heb vrienden of vijanden, grijstinten zijn er niet' lMe ns e n fief Leiden Regio IDSBEZICHT Kanttekeningen bij een Eurodusnie-burgemeester nanism \G 4 JULI 1998 Blijkens het Leidsch Dagblad van 23 juni heeft zich als kan didaat-burgemeester voor Lei den onder anderen aange meld, doctorandus David Ver voort, die iets moois heeft met het krakersbolwerk Eurodus - nie aan de Boerhaavelaan al hier. Zijn beschikbaarheid voor deze functie opent ruim te voor de veronderstelling dat de Nederlandse samenleving zich tot nu toe, zij het gebrek kig, zonder zijn waardevolle inbreng heeft willen behelpen. FOTO JAN SCHEERDER Het Leidsch Dagblad gaf ons via zijn politieke programma een inzicht in zijn denkwereld. Wij lezen: „Onmiddellijke af braak van het stationsgebouw en de aanpalende kantoren. RTL, SBS en Veronica van de kabel. Een gedwongen verhui zing van de twee McDonald's- vestigingen naar het slacht huisterrein. Halvering van de bierprijzen in het LVC. En een zwaailicht op elke politiepet." Geef toe, het getuigt van een diep en genuanceerd, alsmede politiek hooggeschoold ge- dachtenleven. Derhalve slechts enkele kleine kantteke ningen: het NS-station heeft (nog) geen aanpalende kanto ren; RTL, SBS en Veronica die nen hun geweten te onderzoe ken op eventuele onvriendelij ke uitlatingen over de kraak beweging en zijn al helemaal geen Leidse instellingen; voor de recente terreuractie tegen McDonald's wierp Eurodusnie alle verantwoordelijkheid ver re van zich (een Engelse actie groep, die bij Eurodusnie 'lo geerde' kreeg de schuld, dus Eurodusnie moet minstens voorkennis hebben gehad, en daarmee morele mede-verant woordelijkheid); de bierprijzen worden niet door de politiek bepaald, laat staan door de boven alle partijen staande burgemeester; en die zwaai lichten liggen op hetzelfde denkniveau als zijn mening 'bij uitstek geschikt te zijn voor de functie'. Is zo'n barokke kandidatuur nu iets nieuws onder de zon? Neen, zoals vrijwel niets echt nieuw is. In 1921 stelde de anarchistische Rapalje-Partij de straatzanger/alcoholist 'Hadjememaar' (Cornelis de Gelder) kandidaat voor de Amsterdamse gemeenteraad. Hij verwierf zelfs voldoende stemmen en had korte tijd zit ting. Zijn aanwezigheid bleek zo evident zinloos dat hij al snel bereid was, zich terug te trekken. Boze tongen beweren dat twee flessen jenever zijn besluitvorming moesten be spoedigen, maar dat kon ik nergens bevestigd vinden. Samenvattend, en meer in het algemeen, mogen wij troost putten uit de gedachte dat een burgemeester hele maal geen politiek programma heeft en slechts leiding geeft aan de raad en het college wanneer deze debatteren en stemmen over voorstellen die langs de democratische weg ter tafel komen. Maar ga dat maar eens uitleggen aan een anarchist. H. Peeters, Oegstgeest. Leidse liedjesschrijver Eddy de Heer, de man achter wereldhit Comment ga va Eddy de Heer. Liedjesschrijver en man van het goede leven. Devies: swingen tot aan de kist. Sharp, really, really sharp. Niks geen bezadigd krijtstreepje, maar zwarte leren broek, zwart leren vest en asfaltzwarte bottines. Groot liefhebber van de vrouwelijke welving. Sloeg zijn slag met Comment ga va?, een wereldhit die werd gezongen door The Shorts. „Ik heb armoe gekend. En overvloed. Daar tussenin zat niets. Alleen liefde." ik al een schop in mijn kruis te pakken, ver schrikkelijk. Ik heb er twee weken last van gehad. Toen ik op de grond lag, bleef hij doorschoppen, totdat kampcommandant Berg hem zei op te houden. Een andere man heeft hij echt doodgeschopt. We hoor den het bloed gewoon soppen. Wat een boef!" „Ze hadden voor mij een speciale straf uitgedacht. Ik moest tijgeren, of robben, zo heet dat, geloof ik. Door het zand kruipen, met je gezicht naar de grond. En dan liep er zo'n SS'er voor je en die schopte het zand in je gezicht. Je kon er niks tegen doen. Ik heb er af en toe wel eens een bij zijn donder willen grijpen. Maar dan schoten ze je meteen af." „Ik had daar één troost. Ik voelde dat ik liedjes zou gaan schrijven, dat ik iets zou gaan doen met muziek. En ik droomde van een mooie vrouw. Na de oorlog, na.die hel, ben ik waanzinnig gaan leven! Vlak na de bevrijding ontmoette ik Tineke, met wie ik achtenveertig jaar getrouwd ben geweest." „Ik weet het nog goed: het was op de Ho- gewoerd. Ik liep daar samen met een vriend van mij, een vleselijk knappe jongen. Hij was flink gebruind en ik zag er na dat kamp nog een beetje witjes uit. Ik loop daar op de Hogewoerd en hoor ineens een paar hakjes aankomen. Klik-klak, klik-klak! Van die hak jes waarmee je het vuur uit iemands graf kan schrapen. En daar zie ik ineens een beeldschoon meisje, een meisje dat ik vaag kende van voor de oorlog. 'Dag, Eli', zei ze tegen me. Het was de naam waarvoor ik door de moffen zo op mijn donder had ge kregen, maar de manier waarop zij hem uit sprak, deed me alle ellende vergeten. Ze had een prachtige, gevoileerde, stem." „Daarna heb ik snel contact met haar ge zocht. Ik had voor een slof sigaretten een oud WA-uniform gekocht en daar heb ik in de zaak van mijn vader alle nare insignes vanaf gehaald. En toen had ik een prachtig zwart colbertje. Met een grijze broek erbij was ik de best geklede jongeman van Lei den." „Twaalf jaar lang heb ik bij mijn schoon ouders ingewoond. Dat ging best, hoor, maar we wilden op den duur toch iets voor onszelf. Er was een schreeuwende woning nood. Mijn vrouw ging naar het stadhuis en daar werd ze te woord gestaan door de een of andere ambtenaar. Hij praatte tegen haar zonder de sigaar uit zijn mond te nemen. 'Tja, dat inwonen is natuurlijk niet zo leuk, hè', zei hij. 'Vooral niet als u met uw man 's avonds in dezelfde ruimte moet slapen als de kinderen'. Dat laatste zei hij heel insi nuerend." „Ik was woest. Heb een hoed opgezet, een peuk in mijn mond gestoken en zo ben ik al rokend het stadhuis binnengekuierd, recht op zijn bureau af. 'Dat kunt u niet maken, meneer', zei hij. 'Zo brutaal hier binnenkomen'. 'Wat!', zei ik, 'weet je wat je niet kunt maken, mijn vrouw zo beledigen met die grote sigaar in je bek!"' „Daarna ben ik persoonlijk naar de bur gemeester gegaan. Van Kinschoten was dat. Zijn vrouw wou de deur voor mijn neus dichtgooien, maar ik duwde mijn poot er tussen. Ik zei: 'Als ik niet binnen twee we ken een woning heb, zult u eens zien wat hier gebeurt'. Binnen drie dagen was het geregeld en hadden we een flat. Schooiers waren het!" „Ik heb van alles gedaan in het begin van mijn huwelijk. Gewerkt bij De Baronie in Alphen. Daar werden bonbons gemaakt. De chocola werd met poeder bestrooid, wit poeder, zodat de chocola niet zacht zou gaan worden. Die poeder moest ik er met een hogedrukrevolver vanaf spuiten. Alles was wit aan me na het werk: mijn haar, mijn wimpers. Of ik door een sneeuwstorm had gelopen." „Een tijd lang ben ik kelner geweest en barkeeper. Overal. Ook in de Amerikaanse club in Den Haag, een prachtige bar. Er was daar een vent die altijd twee Bourbons met water bestelde. Op een avond wist hij niet meer van ophouden. Hij bleef maar door gaan met drinken, stond te zwaaien op zijn benen. Ik moffelde zijn autosleutels weg achter de flessen. Maar hij wilde geen cab, hij wilde zelf rijden. Mooi niet. Het sneeuw de op straat en dat was bloedlink. Ik zie hem drie weken niet en op een avond komt hij ineens weer aankakken. 'Je hebt me ge red', zei hij. Hij had een grote pleister op zijn voorhoofd. Hij was met de taxi geslipt en met zijn hoofd door de voorruit gegaan. We hebben er samen hartelijk om gela chen." „Mijn vrouw is altijd achter me blijven staan, wat ik ook deed. Ze was geen trut. Af en toe hadden we niets en dan ineens weer overvloed. Zo was het bij mij altijd. Als we weer geld hadden, kocht mijn vrouw prach tige kleding. Beeldschoon. Ze zag er prach tig uit, altijd." „Een tijd lang ben ik bedrijfsleider ge weest bij restaurant 's Molenaarsbrug. Te genover Avifauna, 's Avonds kwamen er he le busladingen bij ons eten. Als dan de grote kliek weg was, ging ik daar aan een tafeltje zitten om liedjes te schrijven. Kijk, ik vind die liedjes van Borsato best mooi. Maar dat: ik hou van jou en ik blijf je trouw, vind ik zeikerig. Ik wilde het toch anders doen. Ik verpakte die gevoelens. Ik schreef: 'Ik wil met jou wel eens een keertje door de bocht'." „Ik heb wat lopen leuren met mijn liedjes in Amsterdam! Heel af en toe namen ze iets, maar meestal niet. Niemand wilde ooit iets hebben. Totdat Comment tja wj.?kwam. Willem van Kooten vond het niet spannend genoeg, een niemendalletje. Toen heeft EMI het uitgegeven. Het werd in het begin alleen maar bij de piraat gedraaid. Ik liep op de Haarlemmerstraat en daar zag ik bij een grammofoonplatenwinkel ineens twintig singletjes in de bak zitten. Die eigenaar zei: 'Tja, dat wil het volk'. En nadat er 10.000 singletjes waren verkocht, moest ook Hil versum het wel gaan draaien en kwamen 'The Shorts' ermee op de televisie. Toen was de beer los. Een wereldhit is het gewor den. Het is in alle talen vertaald, ook in het Japans. Van de royalties heb ik nu nog steeds een riant jaarsalaris. En dan kunnen ze wel neerbuigend doen over zo'n liedje, maai' ik heb miljoenen mensen misschien een kwartiertje plezier gebracht. Wie kan dat zeggen?" „Het liedje is in een vloek en een zucht ontstaan. Ik was eens met mijn vrouw in Parijs, in zo'n buurtcafé. Die kelner vroeg aan iedereen: 'Comment ga va?' En dan antwoordden die mensen daar: 'Comme-Qi, comme-Qa'. Ik wist meteen dat ik daar iets mee moest doen. Het is gek. Ik heb maar 'n jaar mulo gehad. Maar mijn moeder stond erop dat ik een cursus Frans volgde. Alsof ze dat succes later heeft voorzien." „Ik ben blij dat mijn vrouw dat succes nog heeft mogen meemaken. Acht jaar ge leden is ze gestorven. Ze had iets aan haar longen. De dokter schatte het verkeerd in en gaf haar geen antibiotica. We zijn met de kinderen bij haarsterven aanwezig geweest. Het was de grootste ramp van mijn leven. Ik was kapot. Ik heb twee jaar lang zitten jan ken. Maar ik ben er overheen gekomen." „In een hemel of zo, geloof ik niet. Ik be twijfel ook of Tineke en ik elkaar ooit terug zien. Maar dat we tot stof zullen vergaan en dat alles hier dan gewoon voorbij is, dat ge loof ik ook weer niet. Als ik die blinkende weilanden zie, die prachtige natuur, denk ik: er moet toch iets zijn. Ik wil leven, door leven, op alle mogelijke gebieden. Niks ou we lui! Ik ga nog van de hoogste duikplank en hou nog net zo veel van de vrouwen als vroeger. Ik hoor twintig te zijn en opnieuw te kunnen beginnen. Het leven heeft me ook niet bitter gemaakt, ondanks mijn kam pervaringen." „Ik ben bij professor Bastiaans geweest om van dat trauma af te komen, maar dat lukte niet. Wat een ellende, die oorlog! Ik zie me nog in die Duitse schuilkelder van dat kamp in Reinhausen zitten. Er werden gewonden binnengedragen. Op een gege ven moment wrijf ik over mijn knieën en denk ik: hè, wat lekker warm wordt het! Was 't het bloed van een gewonde dat over mijn benen stroomde." „Ik heb er aan overgehouden dat ik heel zwart-wit denk in sommige zaken. Ik heb vrienden of vijanden. Grijstinten zijn er niet." jleer resideert in een ruime eenge- pg in Leiden. In de hal hangen zijn n platina schijven. Veel maimer in üstee, een soort mausoleum voor [romantiek. Op kasten en tafeltjes a Eddy en zijn vrouw Tineke, tot dood Eddy's grote liefde. Naast de rd stapels lp's en cd's. Daarop veel n meneer De Heer himself. Mooie zoals "t Is zo stil in Amsterdam', ;n na de dood van zijn vrouw. En ade nummers, zoals 'Ze kunnen 'at ze willen, maar twaalf vrouwen billen', ooit vertolkt Nelis. In het begin van het ge- Ria Valk 'Jouw liefde was als eveneens een creatie van De koleremuziek uitzetten", zegt ;t van het lichte lied met enige ■%dan kunnen we beginnen. Goed i|en geboren in de Verlengde Nas- ïgg in Leiden, een volksbuurt. Mijn gis kleermaker. In 1929, met de kreeg hij een enorme opsode- lij had nogal rijke klanten en die gedupeerd door dat gedoe op de werden geen nieuwe pakken meer le vroegen: 'Kan dat kostuum niet g^er gekeerd worden?' Kijk, eten was É|enoeg, maar een bioscoopje of zo (ft wj." a één broer en vijf zusters. Toen ik Was, overleed mijn moeder aan teking en TBC. Ze was ziekelijk, tussenpozen al zo'n tien jaar op gen. Ze is in 1938 gestorven. Voor- lerf, liet ze mijn vader en de kinde- beloven. Ze zei: 'Zweer dat jullie len zorgen voor die kleine jongen', ie jongen was ik. Als ik vervelend Jtimijn vader me wel eens een tik. eder zei dan altijd: 'Niet doen, joh, :RT(g genoeg meemaken'. Nou, daarin 8.$elijk gehad." B een pesthekel aan Duitsers. Die :Nkrzen, die grote bek. Vreselijk. Ik et verzet gegaan. Toen de Duitsers fedigingslinie aan de kust gingen heb ik daar wat mensen weten .je smokkelen. Die namen daar fo ppen gegeven ogenblik ben ik gepakt pepe Euterpestraat in Amsterdam ge- ERÊe hadden daar in de kelders een martelruimte. Dagen achtereen ^erhoord. Met de lamp op mijn ge- =jJsloeg niet door. Twee keer hebben urigd me dood te schieten. Twee keer VJbgen de muur gezet en riep zo'n J^&rfführer: 'Erschiessen!' Ik voel nog staal in mijn nek. Maar ik ben er h gekomen. Eerst brachten ze me behp Amersfoort. Daar heb ik kennis i met Kotalla, één van de Drie van en beest." at/am binnen en ze schoren me hele- pl. Zowel mijn hoofdhaar als mijn Jaar raakte ik kwijt. We kregen van uniformen van het Nederlandse 7p. En klompen. Klompen waarvan n gingen onsteken. Verschrikkelijk. t daar graven, elke dag weer graven. jjen op je schop leunde omdat je w|. kwam er zo'n bewaker naar je toe I je een klap in je nek met een bulle- iüs de dat noemden." p later een artiestennaam aangeno- jar ik heet eigenlijk Eli. Kotalla vroeg of ik een jood was. Ik ben geen aar voordat ik kon antwoorden had

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1998 | | pagina 15