n
Voorgoed
bevroren
in de tijd
>T
Nationale
bezinningsd
Dodencelbewoner
John Elsken: „Ik ben
van plan om nog vele
jaren te blijven Ie-
k ben zo'n tuthola die nog steeds
I hoop heeft." Gea Knol denkt dat
het ooit 'goed' zal komen met haar
penvriend John Elsken en dat zijn doodvon
nis toch nog zal worden omgezet in levens
lang. „In het begin probeerde ik nog om rije
niet aan hem te hechten. Hij kon immers ie
der moment geëxecuteerd worden. Maar dat
mislukte al snel. Een halfslachtige vriend
schap hoort niet echt bij mij."
Zeventien jaar pas is ze als ze contact op
neemt met Amnesty International omdat ze
wil gaan schrijven met een terdoodveroor
deelde. Het is 1983. „Als havo-scholiere in
Drachten maakte ik me druk over van alles
en nog wat. Kernwapens, milieuproblema
tiek, dierproeven, noem maar op. Ik liep in
die tijd in allerlei protestmanifestaties mee.
Maar op een bepaald moment begon ik te
twijfelen. Wat haalde dat protesteren nu ei
genlijk allemaal uit? Ik wilde wat doen." Een
artikel in Vrij Nederland over de briefwisse
ling tussen een Belgische vrouw en enkele ter
dood veroordeelde mannen in de VS brengt
haar op een ander spoor. En zo schrijft ze een
jaar later haar eerste brief aan John Elsken in
Florida. Het is niet zijn echte naam maar een
pseudoniem omdat „naamsbekendheid
soms negatieve gevolgen kan hebben voor
een terdoodveroordeelde.
Uit een brief van John Elsken, 31 mei 1984:
Bes te Gea,
Ik moet zeggen dat ik verbaasd was toen ik
jouw brief ontving. Ik heb nog nooit eerder
met iemand uit Nederland gecorrespondeerd,
maar ik ben er zeker van dat liet interessant
zal zijn om jou en de gewoonten van jouw
land te leren kennen. Over mezelf, ik ben 25
jaar oud. een Amerikaan van Duitse en Ierse
afkomst. Ik ben op 9 december 1958 geboren
en hoewel ik niet in astrologie geloof ben ik
dus een Boogschutter. Ik ben 1,83 meter lang
en ik weeg ongeveer 77 kilo, ik heb lichtbruin
haar en blauwe ogen. Ik heb op dit moment
geen foto van mezelf, maar zodra ik er eentje
heb, zal ik hem opsturen zodat jij weet hoe ik
eruitzie.
Moord
Elsken zit dan al vier jaar in een dodencel. Hij
is in 1980 ter dood veroordeeld wegens
moord. Lange tijd weet Gea Knol niet waar
om de Amerikaan veroordeeld is. „Dat wilde
ik eerst ook helemaal niet weten. Mijn enige
doel was immers om John gezelschap te hou
den in een uitzichtloos en van de buitenwe
reld afgesneden bestaan. Toen ik later wel
eens een balletje opgooide, bespeurde ik te
rughoudendheid bij John. Hij schaamde zich
kennelijk voor wat hij gedaan had."
Maar als de plannen voor het boek ter
sprake komen, verandert de zaak. Gea: „Toen
moest ik het weten." Ze schrikt enorm als ze
hoort dat Elsken een meisje heeft misbruikt
en vermoord. „Uitgerekend in die tijd was ik
groepsleidster van misbruikte kinderen. En
tegelijkertijd was ik bevriend met iemand die
zich aan misbruik van een kind schuldig had
gemaakt. Dat kon toch niet? Dat voelde als
verraad aan mijn eigen pupillen."
Het zijn uiteindelijk de kinderen die haar
over de streep trekken om door te gaan. „Ik
had ze van het begin af aan alles over mijn
correspondentie verteld. Toen John vertelde
wat hij misdaan had, heb ik het daar ook met
de kinderen over gehad. Hun reactie verraste
me. Laat hem niet in de steek, zeiden ze, hij
is je vriend en hij heeft er spijt van."
Elsken herinnert zich overigens niets meer
van de moord. „Hij heeft een zwarte plek in
ZATERDAG 2 MB
Gea Knol uit het Overijsselse Belt-Schutsloot schrijft al veertien
jaar met de in 1980 ter dood veroordeelde John Elsken in Florida.
Een Nederlands record, denkt Amnesty International. Deze
maand verschijnen de brieven van John en Gea in boekvorm bij
uitgeverij Jan Mets te Amsterdam. „Om de wereld te laten zien
dat een terdoodveroordeelde een mens is en geen monster, zoals
zo vaak wordt gesuggereerd, "Het boek heet 'Een
terdoodveroordeelde, een vriend' en kreeg als ondertitel mee
'Brieven uit Death Row', een verwijzing naar de dodengang waar
de veroordeelden wachten op de voltrekking van het vonnis. Wie
de epistels leest is indringend getuige van de ontwikkeling van een
jonge vrouw in de kracht van haar leven en een man in een
dodencel van twee bij drie meter, voorgoed bevroren in de tijd.
door ROBERT VAN DE WOESTIJNE
zijn geheugen." Toch is de Amerikaan er
aanvankelijk wel van overtuigd dat hij schul
dig is. Dat verandert in de loop der jaren. Gea
Knol weet waarom. „John heeft een moeilijke
jeugd achter de rug. Hij had voor de moord al
diverse kleinere delicten zoals diefstalletjes
op zijn geweten. Maar hij had daarbij nooit
geweld gebruikt. John kon dan ook geen en
kele verklaring vinden voor die extreme ge
weldsexplosie, ook al was hij wel onder in
vloed van alcohol en drugs."
Dat er tijdens de misdaad geen enkele ge
tuige aanwezig is en dat er op de plek des on-
heiïs ook geen sperma- of andere sporen
worden gevonden, sterken Elsken in zijn
overtuiging dat hij onschuldig is. „John is
veroordeeld op grond van een voetafdruk van
zijn schoen in de buurt van het slachtoffer en
vanwege het feit dat hij zich in haar buurt
ophield." Ongelofelijk, vindt Knol. „Het is
dus nog maar de vraag of hij het echt gedaan
heeft. In Nederland was hij misschien wel
vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs."
Schoon
Elsken wacht nu al meer dan achttien jaar de
dood, het onvermijdelijke dat komen gaat.
Een leven zonder toekomst. Aanvankelijk
verblijft hij in de Florida State Prison in Star
ke. Nu zit hij in het Union Correctional Instu-
tion in Raiford, eveneens in Florida.
,,De nieuwe gevangenis is een grote vooruit
gang in vergelijking met de vorige, maar het is
nog steeds een gevangenis'. Het is hier veel rus
tiger omdat er veertien cellen aaneengesloten
zijn in plaats van vierenvijftig! De cellen zelf
zijn ongeveer hetzelfde, alleen zo'n zestig cen
timeter langer. Het beste is nog dat alles het
hier doet, omdat het nieuw is. En het is
schoon. Geen ratten, geen kakkerlakken en
geen schimmel in de douches!"
Veertien jaar lang schrijven John en Gea
om de maand met elkaar. „In het begin was
het even eenrichtingsverkeer. Maar al heel
gauw vertrouwde ik hem al mijn problemen -
privé en op m'n werk - toe, waar hij dan weer
allerlei oplossingen voor bedacht." Allebei
hebben ze al hun brieven bewaard. Dan ont
staat het idee om de correspondentie te bun
delen in boekvorm. „Het initiatief ging uit
van John. Hij wilde laten zien dat hij ook een
mens is en geen monster zoals hij vaak wordt
afgeschilderd in de media."
Het boek geeft een beeld van de ontwikke
ling die zowel Gea als John in hun leven heb
ben doorgemaakt. Gea bouwt met vallen en
opstaan een eigen leven op en sticht een ge
zin. „Toen ik met John begon te schrijven,
woonde ik nog bij m'n ouders in Drachten,
lag er een teddybeer in m'n bed en had ik ro
ze muren." Van de sociale academie in
Leeuwarden - inclusief studentenfeesten en
Elfstedentocht - tot haar eerste baan als
maatschappelijk werkster in Wolvega en van
haar relatie met Jan tot de geboorte van haar
zoon Jorn: alles passeert de revue. John daar
entegen slijt zijn dagen in een cel van twee
bij drie meter. „In zijn leven gebeurt eigenlijk
niks, hij is bevroren in de tijd."
Toch maakt John in de ogen van Gea wel
een indrukwekkende geestelijke ontwikkeling
door. „Ik denk dat hij verder in zijn ontwik
keling is dat menig ander mens van zijn leef
tijd", zegt Knol. „Ik heb groot respect voor de
manier waarop hij zich geestelijk overeind
weet te houden in een wereld die hem dood
wil hebben."
Gea Knol: „In Nederland was hij misschien wel vrijgesproken."
Brieven uit de dodengang; corresponderen met
een terdoodveroordeelde
,,Nog één ding. In je laatste brief beschreef je
jezelf als een 'jonge vrije vrouw'. Ik ben ook
vrij. Een man kan alleen gevangen worden
gezet als hij het zichzelf toestaat. Zolang mijn
verstand en geest de mijne blijven, zolang
mijn gedachten en gevoelens de mijne zijn.
ben ik vrij. Niemand zal dat wat ik werkelijk
ben, ooit in een kooi kunnen stoppen. Maar ik
geef dat gedeelte van mezelf in alle vrijheid
aan jou om vast te houden en veilig te stellen,
want onze vriendschap is geen kooi, het is
vrijheid.
Rode draad
De dreiging van de dood is er altijd. „John
kan iedere dag een brief krijgen met daarin
de mededeling dat hij over twee maanden
wordt doodgemaakt. Dat is de rode draad in
zijn leven." Gea herinnert zich nog heel goed
dat het er in 1989 plotseling heel slecht uitzag
voor haar penvriend. „De situatie was kritiek.
John was al gevraagd waar hij begraven wilde
worden. Hij had afscheid van z'n familie ge
nomen en z'n galgenmaal genuttigd. Z'n kui
ten waren geschoren om de elektroden van
de elektrische stoel aan te bevestigen. Zestien
uur voor zijn executie wist z'n advocaat uit
stel te verkrijgen. Het was een hel. Een gees
telijke marteling. Dat hoort allemaal ook bij
die straf."
Elsken is niet meer bang voor de dood,
weet Gea Knol. „Natuurlijk heeft ook hij veel
angst voor de dood gehad. Maar dat is in de
loop van de tijd veranderd. Hij voelt zich nu
niet meer zo onder druk staan door het leven
in Death Row als vroeger. Hij is niet bang
meer voor het onbekende, voor wat hem aan
de andere kant te wachten staat."
Wel koestert Elsken de schaarse momen
ten van vreugde in zijn leven: het bezoek van
zijn moeder, de brieven van Knol en anderen,
een leuk televisieprogramma, een gesprek
met een medegevangene. „Daar klampt hij
zich aan vast."
Uit een brief van John Elsken, 23 juni 1996:
„Ik denk dat wat er in mijn gevoelens is ver
anderd, te maken heeft met het feit dat ikzelf
zoveel ben veranderd in de afgelopen zestien
jaar. Ik heb nog maar weinig overeenkomst
met die arrogante opgeschoten jongere die ik
in 1980 was. Ik denk dat ik in lichaam en ziel
rijper ben geworden en dat als ik inderdaad
ter dood wordt gebracht, de staar een ander
persoon zal vermoorden dan degene die ze
ooit straften. En dat geeft me een vreemd soort
vrede over de toekomst. Maar zoals ik al zei,
ik ben nog niet klaar om te gaan. Ik ben van
plan om nog vele jaren te blijven leven.
Levenslust
Het kost Gea Knol geen enkele moeite met
John te blijven schrijven. „Het was niet een
kwestie van doorzetten, zoals ik had ver
FOTO'S GPD
wacht, maar eerder van gewoon niet stop
pen." Ze leerde haar penvriend in zijn brie
ven kennen als een „hele integere, vriendelij
ke, humoristische en intelligente man." Vorig
jaar oktober ontmoeten ze elkaar voor het
eerst. „Ik was doodnerveus." Waarom ze
hem eigenlijk niet eerder opgezocht heeft?
„Als studente had ik er geen geld voor, later
had ik het weer te druk met mijn maatschap
pelijke carrière. Op een bepaald moment
dacht ik: waarom doe ik het niet gewoon?"
En? „Ik heb nog nooit iemand ontmoet
met zo veel levenslust. Ik wist dat hij humo
ristisch was, maar ik heb echt dubbel gelegen
van het lachen. En ik wist dat hij intelligent
was, maar dat hij zo diep kon gaan... nee,
daar had ik geen vermoeden van." Drie da
gen lang spraken ze elkaar van 9.00 uur tot
15.00 uur. „Aanvankelijk dachten we beiden:
hoe praten we de tijd vol. Maar de uren vlo
gen voorbij."
Merkwaardige ontmoetingen. „Zo tegen
strijdig: je kent elkaar na al die jaren schrij
ven door en door en toch zijn er zoveel nieu
we dingen om te ontdekken. De kleur van
zijn ogen, het profiel van zijn gezicht, de han
den waarmee hij al die jaren zijn brieven ge
schreven heeft. Heel onwerkelijk allemaal."
Wat Gea zich vooraf niet had gerealiseerd:
hoe moeilijk het is om na drie dagen weer af
scheid te nemen. „Ik vond het vreselijk. Ik
ben nu flink aan het sparen om hem weer op
te kunnen zoeken."
Hoeveel tijd hebben Gea en John nog? Nie
mand die het weet. Met de opbrengsten van
het boek zal Bart Stapert, de in de VS werkza
me advocaat uit Heerenveen, in staat worden
gesteld om Elskens advocaat te helpen bij
zijn inspanningen het doodvonnis om te la
ten zetten in levenslang. Stapert ziet nog wel
enkele mogelijkheden, maar heeft al gewaar
schuwd dat Elsken maar een paar procent
kans heeft dat dat werkelijk lukt. Gea Knol
vecht door. Het is geen medelijden dat haar
drijft. „En ik ben ook niet verliefd op John.
Natuurlijk heb ik met hem te doen. Het ziet
er niet goed uit voor hem. Het allerbelang
rijkste is dat hij mijn vriend is. Maar hij is ook
een mens voor wie ik een mateloze bewon
dering heb."
Uit een brief van John Elsken, 2 mei 1993:
„Gea, je zult me nooit verliezen! Ik zal altijd
in je hart leven en jij in het mijne. Dat is de
enige onsterfelijkheid waarnaar we kunnen
streven, ik zal nooit in staat zijn om je hand
vast te houden of een zoen op je wang te ge
ven, maar als er een leven na de dood is. dan
zal mijn ziel jou tot in de eeuwigheid dicht bij
me houden! Wie weet, misschien zullen we
een volgend leven samen delen. Dat is een fij
ne droom, vind je niet? Pas goed op jezelf, jij
betekent de wereld voor mij, en meer!
Vier en vijf mei zijn eigenlijk
nationale dagen die wij als lai
ben. We gedenken eerst als vc
slachtoffers van de Tweede W
oorlog en vervolgens de dag d
onze bevrijding van de Duitse
ters. Maar nu de Tweede Weri
log erg lang geleden raakt, is e
laatste jaren een tendens om
een eigentijds bezinningsther
geven. Vorig jaar was dat racij
vond dat vergezocht, en ook e
miste kans.
Natuurlijk hebben de deportatie v.
en hedendaags racisme raakvlak I
Maar waarom zouden we vijf mei ni"^H
bruiken als een nationale bezinning I
onszelf, over ons vaderland, over de
zaken in het koninkrijk der Nederlarmdje
Het was al uit de mode geraakt om i[)e hel
land over het eigen verleden te denk pR-r
halve over ons koloniale verleden, ei zelf 1
Tweede Wereldoorlog. Het is politiefchen.
reet geworden om te filosoferen ove( gaat
als onze eigen volksaard, onze eigenrmeer
Nationalisme is uit den boze, het bepse h<
derland' is uit ons bewustzijn en sprp bet;
bruik verdwenen. Op de een of and^r gel<
nier is de deur naar onze geschieden Nooi
geslagen. Geschiedenis is geen verpl.
eindexamenvak en in het voortgezet
derwijs krijgen leerlingen maatschafl u ni
Het was een zelfbewuste liberale eliln/ opl
de onderwijswet van 1857 het vak geilgiscl
nis verplicht stelde op de lagere schQ/j de
opwekking van de vaderlandsliefde ;„ik sli
standdeel der nationale opvoeding'.neer
was in 1860 de eerste universiteit ditk heb
hoogleraar in de vaderlandse geschiien. h
kreeg: Robert Fruin. En nog steeds v\VO bi
daar 'vaderlandse geschiedenis' gedijnner
terwijl andere universiteiten deze kv\ Bost
hebben afgeschaft. van
Hin ze
et begrip 'vaderland' bleef tot en j^wet
Tweede Wereldoorlog zijn norm;
vanzelfsprekendheid behouden. 'Deft u n
land getrouwe' staat er op het oorloge fr,
ment op de Grebbenberg. 'In de jarej?
raakte het vaderland door de culturep noj
wenteling uit', concludeerde de Leideken
leraar vaderlandse geschiedenis, Janeel o
NRC/Handelsblad. n ik
Begrippen als heldhaftigheid en krijgen,
heid die juist door de Tweede Wereb eei
weer gangbaar waren geworden, we^g U;
twintig jaar later tot last in een golf v^en
sche herwaardering van het national^ v<
den. Het begrip 'samenleving' kwanpe m
geschiedenis verloor het van de socmen i
tenschappen. Andere mechanismen^ is i
aan meewerkten dat het begrip 'vadsr js
sneuvelde als richtsnoer van burgerij'
deugd, waren, volgens Bank, het fem
en de multiculturele samenleving. Ni het
verwees te veel naar mannelijke ideajog j
voor de vele buitenlanders die hier sp
kwamen, was Nederland niet het vatpuk
De toenmalige protestgeneratie, gebngeh
sen 1941 en 1958 vond in de jaren z% ecb
'alles anders moest'. En er was maaraikt.
nier om alles anders te laten gaan: jeaakt
opnieuw, je zet een streep onder dat opi
het verleden van dat land, je ontkenfi kei
je verkettert het. Linkse intellectueleieen
den een droom: de mythe van de m<j om
heid. Die verdroeg geen loop van de
denis.
Nu u
u dertig jaar later weten we waarl^yj
maal toe heeft geleid. We hebbeip zoy
dels allemaal moeten leren leven meerlij
doorgeschoten tolerantie op het gebpvei
prostitutie, drugs, burgerlijke ongehcna(j
zaamheid, onveiligheid, geweld en cyee
teit. Het amorele pragmatisme van dke c
tiek leidt tot een steeds groter indiviq1tZ£
economisering en zelfregulering van^a,
menleving. Onze consensusmaatsch"
een democratisch dieptepunt. Begrip
goed en kwaad zijn inhoudsloos ge\\wei
Er wordt naar willekeur mee gegooclf d(
is een toegenomen welvaart voor vel^f e
steeds meer mensen vallen buiten dtn v\
Veel Nederlanders zijn inmiddels nie p0
bang voor het gekletter van wapens £0
vreemde mogendheid in hun middelt,
voor de messen waarmee Nederland^ c
geren op stap gaan, het geweld in on-aaj
samenleving. We hebben als land driwa:
een ethisch kompas nodig, maar nieiWe;
tend als het gaat om de problemen vvas
vluchtelingen, asielzoekers, allochtoyë-i
jonge, mannelijke Nederlanders zijn, en
in de Tweede Wereldoorlog, hun levator
straat niet zeker. Ze worden zonder a
ding in elkaar geslagen, zelfs van liurf p
beroofd, omdat ze tekenen van burgfa
schapszin vertonen. Daarom zou 4 n> ht
herdenking moeten zijn van ons nati^
verleden en onze nationale toekomst,
openlijk gefilosofeerd kan worden o\je -
selijke waarden en normen voor iede te
volkingsgroep, over datgene wat ons;e i
allen in dit land bindt of zou moeten et
Wiar:
ie de geschiedenis niet kent, worjat
doemd deze te herhalen, wordt z;
weerd. Het niet (er)kennen van onzefaj,
denis lijkt een vorm van neutraliteit.'
bepaalde situaties kun je niet neutra^,,
ven. Neutraal is maar al te vaak: onv^R
lig. Onverschilligheid voor het verled
oorzaakt ook onverschilligheid voord
komst. Huizinga, onze laatste grote o
losoof noemde die onverschilligheid:'
raad van de geest'.
HELEEN CRUL