1
'Ik vergiftig het hele Nederlandse voll
9C
Apple Bcicmtjer jehrljfi duur
tul Gudzlj/i zeeet
uefchile te ft
ZATERDAG 12 SEPTEMI
Terwijl zijn vijftigste
'De Cock en de onste\ f
dood', nog niet eensï
winkel ligt, werkt Aft
Baantjer al druk aai
53ste speurdersrorru
Cock en dood bij
hamerslag'. De bijni
jarige auteur schrijji
de duivel hem op de
zit. „Het is nu eenrn
zonde om een dagdf'
Heeren te verprutsen 1
oktober wordt de mi
populaire schrijver
u itgebreid gefêteerd
een groots opgezette
feestavond in Amste s
de stad waar zijn ah
rechercheur De Cocl
steeds misdrijven bii
138 pagina's oplost]
woont hij al lang nil
in de stad waar hij
rechercheur iedere
hoerenmadam, poo.
bordeel kende. „Dei
hard en anoniem
geworden. Ik zeg we
De muts van tolerai
over onze ogen geza
ziet geen klote meer.
Appie Baantjer „Je zou over mijn boeken kunnen zeggen: als je er één gelezen hebt, heb je ze allemaal gelezen, maar mijn fans denken daar anders over."
FOTO GPD ROLAND DE BRUIN
Bij de start van de televisieserie heeft Baantjer bij de
scenarioschrijvers bedongen geen afbreuk te doen aan
de legendarische rechercheur. „Ik heb gevraagd: hou
De Cock heel, laat die man niet gaan vloeken, niet
schieten en niet met vreemde wijven dollen. Daar heb
ben ze zich keurig aan gehouden."
Op de foto Piet Römer als rechercheur De Cock.
oedendag. God zal u zege-
nen.' Met deze welge-
meende groet begint
schrijver Albert Cornelis Baantjer thuis in
Medemblik ieder telefoongesprek. „Die zin
heb ik van mijn goede vriendin Alida Boss-
hardt overgenomen", licht de oud-recher
cheur toe. Niet dat Baantjer zelf zo intens
religieus is als Nederlands beroemdste
heilsoldate, hij gaat bijvoorbeeld nooit
meer naar de kerk. Maar het christelijk
fundament is stevig en ligt er nog wel de
gelijk. Dat kan ook haast niet anders, als je
driekwart eeuw geleden ter wereld kwam
in een gereformeerd bolwerk als het voor
malige eiland Urk.
In één opzicht is Baantjer overigens nog
wel een rasechte calvinist. „Het is die
drang tot werken. Dagen verlummelen,
daar heb ik moeite mee. Je moet wat doen
met de vaardigheden die je hebt meege
kregen van Onze Lieve Heer."
Geen windeieren
Zijn ongebreidelde werklust heeft de au
teur bepaald geen windeieren gelegd. Een
mooie vrijstaande woning met een uitge
strekte tuin waarin zijn modeltreinen zon
der vertraging rondtuffen, is daar het tast
bare bewijs van. Vijf miljoen De Cock-
avonturen zijn er inmiddels verkocht in
ons land, 375.000 exemplaren gaan per
jaar over de toonbank. Dan hebben we het
nog niet eens over zijn gebundelde kran
tencolumns en alle korte verhalen die hij
door de jaren heen heeft geschreven. „Ik
zeg altijd: ik vergiftig heel Nederland met
mijn boeken."
De planken in zijn bescheiden werkka
mer buigen nog verder door onder de last
van de buitenlandse vertalingen. China,
Verenigde Staten, Duitsland, Estland,
Zuid-Korea en Rusland zijn enkele van de
landen waar lezers rechercheur De Cock
(of DeKok in de Engelse vertaling) kennen.
Baantjer: „Als ik signeer, vraag ik de
mensen waarom ze mijn boeken kopen.
Het leest zo makkelijk, zeggen ze dan. Ze
houden van de vaste items die erin voor
komen. Laatst sprak ik iemand die een van
mijn laatste boeken niet zo kon waarderen.
Er kwam maar één keer ruzie tussen De
Cock en commissaris Buitendanrin voor,
terwijl ze gewoonlijk twee maal per ro
mannetje bakkeleien. De lezers vinden dat
prachtig. Ieder mens zit in een hiërarchiek
verband en degene boven hem is altijd een
sukkel. Die herkenning doet 't hem. Je zou
over mijn boeken kunnen zeggen: als je er
één gelezen hebt. heb je ze allemaal gele
zen, maar mijn fans denken daar anders
over."
Nederlands meest verkochte schrijver
mag dan zijn werklust hebben overgehou
den aan zijn rechtlijnige opvoeding, dat
betekent nog niet dat de levensgenieter
met afgrijzen terugdenkt aan zijn jeugd.
Integendeel. „Elke dag moest je je psalm-
pje leren, er werd uit de Statenbijbel voor-
TT-lp'/en en n.i hef nnttipen van Of whrn
door MONIQUE BRANDT en PETER KUIJT
kelijke kom aardappels met een kuiltje jus
zongen we met z'n allen kerkliederen. Dat
was best gezellig."
Met veel melancholie verhaalt hij over
de zaterdagmiddagen dat zijn grootvader,
een rasverteller, hem meenam naar de
kerk, 'voor een kinderuurtje„Hij sprak
voor de vuist weg over waar hij mee bezig
was geweest en in welke voorvallen hij
Gods Hand had gezien. De hele kinder
schare hing dan aan zijn lippen." Ook
mooi zijn de herinneringen aan de avon
den dat de vissers niet konden uitvaren
omdat het zo streng vroor. „De mannen
kwamen dan bijeen en vertelden elkaar bij
het licht van de olielamp de mooiste ver
halen. Ik denk dat ik het toen te pakken
heb gekregen."
Baantjer komt nog graag in Urk. Want
eenmaal Urker, altijd Urker, al verhuisde
hij op zijn negende naar Amsterdam. „Dan
spreken ze me wel eens aan: 'Appie, Onze
Lieve Heer schonk je de gave van het
woord, waarom benut je dat niet voor de
verbreiding van het Woord Gods?' Maar in
feite doe ik dat ook. In elk boek zit toch iets
van een 'hidden persuader', een verborgen
verleider. Daarmee geef ik mijn visie op de
maatschappij en kan ik mijn geloof etale
ren in een bepaald personage. Jan van den
Bosch van de EO, een fan van me, is er al
tijd naar op zoek. Dan leest-ie weer een ro
mannetje in het vliegtuig en dan belt-ie:
'Appie, ik heb er weer een gevonden, pagi
na zo en zoveel'."
Frustratie
De moraal in elk Baantjer-verhaal is overi
gens niet zo zwart-wit als de Urker ge
meenschap het zou willen zien. Zijn alter
ego, de vermoeide rechercheur De Cock,
bijgestaan door zijn eeuwig jonge en onbe
zonnen assistent Vledder, is altijd op zoek
naar de mens achter de misdadiger. Net
als Baantjer zelf tijdens zijn 38-jarige loop
baan bij de hoofdstedelijke politiemacht.
Die jaren hebben hem milder gemaakt,
zegt hij. „Ik vond het als politieman van
wezenlijk belang om te proberen die crimi
nelen te begrijpen. Dan nam ik een kop
koffie voor een verdachte mee en ging ik er
eens effe voor zitten. Ik probeerde ze dui
delijk te maken: dit is mijn vak, ik moet
ook leven, maar waarom zit jij daar? Jij
hebt iets gedaan en ik wil graag weten
waarom. Een rechercheur is geen machi
ne, maar een mens met gevoelens. In feite
ben ik daarom ook begonnen met schrij
ven. Een proces-verbaal is een onding.
Daarin kon je alleen kwijt wat je gezien,
gehoord en ondervonden had. Emoties
kwamen er niet aan te pas. Daar had ik
moeite mee. Ik ben dus een schrijver uit
frustratie."
Zijn eerste dagen als jonge diender vergeet
mmil muur Hii blik .ihvi'
ten als hij in gedachten terugkeert naar
1946, toen hij na een opleiding van een
maand in een blinkend uniform de straat
op werd gestuurd. Zijn eerste 'zaak' was
een aanrijding tussen twee fietsers. „Ik
kwam daar aan en iedereen keerde zich
meteen verwachtingsvol naar me toe. Wat
zou Het Gezag beslissen?"
Maar Bromsnor bestaat niet meer. Te
genwoordig is het met de politie allemaal
anders gesteld, constateert Baantjer ver
ontrust. De politie-organisatie ligt hem
nog steeds na aan het hart. De oud-recher
cheur zucht eens diep. „Het is jammer dat
het beroep zo achteruit is gegaan. Het is
voor een simpele diender onmogelijk om
alle facetten van het vak te beheersen,
maar dat wordt wel verwacht. Toen ik bij
de politie kwam, bestond de verkeerswet-
geving uit 25 artikelen, nu zijn het er over
de achthonderd! Je moet dus een expert
zijn, wil je alleen al van verkeer alles weten.
Dan heb je nog belastingfraude, milieu
misdrijven, zedenzaken, allemaal zo ont
zettend gecompliceerd. Het is noodzakelijk
dat politiemensen zich specialiseren. Maar
daar hebben ze weer geen tijd voor omdat
het vak zo ontzettend zwaar is geworden.
Toen ik in 1954 op Bureau Warmoesstraat
werd geplaatst, behandelden we duizend
misdrijven per jaar met z'n tienen. Tegen
woordig zit er zo'n dertig man die 300.000
zaken per jaar voor de kiezen krijgt."
Oude stempel
De maatschappij is harder en anoniem ge
worden, vindt Baantjer, die zichzelf abso
luut als een man van de oude stempel ziet.
„Ik geloof inderdaad dat het vroeger beter
was. De Wallen was een hechte gemeen
schap met strikte waarden en normen. Een
hoer werkte niet onder de prijs of zonder
een condoom. Een inbreker was op zijn
gebied een vakman, met overtuiging. Een
mes was een wapen van een lafaard. Je
knokte met je blote handen. Vroeger kwa
men ze na een vechtpartij binnen op de
eerste hulp, tegenwoordig liggen ze
meteen op de intensive care."
Zelf heeft Baantjer in al zijn jaren in de
rosse buurt nooit enige fysieke schade ge
leden. Als hij het verbaal niet meer afkon,
nam hij de kuierlatten, zo was zijn strate
gie. „Ik had nooit een pistool bij me, dat
lag altijd op mijn nachtkassie. Ik heb zat
bedreigende situaties meegemaakt. Als ik
herrie kreeg, nam ik mijn pet af en zei ik:
'Ik ben Appie Baantjer, ik heb een vrouw
met drie kinderen en de jongste heeft net
mazelen gehad'. Dan zag je het gezicht van
zo'n man al veranderen. Die wist niet meer
wat-ie moest doen. Ik heb helemaal geen
kinderen, maar het hielp wel."
Beffen, een pissertje, een stille en een
hengst, het waren uitdrukkingen waarvan
*fhrmH^rr)pllrkpr innppn Annip
nimmer het bestaan had geweten, maar
die hem na zijn detachering op de Wallen
geduldig werden uitgelegd door de hoe-
renmadammen. Zijn angst voor het Am
sterdamse Sodom en Gomorra maakte
snel plaats voor de routine van een ervaren
Wallenbezoeker. Binnen een jaar kende hij
elk bordeel van binnen en iedere hoeren
madam en pooier, als waren het goede
vrienden. „Eerst dacht ik: als ik ooit een
zaak krijg waar een hoer bij betrokken is,
zorg ik altijd dat er een collega bij is, want
je weet nooit wat zo'n wijf met je doet.
Toen kreeg ik de moord op de hoer Magere
Josje toegewezen. Daarvoor heb ik meer
dan tweehonderd getuigen gehoord en
toen pas leerde ik iedereen goed kennen.
De hoeren vonden het prachtig om mij al
les te vertellen. Na die zaak maakte ik er
een gewoonte van om 's ochtends eerst
'een rondje hoer' te maken, dan ging ik ze
allemaal af voor een praatje."
Verhalenwedstrijd
Baantjer zat al enige jaren bij de politie
voordat hij serieus begon met schrijven.
Zijn eerste boekje Vijfmaal acht grijpt in,
waarin hij zijn belevenissen bij deze poli-
tiehulpdienst op schrift stelde, werd een
flop. Van de drieduizend exemplaren be
landden er tweeduizend bij De Slegte. Pas
toen Het Parool in I960 een verhalenwed
strijd uitschreef, nam hij op aandringen
van zijn moeder achter de typemachine
plaats. Hij won de eerste prijs. Baantjer be
gon met het schrijven van korte verhalen
voor de VNU-bladen. In 1964 zag recher
cheur De Cock het levenslicht.
Baantjer: „Ik ben een workaholic. Va
kantie heb ik nooit gehad. Als ik maar effe
vrij was, zat ik weer achter die ouwe ram
melkast. We hadden ergens een krotwo
ning drie hoog achter. Daar zat ik dan in
de woonkamer te tikken. Voor een geeltje
in de maand huurde ik een typemachine."
Naast zijn 'romannetjes' en verhalen
had Baantjer bijna 23 jaar lang een weke
lijkse column in het inmiddels ter ziele ge-
gane dagblad Nieuws van de Dag. Hij 'be
handelde' daarin alles wat er in hem op
kwam. „Als ik niet meer wist waar ik over
moest schrijven, zei ik tegen mijn vrouw
Marretje: 'Roep eens wat!' Een keer zei zij:
'Koffie?' Daar heb ik toen maar zestig re
gels aan gewijd."
Behalve al dan niet 'cafeïnerijke' triviali
teiten, kwam ook regelmatig zijn enigszins
sombere visie op de maatschappij aan
bod. De slecht betaalde agent, de afbrok
keling van het gezag, de moeizame ver
houding tussen politie en justitie, het zijn
zaken die hem nog dagelijks bezighouden.
„Ik blijf het zeggen: 1966 was een rampjaar
voor de politie. Toen werd burgemeester
Van Hall weggestuurd en koos men voor
het eerst de zijde van de opstandelingen.
Toen begon de afbrokkeling van het gezag
al. Eén van die provo's zei me later: 'Je
hoefde maar tegen een autoriteit te schop-
PI, n hii „im. „I ,,m' In Am.lPnlar.
nr
n<
mocht alles. Al die kinderen za en
de stoep, ze tekenden eeu
guirlandes op de straat. Als
Bijenkorf opengingen, moestei
le hippies voor de deuren we
kwam op, er vielen ontzettend
mensen die dachten dat ze 1 e:
gen. We wisten eigenlijk nc |V«
drugs. Onze narcoticabrigai n
toen uit twee man. Ik werd in p
eens gebeld door de auteur AI
ook boeken vertaalde. Hij kws
tegen als horse, shit, coke en I
en dan vroeg hij aan mij wat
den, maar ik wist het ook niet.
Klop klop
Niet alleen het stramien va
boeken blijft hetzelfde, ook
die de schrijver hanteert vera!
„Het begint altijd met een klop
Je moet je voorstellen: je zit mi '<-J
leen op het bureau tijdens je a
En dan ineens: klopklop. lei
binnen en zegt: er liggen ai
mijn kelder. Daar begint het v
perimenteer ook wel eens. In
moord in brons heb ik bijvoo
ma's uit het oude Nibelung
werkt. Van het boekje zijn er i rr
verkocht, maar niemand zag he
Angst om in herhaling te vei
de schrijver ook na vijftig t
steeds niet. „Ik schrijf door t(
geest verduistert. Het werk blijf -
want ik weet bij het begin nooi
der is en hoe het eindigt,
heel rustig: ik leg ergens een
dan zie ik wel. Op het momei L
motief weet en de moordenaai
ik als een bezetene te tikken, c
soms tien, twaalf pagina's per
namelijk altijd bang dat ik doo
ik een boek af heb. En als het
is, moet het meteen weg, hup,
gever."
De succesvolle RTL4-serie Ba
de auteur een nieuw, jong
bracht. Bij de start van de serie y
de scenarioschrijvers bedong
breuk te doen aan de legeni
chercheur. „Ik heb gevraagd: f
heel, laat die man niet gaan v
schieten en niet met vreemde
len. Daar hebben ze zich kei
houden. Ik moest overigens W
ken bij de perspresentatie. Ik
TJER groot op het scherm vei
dacht: attenoje, als die serie f
mee. Maar dat is reuze meege
elke Baantjer-aflevering krijg
voor de herhalingen ook nog
geen klote voor te doen. Als jel j
schouwt, is dat bezopen."