c
'Der Bomber': neergestort
en toch weer opgestegen
Echter
LFTAL
ELDEN
M HET WK
ZATERDAG 6 JUNI 1998
ormeel ontleende Gerd Müller zijn
bijnaam 'Der Bomber' aan de wijze
waarop hij tekeer placht te gaan in
vijandelijke strafschopgebieden. Als een
bommenwerper! De spits van Bayern Mün-
chen en 'Die Mannschaft' scoorde niet, hij
executeerde. Écht aankomen zag je hem ei
genlijk nooit. Meestentijds hield hij zich on
zichtbaar op in het* niemandsland tussen
middenstip en zestien metergrens. En dan
ineens, met de geniepigheid van een Stuka,
dook hij op uit het wolkendek. Boem. Boem.
Boem.
Net als met de kip en het ei valt de exacte
volgorde van gebeurtenissen niet meer te
achterhalen, maar logisch geredeneerd moet
zijn voorkomen eveneens een rol hebben ge
speeld bij de naamgeving. Müller óógde na
melijk ook vervaarlijk. Vuurspuwende, prie
mende kijkers, de woeste, donkere haardos
van een krijger en indrukwekkende, haast
monumentale dijen.
Anno 1998 is daar niets meer van over. De
spirit in zijn ogen, verborgen achter een bril
met dubbelfocuslenzen, heeft plaats gemaakt
voor een blik van berusting. Het welige zwar
te kapsel is verkleurd tot bejaard grijs en be
dekt nu ook zijn wangen en kin. En de mas
sieve bovenbenen zijn teruggebracht tot nor
male proporties.
Natuurlijk, de tand des tijds knaagt onher
roepelijk aan iedereen - en hij heeft tenslotte
Abraham al gezien - maar de metamorfose
laat zich niet alleen verklaren uit het klim
men der jaren. Gerd Müller wil liever niet
meer herinnerd worden aan vroeger. Omdat
het verleden hem, op de keper beschouwd, in
diepe misère stortte. Daarom heeft hij wel
overwogen zijn uiterlijk gecorrigeerd en in
overeenstemming gebracht met zijn inner
lijk. Het resultaat van die bewuste gedaante
verandering is, dat hij ondertussen meer lijkt
op een professor in de Germaanse letteren,
dan op de oermens, die met een onverzadig
bare honger naar doelpunten hele naties in
rouw dompelde. Nederland voorop.
Vier benen
Sommige data vervagen nimmer. Zoals ou
dere Amerikanen precies weten wat ze op 22
november 1963 deden (huilen, omdat JFK
was neergeknald), zo weten miljoenen Hol
landers exact welke gemoedstoestand op de
7de juli 1974 bovendreef (in en in bedroefd,
omdat elf Westduitsers het onmogelijk ge
achte waarmaakten: Oranje van zijn voetstuk
sjorren). Die onuitwisbare gêne droeg de
handtekening van Gerd Müller.
Het WK van '74 kende véle helden. De vol
tallige selectie van Rinus Michels viel echter
bij voorbaat af, om de schijn van vooringeno
menheid te omzeilen; Gregorz Lato, de Pool
se topscorer van het toernooi, raakte zijn no
minatie kwijt aangezien hij nadien zijn loop
baan voortzette in België; en Jürgen Sparwas
ser - die namens de DDR het andere Duits
land bijna uit de competitie kegelde - bleek
bij nader inzien te veel eendagsvlieg.
Dus werd het, met enig hartzeer, Müller.
Aan die keuze liggen drie redenen ten grond
slag. In willekeurige rangschikking: 1) Van al
le Duitsers was hij de fideelste. Vedet
teneigingen waren hem vreemd. Zelfs bela
den met prijzen bleef hij de eenvoudige, be
scheiden verhuizer van vóór zijn voetbalcar
rière. 2) Ofschoon zijn allereerste trainer hem
de raad gaf vooral iets.anders te gaan doen
(want 'in déze sport wordt het niks met baby
olifantjes'), zorgde Müller er vrijwel in zijn
uppie voor dat het "so ein Tag, so wunder-
schön wie heute' werd. 3) Als spits was-ie de
uitvinder van de frommelgoals en het
Torinstinkt. Soms propte hij ballen op een
dusdanig lelijke manier tussen de palen, dat
die treffers in feite afgekeurd hadden moeten
worden. Vraag het maar aan Jan Jongbloed.
Daar stond weer tegenover, dat hij - on
danks zijn korte, gedrongen gestalte - het
vermogen bezat om keepers even overbodig
te laten zijn als het oor van een dove. Volgens
journalisten kwam dit doordat Gerd Müller
was uitgerust met meer dan twee benen. Wel
vier zelfs. In Mexico, tijdens het WK van 1970,
raakte hij in totaal tien keer de roos. Eén van
die doelpunten, aldus daar aanwezige Duitse
sportchroniqueurs, kwam tot stand terwijl hij
'ogenschijnlijk horizontaal in de lucht hing,
met been één een schijnbeweging maakte,
met been twee doelman Bonetti van Enge
land de verkeerde kant uitstuurde en met de
resterende twee benen het evenwicht be
waarde.'
Hoe lullig of onnavolgbaar ze ook waren,
de Duitser die hem in doelpuntenaantallen
overtreft moet nog geboren worden. Voor
Bayern schopte hij er 365 in, voor de 'Hei
mat' 68. Meerdere malen is hem gevraagd,
wat het geheim was van die kunsten. Waarop
hij met een infantiele simpelheid antwoord
de: 'Nou, ik stond er gewoon.'
Steakhouse
Twee jaar nadat Gerd Müller met de wereld
beker een triomfantelijk ererondje had gelo
pen over de sintelbaan van het Olympisch
Stadion in zijn woon- en geboortplaats, deed
hij iets wat niemand voor mogelijk had ge
houden en hem vervolgens ook langdurig
aanrekende: hun Bomber verliet Beieren om
in vreemde verten nóg meer voorspoed te
zoeken. Net als andere generatiegenoten
koos hij daarvoor de Verenigde Staten uit. De
pretparkstaat Florida, waar - meende hij - als
je er eenmaal geaard was, de onbegrensde
mogelijkheden voor het opscheppen lagen.
Sportief en zakelijk.
Eerst vuurde Müller een tijdje zijn torpe
do's af uit naam van de Fort Lauderdale Stri
kers en toen hij die voorgoed verschoten had,
ging hij in business. Müllers' Steakhouse -
specialisatie: Amerikaans vlees en Duitse Ge-
mütlichkeit - moest dè grpte trekpleister voor
hongerige yankee-magen worden. Met de
opbrengsten uit zijn sportwinkel in München
zou hij dan tot in lengte van dagen onbe
zorgd kunnen gaan rentenieren. j\lleen ging
het allemaal geheel anders dan hij zich in die
schone dagdromen had voorgesteld. Nog
sterker, het kostte hem op de lange duur zo
wat zijn leven. Het restaurant bleek voor
geen meter te lopen en Gerd Müller zocht ten
einde raad troost in de armen van Bacchus.
Over de preciese reden van die drankzucht
doen uiteenlopende versies de ronde. De eer
ste is dat Müller altijd al een flinke innemer
was geweest en slechts maat hield, omdat be
neveling zijn reflexen beïnvloedde. Maar dat
werd door collega's afgedaan als achterklap
op Bildzeitungniveau. De tweede lezing luidt
dat Müller leed aan wat Nederlanders inmid
dels 'Het Bergkamp Syndroom' zouden noe
men. Ook zijn angst voor vliegen was patho
logisch. Alleen liet hij het algemeen belang
wel prevaleren boven het eigenbelang en
stapte dus braaf in vliegtuigen als er weer er
gens op de globe een tegenstander opgerold
diende te worden.
Om de paniek te verjagen slurpte hij eerst,
op de achterste rij en onbespied, een flacon
cognac leeg. Dat hielp. Met name op de korte
vluchten. In de praktijk was het zo, dat hoe
meer mijlen er moesten worden afgelegd,
hoe frequenter de platvinkjes naar mond-
hoogte gingen en hoe groter die flesjes uit
eindelijk werden. Tegen de tijd dat hij met de
Fort Lauderdale Strikers de Verenigde Staten
van zuid naar noord en van oost naar west
doorkruiste, moet hij derhalve een aardig slij-
terijtje bij zich hebben gehad.
En dan is er nog het verhaal, dat Müller uit
pure verbittering aan de alcohol verslingerd
raakte. Zijn meeste ploeggenoten uit de gou
den dagen van Bayern en het nationale team
hadden het ver geschopt of waren mannen in
goede doen. Berti Vogts was bondscoach,
Franz Beckenbauer verdiende geld als water,
meervoudig miljonair Wolfgang Overath kon
leven van de losse centen, Sepp Maier bezat
tennisbanen en zelfs Georg Schwarzenbeck
had niets te klagen. En hij, zonder wie de rest
wellicht roemloos de vergetelheid was inge
gleden, hij probeerde aan de andere kant van
de oceaan, van god en alle mensen verlaten,
tevergeefs een paar lappen vlees te slijten.
Een mythe noemde hij dat overigens zelf,
toen hij nog net redelijk uit zijn woorden kon
komen. 'Waarom moet ik bijvoorbeeld ja
loers zijn op Franz. Ik heb een keer in zijn
agenda gekeken. Hij heeft geen dag voor
zichzelf. Zo wil ik niet eens leven.'
Verveling
Waar Müller zijn ongeremd zoeken naar
vloeibare vulling aan toe schreef, was in we
zen heel eenvoudig: ledigheid, verveling.
Te trots om hulp in te roepen en te verslaafd
om nog op te staan, ging het met Gerd Mül
lers' kwaal van kwaad tot erger. Zuipend als
een tempelier joeg hij al zijn bezittingen er
door, inclusief de kwart miljoen mark die wa
ren overgebleven varï zijn benefiet in 1983.
Pas toen zijn vrouw Uschi besloot dat zij en
hun dochter Nicole niet verder meegesleurd
wensten te worden en, eenmaal terug in
Duitsland, vertelde dat Der Bomber was ge-
crashed, kwam er redding.
Bayern München behoedde zijn vroegere
ster voor de verdrinkingsdood. Op voorwaar
de dat hij een vrijwillige ontwenningskuur
van tien weken onderging, zou hij - bij goed
gevolg - worden aangesteld als scout en
jeugdtrainer. En om hem er ook financieel
weer enigszins bovenop te helpen, lapten de
maatjes van vroeger 50.000 DM. Van Bayern
kunnen ze zeggen wat ze willen, maar de FC
Hollywood is zo beroerd nog niet!
Toen Franz Beckenbauer zijn vijftigste ver
jaardag vierde, werd te zijner ere een VIP-
feest zonder weerga georganiseerd en zond
het ZDF een tv-special uit over zijn
(voetbal)leven. Toen Gerd Müller dezelfde
mijlpaal bereikte gebeurde er niets. Omdat
hij dat niet wilde. Hij is allang blij. dat hij de
vijftig überhaupt heeft gehaald en weer kon
opstijgen. Zonder vliegangst en platvinkjes.
Volgende week: het WK van 1978 met Ma
rio Kempes (Argentinië). Tevens aankondi
ging speciale WK-lezersactie
Onze Taal
Onder de taaladviseurs behoort Jan
Renkema tot de gematigden of libe
ralen. Er valt veel te verbeteren
maar er wordt weinig pertinent af
gekeurd. In zijn befaamde 'Schrijf
wijzer' wordt dan ook niet vaak een
zin 'fout' genoemd. Meestal is er
sprake van 'moeilijk leesbare zin
nen' of'vreemde zinnen', en daar
moet dan liefst wat aan gedaan
worden. Een enkele keer wordt er
echter wel iets echt fout genoemd.
Dat gebeurt bijvoorbeeld op blad
zijde 101, waar het gaat om de
woordvolgorde in zinnen als: 'Ech
ter komt het zelden voor' of: 'Ech
ter, het komt zelden voor'. De eerste
zin, aldus Renkema, is fout. De
tweede zin is de goede. Niet bespro
ken, maar waarschijnlijk ook goed
gekeurd, wordt de volgorde: 'Het
komt echter zelden voor'.
Wie in woordenboeken gaat kijken of
Renkema's visie door anderen gedeeld
wordt, vindt daar niets over gewenste of
verboden volgordes. Wel is meer te vinden
in de 'Algemene Nederlandse Spraakkunst',
oftewel de ANS. Daar worden als goede
volgordes genoemd: (Hij zou nog opbel
len.) Echter, hij heeft zijn woord niet gehou
den', en: '(Hij zou nog opbellen.) Hij heeft
echter zijn woord niet gehouden'. Uitgeslo
ten acht de ANS een zin als: '(Hij zou nog
opbellen.) Echter heeft hij zijn woord niet
gehouden'.
De ANS en Renkema zijn het dus met el
kaar eens. Wat de een 'uitgesloten'
noemt en de ander 'fout', is het gebruik van
'echter' als eerste zinsdeel. Het mag vóór
het eerste zinsdeel staan (als aanloop), het
mag ook verderop in de zin staan, maar het
kan niet eerste zinsdeel zijn.
Nu betekent een ferme afkeuring door Ren
kema en door de ANS geenszins dat zulke
zinnen niet voorkomen. Wie op zoek gaat in
allerlei kranten en boeken, kan vaststellen
dat sommigen die afkeuring negeren of er
niet van op de hoogte zijn.
Het advies of het verbod van Renkema en
de ANS is evenwel geen slag in de lucht. Zij
verwoorden wat waarschijnlijk een ruime
meerderheid van de Nederlandstaligen te
genwoordig vindt, namelijk dat je 'echter'
liefst niet als eerste zinsdeel gebruikt.
Het is verrassend om te merken dat in
teksten uit vorige eeuwen die afkeer van
'echter' als eerste zinsdeel volstrekt niet
hlijkt, en dat integendeel het woord 'echter'
destijds haast bij voorkeur tot eerste zins
deel werd gemaakt. In bijna elk boek uit de
vorige twee eeuwen kan men er voorbeel
den van vinden.
Ook in de 20ste eeuw is deze volgorde trou
wens nog lang niet meteen verdwenen.
Bordewijk schrijft in zijn roman 'Karakter'
(1938) bijvoorbeeld: 'Echter bracht hij heel
voorzichtig op kantoor het gesprek wel eens
op Dreverhaven', en: 'Echter was er geen
neergang te bespeuren in haar dagelijks
doen, haar ogen, haar wil'.
We stellen vast, dat 'echter' als eerste
zinsdeel in de 18de en 19de eeuw nor
maal was, en zelfs vaak zo voorkwam, en
dat dat nu, tegen het einde van de 20ste
eeuw, helemaal niet meer zo is. Ook al staat
'echter' misschien nog vyel eens een enkele
keer op zijn 'oude' positie (eerste zinsdeel),
het is daar ongewoon geworden, we vermij
den het, en grammatica's en taaladviseurs
wijzen het af. Er moet dus iets veranderd
zijn, in de loop van de 19de en/of 20ste
eeuw. Over de oorzaak van die verandering
weten we voorlopig helemaal niets.
Het omgekeerde heeft zich overigens ook
wel eens voorgedaan: een woord dat eerst
niet vooraan kon staan, kan het tegenwoor
dig wel. Een voorbeeld daarvan is 'helaas'.
Van oorsprong is het een tussenwerpsel,
een interjectie; en tussenwerpsels kunnen
geen zinsdeel zijn. Charivarius wijst er in
1940 nog op, in zijn beroemde of beruchte
boekje 'Is dat goed Nederlands?', dat we
moeten zeggen: 'Helaas, hij is gestorven
voordat zijn werk voltooid was', of: 'Hij is,
helaas, gestorven voordat zijn werk voltooid
was', en zeker niet: 'Helaas is hij gestorven
voordat zijn werk voltooid was'.
Maar wat Charivarius en andere taaladvi
seurs ook gezegd hebben, het heeft (ui
teraard) niet mogen baten. Tegenwoordig
vinden we 'helaas' beter staan op de eerste
plaats van een zin dan 'echter'.
Een gewoon spreektaal-woord is 'echter'
niet. Het is een woord uit de schrijftaal. Het
is moeilijk te achterhalen of dat vroeger ook
zo was. Aan de andere kant is heel zeker dat
'helaas' van een wat overdreven dramatisch
woord geworden is tot iets heel normaals in
alledaagse spreektaal. Maar of dat er iets
mee te maken heeft, weet ik niet.
n istotste frommelaar.
in Hi
door JACQUES ROS
Gerd Müller (r) in duel met Wim Suurbier tijdens de WK-finale van 1974.
Hollar
rogea
eenzc
Jeusfel 5: 1974
onrng
hetend Müller
Sst-Duitsland
:u,a,WK heeft zijn eigen helden
miortgebracht. Grote of
êndifische voetballers die op een
30 ma
rodelndere manier een stempel
ibiwf j
:n mikten op dat
fmotfeldkampioenschap. In een
et de ié? krant herinneringen op
isvestj
in hei de meest spraakmakende
,rSaa! J TJ
nketden. In deze vijfde
inolöj
mawering: de WK-editie van
lenwj li
teko14 en Gerd Müller, s werelds