STORING B0ERENPAD Hymke lacht nu, op haar eigen manier Je kijkt je ogen uit op Cronesteyn C m*M Een serie verhalen over syndromen Tekst: MARGOT KLOMPMAKER ED BLAAUW Illustratie: INGRIDJOUSTRA Het Moebius-syndroom is voor het eerst beschreven door de zenuwarts Paul Juli us Moebius (1853-1907). Het is een zeld zame aandoening, waarbij de zesde en zevende hoofdzenuw zijn aangetast. Daardoor zijn de spieren van het gezicht verlamd, soms eenzijdig, soms tweezij dig. Mensen met het Moebius-syndroom kunnen niet lachen of fronsen, met de ogen knipperen of ze bewegen van de ene naar de andere kant. Ook is er soms sprake van misvormingen aan voeten of handen. De oorzaak is onbekend. Erfelijkheid speelt soms een rol. De behandelings mogelijkheden zijn beperkt. Met behulp van fysiotherapie en logopedie kunnen motoriek en praten worden verbeterd. Ook is het soms mogelijk om door het verleggen van spieren en zenuwen enigszins een lach op het gezicht te krij gen. Doordat het syndroom zeldzaam is, wordt het vaak niet door artsen en hulp verleners herkend. Meer informatie bij de Moebius Syn droom Stichting, tel. 020 - 6994050 of tel. 074-2909287. Adres: Kelbergen 296, 1104 LN Amsterdam. Haar gezicht is als een masker. Of ze nu lacht of huilt, het gezicht van de eenjarige Hymke blijft strak. Moeder Rhona: ,,Weet je wat haar broertje Yoeri zegt?: 'Hymke lacht van binnen'. Mooi hè."Depeuter lijdt aan het Moebius- syndroom. Door een stoornis van de zesde en zevende hoofdzenuw kan ze de spieren van haar gezicht niet bewegen. Gelukkig is ze een licht geval", zegt Rhona. „Erzijn kinderen met klompvoeten of handjes met vliesjes tussen de vingers. Ook geestelijke afwijkingen komen voor. Dat heeft zij niet. "„Ja meid, tel je zegeningen. Hoe afgezaagd dat ook klinkt", valt oma Lous Schouten in. Vanaf haar geboorte was Hymke een zorgenldndje. Het meisje had geen zuigreflex en moest via een sonde worden gevoed. Maandenlang teister den koorts, pijn en infecties het lichaampje. Onderzoeken volgden elkaar in ijltempo op, maar het verlossende antwoord bleef uit. Rhona: „Het was ziekenhuis in en uit. Er is iets mis, zeiden de artsen. Maar ze wisten Het viel Rhona Wiersma en haar man Niels Gudde op dat hun jongste kind nooit lachte. Oma Lous: „We dachten: Logisch, dat kind heeft ook geen reden om vrolijk te zijn. Altijd maar pijn." Rhona: „Op een gegeven mo ment waren we die onzekerheid zat en wil den we uitsluitsel. Toen heeft een heel gezel schap specialisten zich over haar gebogen. Een neuroloog kwam met de diagnose: Moe bius-syndroom. Zelfs sommige collega's had den er nog nooit van gehoord. We kregen een Engelstalig artikeltje mee met verschrikkelij ke foto's. Daar konden we het mee doen. De artsen waren heel duidelijk: Reken nergens op, alles is meegenomen. Nou, op dat mo ment stort je wereld in." Om te kijken wat nog mogelijk was, zocht Rhona haar heil in het alternatieve circuit. Lous: „Eerste wilde Rhona niks. Ze had er genoeg van. Maar ik jutte haar op. Ga nou, zei ik. Probeer het. Wat heb je te verliezen? En ze ging, goddank." Rhona: „Een osteopaat heeft Hymkes schedel wat losser gemaakt. Na een bezoek aan de acupuncturist kon ze opeens zelf haar flesje leeg drinken. Dat ze dat deed! Ik kon het niet geloven. We hebben ook contact met iemand die paranormaal begaafd is. Sindsdien kan ze met haar oogleden knipperen. Alle beetjes helpen." De familie van Hymke heeft lang gewor steld met het accepteren van haar bijzondere handicap. Rhona: „Ik dacht: Hebben wij weer, zo'n zeldzame afwijking." Lous: „Je zoekt je rot naar informatie. We hebben zelfs een advertentie geplaatst in kranten om te kijken of er meer mensen waren. Een paar re acties kwamen daarop, twee kinderen. Die dachten ook dat ze de enigen waren." En toen was er Internet. Lous: „Een van mijn zoons vond een patiëntenvereniging in de Verenigde Staten. Vervolgens werden we overspoeld met nieuws. Overal in de wereld komt het syndroom voor, bij duizenden mensen. Die ontdekking was echt een keer punt en gaf een immens gevoel van opluch ting. We waren niet alleen." Eind augustus was er een ontmoetingsdag van Moebius-patiënten en hun familie in Arnhem. Lous: „We wilden met een paar ge zinnen die we kennen ervaringen uitwisse len. Ik dacht: Laat ik een oproepje zetten in de kranten, wie weet komen er nog meer mensen op af. Nou, het liep storm. Ik geloof dat er op die dag zo'n zestig tot zeventig be zoekers zijn geweest. Ongelooflijk. Wat we toen hebben ervaren, is haast niet na te ver tellen. Het was zo aangrijpend. Mensen be gonnen spontaan te huilen. Het leed van ja ren kwam er uit. Sommigen hadden altijd het idee gehad dat ze de enigen waren. En nu bleken ze lotgenoten te hebben." Rhona: „Het was een dag vol vreugde en verdriet. We maakten kennis met een man van 43 jaar die het pas sinds kort weet. Moet je nagaan! Al die jaren heeft hij in onzeker heid geleefd over wat hij had. Bij sommige mensen is het altijd weggemoffeld." Besloten werd de Moebius Syndroom Stichting op te richten. Lous: „Er moet wat worden gedaan aan die onbekendheid. Er is zoveel onwetendheid onder artsen. Mensen worden gewoon het bos ingestuurd." De stichting wil geregeld een nieuwsbrief uitbrengen. Ook ligt er een folder voor zie kenhuizen met uitleg over het syndroom. Het geheel is een beetje met Lous op de loop ge gaan. „Ik weet niet wat me overkomt. We hebben niet eens een computer of een fax." Ze zit even in een dip, bekent ze. „Ik heb nooit de tijd gehad om bij mijn eigen verdriet stil te staan. Nee, het was altijd: Denk aan Hymke, denk aan Rhona. Het gezin moest op mij kunnen terugvallen." Rhona: „Iedereen in de familie heeft het voor zijn kiezen gekre gen." Lous: „Nu pas besef ik hoe ik onder de spanningen heb geleden. Het was altijd hol len en nooit stilstaan." Rhona: „De acceptatie is nog steeds het moeilijkste. Ik heb een kind op de wereld ge zet dat niet perfect is. Soms denk ik: Is het misschien mijn schuld? Ouders hebben er doorgaans meer moeite mee dan de patiënt zelf. Maar gelukkig ontwikkelt Hymke zich fantastisch." Lous tilt haar kleindochter op en lacht te gen het meisje. Hymke lacht terug, op haar eigen unieke manier. Oma: „Jij bent mijn mysterieuze njeid. Mijn heel bijzondere ge heimzinnige dame." Rubriek over straten, lanen, stegen, hofjes, grachten en vaarten in Leiden en omgeving. Bewoners vertellen over de plezierige kanten van hun woonomgeving, maar ook over grote of kleine problemen. Vandaag: het Boerenpad in Leiden. Ineens staan we niet meer op een kleiig volkstuin tje in de polder. De zon brandt. De oude Indische man schildert de theetuinen uit zijn jeugd. „O, zo groen, een en al groen, en dat harmonieuze!" Hij wijst naar de hellingen, vol met keurig gesnoeide theestruiken. „Die werden zo hoog, wel tien meter als je ze niet goed snoeide." Als jongetje speelde hij in de jungle rond de theeonderneming van zijn oom. „Ken je Hella Haasse, de heren van de thee, ja, zo was het precies." In de sloot langs zijn tuin kwaakt een kikker. We staan op Cronesteyn. in de kale schaduw van de troosteloze perenboom, die de talloze aanvallen van de rupsen niet overleefde. Want het laatste wat H. Scheepe doet is gif gebrui ken. Dan maar een dooie boom. Eigenlijk woont er niemand aan het Boerenpad. Sterker nog, je mag er niet eens wonen. In een van uiterste uithoeken van het Leidse grondgebied, on deraan de poldersloot langs de Vrouwenweg, ligt het volkstuinencomplex Cronesteyn. Je fietst er zo voorbij. Maar linksaf, vanaf het bruggetje duik je een meter of wat naar beneden de laaggelegen pol der in, en beland je op het enorme terrein vol mi ni-villa's. En als je niet uitkijkt, tuimel je met fiets en al zo in een van de vele vijvers, toegegrijnsd door een hengelende kabouter. De kabouterdicht heid is hier erg hoog. Een beetje tot spijt van de huidige bestuurders van Cronesteyn, is de naam volkstuin steeds min der van deze tijd. Veel mensen ontvluchten dure campings of worden weggepest door handige za kenlieden die er chalets op willen zetten. Hier krij gen die campingvluchtelingen voor 500 gulden per jaar een flinke lap grond waar ze hun eigen droom- villaatje mogen bouwen. Oorspronkelijk was de bestemming: tuinieren, groenten verbouwen of bloemen kweken. Dat gebeurt ook nog steeds. Maar er komen meer en meer mensen die een praktisch grasveld neerleggen voor de kinderen, en 's middags met zijn allen in de kantine naar Ne- derland-Mexico kijken. „Ik mis mijn vaatwasser nog het meeste", lacht M. Stouten. Die kan niet mee, want in tegenstelling tot een echte camping is hier geen elektriciteit. Voor licht en televisie zitten er zonnepanelen op het dak, maar daar krijg je een vaatwasser niet mee aan de praat. „Verder heb ik hier alles: douche, wc, ik kan hier koken." Het eenvoudige huisje bestaat uit een kinderslaapkamer en een woongedeelte, met een opklapbed in de kast. Stouten komt van het Wagnerplein. „Ja, eigenlijk heb ik twee hui- <zen", zegt ze. Stouten komt hier alleen in het weekend, en als het niet regent. „Gezellig hier; er is bingo, zeskamp, kinderplayback, van alles te doen! Dochter Belize likt ondertussen aan een waterijs je. Het leukste van de volkstuin vindt ze ijsjes en picknicken. De tuin van moeder Stouten heeft een flink grasveld, met aan de zijkanten keurige aange harkte borders en groepjes vaste planten. Geen sprietje onkruid. „Ome Ger is de tuinman", vertelt cn Stouten. Ome Ger lacht wat stijfjes. Hij heeft veel last van heupen en knieën, maar zit hier hele da rust en het tuinieren komen. „Kijk, dit zijn heimers", wijst H. Scheepe, „en daar sjalotj gebruiken wij veel voor Indisch eten." Hij het soort uitstervend Nederlands dat alleeii sen uit Surinarrie of Nederlands-Indië geleeij ben. Zorgvuldig formulerend, elke zin word maakt. Elk stukje tuin heeft hier zijn eigen vl De lollo rosso sla bloeit als een paarsrode I tussen de bitter geurende andijvie. „Ik varil mee, omdat ik die kleuren zo mooi vind." E straalt een niet opzettelijke harmonie uit, ondefinieerbare rust. Hier geen gezochte kil combinaties, of gedurfde slingerpaadjes. Së is iemand die zelden tuincentra bezoekt d tuinmagazines leest. Hij richt de tuin in nal eigen intuïtie, met de innerlijke harmonie i theetuinen van zijn oom. Daar horen ook bj bij die de spitskool opvreten. „O, laat maai die paar gaatjes, dat geeft toch niks", roept I Alleen de mol in het grasveldje, daar werd I boos op. Het resultaat is een omgespitte d< rechthoek tussen de bloemen. „Ik heb alles ste boven gegooid!" Je kijkt je ogen uit op Cronesteyn. Complei hoven met druivenkassen wisselen af met c wekerijen. Een man balanceert op een tei zijn kabelbaantje in orde te brengen. Tussen dodendrons rijdt een trein. Ruw gegrom vel de stilte; een vrouw zet de wasmachine aan een aggregaat is aangesloten. Wat verderop de ingetogen kalmte van een Japanse tuin. A. Pet staat zijn heg te knippen. „Het is ij rustig", zegt hij, „vanavond komen de nj voor het weekend." Op de vroege vrijdagri hoor je hier alleen de hypnotiserende roep I tjiftjaf en het zachte gezoem van de A-4. J hier soms om vijf uur op, pak een stoel, en g de vogeltjes luisteren", vertelt Pet. Zijn spit huisje blinkt in de zon. Pet zit in het begrafei zen. Gelukkig niet meer in - zoals hij het nl 'de ophaaldienst'. Straks komen zijn vrouw, dochters en kle deren. Hij doet alles voor zijn kleinkinderei jaar of wat geleden stortte hij in toen hij do] werk geconfronteerd werd met de dood vi genjarig jochie moest ophalen. „Ik heb een thuisgezeten. Ja, je denkt dan toch aan je kleinkinderen." Het is een zwaar beroep heeft; veel narigheid. „Zie ik ze zitten in d< twee families. Tien aan deze kant, tien aan i dere en ze kijken mekaar niet aan. Ik maak ruzie met mijn schoonzoons...." Hij rookt een sjekkie aan de waterkant komt hij tot rust. „Ik ben nu 60, ik hoop n( jaar of 10,15 mee te gaan." In de verte beieren onophoudelijk de kei! ken van de stad. Hij luistert hij naar de stilte beetje genieten van de eenvoudige dingen gaat het om." (Dit is de laatste aflevering van deze serie seizoen. De rubriek 'Straatbeeld' komt tel september) Volkstuinencomplex Cronesteyn. De oorspronkelijke opzet wordt overwoekerd door frutsels van een andere cultuur. foto taco van der eb gen om de tuin te onderhouden. Eigenlijk is de fa milie Stouten een goed voorbeeld van de ontwik keling in de volkstuinen. De ouderen weten nog hoe je een aardappel poot of een slakkenplaag in de hand houdt. De jongere generatie komt voor ontspanning en vertier na een week hard werken. De huidige tuinierstrend lijkt aan ze voorbij te gaan; dat is voor mensen met een eigen tuin in de Merenwijk. Wel verdienen de tuincentra hier kapi talen aan pergola's, kabouters, vijvers, stenen een den en wagenwielen. „Het wordt wat te commer cieel", mompelt J. de Bruin, voorzitter van het be stuur van Cronesteyn. We lopen langs een 'petite villa', waarvan de eigenaar slim de maximum af metingen van het onderkomen heeft uitgebreid door eindeloze erkers, vlonders en pergola's te bouwen. Er woont een compleet kaboutergezin. Ook hier geen onkruid meer te bekennen, maar dat komt omdat er geen stukje aarde meer vrij is. Het gaat de bestuurders wat aan het hart, dat er ook mensen zijn die niet dezelfde liefde voor de aarde hebben. „Soms wil er geen groente meer groeien, nadat er een siertuin heeft gestaan", ver zucht De Bruin. Siertuinders zijn soms wat kwisti- ger met de gifspuit, want hoe krijg je anders dahli a's zonder vlekjes, of hosta's die niet eindigen als kaalgevreten stokjes? Het is ook een zorg van het bestuur. De gemeente subsidieert tenslotte een volkstuin, geen camping. Toch blijven er genoeg mensen over die voor de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1998 | | pagina 50