'Er is geen God, geen hemel
en geen hel'
u
M-woorden
et is zonnig in Amsterdam.
I Over de grachten klinkt een
gezellige ratatouille van
draaiorgelmuziek. Lachende mensen op
terrasjes, meisjes die opeens langere be
nen lijken te hebben gekregen, straatma
kers die weer 'Een beetje verliefd' zijn op
hun vak, kortom: een mooie dag. Ook
voor Roman Frister, die in de lounge van
het Ambassade Hotel aan de Herengracht
met zichtbaar genoegen zijn eerste Ha
vanna uit een zilvergrijs kokertje haalt.
Een man die 'door de hel is gegaan', maar
zijn humor nog ongeblakerd heeft weten
te bewaren. „Zal ik wat lipstick opdoen?",
vraagt hij aan de fotograaf, als deze hem
op de Herengracht wil fotograferen.
Frister, die in Israël jarenlang heeft ge
werkt voor het gezaghebbende Dagblad
Ha'aretz en naderhand de naaste mede
werker werd van Robert Maxwell, is direc
teur van de 'School voor journalistiek en
communicatie' in Tel Aviv. Hij is drie da
gen in Nederland voor de promotie van
zijn autobiografie 'Zelfportret met litte
ken'.
Het boek heeft in Israël nogal wat be
roering gewekt. Vooral onder ouderen. De
auteur maakt in deze vuistdikke autobio
grafie, waarin hij zijn leven voor, na en tij
dens de oorlog beschrijft, een einde aan
de mythe van 'het heilige slachtoffer'.
Frister: „De ouderen in Israël zien de
zaken nog steeds zo zwart-wit. De nazi's
waren slecht en zij goed. Ze namen het
mij kwalijk dat ik dat beeld met dit boek
heb aangetast. 'Bederf dat beeld niet!', zo
luidde het commentaar. Ik moet eerlijk
zeggen dat ik bij het schrijven van dit
boek meerdere malen van mezelf heb ge
walgd. Maar had ik dan een leugen moe
ten opschrijven? Wie is daarmee gediend?
De meesten joden deden in de kampen
alles om maar te kunnen overleven. Ik
ook, ik werd keihard. En ik voel me daar
niet schuldig over. Ik hield van het leven.
En nog. Ik ben in de loop der tijd een gul
zige levensgenieter geworden. Ik hou van
vrouwen, een goed glas wijn en alles wat
mooi is in het leven. Sommige collega's
zeggen dat ik compensatie zoek voor de
misère in het kamp. Dat is niet zo. Ik wil
alleen elke mooie dag tot op de bodem
leegdrinken.
Macho-wereld
De jongeren in Israël zien de holocaust
veel meer als geschiedenis. Ze staan er
verder vanaf. Ze veroordelen dit boek dan
ook niet, maar zien er een eerlijke getui
genis in van hoe het eraan toe ging. Ze
begrijpen alleen niet dat de joden toen zo
weinig weerstand hebben geboden. Dat
had hen niet kunnen gebeuren, zeggen
ze. Ze vinden dat ze het beste en meest
getrainde leger van de wereld hebben,
Het is echt een beetje een macho-wereld
waarin ze leven. En daarin past het beeld
van het willoze slachtoffer niet.
Het is niet zo dat ik in mijn boek de jo
den mede de schuld heb willen geven van
de holocaust. Dat beweerde het Duitse
weekblad Der Spiegel in een recensie. Ik
heb daarover een woedende ingezonden
brief geschreven, maar die is niet ge
plaatst. De joden waren geen heiligen.
Israëlische auteur Roman Frister schrijft
huiveringwekkende autobiografie
De Israëlische schrijver Roman Frister (70) heeft met zijn autobiografie 'Zelfportret met littekendie
wekenlang prijkte op de Duitse bestsellerslijsten, de discussie over de holocaust weer stevig op gang
gebracht. Roman groeide op in de Poolse stad Bielsko in een beschermd bourgeois-milieu. In 1941 werd
hij hij samen met zijn vader naar een concentratiekamp gebracht. Zijn moeder was toen al vermoord
door een Duitse soldaat, die haar met de kolf van een revolver de schedel had ingeslagen. De vader van
de schrijver stierfin Auschwitz. Roman zelf overleefde het vernietingskamp door een niets en niemand
ontziende hardheid. In zijn autobiografie maakt hij korte metten met het beeld van de jood die zich als
een lam naar de slachtbank liet leiden.
Dat zeker niet. Maar we moeten de zaken
wel duidelijk stellen: zij waren de prooi en
de nazi's waren de jagers."
„Er zijn veel geleerde en wijze boeken
geschreven over de holocaust en hoe
daarbij zes miljoen joden om het leven
zijn gekomen. Maar er is nog niet één
boek geschreven over het afslachten van
de geest van een veertienjarige jongen.
Een jongen dié vanuit een veilig en be
schermd bestaan ineens in de jungle
wordt geworpen en die koste wat het kost
wil overleven. Een jongen die onder die
omstandigheden veranderde in een wild
dier.
Er was in het concentratiekamp maar
weinig solidariteit onder de joden. Je ging
je eigen gang. Je zag de ene gevangene
het brood van de andere achterover druk
ken en merkte dat de dief daardoor één
dag langer leefde. Je werd dus zelf ook zo.
Toen mijn vader op sterven lag, had ik
natuurlijk veel verdriet. Maar ik wist dat
er onder zijn kussen een homp brood lag
en daarop was mijn aandacht gefixeerd.
Ik wilde dat brood te pakken krijgen. Uit
eindelijk heb ik het niet gepakt en ben ik
weggegaan. De volgende dag zag ik hoe
ze hem dood wegsleepten. Twee sporen
van zijn schoenen in het zand, zag ik,
meer niet. En toen heb ik me, alsof er
niets aan de hand was, weer in het gewo
ne kampleven begeven.
Toch voel ik me niet schuldig. Er was
maar één ding: ik wilde blijven leven. Je
moest slim zijn, sluw. Vrienden had je in
het kamp niet. Vriendschap berust op ge
ven en nemen. Ik had helemaal niets te
geven en dan is het gauw over. Je stelde je
hard op. Altijd op je hoede. Je werd daar
link in. Je wist in welke rij je bij het och-
tenappèl moest gaan staan om er niet
door de bewakers te worden uitgepikt. Je.
gevoelens liet je aan niemand blijken. Dat
maakte je alleen maar kwetsbaar. Je werd
gesloten. En die geslotenheid heb ik nog.
Ik ben zes keer getrouwd geweest, maar
heb me nooit helemaal kunnen geven.
Dat spijt me wel.
Naderhand heb ik nooit meer iemand
uit het kamp ontmoet. Ik moet eerlijk
zeggen dat ik ze ook niet zou herkennen.
We waren daar geen menselijke wezens.
Het was één grote, grauwe massa. Je lette
niet op het leed van de anderen. Als je in
de oceaan verdrinkt, zie je ook niet elke
waterdruppel afzonderlijk.
Gif
Frister is sinds de oorlog zijn geloof in
God verloren. „Er kan geen God bestaan,
dat kan niet", zegt hij. „Zo'n God laat niet
toe dat baby's zomaar de gaskamer in
gaan. And if God exists, he must be a very
bad guy!, als hij bestaat moet hij een heel
slechte man zijn. Nee, het kwade zit in de
mens zelf. De mens heeft, in mijn optiek,
een slechte kant en een goede. Bij veel
mensen kwam in die nazi-tijd de slechte
kant naar boven. In Bielsko, mijn geboor
testad, was er een jood die iedereen hielp.
Een goede man. Hij gaf geld aan de syna
goge, aan de armen, kortom: een goed
mens. Later is hij hoofd-kapo geworden
van het concentratiekamp en ontpopte
hij zich als een der wreedste bewakers.
Een grote schoft. Het was alsof ineens de
geest uit de fles kwam, zomaar.
Ik heb me in dat kamp egoïstisch ge
dragen. Dacht alleen maar: als ik het er
maar levend vanaf breng. Ik voel daar
geen spijt over. Je kunt het gedrag van
mensen in die tijd niet beoordelen met de
maatstaven en normen van nu. Maar
toch gebeurt dat. Ik zal daar een voor
beeld van geven. We hadden in het kamp
een arts die de opdracht had gekregen
om 1200 gevangenen te injecteren met
een dodelijk gif. Ze zouden zogenaamd
worden ingeënt tegen tyfus. Die arts
moest dat doen in een klein kamertje. Hij
gaf de mensen die injectie en daarna wer
den ze naar een ruimte naast die kamer
gebracht. Ze leefden nog zo'n vijftien se
conden. En daarna werden ze naar het
massagraf gesleept.
Die arts heeft 800 mensen zo'n dodelij
ke injectie gegeven. Tegen de andere 400
mensen zei hij dat ze moesten doen alsof
ze dood waren. Dan zouden ze later uit
het massagraf kunnen kruipen en zich ge
woon weer onder de kampbevolking kun
nen mengen. Dan kon gemakkelijk, er
werd niets geregistreerd. Zo heeft hij dus
400 mensen weten te redden. Na de oor
log werd hij door de rechter veroordeeld
voor de moord op 800 mensen. De rech
ter zei: 'Een arts is er om mensen in leven
te houden. Dat je er vierhonderd hebt ge
red, was dus niet meer dan je plicht.' Die
rechter hanteerde maatstaven die in het
kamp niet golden. De arts werd geëxecu
teerd."
Proces
Roman Frister heeft zijn leven niet laten
verzieken door zijn kampervaringen. „Er
is geen God, geen hemel en geen hel",
zegt hij. „Maar voor de moordenaar van
mijn moeder heb ik wel eens gehoopt dat
er een hel bestond. In 1967 moest hij te
recht staan in Kiel. Ik moest tegen hem
getuigen, maar had weinig zin om er naar
toe te gaan. Mijn toenmalige vrouw heeft
me aangespoord om dat toch te doen
omdat ik dat volgens haar verplicht was
aan mijn moeder. De moordenaar van
mijn moeder heette Kunde, Anton Kunde.
Mijn moeder had hem omgekocht en hij
was bang dat zijn superieuren dat zouden
ontdekken. Toen heeft hij haar met de
kolf van een pistool de schedel ingesla
gen. Hij heeft haar nog niet eens doodge
schoten, nee, hij heeft haar gewoon de
schedel ingeslagen. Als ik daaraan denk!
Maar toen ik in Kiel was om te getuigen
en daar die ziekelijke, oude man, zag
staan, zoch ik in mijn hart vergeefs naar
haat. Ik voelde me zelfs schuldig omdat ik
die oude man met die bevende handen
niet haatte. Maar die man die daar stond
was een heel andere man dan die jonge,
wrede, nazi-oficier in Polen. Die man
hoorde in een ziekenhuis. Hij heeft zeven
jaar gekregen, maar is er omdat hij zieke
lijk was met drie jaar vanaf gekomen."
Frister is een tijdlang de rechterhand
geweest van uitgeverij-magnaat Robert
Maxwell, die onder mysterieuze omstan
digheden is gestorven. Frister: Ik heb
voor hem gewerkt net voor zijn vertrek
naar de andere wereld. Ik had een kan
toor in Polen en deed daar voor hem in
vesteringen. Puur zakelijk allemaal.
Heel wat anders dan mijn werk als
journalist voor Ha'aretz. De mensen ken
den je. De pers had een enorme macht. Je
kon de ministers van Israël op elk uur van
de dag bellen, al was het 's nachts. Maar
na mijn tijd bij Maxwell ben ik er achter
gekomen dat er maar één werkelijke
macht is, dat is de macht van het geld.
Dan hoef jij de ministers niet te bellen,
dan bellen ze jou.
Ik denk dat Robert Maxwell een hart
aanval heeft gehad. Hij was behoorlijk
zwaar en dan krijg je dat. De Spaanse po
litie heeft alle personeelsleden op het
jacht streng verhoord en er is niets geble
ken van een moordaanslag. Ook aan zelf
moord geloof ik niet. Daar was hij trou
wens ook de man niet naar.
Ik heb daar zelf ook nooit aan gedacht.
Ook niet toen ik in Auschwitz zat. Terwijl
dat daar toch heel veel gebeurde. De
mensen liepen er gewoon tegen de prik
keldraadafrastering aan die door de Duit
sers onder stroom was gezet. Zo elektro-
cuteerden ze zichzelf. Maar ik zei altijd
tegen mijzelf: 'Nee, Roman, jij blijft leven.
Jij blijft leven tot je erbij neervalt'.
Met de jongere Duitsers heb ik geen
moeilijkheden. Die verwijt ik niks. Ik
moet ineens denken aan wat mijn moe
der zei toen de Duitsers destijds Polen
wilden annexeren. Ze had een goede op
leiding in Wenen gehad, kende Heine,
Goethe, Schiller, hield van Wagner. Voor
haar was er dan ook niets aan de hand
toen ze hoorde dat de Duitsers zouden
komen. Ze zei: „Nou, dan leven we maar
onder de Duitsers, moet je eens kijken
naar die cultuur! Nee hoor, mij best."
Liefde
Die liefde van de joden voor de Duitsers,
die vaste wil tot integratie, is het onder
werp van mijn volgende boek. Het heet
'De onmogelijke liefde'. Het is een boek
over vier generaties joden die in Duits
land hebben geleefd. Op de vlooienmarkt
in Tel Aviv zag ik bij een kraampje een
koffer die ik wilde kopen. De koopman
zei: „Hij kost honderd shekels, dat wil
zeggen: als je de rotzooi die erin zit erbij
neemt. Zo niet, dan kost hij honderdtwin
tig shekels.' Toen ik thuiskwam, zag ik dat
er allerlei brieven en foto's in zaten van
een bepaalde Duits-joodse familie. Som
mige brieven nog uit het begin van de ne
gentiende eeuw. Die familie was hele
maal verweven met de Duitse cultuur. Ze
waren duitser dan de Duitsers zelf. Die fa
milie, een puissant rijke familie, is in 1943
volledig uitgemoord. De liefde was ken
nelijk niet wederzijds."
ZATERDAG 25 APRIL 1998
Onze Taal
Ieder jaar, als het lente is, en de kro
kussen weer bloeien gaan, hebben
ze dezelfde kleur. Een beetje paars
met wit, of anders wel oranjegeel. Ik
zie dat graag, en ieder jaar vind ik ze
even mooi. Ja, u zou mij wel een
krokussenliefhebber kunnen noe
men. Het zou me spijten als ze vol
gend jaar ineens heel andere kleu
ren hadden. Maar dat zit er gelukkig
niet in. Daar kan ik van op aan, en
dat stemt mij heel gelukkig.
Hoe anders is de mens! Ieder jaar, als het
lente is, en nieuwe bloesjes aangetrok
ken worden en verse jacks gedragen, dan
zijn er ineens andere kleuren. Je weet nooit
van te voren wat het wordt. Ik tenminste
niet. Maar zoveel heb ik wel begrepen, dat
de kleuren van vorig jaar absoluut niet meer
kunnen. En die van twee en drie jaar gele
den zijn ronduit belachelijk. Ieder jaar heeft
zo zijn eigen kleuren. Dat wil de mode. Ik
zal er niet te veel over zeggen, want ik heb
er geen verstand van.
Wat bij kleding wel eens aardig is om te
zien, is in taal ronduit erbarmelijk. Mode in
taal, en die bestaat, is gênant. En dan
spreek ik niet over scholieren die ieder jaar
hun woordenschat aanpassen aan de heer
sende mode, ach dat heeft wel iets ontwa-
penends; nee, ik spreek over volwassen
mensen, politici, journalisten, televisieper
sonen, en na een half jaar ook de postbode.
Van die woorden en uitdrukkingen die bin
nen een paar weken ineens door iedereen
gebruikt worden. Je herkent ze onmiddellijk
als de eendagsvliegen die ze zijn, geduren
de enige tijd word je ermee doodgegooid,
en dan verdwijnen ze weer, spoorloos. Kui
tenbrouwer is er rijk mee geworden, door er
zijn boekje 'Turbotaal' over te schrijven.
Menigeen dacht toen dat het om nieuwe
woorden ging, maar van meet af aan was
duidelijk dat het allemaal weer even snel
zou verdwijnen als het opgekomen was.
Zo was de mode vorig jaar het 'gehalte':
met een hoog Kuitenbrouwer-gehalte,
met een hoog poldermodel-gehalte, een ze
ker Telegraaf-gehalte of Nederland-3-gehal-
te. Je kan het zo gek niet verzinnen, alle ge
haltes hebben we wel gehad. Vorige week
stond er nog een laatbloeier in de krant: De
filippica van Kapteyn tegen de 24-uurseco
nomie heeft een hoog 'déja-vu-gehalte'. Die
kon er nog wel bij, maar het is intussen be
hoorlijk'out'.
Tóen had je opeens de 'vrije val'. Toen
vooral in Azië de beurzen spectaculaire da
lingen te zien gaven, schreef iedere zichzelf
respecterende journalist over de 'vrije val'
van de koersen. Onzin natuurlijk, de val was
allerminst vrij, maar de mode schreef voor
om een plotselinge grote daling een 'vrije
val' te noemen. Het gaat weer over, die mo
de, maar ondertussen is het afzien zolang
dit woedt.
Ook al niet zo nieuw meer is de reuze-
grappige omschrijving van belasting
fraude als 'creatief zijn belastingbiljet invul
len'. Die ben ik nu zo'n vijftien keer in Ne
derlandse kranten tegengekomen, en ik zie
verlangend uit naar het einde.
Nieuw is, als je wilt zeggen dat je moe bent,
niet 'moe' te zeggen maar 'metaalmoe'. Ik
ben al drie topfunctionarissen tegengeko
men die metaalmoe waren, dus daar zijn
we voorlopig nog niet van af.
En helemaal nieuw is het f-woord, het d-
woord, het p-model. Dat gaat het helemaal
maken, 'mark my words', zou men tien jaar
geleden gezegd hebben, maar nu doet nie
mand dat meer. Als u in een vergadering
schroomt om het woord 'bezuiniging' nog
eens te gebruiken, zeg dan: 'dat aikelige b-
woord'. Populaire meisjesbladen zullen in
artikelen over ongesteld-zijn wel over dat
'o-woord' gaan schrijven. En in actualitei
tenprogramma's op de televisie, altijd al
een sector met een hoog m-gehalte, zult u
tot uw verbazing drie of vier keer op één en
dezelfde avond verschillende personen in
volle naïviteit hetzelfde verschijnsel zien
demonstreren.
Op dit moment lees je en hoor je het nog
enkel bij de toonaangevende top. Maar
haast u, want tegen de tijd dat de postbode
bij u aanbelt en een handtekening vraagt
voor de aflevering van een a-zending, is het
natuurlijk te laat om nog mee te doen.
Ik bedenk trouwens ineens dat u misschien
wel postbode bent. En dat u wellicht net
zo'n hekel hebt aan mode-woorden als ik,
en dat u dwars tegen elke mode in, al 21
jaar lang, de aangetekende stukken presen
teert met een beschaafd: alstublieft meneer,
mevrouw, een aangetekende zending. Als u
zo'n postbode bent, en ik weet dat ze be
staan, dan ben ik u innig dankbaar. Hou
vol!
JOOP van der HORST
universitair docent
Nederlands
Frister: „Ik ben in de loop der tijd een gulzige levensgenieter geworden."