'Mazzel is een kat die je bij zijn staart moet grijpen' TRIEN SEMLERSTRAAT 1 TT 3 'Hier geven de mensen 'knminste om je' LE varii rvar s het afj II i en dia'ln' 'en 'begrip mazzel nt meer dan Het heeft ook actlpn met harts- :aai inemperament. mogedaar bent als uk langs FOTO PR p. Bij J te gr en R; ndit— ZATERDAG 2 MEI 1998 Scheepvaartmagnaat Hans Kahn en zijn ontsnapping naar Engeland ans Kahn woont in een hoekhuis I aan de Keizersgracht, zo'n huis dat een beetje vooroverhelt, alsof het de mensen beneden voor de regen wil beschut ten. Een aardig huis, waarin boeken en schilde- rerijen over de scheepvaart Kahns passie voor de zee en schepen verraden. Kahn zal vandaag met zijn jacht Amsterdam uitvaren, „de mens heid uit, de zee op", zoals hij het noemt, maar voor een gesprek heeft hij nog wel even de tijd. „Mijn kinderen hoorden alleen maar frag menten over mijn vlucht naar Engeland", zegt hij, nadat hij koffie heeft ingeschonken en een schaal met chocolaatjes heeft neergezet, een lekkernij die onaangeroerd zal blijven tijdens het boeiende, soms emotioneel verlopende, ge sprek. „Ze wilden eindelijk wel eens de hele ge schiedenis horen. Daarom ben ik zo'n jaar of tien geleden aan dit boek begonnen. Ik had nooit iets geschreven, dus ik huurde een journa liste in die me kon helpen. Dat werd niets. Toen ben ik zelf maar gaan schrijven, op mijn jacht. In het begin was dat één grote ellende. Ik heb veel gelezen in de Talmoed en de taal daarin is uiterst kort en kernachtig. Zo wilde ik ook schrij ven, maar dat lukte me natuurlijk niet. Toen ben ik maar gewoon voor de vuist weg begonnen. En na een hoop redigeren is dit het uiteindelijke re sultaat geworden. Wat zegt u? Nee, ik werd niet rustig van dat schrijven. Ik zag weer allerlei emotionele beelden terug. Haarscherp, als op een stille foto die het lot destijds heeft geno men." Zelfvertrouwen Hans Kahn heeft, zoals hij het in een van de eer ste zinnen van zijn boek uitdrukt, altijd 'zijn ei gen zin doorgedreven'. Temidden van alle ellen de wist hij zijn zelfvertrouwen te bewaren. Toen door de Weesperstraat lange rijen joden schui felden, terwijl zij met hun blauw-verduisterde zaklantaarntjes de vertrouwde, Amsterdamse grond beschenen, joden, die op weg waren naar de Hollandse Schouwburg, op weg naar het ver nietigingskamp, wist Hans Kahn één ding zeker: hém kregen de Duitsers niet. In het begin van zijn boek schetst hij hoe hij opgroeide in Berlijn, in een milieu waarin er niet op een paar centen werd gekeken. Zijn vader voorzag de op handen zijnde machtsgreep van Hitler en nam de wijk naar Nederland, waar hij in Scheveningen een huis kocht. En hij nam er de bioscoop Capitol over, een theater waar vóór de aanvang van de voorstelling een orkest, com pleet met Kapellmeister, enkele nummers ten beste gaf. Toen de jonge Hans daar een film zag over een onderzeeër, werd zijn liefde voor de zee gewekt. Maar de doorslag gaf een foto van enkele joodse adelborsten in een prachtig wit 'Betrouwbare kracht'. Met die tu>ee simpele woorden prijst reder Hans Kahn zijn vrachtschepen aan bij potentiële klanten. Zijn bedrijf brengt reusachtige havenkranen, boorinstallaties, locomotieven, trucks en andere ladingen naar de verste werelddelen. Kahn heeft zijn Jumbo Navigation N. V. vanuit het niets opgebouwd. Hij is een beminnelijke doorzetter, die als jood aan de nazi's wist te ontkomen door moed en inventiviteit. In zijn boek 'Mazzel en lef, tegen de stroom in', dat onlangs is verschenen bij uitgeverij Kwadraat, beschrijft de 75-jarige scheepsmagnaat op meeslepende wijze zijn vlucht naar Engeland. door CEES VAN HOORE uniform. Vanaf dat moment wist Hans het ze ker: hij zou een joodse zeeman worden. Maar voor hij het zeegat kon kiezen, rolden de Duitse oorlogsgolven cd aan. Kahn besloot om Engelandvaarder te worden. Volgens een wijs heid uit de Talmoed is de langste weg vaak de beste, dus ging Kahn niet direct over de Noord zee naar Engeland, maar via Frankrijk, Zwitser land en Spanje. 'Mazzel en lef, tegen de stroom in' verhaalt van de barre tocht die hij heeft moe ten ondernemen. Uit het Franse kamp in Ver net, waar hij werd geïnterneerd, wist hij te ont snappen door een bewaker neer te schieten. Kahn: „Ik weet niet of ik die SS-er heb gedood. Ik weet niet hoe het hem is vergaan. Zo'n ge dachte om iemand te doden, groeit langzaam aan in je, dat gebeurt niet ineens. We moesten daar in Frankrijk, buiten het kamp, met zijn tweeën een stuk land omploegen. Aan het eind van dat stuk land was een dicht bos, waarin ik zou kunnen ontsnappen. Bij de zoom van het bos hield het paard telkens stil en moest het een grote draai maken. Die SS-er, die bewaker, stond dan even met de rug naar ons toe. Het was niet zo'n jonge man meer, misschien was hij afgekeurd voor de frontdienst, ik weet het niet. Ik had gezien dat die klootzak zijn pistool niet had gezekerd in zijn holster. Al een paar keer had ik de gelegenheid gehad om het te pak ken, maar opeens werd ik zo zenuwachtig dat ik het ook echt dééd. Ik wilde eerst niet schieten, maar hij kwam op me af om het pistool af te pakken en toen moest ik wel. Ik heb nog nooit zo hard gerend, nog nooit. Dat zou ik nu niet meer kunnen. En u ook niet." Doorzettingsvermogen „Uiteindelijk heb ik Engeland bereikt. Enfin, dat weet u. Met mazzel en een grote dosis doorzet tingsvermogen. Met vechten. Ik weet niet wat dat is: ik vecht graag, dat wil zeggen: met woor den. Ik heb nooit kunnen begrijpen dat de joden zich zo weerloos hebben laten wegvoeren. Daar ben ik erg boos over. Maar ik heb daar wel een verklaring voor. De joodse mensen die hier woonden waren gewoon erg gezagsgetrouw en het gezag in die tijd dat waren de Duitsers. Maar dat ze zich zelfs niet passief hebben verzet, kan ik niet volgen. De Duitsers pakten het slim aan. In Litauen konden ze de joden gewoon doodschieten, daar stonden de mensen te klappen als dat gebeurde, maar in Amsterdam moest dat toch wat voor zichtiger. Eerst mochten joden geen telefoon meer hebben. Nou ja, dat kon nog. Toen werden hun fietsen afgenomen, dat werd al erger. En zo ging het steeds verder. De joden hebben ge woon niet hard genoeg geprotesteerd. Kijk, als er hier tien mensen op de brug staan en iemand ligt in het water, is er hooguit een die erin springt. Als de drenkeling tenminste duide lijk maakt dat hij niet kan zwemmen. Als hij niets laat horen, dan lopen de mensen op een zeker ogenblik gewoon door. Daarvan ben ik overtuigd. De joden hebben niet hard genoeg gegild. En het water waar ze in lagen was koud, erg koud. En dan had je natuurlijk nog de Joodsche Raad. Sommigen zeggen dat die Asscher en Co- hen enorme stommelingen zijn geweest. Maar dat waren ze niet, ze waren beide hoogleraar. Nee, ze wilden die leugens van de Duitsers ge woon geloven. En dat terwijl je na één toespraak van Hitier toch al wist welke kant het opging. Maar misschien was ik argwanender dan de jo den hier. Ik kwam uit Duitsland en daar hadden we al het een en ander gezien." Schuld Kahn voelt zich op en top Nederlander. Dat hij van Duitse afkomst is, daar kan hij niets aan doen. „Ik zeg altijd: Tja, dat is de schuld van mijn moeder. Inderdaad, ik voelde me hier al meteen thuis. Die vreemde jodenhaat, ontbrak hier. In Duitsland hadden we al behoorlijk wat voor onze kiezen gekregen. En dat terwijl de meeste joden ten volle geïntegreerd waren in de samenleving. Mijn vader noemde zich een Deutsche Staatsburger Mosaischen Glaubens, al leen maar om geen onderscheid op te roepen. Het heeft niet mogen helpen. Waar die jodenhaat vandaan kwam, is wel duidelijk. Daar is de katholieke kerk voor een belangrijk deel debet aan geweest. Wij hadden Jezus vermoord. De christenen waren in het be gin maar een kleine splinterbeweging en om ter rein te winnen was zo'n verhaal natuurlijk prachtig. Men vergeet wel eens dat de zondag voor de christenen pas een geheiligde dag werd nadat daartoe in een convent rond 300 na Chr. was besloten. Voor die tijd was het de zaterdag, net als bij de joden de sabbat. Er is een tijd geweest dat joden in Duitsland geen belangrijke ambten mochten bekleden. En dat gold niet alleen voor de nazi-tijd. Alleen de zogenaamd minderwaardige beroepen waren goed voor hen: ze deden in lompen of metalen. Baantjes waarvan de mensen geen hoge dunk hadden. Ja, en dan krijg je het zogenaamde Shy- lock-type, de sluwe jood die de boel besodemie tert." Hans Kahn raakt enigszins gramstorig als, zoals hij dat noemt, „al dat vuil" weer naar bo ven wordt gehaald. Hij vindt dat hij mazzel heeft gehad, echt mazzel en daarvoor is hij dankbaar. „Het joodse begrip mazzel betekent meer dan geluk. Het heeft ook te maken met hartstocht, temperament. Dat je klaar bent als het geluk langs komt. Ik vergelijk het geluk wel eens met een kat die je op tijd bij zijn staart moet grijpen, anders is-ie weg." Kahn moet weg. Hij wil naar zijn jacht, naar de zee, naar die vrijheid zonder muren. Of, zoals de dichter Jan Eijkelboom het heeft genoemd, Kahn „wil even een eeuwigheid om in te leven." 1900-1979 (GEHUWD MET H.L. SEMLERI nnsc 'ceen iuctii \rote\ nme 1 i/vl Alie van Oevern (12) en Wim Lugters (15) steken na het aankloppen hun hoofd door het deurtje van de caravan, als volleerde woonwagenbewoners. De trekkerscaravan staat geparkeerd voor hun woonwa gen, die alleen nog op een dieplader in beweging is te krijgen. „Met deze gaan we straks op vakantie", grijnst Alie breed, een fraaie beugel onthullend, ter wijl Wim met zijn armen over het onderdeurtje leunt. Ze passen net samen in de deuropening. Hun antwoorden buitelen over elkaar. „Het is onwijs ge zellig op het kamp." „We gaan met zijn allen naar het zwembad!" „Je kan gewoon bij iedereen naar binnenlopen!" De beide pubers stralen oprechte saamhorigheid uit, ze zijn dol op elkaar en hun medebewoners. Na tuurlijk, er wordt hier meer op je gelet. Alie: „De kleintjes mogen niet zomaar hun fiets tegen de wa gens gooien ofzo". Krijg je het daar niet benauwd van, als puber, als iedereep je zo in de gaten houdt? „Ik ben er blij om", zegt Alie, zonder een spoortje te rughoudendheid. „Dan geven de mensen tenminste om je." Men neme een stukje onbebouwde klei midden in een nieuwbouwwijk. Verder een vel tekenpapier, een lineaal en een tekenpen. Men ontwerpe een parkeer plaats: een kaarsrechte klinkerweg met links zeven vakken en rechts zeven vakken. Men maakt ze iets groter dan gebruikelijk, zodat er woonwagens op kunnen. Ziedaar het woonwagenkampje in de Ste venshof. Tussenruimte tussen twee wagens: nog geen armbreedte. Het is dat de bewoners iets gezel ligs van de identieke standaard-huurwagens hebben weten te maken, met kleurige zonneluifels en porse leinen beeldjes in de vensterbank. Toch heeft de ontwerper er zich hier wat gemak kelijk vanaf gemaakt. Zeker als je de rest van de Ste venshof in beschouwing neemt, waar kosten noch moeite zijn gespaard om een aantrekkelijke en speelse wijk te maken. „Planologen redeneren vanuit een ideale situatie", zegt J. Landkroon, coör dinator voor de woonwagens bij de gemeente Lei den. „Je hebt op papier een blokje woningen en in plaats daarvan zet je woonwagens neer." Het gevolg was dat de woonwagenbewoners nogal te kijk lagen tussen de hoge huizenblokken. „Nu staan er aan de uiteinden wat hekjes en muurtjes, zodat er iets meer privacy is", aldus Landkroon. Ondanks de hekjes maakt het geheel nog steeds een open indruk. En de relatie met de omgeving is goed. Dat laatste mag een ldein wonder heten. Zo'n acht Rubriek over straten, lanen, stegen, hofjes, grachten en vaarten in Leiden en omgeving. Bewoners vertellen over de plezierige kanten van hun woonomgeving, maar ook over grote of kleine problemen. Vandaag: de Trien Semlerstraat in Leiden. door MARINA VAN DEN BERG jaar geleden maakte dit kamp een zeer valse start. Nu is alles pais en vree, maar dat was in het begin wel anders. Omwonenden dreigden hun bezwaren tegen de aanleg tot aan de Raad van State uit te vechten. Een jurist beweerde, zonder enige grond, dat het gevaar van illegale activiteiten groot was. „Er zijn toen klassieke fouten gemaakt", zegt L. van Vliet, opbouwwerker van de Stichting Woonwa- genwerk. „D'r werd echt op ons neergekeken in het begin", bevestigt Tante Hennie, één van de eerste bewoners van het kampje, „We werden uitgedaagd als we in winkels kwamen." Volgens Van Vliet moet je bij een nieuwbouwwijk eerst de woonwagenbewo ners installeren, zodat die een eigen plekje hebben. Dan moeten pas de 'burgers' er komen wonen. „Zo moeten die zich aanpassen, dat leidt tot minder pro blemen dan omgekeerd." Bovendien werden er in de Stevenshof grote bij eenkomsten georganiseerd waar de vooroordelen van de omwonenden ruim baan kregen. Volgens Van Vliet bevestig je zo alleen maar dat het wel hele rare mensen zijn die in woonwagens wonen. Voor 2pver vooroordelen uitkomen hier, geldt dat alleen voor het lichte wantrouwen van enkele woon wagenbewoners en de glanzende Volkswagencabrio let op straat. Daarbij moet gezegd worden dat alle andere auto's oude brikkies zijn. Verder geen sloop wagens, rommel of vieze kinderen. Wel rechttoe- rechtaan erven met trottoirtegels, en bij sommigen keurig aangelegde groenstrookjes en plantenbakken. Veel kinderfietsen en schoenen in halletjes van de openstaande deuren: schoenen uit als je naar bin nengaat. „Ze denken ook dat we niet kunnen lezen of schrijven", zegt An Wansink die met open armen het bezoek ontvangt en een bakkie koffie schenkt. Zoon Johan staat ondertussen in het zonnetje zijn auto te poetsen. De 'burger' in zijn stenen huis heeft vooroordelen. Er zijn inderdaad pijnlijke en onterechte dingen over woonwagenbewoners gezegd. Aan de andere kant hebben woonwagenbewoners de neiging die beves tigd te willen zien. „Staat er met zulke koeienletters in de krant: hennepkwekerij op woonwagenkamp!", zegt Marijke, de schoondochter van An. Het klopt in derdaad dat drie jaar geleden hier een hennepkwe kerij is opgerold. Het woord 'woonwagen' is echter in het artikel nergens terug te vinden. Het is overi gens een van de weinige incidenten die in zeven jaar de krant haalde. Vroeger, op de grotere kampen ging iedereen naar het sanitairblok, net als op de camping. Nu hebben alle wagens een eigen toilet, en vele een badkamer. An laat de badkamer zien, met zachte wit-gouden kleedjes op de vloer. De keuken van An zit in een uitbouw aan de zijkant, waardoor de woonkamer een stuk groter lijkt dan de doorsnee stacaravan op de camping. En ze heeft centrale verwarming. Ver der is de inrichting sober waardoor het ruimtelijk blijft: een salontafeltje, een televisie en een paar banken. Geen planten of tierelantijnen, het lijkt be wust zo leeg en strak mogelijk allemaal. Alleen de slaapkamers zijn erg krap. In die van dochter Barba ra past net een eenpersoonsbed. Bergruimte is er niet, en een wasmachine kan je hier niet kwijt, die staat in het schuurtje. De scheidslijn tussen wonen in een huis of in een wagen wordt vager. Veel bewoners van 'de Stevens hof hebben in huizen gewoond. Sommigen maakt het ook niet uit, die zouden best weer tussen de ste nen muren willen wonen. Anderen peinzen er niet over. Wat bewoners van woonwagens echt anders maakt, en tegelijkertijd bindt, is het sociale leven. „Ik moet mensen om me heen", zegt An. Schoondoch ter Marijke valt haar bij: „Iedereen staat hier echt voor elkaar klaar." Marijke leerde zoon Johan op haar zeventiende kennen en ze wonen nu in een huis. Zij wil dolgraag in een wagen, al komt ze zelf niet uit een woonwa genfamilie. „Ik ga nooit met een woonwagenbewo ner, riep ik altijd, ik vond ze maar eng!", lacht ze, ter wijl haar dochtertje van anderhalf met papa 'belt' op haar speelgoedtelefoon. Nu is Marijke twee jaar ge trouwd en na een moeilijke start wil ze niet meer an ders. „Ik hoor d'r niet bij, dacht ik in het begin, daar werd ik helemaal zenuwachtig van." Nu voelt ze zich geaccepteerd, en ziet alleen maar voordelen in de grote familie die het huwelijk met een woonwagen bewoner, meebrengt. „We passen altijd op eikaars kinderen, of brengen ze naar de crèche." Marijke werkt twee dagen per week in een patat zaak. Ondertussen speelt Therèse voor spook met haar hoofd onder een jas en bonkt tegen de muur op. Gebrul, An schiet toe met troostende woorden. „Zonder jou ben ik zohoo alleeheen", schettert het uit een auto die een poetsbeurt krijgt. Aan de over kant ligt iemand te genieten van de avondzon, voe ten op de reling. Hij en zijn vrouw vertellen van alles over het leven hier, en dat zij zo graag bij haar zus sen wil, op het grote kamp aan het Trekvaartplein. Maar geen namen in de krant. „Welnee, de vorige keer stond er dat zij tegen de muren opvloog in een huis, schei uit!" zegt hij. Ze staan al zo in de belang stelling. „Oh, de krant", zegt wat verderop de zoon van tante Hennie, en draait zich meteen weer om. Tante Hennie geeft een vriendelijke, maar erg korte toe lichting: ja, het is hier prettig wonen, en nee, het was niet erg leuk in het begin. Maar die saamhorigheid hè, die heb je niet onder de 'burgers'. Maar nu moet ze weer naar binnen. Het hondje blijft hees blaffend achter. Het autoportier zwaait open. Boven het la waai van de stofzuiger galmt het: „Maar zonder jouhou kan ik niet leeheeven!" 853, Bewoners van de Trien Semlerstraat bijeen: „ledereen staat hier echt voor elkaar klaar. FOTO HENK BOUWMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1998 | | pagina 39