e
Mederland knikkerland
17
c
m
In de Molenlaan
tikt de
klok wat trager
x.
ZATERDAG 25 APRIL 1998
De straat in de ban van rooie duivels en zwarte panters
Met je hak een kuiltje
ikken in het zand en klaar
de knikkerpot. Maar veel
van de spetterparels,
mibekkels, rooie duivels,
iooitjes en bonken komen
liteindelijk niet in de pot,
iaar in de put terecht. Die
is dan ook de grootste
vriend van de
kn ikkerindustrie.
Tientallen miljoenen
knikkers, hoofdzakelijk
vervaardigd in Mexico,
worden jaarlijks
geïmporteerd om de
Nederla ndse jeugd zoet te
houden.
nikkeren is het enige
spel waarbij het meer
^om de knikkers dan
om het spel gaat. Zo is het door
de eeuwen heen al geweest en zo
zal het altijd blijven. Hoewel,
heel even heeft het ernaar uit ge
zien dat die vermaledijde flippo's
het edele knikkerspel naar de
kroon zouden steken. Maar ge
lukkig ging het slechts om een
rage van korte duur.
Terwijl de flippo's een verge
ten bestaan leiden in schoenen
en andere dozen of in speciale
opbergmappen, is het knik-
kerseizoen ook nu weer in volle
hevigheid losgebarsten. Net als
met rolschaatsen zal nooit wor
den achterhaald wie precies be
paalt wanneer de tijd is aange
broken om de knikkers tevoor
schijn te halen. Van een vaste da
tum is geen sprake, maar als re
gel geldt dat het nog te fris moet
zijn voor 'jas uit', maar warm ge
noeg om 'metzonder' hand
schoenen buiten te spelen.
In hun veelkleurigheid rollen
de knikkers al weer wekenlang
alle kanten uit; de rooie duivels,
de zwarte panters, de gele tijgers,
de blauwe dolfijnen en hoe ze
ook allemaal mogen heten. Ze
worden trouwens, afhankelijk
van de streek, overal anders ge
noemd. Wat in de ene plaats als
een Pink Panther door het leven
gaat, slijt een paar kilometer ver
derop zijn dagen als een Hawaii.
En een 'kattenoog' hier heet een
'vlaflip' daar.
Om de Babylonische spraak
verwarring alleen nog maar gro
ter te maken, is er ook geen een
heid in de waarde die de knik
kers vertegenwoordigen. Wat de
één voor een honderdteller
houdt, noemt de ander een tien
teller en zo kun je als logeetje bij
je oom en tante tijdens het spe
len op straat flink op de koffie
komen.
Maar ondanks de ratjetoe in de
knikkerwereld delen de kinderen
één gemeenschappelijk iets. Ze
koesteren de knikkers als juwe
len. Het verdriet is dan ook groot
als er weer een komeet, parel,
spaghetti of een looie det in zo'n
verraderlijk putje verdwijnt.
Bij importeur Adic - voluit
Anglo Dutch Import Company -
in het Utrechtse Langbroek zijn
ze daar om commerciële rede
nen minder rouwig om. Ieder
jaar opnieuw laat directrice Kitty
van Ewijk maar liefst zo'n zestig
miljoen knikkers van het merk
Don Juan uit Mexico overkomen.
Netjes ingepakt in netjes.
Ze heeft het om begrijpelijke
redenen van praktische aard
nooit nagemeten, maar volgens
een ruwe schatting moet heel
Nederland met een laag van drie
centimeter zijn bedekt als alle
knikkers die in omloop zijn ge
bracht over het land zouden
worden uitgestort.
„Nederland is niet voor niets
knikkerland nummer één. Dan
volgen Frankrijk, België en Italië.
Maar ook in Spanje, Portugal en
Duitsland wordt er naar hartelust
geknikkerd. In tegenstelling tot
in Engeland. Dat komt, zo is mij
uitgelegd, omdat die kinderen
met hun keurige schooluniform-
pjes meteen na schooltijd naar
huis moeten om te voorkomen
dat hun kleren groezelig wor
den."
Egypte
Knikkeren is al zo oud als de
mensheid zelf. In een Egyptisch
kindergraf uit de vierde eeuw
voor Christus werden reeds knik
kers gevonden en ook bij de
Grieken en de Romeinen was het
knikkeren al bekend. Waar
schijnlijk hebben de Romeinen
het knikkerspel ingevoerd in de
door hen veroverde gebieden.
Uit literatuur en afbeeldingen
blijkt dat knikkeren door de eeu
wen heen één van de meest ge
liefde spelen is geweest. In een
gedichtje van Constantijn Huy-
gens suggereert hij dat wanneer
de knikkers op straat verschijnen
het voorjaar is aangebroken. En
op het beroemde schilderij 'Kin
derspelen' van Breughel vindt
men kleiknikkers afgebeeld, de
zogenaamde kalkers of kalkedot-
ters.
Kitty van Ewijk: „Glazen knik
kers zijn er eigenlijk nog niet
eens zo lang. Een jaar of dertig
geleden werden ze voor het eerst
uit China geïmporteerd en daar
mee verdwenen langzaamaan de
knikkers van klei."
De hedendaagse knikker dankt
zijn bestaan voornamelijk aan
het hergebruik van glas. Voor de
fabricage worden glasscherven
gebruikt, die bij een temperatuur
van 1600 graden Celsius worden
omgesmolten met toevoeging
van kleurstoffen. Dat vloeibare
glas wordt door een ventiel ge
leid, waarbij opnieuw allerlei
kleurstoffen worden toegevoegd
om de speciale vlam-effecten te
verkrijgen. Vervolgens wordt het
glas in stukjes gelaiipt en in een
wals tot balletjes van verschillend
formaat gedraaid. Daarna moe
ten de knikkers nog eens tien uur
afkoelen, want anders zouden ze
knappen.
Elk jaar bezoekt de Adic-direc-
trice de knikkerfabriek in Mexico
om er de mislukte exemplaren te
bestuderen. „We hebben strikte
opdracht gegeven die allemaal te
bewaren. Want zo kunnen er
weer bruikbare varianten ont
staan om ons assortiment aan te
vullen."
Hoe die nieuwe knikkers het
uiteindelijk op de Nederlandse
markt doen, is altijd een kwestie
van afwachten. „Want tenslotte
bepaalt niet de importeur of de
winkelier het diepe wezen van
het knikkergebeuren, maar dat
doet het spelend kind. Dat geeft
elke knikker een eigen waarde,
een waarde die trouwens niets
heeft te maken met de winkel
waarde. Knikkers hebben voor
Nederland knikkerland. Vaak gaat het kinderen nog meer om het ruilen dan om het spel. Maar het gaat altijd om de knikkers.
kinderen ook een bepaalde ruil
waarde, een 'valuta' dus. En ver
liest iemand bijvoorbeeld tijdens
het spel een aantal kleine knik
kers, dan haalt 'ie één duurdere
uit zijn jas-of knikkerzak en ruilt
die om voor de verloren exem
plaren. Want het geeft in de
groep nog steeds méér aanzien
om een zak vol knikkers te heb
ben dan één joekel met eenzelf
de waarde. Vaak gaat het nog
meer om het ruilen dan om het
spel." Knikkers zijn niet voor
niets dikwijls de eerste kennis
making met het begrip 'waarde'
en vormen het eerste 'bezit'.
Daarom is het ook zo moeilijk
om er afstand van te doen. Ook
op latere leeftijd nog. Want be
halve in de put verdwijnen ze
ook op zolder of in het schuurtje.
Kitty van Ewijk vermoedt dat er
uit pure nostalgie miljoenen zijn
opgeslagen in potten en in em
mers. „En daar zijn ze vaak nog
zo gierig als de pest mee. Maar
dat is ook geen wonder, want
tenslotte gaat het om hun eerste
'geld'. De laatste tijd zie je trou
wens een nieuwe trend; knikkers
als decoratie in accubakken,
schalen of vazen. Het is alsof ze
er de rijkdom uit hun kindertijd
mee willen etaleren.
„De Molenlaan? Oh nee, daarvoor moet u niet bij
mij zijn, daar weet ik niets van. Ik ben geen gebo
ren Hazerswoudenaar." Mevrouw Van der Zwaan
woont er al 45 jaar, maar toch geeft ze niet thuis
als het over de Molenlaan gaat. Want die 'is' van
haar man. Die leeft immers al 25 jaar langer in het
straatje in het buurtschap Groenendijk.
Een paar huizen verderop reageert de familie
Wanders al net zo. „De Molenlaan? Daarover kun
je het beste met meneer Van der Zwaan praten.
Die woont hier al zijn hele leven. Wij pas zo'n
twintig jaar." De familie Wanders is 'nieuw', is 'als
laatste' in het rijtje komen wonen. Pas als Annelies
en Theo iets langer nadenken bemerken ze hun
vergissing. In een huis verderop is onlangs nog een
jong stel neergestreken, maar dat 'onlangs' blijkt
ook al weer zo'n twee jaar geleden te zijn.
Die tijd valt overigens in het niet bij de verblijfs
duur van de overige bewoners. Maar weinig men
sen verlaten hun huis aan de Molenlaan in de
Groenendijk en dan heb je baas boven baas als het
gaat om de kennis over de laan.
Toen Annelies en Theo Wanders naar nummer
16 verhuisden, wisten ze niets van de straat en het
kleine wijkje waarin ze kwamen te komen. „Ik
kwam uit Koudekerk aan den Rijn en Theo uit Ha-
zerswoude-Dorp, dus we wisten dat de Groenen
dijk bestond, maar meer ook niet. Het duurde ook
jaren voordat we ons hier thuis voelden, voordat
- we ons Groenendijkers voelden.
Vreemd vinden ze dat niet. „We werkten, net
zoals nu dat nieuwe stel verderop, beiden full-ti
me. Dus dan ga je 's ochtends vroeg de deur uit en
kom je 's avonds pas weer thuis. Met de buurt heb
je dan niet veel te maken."
Theo herinnert zich de eerste bezoeken aan het
jaarlijkse buurtfeest nog goed. „Dat was altijd zó
druk. Wij stonden daar dan een beetje achteraf en
keken eigenlijk alleen maar." De 'inburgering'
kwam later. Toen ze kinderen kregen. „Dan ga je je
bewegen door de wijk en leer je steeds meer men
sen kennen." Zodoende werd Theo uiteindelijk
voorzitter van de buurtvereniging en helpt hij nu
mee aan de organisatie van het buurtfeest.
De mensen zijn vriendelijk en hulpvaardig, vindt
Annelies. Iedereen kent elkaar en is belangstellend.
Roddel en achterklap zijn er in de Molenlaan en de
aangrenzende straten niet bij. „Ik ken het hele rij
tje nu al ruim negentien jaar en er is onderling een
hechte band. Maar ik kom bij niemand op de kof
fie. Misschien gaat het hier daarom wel zo goed.
Ook meneer en mevrouw Van der Zwaan die op
nummer 10 wonen, gaan zelden bij buren op de
koffie. Vroeger wel, toen werd er volop 'gebuurd',
Rubriek over straten, lanen, stegen, hofjes, grachten en vaarten in Leiden en omgeving.
Bewoners vertellen over de plezierige kanten van hun woonomgeving, maar ook over grote of
kleine problemen. Vandaag: de Molenlaan in Hazerswoude-Rijndijk.
De Molenlaan, met enige bewoners: „Er is verder niets, maar niemand wil weg.
zegt Huib die zeventig jaar geleden op één van de
verdwenen oneven nummers van de Molenlaan
werd geboren. „Maar toen was het anders. Ieders
achterdeur stond altijd open en je kende elkaar
van A tot Z. Maar dat was ook niet zo moeilijk met
maar acht gezinnen op dit hele stuk. Groter was dit
buurtje destijds niet.
Dat veranderde toen Huib van der Zwaan naar
Indië ging. Bij terugkomst in 1948 was de Molen
laan klaar. Aan de overkant van de straat waren
acht woningen gebouwd met even huisnummers.
Twee jaar later was ook dwarsstraat Groenestein
gereed. Huib en Cor hebben daar nog een tussen
stop gemaakt, maar vertrokken weer naar de Mo
lenlaan toen ze daar. 17 geleden, één van de nieu
we huizen konden krijgen.
Het oude rijtje huizen langs de Hoog-
eveensevaart, ook wel de Molenvaart genoemd,
was enkele jaren daarvoor gesloopt. De acht pand
jes met oneven huisnummers waren oud en bouw
vallig en maakten plaats voor een grasveldje. Huib
groeide op in het laatste huisje langs de vaart. Dit
FOTO LOEK ZUYDERDUIN
was een van de drie landarbeiderswoningen van
Kaptein; de boer aan de overkant van de vaart.
Kaptein was voor Van der Zwaan een goede
huisbaas. „Alle kinderen van de Molenlaan, en dat
waren er. nogal wat met al die grote gezinnen,
speelden op zijn erf. Elke dag liepen daar wel zo 10
tot 15 kinderen rond. En je hoorde hem daar nooit
over. Dat was mooi."
Ook molenaar Willem Rademaker bewaart goe
de herinneringen aan boer Kaptein. „Hij was een
goede rooms katholiek. Er waren meer goeden
hoor, maar niet allemaal. Want ze hebben destijds
een vals spelletje met me gespeeld. Zonder mij in
te lichten had het roomse polderbestuur de molen
waar wij al generaties lang in woonden, verkocht.
En dat had het niet gedaan als ik katholiek was ge
weest in plaats van gereformeerd." Kaptein en nog
wat boeren in de omgeving („Zij vonden het ook
niet netjes") tekenden vergeefs protest aan.
Rademaker raakte zijn Benthuizerbovenmolen
in 1975 kwijt. 'Gelukkig' kwam op dat moment de
Rhijnenburchermolen in Hazerswoude-Rijndijk
vrij en kon de familie daarheen verhuizen. „Maar
de molen in de polder achter de Molenlaan was
mooier. Groter ook en hij kon veel meer water ma
len. Een machtig ding was dat."
Ooit was de molen langs de Hoogeveensevaart
onderdeel van een viergang. „De andere drie ston
den verderop in de Bent. Die pompten hel water
naar mij en ik loosde het de Rijn in. Als de andere
molenaars 's nachts doormaalden, seinden ze dat
altijd om drie uur 's middags door. Dan stonden de
wieken van de molens kruiselings." Een teken dat
in de oorlog ook nog voor andere doeleinden werd
gebruikt. „Dat was na razzia's altijd het sein voor
veilig. Veel Rijndijkers doken bij onraad de polder
in. Daar kwamen die Duitsers toch nooit, die wa
ren bang voor water en van molens hadden ze de
ballen verstand. Als ze weg waren, maakten wij een
kruis en dan wisten de mensen dat ze weer naar de
bewoonde wereld konden."
Van de viergang zijn nog twee afgeknotte molens
over. Ook de Benthuizerbovenmolen is zijn kop
kwijt en dient tegenwoordig alleen nog maar als
woonhuis. „Het elektrisch^ gemaal heeft het alle
maal overgenomen." Zonde, vindt Rademaker,
want er gaat niets boven een molen en zeker niet
boven die ene langs de Hoogeveensevaart. „Want
als het aan mij had gelegen was ik daar nooit van
mijn leven vertrokken."
Het echtpaar Van der Zwaan vertrekt ook niet
vrijwillig uit de Molenlaan. „Je hebt hier verder
niets, maar hij wil niet weg", grinnikt mevrouw.
„Huh...," knort hij: „Je hebt een auto, je kunt
overal naar toe." Niet dat zij wel weg wil, maar een
dorp als Hazerswoude-Rijndijk is voor haar geen
schrikbeeld. Hij moet er niet aan denken. „Ik zit
hier gebakken. Ik zal wel aan de Molenlaan vast
zitten, denk ik. Je woont hier vrij."
Ook Annelies en Theo Wanders willen niet ver
huizen. Annelies: „Ik voel me thuis in de Molen
laan. Ik houd van de rust. De mensen hier willen
niet zo veel. Ik heb altijd het idee dat de tijd in dit
buurtje een beetje minder hard loopt dan daarbui
ten."