ZATERDAGS BIJVOEGSEL Öi, ZATERDAG 18 APRIL 1998 door GERARD VAN PUTTEN •ju ul>% altijd publ Roem is doorgaans vergankelijk, maar haar naam is nooit en te medailles kroonde 'De vliegende isvrouw'zich tot de koningin van de Olympische Spelen. Fanny \nkers-Koen bereikt volgende week zondag (26 april) de respectabele •eftijd van 80 jaar. Vliegen doet ze uitsluitend nog in Boeings, het h uishouden bestiert ze nog wel. j"| mssen mag ze graag dingen naar it kampioenschap relativeren. „Er doen nog steeds heel veel mensen nthousiast over wat ik in 1948 heb \daanMaar eigenlijk was het toch niks. Wat heb ik er nou helemaal nimmer in de vergetelheid verzonken. Nog altijd wordt met ontzag gesproken over haar irush, komende zomer vijftig jaar leden in Londen. Met vier gouden Londen, 4 augustus 1948. Fanny Blankers- Koen (voorgrond) neemt haar laatste hindernis naar het goud op de 80 meter horden. Ze be reikte ook een wereldrecord: 11.2. foto spaarnestad fotoarchief Wereldoorlog in mei van dat jaar. Zo goed en 7,0 kwaad als het ging, sportte de inmiddels met Jan Blankers getrouwde Fanny Koen bin nen de landsgrenzen nog door. „De sport zag je gewoon als afleiding tij dens die ellendige bezettingstijd. Ik heb het wereldrecord hoogspringen nog gevestigd. Sprong 1.71 meter. Dat zal in 1942 geweest zijn. Ja, klopt, jonge Jan was net een jaar oud. Eind 1943 ben ik gestopt. Er was niet genoeg te eten, waardoor de lust om te trainen ver dween. Een pdar jaar heb ik niks gedaan. En toen ik mijn dochter in 1946 kreeg, gaf dat mij aanleiding om te zeggen: 'Ik stop ermee'. Maar ja, mijn man was coach. En d'r sliepen bij ons geregeld meisjes, die hij trainde. Op een gegeven moment dacht ik toch weer: 'Gossiemijne, zou ik het nog kunnen?' Ieder een zei: 'Kind, dan ben je meteen je voeding kwijt'. Ik naar de dokter. Die zei: 'Probeer het maar'. Ik had geen beter advies kunnen krij gen. Had meer melk dan toen ik niet sportte. Ik liep wat wedstrijdjes. En sjouwde dat meis je overal mee naartoe. Naar Leiden, naar het Olympisch Stadion, naar weet ik veel waar naartoe. Het voeden ging tussen het lopen Gevolgen Fanny Blankers-Koen realiseert zich maar al te goed dat haar leven een gans andere loop had gekregen, als ze was gebleven bij haar besluit om een punt te zetten achter haar carrière. Wat ze allemaal niet had misgelo pen! Natuurlijk de vier gouden plakken, die radioverslaggever Peter Knegjens zo in extase brachten dat geen mens kon verstaan of Fan ny nu wel of niet gewonnen had. Ze zou ver moedelijk ook nooit Officier in de Orde van Oranje Nassau zijn geworden. En het ploeg leiderschap van de Nederlandse damesselec tie was haar waarschijnlijk evenmin aange boden, nadat ze de spikes voorgoed in de hoek had gegooid. „Ik ben in 1953 gestopt. Kreeg last van m'n knie. Ben nog even aan kogelstoten gaan doen, maar dat vond ik een stinknummer. Een jaar eerder had ik trou wens nog wel meegedaan aan de Spelen in Helsinki. Was toen eigenlijk beter in vorm dan in Londen, maar ik kreeg zo veel last van een steenpuist tussen m'n benen dat het niet ging. Daarbij was ik nog ongesteld ook, al was dat niet zo erg. Vier jaar eerder in Lon den was ik dat ook." Eigenlijk, zegt ze, is Jesse Owens haar grote voorbeeld geweest. Die man, zo laat ze niet na te zeggen, heeft haar tot grote daden geïn spireerd. ,,In 1968, tijdens de Spelen in Mexi co, heb ik 'm nog gesproken. Dat wil zeggen: 'Ik zei dat ik Fanny Blankers-Koen was'. Broodnuchter reageerde Owens: 'Joh, alsof ik dat niet weet. Jij hebt vier medailles gehaald in Londen'. Vond ik erg leuk." Nu ze de leeftijd der sterken is genaderd, krijgt Fanny Blankers-Koen te horen dat ze te vroeg geboren is om haar talent te gelde te maken, „Laat ik dan zeggen het in hoge mate te betreuren dat het nu allemaal om geld draait. De startgelden die ze krijgen, overdre ven hoor. En ach, ik had nu nooit vier gou den medailles kunnen winnen. Van ze leven niet. Tegenwoordig is elke serie al een finale. Ik moet dankbaar zijn. Althans, dat zegt ie dereen mij. Dus ben ik dankbaar, ondanks die rimpels." Haar stembanden trillen van ironie bij het uitspreken van deze slotoverweging. die Fanny Blankers-Koen in een kluis heeft opgeborgen, zijn de stille getuigen van de goldrush op achtereenvolgens de 100 en 200 meter, de 80 meter horden en de 4x100 me ter estafette. Hoe de vliegende huisvrouw als moeder van twee kinderen koningin van de Spelen werd, dwars tegen haar eigen ver wachtingspatroon in. Afgeschreven Hoofddorp, 14 april 1998. Fanny Blankers-Koen aan de vooravond van haar 80ste verjaardag. En: dicht bij een in alle opzichten gouden jubileum. Deze zomer is het 50 jaar geleden dat ze vier eerste plaatsen bereikte op de Olympische Spelen van Londen en daarmee geschiedenis schreef. foto united photos de boer rob hendriks lesche n haar sportieve leven won ze eigenlijk alles, wat er te winnen viel. Wellicht 'daarom valt het Fanny Blankers-Koen r nadagen moeilijk om zich neer te leg- iij het onvermijdelijke feit, dat de jaren sporen hebben nagelaten. Godlof is de fdom, behoudens af en toe een pijntje erug, niet met gebreken gekomen. Ze is dierp van geest. Mevrouw Blankers log geregeld uit wandelen. Vergeleken elen van haar generatie kan ze vrij veel En ook het wonen in de Dik Trom-flat t Hoofddorpse Graan voor Visch bevalt mate goed. Tot zover dus geen reden een onvertogen woord. Maar het stoort toch lichtelijk, dat het gezicht al lang meer kreukvrij is. „Al die rimpels, ik kan net mooi vinden. Als ik de Staatsloterij laat ik onmiddellijk mijn gezicht opha- edereen doet dat toch tegenwoordig!" tot haar eigen verbazing is Fanny Iers-Koen nog altijd publiek bezit. Dat jaar geleden de menigte aansprak, _oed, was te begrijpen. „Maar ze ko- elke keer weer boven, die Spelen van en. Kennelijk heeft het velen tot de ver ing gesproken, wat ik als atlete heb g eerd. Terwijl het allemaal al zo lang ge- i is. Hoeveel verzoeken om handteke- n ik niet krijg! Vooral vanuit het buiten- Uit Amerika, maar ook veel uit Enge- Noorwegen, Finland, noem maar op. ■al sluiten ze er een postzegel bij. Verza- ars zijn het meestal. Ik stuur ze zo veel tyk handtekeningen terug, al moeten mnsen ook weer niet denken alles bin- an dag of veertien in de bus te hebben. 1 nog meer dingen te doen dan m'n «1 te zetten." wordt namelijk voor van alles en nog iavraagd. Laatst verkeerde Fanny Blan kers-Koen nog in New York, bij de uitreiking van de Jesse Owens-trofee aan de Ethiopi sche atleet Haile Gebrselassie. En de krasse dame was onlangs ook op uitnodiging aan wezig tijdens de ISTA-wedstrijden in Berlijn, waar ze als moeder in de moeder der sporten een keer of vier aan deelnam. Afgaande op haar agenda wordt ze op 1 juni als eregast verwacht bij de Adriaan Paulen Memorial te Hengelo in, jawel, het Fanny Blankers-Koen Stadion. „Van de week heb ik in mijn eigen Hoofddorp ook nog een boom geplant op de nu bouwrijpe grond tegenover het politiebu reau. Leuk, toch allemaal!" Straatgesprekken De eens vergaarde roem jaagt Fanny Blan kers-Koen dus nog na. Op straat wordt ze ge regeld staande gehouden. Niet voor een handtekening of zo, maar gewoon voor een praatje. Waarbij ze tien tegen een wordt be stookt met de vraag: 'Mogen wij u wat vra gen?' Nu is mevrouw Blankers-Koen niet van het eenkennige soort om bits 'nee' te zeggen. Dus geeft ze altijd een aanmoedigend 'zegt u het maar' terug. „Laatst zei een mevrouw: 'U lijkt op Fanny'. Dat had ze dus goed gezien en dat zei ik haar ook. Nou ja, één keer heb ik gezegd dat Fanny m'n zuster was, maar ach teraf vond ik dat flauw van mezelf. Vooral als ik weer eens in de krant heb gestaan of met m'n gezicht op tv ben geweest, komt het van dergelijke straatgesprekken. Niet dat ik de mensen ken, dat hoeft ook niet, maar ik vind die aanspraak best leuk. Zondag in de kerk had ik het nog dat mensen me begroetten met: 'Goh, leuk dat u er bent'. Klinkt toch be ter dan: 'Daar heb je haar ook weer?! Of niet soms?" En dat allemaal omdat in 1948 London the place for her was. De vier gouden medailles „Want voorafgaande aan dat grote evene ment had ik nog een wedstrijd gelopen op de sintelbaan van Te Werve, in Rijswijk. Nou, het wilde helemaal niet. De journalisten schreven dat ik uit vorm was. Zelf redeneerde ik: misschien dat ik in Londen een fina leplaats haal. Maar daar dacht Jack Crump, reporter van het Engelse maandblad World Sport, heel anders over. Fanny Blankers- Koen, ach nee, die was veel te oud met haar dertig jaar. Ik werd dus eigenlijk compleet af geschreven. Naderhand ben ik die Crump nog tegengekomen. 'Nou en?', riep ik naar hem. Zei-ie: 'Meid, ik heb me vergist'. Later is hij een van mijn grootste vrienden geworden, hall aha." Achteraf moet gesteld dat met name vader Koen er kijk op heeft gehad. Dat dartele kind van zes, als daar geen atlete of wat voor sportvrouw dan ook uit zou groeien, wie dan wel in vredesnaam? „Ik was het enige meisje in het gezin. Had vier broers, twee boven mij en twee beneden me. En ik zat van z'n leven niet stil. Was altijd aan het springen, stond altijd op m'n handen of op m'n kop. Ik deed nooit hekjes open, ik sprong over hekjes." De getogen Hoofddorpse ('Ik ben geboren in Baarn') moest en zou naar de plaatselijke turnclub. Het scheelde dat ze haar sportieve ouders mee had, maar de leeftijd om lid te worden had ze nog niet bereikt. „Ik was nog geen zeven. Nou ja, toen ben ik maar een beetje met de waarheid gaan stoeien. Heb gezegd dat ik zeven was. Nu had je in die tijd hier in Hoofddorp een groot concoursterrein, daar waar nu die tennisbanen zijn. Als het heel mooi weer was gingen we, in plaats van binnen turnen, buiten allerlei spelletjes doen. Van een, twee, drie wie heeft de bal en dat soort dingen. En ook aan hardlopen deden we. Toen bleek al dat ik heel snel was." Een bijzonder kind, dat was ze. Want ook zwemmen kon ze als de beste. Totdat vader Koen z'n bedenkingen begon te krijgen tegen de combinatie van atletiek en zwemmen. Volgens hem verdroegen die sporten zich niet met elkaar. Fanny werd voor de keuze gesteld. Waarbij Koen senior tegelijk stelde dat z'n dochter het zwemmen maar moest laten lopen voor de atletiek. „Voor de atletiek, zei mijn vader, moet je warme spieren hebben. Dus je kunt niet eerst gaan zwemmen en vervolgens gaan hardlo pen. Daar had-ie natuurlijk gelijk in. Op de vraag wat me te doen stond, antwoordde hij: 'Ga nou eens naar een atletiekvereniging in Amsterdam'. Ik was inmiddels al wel zeven tien jaar, hoor. Afijn, ik ben naar ADA gegaan. Ik vond meteen dat de juiste keuze was ge maakt. Ten eerste, omdat ik het van zwem men altijd zo koud kreeg. En ten tweede, om dat er al zo veel goeie zwemsters waren. Rie Mastenbroek had je in die tijd. Willy den Ou den en Nida Senff. En in de atletiek was ei genlijk alleen Tollien Schuurman erg goed." Snelle doorbraak Fanny Koen zette aan voor wat zich weldra tot een bliksemcarrière uitkristalliseerde. Ze begon op de 800 meter, een afstand die haar heel makkelijk afging. Naar eigen zeggen om dat ze door het zwemmen longen als blaas balgen had gekregen. „Ik liep maar en ik liep maar. Van tactiek wist ik helemaal niks. Ik vestigde nog een keer een Nederlands record, Amsterdam, 10 augustus 1948. Huldiging bij de woning van Fanny Blankers-Koen, die Hoofddorp even had verruild voor de hoofdstad, foto spaarnestad fotoarchief een tijd van lik-me-vestje. Enige tijd later werd de afstand van het programma ge schrapt. Omdat de 800 meter voor vele vrou wen te lang was. Daar zat wel wat in. Terwijl ik fris door de finish ging, vielen de meeste meiden achter me zo'n beetje flauw." Nog geen jaar na haar officiële debuut als atlete, werd Fanny Koen al opgenomen in de olympische selectie voor de Spelen in Berlijn. „Ik moest daar uitkomen op de onderdelen hoogspringen en de estafette. Het NOC had vergeten me voor de 100 meter in te schrij ven." Sommige dorpsgenoten hadden ethische bezwaren tegen haar deelname in Berlijn, en maakten daarvan voornamelijk haar vader deelgenoot. De organisatie van de Olympi sche Spelen van 1936 waren in hun perceptie al te zeer doordrenkt met de bemoeienissen van de nazi's. Maar Koen pareerde die kriti sche opmerkingen met de simpele medede ling dat dochter Fanny niet voor de politiek, maar voor de sport naar de Duitse hoofdstad afreisde. „Ik ben dus gewoon gegaan. Gut, ik was amper in het buitenland geweest. En dan inenen naar Berlijn.... Naar de Olympische Spelen. Nou, dat wilde wat zeggen voor een boerenmeisje uit Hoofddorp. Van KNAU-zij- de was nog wel gezegd: 'Als je niet wil, hoef je niet mee te doen'. Maar ik geloof dat alleen Tollien Schuurman en bokser Ben Bril niet zijn gegaan. Ik moet zeggen dat de Spelen op zich goed waren georganiseerd. Het was ook imponerend hoe de mensen in het stadion op alle sportieve prestaties reageerden. Wat ik wel beangstigend vond: dat ze allemaal die rechterarm omhoog deden. En ook griezelig was, dat het hele stadion moest wachten tot Hitier naar buiten ging. Je had daar een grote oprijlaan, daar stond dan een jeep. En als-ie daarin plaatsnam, gingen er onmiddellijk al lemaal militairen omheen staan. Maar geen moment dacht ik toen dat er een oorlog zat aan te komen. Ik ging ervan uit dat zoiets na 1914-1918 nooit meer kon gebeuren." Haar beste resultaat? Geheel in de geest van De Coubertin was deelnemen belangrij ker dan winnen. „Met twee andere meisjes werd ik vijfde bij het hoogspringen. En ook vijfde op de estafette. Eigenlijk stelde het niks voor, maar ik was ontzettend trots. En ik zag daar natuurlijk Jesse Owens. Goh, wat een geweldenaar. Goed voor drie gouden medail les. Ik heb z'n handtekening nog gevraagd. En gekregen. Ik nam mezelf heilig voor har der te gaan trainen. Met het doel ook ooit een olympische medaille te halen. Hoefde voor mij niet per se een gouden te zijn." Tegen de wil van het ADA-bestuur herken de Fanny Koen na Berlijn in de persoon van Jan Blankers de atletiektrainer, die haar het beste kon begeleiden bij het verwezenlijken van haar ambities. De club wilde opeens niets meer van haar weten. „Ik dacht: 'Dan niet. Vervolgens hebben Jan en ik Sagitta op gericht. Kijk Jan, mijn latere man, was altijd beschikbaar. Ik was overdag vrij. En hij zat toen op kantoor en was tegen vier uur altijd vrij. Ideaal voor mij dus. Een tot twee keer per week reed ik op m'n fietsje vanuit Hoofd dorp naar de sintelbaan aan het Olympia- plein in Amsterdam. Door weer en wind ging ik. Ik ging altijd. Zó bezeten was Ik van atle tiek. 's Winters werd de baan ondergespoten. Dan kon je dus niks beginnen. Ja, een uurtje gymnastiek, eens in de week. Nu wordt daar hard om gelachen, maar voor die tijd was het al heel wat." Haar plannen om tijdens de Spelen van 1940 naam te maken, vielen evenwel in dui gen, vanwege het uitbreken van de Tweede

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1998 | | pagina 37