hij na een paar jaar 'de prak
tijk inrolde', eerst als zanger, la
ter als publiciceitsagent en
manager voor filmacteurs: „Ik
bleek een geboren regelneef."
Dat hij zelf geacteerd heeft, komt
hem in zijn huidige werk goed
van pas. „Ik weet hoe het werkt,
wat ze moeten doen. Maar goed
casten is toch vooral een kwestie
van intuïtie."
Nieuwe, onervaren soapac
teurs hebben in het algemeen
geen idee waar ze aan beginnen.
„Ze worden echt in het diepe ge
gooid", zegt Klooster. „Er moet
vijf dagen per week in een be
hoorlijk tempo worden geac
teerd. En door hun dagelijks ver
schijnen op televisie raken ze
snel hun anonimiteit kwijt en dat
grijpt diep in. Meespelen in een
soap zet je wereld op zijn kop.
Ineens word je uitgenodigd voor
premières, komen er allerlei
commerciële klussen op je af.
Niet iedereen kan daar tegen, de
rnc" stiiw vnnral rip innwrp,,
Karina Smulders, ook bekend als Lotje uit 'Onderweg naar Morgen':
„Het vak van soapacteur mag dan wat meer erkenning krijgen dan vroe
ger, veel acteurs doen er nog steeds behoorlijk denigrerend over. Ik
moet me vaak verdedigen." foto kippa
soon hoort. Toen hij eenmaal
een jaar bezig was, begon hij
over zijn rol na te denken en dat
veroorzaakte even een terugslag.
Vervolgens speelde hij iedere ge
arriveerde acteur weg. Antonie
heeft het vak echt geleerd bij
Goede Tijden.
Broedplaats
Soap is de moderne broedplaats
voor acteertalent, vindt Klooster.
„Wie vroeger praktijkervaring
wilde opdoen, liep stage bij een
toneelgezelschap. Tegenwoordig
speel je de receptionist in een
hotel in Goudkust. Zo kun je
groeien en groeien. Maar lang
niet alle acteurs kunnen het. Bij
een speelfilm graaf je je in een rol
in, bij een soap moet je gewoon
spelen. Wat wil je: er worden vijf
afleveringen per week opgeno-
mpn lp Ipprl v;m ie fnntpn
nog wel eens naar de bol. Je cast
niet alleen op talent. Mentaliteit
en discipline zijn ook belang
rijk."
Casting voor een soap is, zeker
in het geval van jongeren, in de
regel 'typecasting': iemand een
rol geven die dicht bij zijn eigen
persoonlijkheid ligt. Dat heeft
vooral te maken met het gebrek
aan opleiding en ervaring bij de
jonge acteurs, die zich daardoor
moeilijk kunnen verplaatsen in
een rol die ver van hen afstaat.
Klooster: „Bij soap is het be
langrijk of iemand iets doet op
het scherm, of hij 'de kamer in
komt'. Verder moeten ze in veel
gevallen gewoon zichzelf spelen.
Antonie Kamerling was zo ie
mand. Hij had talent, maar zijn
grote kracht was het naturel
waarmee hij speelde, de bravou-
rp rijp nu ppnmppl hij vim nrr-
Waarmee Klooster niet wil zeg
gen dat de soap net zo'n goede
leerschool is als de toneelschool.
„Het is een alternatief. Maar als
je de keuze hebt, moet je zeker
naar de toneelschool. Acteren is
een vak en een vak moet je leren.
Een soapacteur is per definitie
geen toneelacteur. De soapac
teur heeft geleerd zo klein moge
lijk te spelen en bereikt op het to
neel hooguit de derde of vierde
rij. Een toneelacteur kan wel soa
pacteur worden."
De eerste Nederlandse soap,
Goede Tijden, Slechte Tijden,
kreeg vooral in het eerste jaar
veel kritiek. Dankzij de niet afla
tende inspanningen van film
maakster Olga Madsen (die ook
bij de andere twee soaps betrok
ken was en daarmee de bijnaam
'moeder van de Nederlandse
soap' verwierf) kwam het niveau
op een hoger plan.
Klooster herinnert zich hoe
moeilijk het was gevestigde ac
teurs in de serie te krijgen. „Die
riepen vaak al honend 'oh nee'
terwijl ze nog nooit een afleve
ring hadden gezien. Ze wilden
gewoon niet met Goede Tijden
geassocieerd worden, dat was
niet bepaald het type productie
waarmee ze in café De Smoes-
haan goede sier konden maken.
Gaandeweg is dat veranderd,
meldden gerenommeerde men
sen zich aan voor een gastrol. Ie
mand als Truus te Selle heb ik
echt gebruikt om anderen over
de streep te trekken. Ik genoot al
tijd erg als ik een weigerachtige
acteur om zag gaan als hij een
maal had gehoord dat Truus te
Selle ook meedeed: 'Truus? Die?
O, nou, dan wil ik ook wel'. Er
zijn nog steeds acteurs die prin
cipieel weigeren in een soap te
acteren, maar dat hele nuffige er
op neerkijken is er wel een beetje
vanaf."
Soapland
Moest in de beginjaren hef wiel
nog worden uitgevonden, inmid
dels reizen Nederlandse soapma
kers naar het buitenland om te
vertellen hoe het moet. „Neder
land is een echt soapland gewor
den", zegt Piet Pols, programma
manager drama bij Joop van den
Ende Productions. Zijn afdeling
ontwikkelt twee nieuwe soapse-
rips- ppn 'vrouwenman' dip „I-
leen nog maar op papier bestaat
en Westenwind, waarvan deze
maand een zogenoemde pilot,
een proefaflevering, wordt opge-
Deze soaps moeten het pu
bliek gaan aanspreken dat onvol
doende wordt bediend met On
derweg naar Morgen en Goud
kust: de bij adverteerders zo ge
liefde 'boodschappers' tussen de
twintig en vijftig jaar. Goudkust
trekt vooral jongeren van rond de
negentien, Onderweg heeft nog
een iets te oud publiek. Volgens
Pols is er 'zeker een markt' voor
vijf soaps: „De belangstelling
voor drama groeit alleen maar."
Dat soap de aangewezen plek is
om goede acteurs te kweken, wil
Pols niet zeggen. „Wel om erva
ring op te doen. Soapacteurs
moeten ongelooflijk hard wer
ken. In drieënhalve dag worden
vijf afleveringen opgenomen van
zo'n twintig scènes. Dat is niet
erg: het is toch een beetje een
massaproduct. Maar een soap is
geen school waar je de techniek
van het acteren leert, al hebben
we twee jaar geleden wel een
dramacoach aangetrokken om
de acteurs te begeleiden. Dat
komt de kwaliteit zeer ten goe
de."
Karina Smulders deelt die me
ning. „Dankzij die dramacoach
wordt er echt beter geacteerd, hl
heb ik nog wel eens het idee dat
ik maar Wat sta te doen. Ik speel
op mijn gevoel en heb geen tech
niek om op terug te vallen. Bo
vendien weet je niet hoe je per
sonage zich ontwikkelt, je mist
een totaaloverzicht. Op zich geeft
dat niet. Er zit nu eenmaal niet
zoveel diepte in een soap, het is
maar een opwarmertje voor de
rest van de avond. Kijkers zitten
echt niet op te letten of je wel
goed acteert. Daarmee wil ik niet
wil zeggen dat je geen prestatie
levert. Omdat het zo snel moet,
worden er hoge eisen aan je ge
steld. Je moet bijvoorbeeld bin
nen drie minuten de meest zwa
re emotie kunnen oproepen.
Daar is veel inleving voor nodig."
Inmiddels kijken haar ouders
ook naar Onderweg naar Morgen,
en soms zelfs naar een andere
soap. „En het valt hen erg mee.
Al kunnen ze het niet laten de
soaps zo af en toe flink af te kra-
km.
ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1998
Onze Taal
Zet een paar taalkundigen bij elkaar
en waarover praten ze? Juist, over
taal. Het is hopeloos. Geen normaal
gesprek is er mogelijk met die men
sen. Door omstandigheden ont
moet ik er veel, dus ik kan het we
ten. Laatst aten we een heerlijk
kommetje soep en een broodje met
kreeftsalade in een kantine, want
ook taalkundigen eten wel eens
graag een broodje met kreeftsalade.
Het gesprek kwam op de uitdruk
king: 'Jullie is Jodenvolk'. Wat be
doelt men daarmee, en waar komt
het vandaan?
Laten we bij het begin beginnen, want
sommige zaken zijn wel zeker. Zo is heel
zeker dat het woord 'jullie' tamelijk jong is.
Het is de opvolger van 'gij'. Toen 'gij' alleen
nog maar voor het enkelvoud gebruikt
werd, ging men in het meervoud zeggen:
'gijlieden', 'gelieden', 'jelui', en op den duur
ook: 'jullie'.
De geleerden schijnen het er niet over eens
te zijn wanneer dit precies gebeurd is. Vol
gens De Vries, Willemyns Burger, die sa
men een geschiedenis van de Nederlandse
taal geschreven hebben, duikt 'jullie' voor
het eerst op in het midden van de 19de
eeuw, in het boek 'Studententypen' van
Klikspaan. Volgens het Etymologisch Woor
denboek van Van Dale zou het al 17de-
eeuws zijn. Dat is een akelig groot verschil.
Wie heeft er gelijk?
Ik ga eens neuzen in het WNT, het grote
'Woordenboek der Nederlandsche Taal'.
Sinds enkele jaren kun je dankzij de cd-rom
er ook digitaal in zoeken. En sinds vorige
week kan ik het ook. Het oudste voorbeeld
bij het lemma 'jullie' is inderdaad 19de-
eeuws. Maar als je met de computer alles
doorzoekt, blijkt het woord nog 183 keer
voor te komen in allerlei voorbeeldzinnen.
Het pudste dat ik vinden kan, is afkomstig
uit een boek van Betje Wolff en Aagje De
ken: 'Cornelia Wildschut', uit 1796. In dat
boek komt namelijk de volgende zin voor:
'Jullie hebt hier maar een kippetjesleventje'.
Zo staat het in het WNT genoemd bij
'kippetjesleventje'. Je mag wel haast zeggen:
aldaar verstopt, want wie zou eraan denken
om bij 'kippetjesleven' te kijken om de oud
ste vindplaats te vinden van 'jullie'? Dankzij
de computer halen we alle 183 keren dat
het woord 'jullie' gebruikt wordt, er feilloos
uit. Leve de computer! De eerste keer dat ik
het vinden kan, is dus van het einde van de
18de eeuw. Hoe Van Dale aan de 17de eeuw
komt, is me niet bekend. Misschien heeft
Van Dale gewoon beter gezocht dan ik,
want met die 183 voorbeeldzinnen kan je
makkelijk de weg kwijtraken. Ik sluit niet uit
dat Van Dale toch gelijk heeft.
Hoe dit verder ook zij, het is wel weer ze
ker dat het woord 'jullie' aanvankelijk
nogal plat werd gevonden. Een fatsoenlijk
mens zei zoiets niet. En veel later, toen hel
in spreektaal al min of meer geaccepteerd
was, zou men het nog steeds niet schrijven.
Het heeft werkelijk heel lang geduurd, voor
dat het een gewoon algemeen woord was
geworden.
Deze achtergrond hebben we waarschijnlijk
nodig, om iets te begrijpen van: 'Jullie is Jo
denvolk', de uitdrukking waarover wij zo'n
levendige discussie hadden, onder het eten
van ons broodje met kreeftsalade. Het WNT
noemt die uitdrukking niet, voorzover ik
kan nagaan. Wel iets wat erop lijkt; name
lijk: 'Jullie? Wiezeit daar jullie? Jullie is ge
meen volk!' Er staat niet bij van wanneer
die uitspraak is. Wel dit: 'gehoord bij een
volksoploop'. Het betreffende deel van het
WNT verscheen in 1926. Ik maak daaruit op
dat de samensteller het op het einde van de
19de eeuw, of aan het begin van de 20ste
eeuw, eens zo gehoord heeft. En twee van
mijn disgenoten kenden het ook nog.
De strekking is deze: wanneer iemand je
aanspreekt met 'jullie' in plaats van hel
beleefde 'u', dan kun je je ongenoegen laten
blijken door te zeggen: 'Jullie is gemeen
volk'. Of ook: 'Jullie is Jodenvolk'. Ik betwij
fel of daarmee iets racistisch bedoeld werd,
maar het is het natuurlijk wel.
Hoe dan ook: ik zou graag iets meer willen
weten over deze uitdrukking. Vanwaar de
overstap van 'gemeen volk' ordinair volk)
naar: 'Jodenvolk'? Zijn er lezers die deze uit
drukking nog kennen? Is ze ook ergens in
de literatuur te vinden? Weet iemand waar
om er sprake is van 'Jodenvolk'? Is het lou
ter vanwege de klank? Of werd er in Joodse
kringen eerder of vaker 'jullie' gebruikt? Zit
er een Jiddische verbastering verstopt in de
uitdrukking? Kortom: meer vragen dan ant
woorden. Wie iets weet, doet me een groot
plezier met een briefje naar de krant.