De onopgeloste moord op ir. Guljé Hn het Watertje eer spiegelt zich e maatschappij iii 3 ,ïr ZATERDAG 30 MEI 1998 Acteur Hans Tiemeijer werd naar aanleiding van een door hem geschre ven toneelstuk verhoord in 'De zaak Guljé'. Dat leverde echter niets op. foto archief anp (Vervolg voorpagina Bijvoegsel) ijn moeder heeft na de moord op mijn vader echt alles in het werk ge- steld om de dader te vinden", zegt Eugène Guljé. „We zijn zelfs bij een helderziende ge weest. Die zei dat mijn vader de naam wist van de dader, maar dat die naam niet bij hem 'doorkwam'. Volgens de theorie van die helderziende zou de dader dus een be kende van mijn vader moeten zijn geweest." Eugène Guljé is een vriendelijke, goedlachse man. Ja renlang is hij priester geweest, totdat hij in het begin van de jaren zestig uit het ambt stapte en trouwde. Daarna werkte hij lange tijd onder de drugsgebruikers in Amster dam. Nu is hij met pensioen. Tekenend „Ik krijg nog steeds hartkloppingen als ik terugdenk aan die tijd. Al vrij snel heeft de Leidse politie de zaak als on oplosbaar beschouwd", zegt hij. „Al in mei 1946 kreeg mijn moeder van Kolfschoten, de toenmalige minister van justitie, een brief waarin hij haar schreef hoezeer hij met haar lot begaan was, een lot dat des te moeilijker te dragen was, 'nu de kans om tot een opheldering van het dramatische gebeuren te komen nog zo zwak schijnt'. Die brief dateert van 3 mei 1946! Nauwelijk twee maan den na de moord op mijn vader! Het is alsof ze het onder zoek toen al hebben afgeschreven. Mijn moeder heeft nog een persoonlijk onderhoud gehad met Kolfschoten. En toen deed hij een uitspraak die tekenend is voor die periode van vlak na de oorlog. Hij zei: 'Mevrouw, het is zo'n onzekere tijd. Ik ben zo bang. Ik laat me dag en nacht bewaken'. Mijn moeder is door blijven knokken. Op een zeker moment meldde zich ene Ir. Thijssen. Hij zou in de trein van Leiden naar Den Haag de vermoedelijke dader heb ben gezien. Mijn moeder moest met hem meereizen in die trein om die persoon te identificeren. Ze vond dat maar eng. Daarom is ze toen vermomd in die trein gaan zitten. Maar ze herkende de aangewezen persoon niet. Later is de politie naar haar toe gekomen met het voor stel: geef ons tienduizend gulden en dan gaan we verder met het onderzoek. Dat is haar door Mr. Kortenhorst, de secretaris van het werkgeversbestuur, afgeraden. En te recht! Dat was natuurlijk je reinste geldklopperij." Het onderzoeksdossier over de moord op ir. Guljé blijkt na intensieve naspeuringen van deze krant spoorloos. Noch bij het ministerie van justitie, noch in het archief van de Gemeentepolitie Leiden, noch bij het parket van de procureur-generaal, is het te achterhalen. Eugène Gul jé: „Je krijgt de indruk dat het toentertijd is verdonke remaand. Ik vind dat schandelijk. Vooral omdat het hier een moord betreft die niet is opgelost. Wij eisen dat het dossier boven tafel komt, dat er openheid komt over de gang van zaken destijds. Wij willen inzage in dat dossier." In het archief van het parket van de procureur-generaal bevindt zich nog slechts een aantal systeemkaarten die een ruwe indruk geven van het onderzoek. Op 4 maart zonden de Leidse rechercheurs Noothoorn en Odding een rapport aan het parket over de moord. Op 5 septem ber 1946 berichtte het ministerie van justitie dat het on derzoek in handen was gegeven van de 'Commissaris van Politie Leiden en den aan het Directoraat-Generaal van Politie verbonden commissaris van Rijkspolitie De Gast tengevolge van zijn nauwe relaties met de illegaliteit'. Kennelijk ging de politie uit van de theorie: als de dader in verzetskringen moet worden gezocht, dan is De Gast de aangewezen figuur om het onderzoek te leiden. Over de mogelijkheid van een dubbele loyaliteit, is kennelijk niet nagedacht. De Gast is helaas enkele jaren geleden overleden. Op 19 juni 1946 ontving het parket een schrijven waar in werd gevraagd het onderzoek door de Rijksrecherche nog eens te laten bezien. In november van dat jaar kreeg de Leidse politie een krantenknipsel toegestuurd van de bekende verzetsman Mr. J. Le Poole, een knipsel dat mis schien aanwijzingen kon bevatten voor de oplossing van de moord. In diezelfde maand zond de politie Leiden aan het parket het verslag van een opvoering van een toneel stuk, genaamd 'De zaak A.D. Een probleem van deze tijd'. Het gaat hier om een toneelstuk, geschreven door de bekende acteur Hans Tiemeijer. In het stuk wordt het meisje Anna Daalders verdacht van de moord op 'een al gemeen geacht redacteur' te Amsterdam. Met dit drama wilde Tiemeijer een schrijnend beeld geven van de men taliteit van de door de oorlog ontwrichte jeugd. De acteur werd door de Leidse politie verhoord, maar dat verhoor leverde niets op. Inspanningen Nadat het onderzoek was doodgelopen, schreef de toen malige minister van justitie Weijers aan de Secretaris-Ge neraal op 13 mei 1949 een brief waarin hij opdracht gaf de zaak nogmaals te laten onderzoeken door een bekwa me rijksrechercheur, 'geheel vrijstaand van de Leidse po litie, in welker activiteit men geen vertrouwen heeft'. Een kattebelletje bij die brief vermeldde dal het in het alge meen geen aanbeveling verdiende om de procureur ge neraal te instrueren 'doch dat er in dit speciale geval wel aanleiding toe bestaat'. Volgens de familie moet de dader uit verzetskringen komen. Mr. J. Le Poole heeft zich behoorlijk ingespannen om achter de identiteit van de moordenaar te komen. Te vergeefs. Na die tijd hebben de weduwe en haar kinderen de zaak min of meer laten rusten. Elisabeth Guljé: .An ders was niet alleen mijn vader het slachtoffer geworden, maar de hele familie. Dan zouden wij gefrustreerde men sen zijn geworden. Er waren zulke invloedrijke mensen die deze zaak zo'n goed hart toedroegen. Op die mensen hebben we vertrouwd. En de politie had in die tijd ook veel meer gezag. Je kwam toen niet zo snel tegen de poli tie in opstand." „We moesten ons in het gezin natuurlijk vermannen. Zo'n gebeurtenis laat een grote wond achter. Mijn moe der - ze leeft niet meer - was er van overtuigd dat de zaak eens zou worden opgelost. Ze zei: 'Als meer dan één per soon ervan af weet. dan zullen de mussen het op zeker ogenblik van de daken schreeuwen'." Rubriek over straten, lanen, stegen, hofjes, grachten en vaarten in Leiden en omgeving. Bewoners vertellen over de plezierige kanten van hun woonomgeving, maar ook over grote of kleine problemen. Vandaag: het Watertje in Zoeterwoude. De tijd heeft sporen uitgewist en nagelaten. Er is veel en tegelijkertijd toch maar weinig veranderd aan het Watertje. Beeldbepalende boerderijen als die van Overdevest zijn verdwenen, evenals de schepen. De bruggetjes liggen er - tien in getal - nog altijd en maken de straat als 'een stukje Giet hoorn' in de Randstad tot een toeristische trek pleister. Het wegdek loopt niet meer onder sinds in de vaart beschoeiing is aangebracht en de bedrij vigheid zwelt langzaam weer aan. Eigentijdse jon geren maakten het straatje weer even lot het cen trum van het dorp. Ze hadden hun 'hangplek' ge vonden rond de brood(jes)automaat van de bakke rij van Van der Geest. Tot diens buren bezwaar maakten tegen de herrie en overlast. „Wat luij hier vroeger allemaal uitgevreten heb ben. Niet te filmen. Als je raam toevallig had open gestaan in de hooitijd, kon je zomaar een baal in je bed vinden. Geintje van je vrienden. En we reden ook weieens iemand het water in. Voor een kwartje, op een handkar. Zo vanuit de poort. Ouderen ergeren zich vooral aan de auto's die over het smalle wegdek razen. In lang vervlogen dagen mocht er niet eens gefietst worden, weet het echtpaar Van Kapel nog („maar ja, wie had er toen een fiets?"). Tegenwoordig mag er alleen bestem mingsverkeer met aangepaste snelheid in één rich ting over het Watertje, waar parkeren een uur is toegestaan. Met al die regels wordt echter stevig de hand gelicht op de sluiproute naar Zoetermeer. „Je weet niet hoe hard ze hier gaan, ondanks de bloembakken die er staan om dat af te remmen. En er wordt ook vaak tegen de draad ingereden", zegt Piet van der Drift, ,,'s Morgens vroeg en 's avonds laat rammen ze hier met 85 km per uur langs. En overdag komen vaak boeren met hun trekkers voorbij. Dan zit je te schudden in de ka mer." Het Watertje heeft geen trottoir, dus dendert het verkeer vlak langs zijn (geboorte)huis, dat op tak ken en turfmolm is gebouwd „omdat hier vroeger niet geheid mocht worden." Wie zomaar de deur uitstapt, loopt kans 'dat de vouwen uit zijn broek' worden gereden. Het verbaast Van der Drift dan ook dat er nog maar zo weinig ongelukken zijn ge beurd. „Eén keer is er een auto de slaapkamer van een boerderij binnengekard," meldt hij. „En eerlijk gezegd begrijp ik niet, dat er nooit persoonlijke on gevallen zijn gebeurd. De situatie is levensgevaar lijk." Desondanks denkt hij er niet aan te vertrekken. „Ben je gek, ik blijf hier altijd wonen. Het Watertje is schitterend Alleen zouden ze de bouwstijlen eens wat meer in de hand moeten houden." „SJZ was vroeger een puur katholieke vereniging. Daar kwam je niet op als protestante jongen. Maar Leen van der Geest, de bakker van 't Watertje, was voorzitter van de club en hij was heel vooruitstre vend. 'Er is maar één God', zei hij. Van hem moch ten we toch komen. Wij kleren kopen en naar de wintertraining in het Patronaatsgebouw aan de Schenkelweg. Kwam daar de secretaris binnen en die riep meteen: die twee Versteegens eruit. Is het hele elftal opgestapt en naar z'n huis gegaan om te protesteren. AI die jongens werden voor een jaar ge schorst en wij mochten toch geen lid worden. Van geen enkele katholieke club trouwens. Misschien dat we daar later die grote prestatiedrang van heb ben overgehouden. (De tweeling Versteegen maakte muzikaal furore met de popband The Shoes en heeft nu vier res taurants in Leiden). Stille Watertjes hebben diepe gronden. Op zomaar een doordeweekse dag ligt het Zoeterwoudse straatje met die naam er vredig bij. Eenden dom melen in de vaart die al in 1406 gegraven is, een eenzame visser heeft zijn blik op oneindig ge draaid en in de verte scharrelt vee traag door de polder. Niets verstoort het idyllische plaatje in het Groene Hart van de Randstad, behalve... „Behalve dat huis dat net gebouwd is. Past abso luut niet in het beeld. Te veel dak, te veel rood", klinkt het achtereenvolgens uit vier, vijf monden van bewoners. „Mooi pand hoor, daar niet van, maar niet hier op het Watertje." Anne Scholier, eigenaresse van de kapitale wo ning, gebouwd op de plek waar recent nog een stulpje van de vroegere armenzorg stond, hoort er niet van op. „Ik begrijp die reacties wel", zegt ze. „Het is nieuw en aan iets nieuws moet je altijd wennen. En het is inderdaad enorm fel, dat rode dak, maar na een tijdje komt er mos op en wordt het wat donkerder. Dan zal het allemaal best mee vallen en past het wel in de sfeer." „Typisch Zoeterwoudse vraag: 'Van wie ben jij er een?'Als er een kind voor de deur staat vanwege een of andere activiteit van padvinderij of club, hoor je niet: 'Wie ben je?' maar 'Van wie ben jij er een?' Pas als de familiebanden herleid zijn is het goed. Juist om het pittoreske heeft ze ervoor gekozen hier te investeren, zegt Scholier met licht Vlaamse tongval. De geboren Antwerpse wist na een wan deling over het Watertje meteen dat ze er zou gaan wonen. Na 23 jaar Nederland, een verblijf in Leids- chendam, de dood van haar man, het uitvliegen van haar kinderen en een studie aan de Koninklij ke Academie in Den Haag, viel alles op z'n plek voor de kunstenares. „Het is hier zo schilderachtig, zo landelijk, zo rustig", zegt ze. „Nee, een brugge tje heb ik nog niet - de eerste aanvraag is afgewe zen - maar in de garage ga ik voorlopig mijn atelier vestigen. Ik wil gaan exposeren met houtsnijwerk en ik hoop dat ik geaccepteerd word." Dat zal nauwelijks problemen geven. Uit de om geving mag dan wel kritiek klinken op het bouw werk dat ze heeft laten neerzetten, bij de andere bewoners heerst ook het besef dat ze er niet te lang over moeten zeuren nu het er eenmaal staat. „De tekeningen hebben tenslotte ter inzage gelegen, dus hadden we in een eerder stadium bezwaar moeten maken." De nuchtere constatering geeft exact weer hoe het dagelijks leven verloopt aan de twee kanten van het Watertje, dat een grote diversiteit aan bouwwerken en bewoners kent. Het hele bestaan krijgt er gestalte. Van de doop in de Hervormde Kerk (die met de achterkant aan Watertje en pasto rie grenst) tot het graf dat erbij ligt. En alles wat daar verder tussenin kan gebeuren, wordt weer spiegeld in de maatschappelijke status van de be woners. „De sociale gelaagdheid is enorm, van heel gewoon tot rijk", constateert Jan Waldus, ad viseur van het college van bestuur van de Leidse universiteit en bewoner van 30c. „Het is bepaald geen homogene woonwijk." „De eerste die op de begraafplaats aan deze kant werd neergelegd was een soldaat uit Den Haag. Die was in de oorlogsdagen elders neergeschoten en is hierheen gebracht. De tweede was ook geen Zoeter- woudenaar, maar een Brabander. Hij was hoofd van de lagere school en wilde naast die soldaat be graven worden. Iedereen wordt in zijn waarde gelaten in de LAT- relatie die de bewoners van het Watertje met el kaar hebben opgebouwd. Samen en toch apart vullen ze de dagen. Er is geen buurtvereniging, er zijn geen buurtfeesten - maar het kan tijdens de Bewoners van het Watertje bijeen op het bruggetje voor de boerderij van Van der Poel. V.l.n.r. Gerard van der Hoeven, Winy van der Geest, het echtpaar Overdevest en Piet van der Drift. fotos henk bouwman tweejaarlijkse braderie en de jaarlijkse wielerronde 'buitengewoon gezellig' zijn met de buren. Voor het overige groeten die elkaar en maken een praat je. Maar ze gaan zelden bij elkaar op de koffie. Twee typerende voorbeelden: „Ik woon hier nu 22 jaar en ik ben hiernaast één keer binnen geweest." (Piet van der Drift, van nummer 20). En Cock Overdevest van nummer 45: „Ik geef mijn buren een hand als ik ze tegenkom en zeg mevrouw en meneer tegen ze." Dat is historisch zo gegroeid, weet Gerard van der Hoeven. De communicatie-adviseur van de ge meente Voorburg geldt als de man die 'alles' weet over de geschiedenis van het dorp. „Vroeger was het Watertje het winkelstraatje bij uitstek in Zoe terwoude. Er zaten hier zo'n twintig neringdoen den, zeven boerderijen en een café. Die mensen hadden hun handen vol aan hun eigen bedrijf. Ze hielden hun klanten te vriend, maar op gepaste af stand." Van der Hoeven woont naast zijn ouderlijk huis, waar zijn broer de slagerij van zijn vader en opa heeft voortgezet. Op de grond waar vroeger het kruidenierszaakje van Mous Kraan gevestigd was, hebben hij en zijn vrouw Ria hun woning laten bouwen. Met de oude steentjes: 11.700 om precies te zijn. „Te weinig om de hele buitengevel mee te doen, dus hebben we ze binnen verwerkt. We zijn twee zomers bezig geweest met bikken." Het uitzicht is uniek, wijst hij uit het keuken raam naar de enige overgebleven boerderij van Koos van der Poel. „Dit is het mooiste straatje van Zoeterwoude. Ik ga hier nooit meer weg." „De tuinen van de huizen van het Watertje slui ten aan op de Loethe waar vroeger SJZ voetbalde. Soms hoorde je dan vanuit de achtertuin moeder Pieterse naar haar zoon roepen: 'Gerard ééten'. Zo maar tijdens een wedstrijd. Het Watertje oefent grote aantrekkingskracht uit op degenen die er geboren zijn, of er tijdelijk on derdak vonden. Zo bleef Hagenaar Henk van Kapel (81) tot op de dag van vandaag in het ouderlijk huis (no. 44) van zijn vrouw, waar hij in de oorlog ondergedoken zat. Gerard Overdevest - „iedereen noemt me Bart"- aannemer in ruste, verlaat zijn woning pas als ze hem er 'horizontaal' moeten wegdragen. En horeca-exploitant Jan van der Geest en Piet van der Drift (directeur van een schoon maakbedrijf) laten zich in dezelfde bewoordingen uit. Jeugdherinneringen kleuren hun oordeel. De film draait terug. Naar de tijd dat het Watertje een paardenpad was, dat er schuiten van boeren en beurtschippers in de de vaart lagen. Naar de grote gezinnen, de 'stoepen' aan de waterkant waar de was werd gedaan. De hooitijd op de boerderijen. „Voor een kwartje helpen in De Hel (het Westein de), waar het land lag." Het 'hangen' in bakkerij 't Watertje van Van der Geest: „Altijd warm en soms mocht je er de gebroken koekjes opeten." Het schaatsen en het polsstokspringen in de polder. Het voetballen op het naastgelegen Loethe-veld waar eerst de uitwerpselen van schapen wegge- schraapt moesten worden. Het duiken van de des tijds nog hoge Bakkersbrug. Het komt allemaal weer boven. „Hij heette Rinus Pieterse, maar iedereen noemde hem Hollie of de uiwinder. Hij was de bekendste fi guur van het Watertje. Die jongen ging op een mo tor steile wand rijden in grassilo's. En hij sloot een keer een weddenschap af dat hij vier minuten on der kon blijven in het Watertje. Lukte 'm ook, want de avond tevoren had hij een teil in cle sloot laten zakken en ondersteboven gelegd, zoclat er lucht in zat."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1998 | | pagina 49