Olie-oorlog
in de
Algerijnse
woestijn
Estafette
GIA-slachtingen verjagen
buitenlandse experts
Massale werkloosheid,
hoge staatsschulden,
bureaucratieën
improductiviteit
teisteren de Algerijnse
economie. Er is één
lichtpunt: onder de
woestijn ligt een
fabelachtige rijkdom
aan olie en gas. Om die
bodemschatten te
exploiteren, heeft
Algerije de hulp van
buitenlandse concerns
ingeroepen. Maar
hoeveel westerlingen
zijn bereid hun huid te
riskeren nu de grootste
terreurgroep van het
land de oorlog heeft
verklaard aan de
werknemers in de olie-
industrie? Een
diplomaat: „Je gaat
toch niet op een cactus
zitten, als er overal
mooie bloemen zijn
Uit de ijzeren bouw
keet stapt een man
die zich voorstelt
als Graham Vinstry. „Ik ben op
gegroeid in Noord-Ierland",
glimlacht hij. „Daar moest je, net
als hier, weten waar je wel heen
kon gaan en waar niet".
Veel plekken om naar toe te
gaan, zijn 'hier' echter niet. Om
in de bewoonde wereld te ko
men, moet Graham eerst een ki
lometer over een zandpad hob
belen, daarna 20 kilometer over
een asfaltweg door het zand. En
dan is hij nog maar pas in Hassi
Messaoud, een verzameling geli
ge zelfmoordflats omzoomd door
krotten.
Ruim een maand geleden liet
hij zijn gezin in Engeland achter
om zich tijdelijk te vestigen in
een container in de Algerijnse
woestijn. Als enige westerling
woont hij nu in een schamele
nederzetting die de spirituele
naam XP-653 draagt.
TP-653 is een boortoren in het
zand, omringd door containers.
Er zijn wooncontainers voor het
werkvolk, er is een keukencontai
ner en er is een kantinecontai
ner. En er zijn containers voor de
zwaar bewapende para's die de
nederzetting bewaken.
Graham Vinstry werd uitge
zonden door het internationale
bedrijf Schlumberger, specialist
in olieboringen. Makkelijk is het
niet om nog buitenlandse ex
perts voor Algerije te vinden, na
dat vier jaar geleden een Franse
en een Italiaanse werknemer van
het bedrijf door de fundamenta
listen werden onthoofd.
Lijfwacht
Ondanks de aanwezigheid van
de para's bij de boortoren, stuur
de Schlumberger nog twee gewa
pende lijfwachten mee. Zoals alle
westerlingen die in Algerije in de
olie-industrie werken, is Graham
Vinstry bezorgd in zijn contai
ner hangt een foto van een
vrouw en twee kindjes.
De voorzorgsmaatregelen zijn
extreem. Graham vloog recht
streeks van Londen naar Hassi
Messaoud om de vlucht met
'cous-cous airlines' (Air Algérie)
vanuit Algiers te vermijden. „En
zonder lijfwacht zet ik geen stap
buiten het bouwterrein", zegt hij
met een gebaar naar de zanddui
nen die tot aan de horizon rei
ken. „Maar ja, ik verdien hier 60
procent meer dan voor hetzelfde
werk op de Noordzee."
Het toeval wil dat de eerste
buitenlandse exploitanten van 's
lands fabelachtige olie- en gas-
rijkdommen arriveerden in het
jaar waarin de burgeroorlog uit
brak. Pas in 1991, een jaar voor
dat het bloed begon te vloeien,
besloot de Algerijnse regering
westerse olieconcerns op haar
bodem toe te laten. Tot die tijd
had Sonatrach, de nationale olie
maatschappij, het monopolie.
Sonatrach is een staat in een
staat. Het bedrijf heeft zijn eigen
vliegtuigen, helikopters, bewa
kers, dorpen en vakantiekolo
nies. Het heeft slechts 60.000
werknemers (op een bevolking
van 30 miljoen), maar uit het
personeel zijn wel drie premiers
voortgekomen.
Fout
Sonatrach is de enige kurk waar
op de Algerijnse economie nog
drijft. Het bedrijf is goed voor 95
procent van 's lands totale export
(13 miljard dollar in 1997) en
voor een groot deel van de
staatsinkomsten. Zonder die in
komsten, die het de regering mo
gelijk maken om werklozen een
minimale uitkering te geven, zou
de economie waarschijnlijk vijf
tien jaar geleden al zijn ingestort.
Boortoren TP653 van Sonotrach midden in de Algerijnse woestijn.
De fout die Algerije volgens
critici gedurende tientallen jaren
maakte, was dat het de oliedol
lars investeerde in ambitieuze in
dustriële projecten. Onder presi
dent Boumedienne, een adept
van het Sovjetmodel, werd het
accent ten onrechte gelegd op de
zware industrie.
Tussen 1967 en 1973 vertien
voudigden de olie-inkomsten,
van 880 miljoen dinar tot ruim 9
miljard. Veel van dat geld ging op
aan de aankoop van complete fa
brieken, die werknemers van het
platteland naar de stad zogen.
Het platteland ontvolkte, en de
landbouw stortte in. Algerije, dat
bij de onafhankelijkheid in 1962
een exporteur van landbouwpro
ducten was, werd noodgedwon
gen importeur en de verwaar
loosde sinaasappelboomgaarden
buiten Algiers zijn nog steeds een
stille getuige van het wanbeleid.
De in het westen gekochte fa
brieken bleken bovendien te mo
dern voor een land waarin 65
procent van de bevolking analfa
beet is en halverwege de jaren
tachtig werd duidelijk dat Alge
rije op het verkeerde paard had
gewed. De zware industrie stortte
in, ongeveer op het moment
waarop ook de olieprijs kelderde.
Dat verplichtte de staat de meest
verliesgevende bedrijven te slui
ten, als gevolg waarvan de werk
loosheid met sprongen steeg.
De onvermijdelijke explosie
kwam in 1988, toen honderddui
zenden woedend de straat op
gingen. Auto's veranderden in
brandende toortsen, ruiten gin
gen aan diggelen, winkels wer
den geplunderd. Er werd onmid
dellijk geschoten, en nadat de
kruitdampen waren opgetrok
ken, lagen er 500 tot 800 lijken op
straat.
De regering besefte dat het roer
om moest. De enige sector die
nog winstgevend was, was de
olie- en gasindustrie. Maar om
de productie verder op te voeren,
was een investering van 20 mil
jard dollar nodig, veel meer dan
Sonatrach zich kon veroorloven.
En in november 1991 geschiedde
het onvermijdelijke: de deuren
van het land zwaaiden open.
Eredivisie
Inmiddels zijn 24 buitenlandse
concerns neergestreken in het
zand, van giganten als het Ame
rikaanse Mobil tot Pluspetrol uit
Argentinië. Zelfs het Franse Elf,
dat in 1971 na de nationalisatie
had besloten geen voet meer op
Algerijnse bodem te zetten, is via
een 43-procentsaandeel in het
Spaanse Cepsa weer door de
achterdeur naar binnengeglipt.
Het is niet moeilijk te begrij
pen waarom. Met een geschatte
reserve van negen miljard vaten
olie en 5.100 miljard kubieke me
ter gas speelt Algerije mee in de
eredivisie van de OPEC, de club
van olielanden. Tussen nu en de
eeuwwisseling wil Algerije zijn
olieproductie opstuwen van
750.000 vaten olie per dag tot 1,1
miljoen, en de buitenlandse con
cerns moeten die stijging be
werkstelligen. De productie van
Sonatrach, dat vorig jaar met
720.000 vaten per dag nog het al
leenrecht had. zal de komende
jaren verschrompelen tot
650.000. Alleen al het Ameri
kaanse concern Anadarko moet
in 2.000 goed zijn voor 300.000
vaten per dag. De export van gas
wil Algerije nog sneller opvoeren,
andermaal met hulp van buiten
landse concerns. Algerije is met
30 miljard kubieke meter per jaar
nu al de zevende producent van
gas ter wereld, maar hoopt die
productie over drie jaar verdub
beld te hebben. Anderhalf jaar
geleden kwam een tweede pijp
leiding met Europa gereed (via
Marokko naar Spanje), die de ex
portcapaciteit bijna verdubbelde
tot 20 miljard kubieke meter. De
helft daarvan moet worden ge
produceerd door British Petrole
um, dat vorig jaar een contract
tekende voor de exploitatie van
een enorm veld bij In Salah, 1200
km ten zuiden van Algiers.
Prikkeldraad
De olie- en gasvelden worden
goed beschermd. Het veld rond
Hassi Messaoud, met twintig
vierkante km een van de grootste
in het land, kan niet worden be
treden zonder toestemming.
Zelfs nomaden hebben niet lan
ger het recht er doorheen te trek
ken. De meeste arbeiders wonen
in Hassi Messaoud zelf, een stad
met 45.000 inwoners waar op el
ke hoek een politieman staat.
Hoger personeel is gehuisvest in
zwaar bewaakte nederzettingen,
van de buitenwereld afgegren
deld met hekken en prikkel
draad.
Maar prikkeldraad houdt geen
kogels tegen. In 1995 kwamen
vijf buitenlanders in Ghardaïa,
een ander oliecentrum, in hun
afgegrendelde nederzetting om
toen fundamentalisten hun mi
trailleurs leegschoten op hun ap
partementen.
In maart 1996 volgde een offi
ciële oorlogsverklaring. De GIA,
de grootste terreurgroep, 'advi
seerde' werkers in de industrie
een andere baan te zoeken. En
om dat advies kracht bij te zet
ten, onthulde de groep twintig
vrachtwagens van Sonatrach te
hebben gestolen en hun chauf
feurs te hebben ontdaan van hun
uniformen en toegangspasjes.
De fundamentalisten zijn goed
in vermommen. Eind 1996 blok
keerden zij verkleed als agenten
een weg in het olieveld van Hassi
R'Mel. Ze lieten auto's en bussen
stoppen, en keelden alle inzitten
den. Balans: 32 doden, onder wie
talloze werknemers van Sona
trach die het advies hadden ge
negeerd.
De fundamentalisten zijn er al
in geslaagd óm het noorden te
schonen van buitenlanders. In
1994 evacueerde het Franse be
drijf Gaz de France zijn 200
werknemers uit Skikda, waar zij
werkten aan een fabriek voor het
vloeibaar maken van gas.
Cactus
Of de GIA die oorlog ook kan
winnen in de woestijn, is minder
zeker. Maar vast staat dat de bui
tenlandse concerns steeds meer
moeite hebben mensen als
Graham Vinstry te vinden. Dat
zal bijna onmogelijk worden als
er nog meer slachtingen volgen,
vrezen waarnemers. Een hoge di
plomaat: „Je nestelt je toch niet
op een cactus, als je overal om je
heen prachtige bloemen hebt?"
ZATERDAG 14 MAART 1998
Onze Taal
De winterspelen zijn voorbij, geloof
ik. We hebben het niet zo gevolgd.
De computer ging kapot, het dak
moet gerepareerd, de kat is weer zo
aan het kotsen, en trouwens, ik hou
dr niet van. Van sport op de televi
sie, bedoel ik. Maar ik heb iets uit
de krant gescheurd over een zeker
Daehlie. Dat moet een estafette
grootheid zijn, op ski's. Het deed
me denken aan een aardig artikel
van Siemon Reker over het woord
estafette.
Wie in een woordenboek van hpnd^rd
jaar geleden kijkt bij estafette, vindt
daar iets heel anders dan je zou verwach
ten. Een estafette was toen namelijk een
'rijdende postbode, renbode'. Verder niks.
Geen wedstrijd, geen sport, en al helemaal
geen ski's; alleen een snelle postbode.
We hebben het woord estafette zo overge
nomen uit het Frans, waar het al eeuwen
lang een koerier of boodschapper is. Het is
overigens niet in Frankrijk bedacht, maar
daar ook onüeend, en wel aan het Italiaans.
In het Italiaans bestaat een woord 'staffa'.
met als betekenis 'stijgbeugel'. Het verklein
woord daarbij is 'staffetta'. Eigenlijk dus:
stijgbeugeltje. Fransen spraken dat uit als
estafette.
Van stijgbeugel ging de betekenis over
naar 'koerier', in de eerste plaats natuur
lijk een koerier te paard. Die koeriers brach
ten hun brieven en pakjes niet altijd van af
zender tot geadresseerde. Al heel vroeg be
stond er in Europa een geavanceerd post-
systeem. In feite bracht zo'n koerier zijn
zending meestal naar een bepaald knoop
punt, vanwaar dan weer een andere koerier
het verder bracht naar een volgend punt.
Het is goed te begrijpen waarom men, naar
het model van deze estafettediensten, ver
volgens een bepaald spel estafetteloop ging
noemen. Een spel waarbij een aantal lopers
om beurten een eind loopt, en dan iets
doorgeeft aan de volgende, een stokje, een
vlaggetje, of, zoals wij het op school deden,
een oude gymschoen.
De sportieve estafetteloop staat in het
woordenboek van Koenen pas vanaf 1923.
Ik weet niet of die sport toen pas uitgevon
den is. Het is natuurlijk mogelijk dat die al
langer bestond, maar gewoon door de
woordenboekenmakers vergeten was.
n ieder geval staan de estafette (postbode)
en de estafetteloop (sport) dan naast el
kaar. Weer later kan estafette, dus zonder -
loop, ook voor de sport gebruikt worden.
Intussen kent bijna niemand meer de post
bode-betekenis. Zodoende heeft het woord
estafette in minder dan honderd jaar een
nogal krasse betekenisverandering doorge
maakt.
Die verandering van betekenis had in de
oude spelling gevolgen voor hoe je het
woord estafette(n)loop moest schrijven.
Toen het in 1923 in het woordenboek werd
opgenomen, werd het nog opgevat als een
wedloop van estafetten. Meervoud dus. En
vandaar dat men het dan ook schreef als es-
tafettenloop. Toen men niet meer aan de
postbode dacht, en alleen estafette ook al
een wedstrijd betekende, toen werd het na
tuurlijk estafetteloop, zonder tussen-n. Het
was immers een wedstrijd met maar één es
tafette.
Niet meteen overigens. In 1952 vermeldt
men, heel diplomatiek: estafette(n)loop.
Maar vanaf het Groene Boekje van 1954 is
het een estafetteloop. Zonder -n-. Maar
daarnaast werd toen nog apart een 'estafet-
tendienst' vermeld, dus met -n-, wat dan
wel op die postdienst moet slaan. Toen al
een erg verouderd woord.
Zo was de regel tot 1995. Intussen hebben
we een nieuwe spelling. Nu gelden er an
dere regels. Ik heb weinig zin om ze uit te
leggen, maar min of meer toevallig is de uit
komst hetzelfde. Het is ook nu: estafette
loop. En als men zo vriendelijk zou willen
zijn om de spelling de komende vijftig jaar
nu eens niet te veranderen, dan kan dat nog
een hele poos zo blijven.
Met die gymschoen bij ons was het zo, dat
sommige jongens hem al tien meter te
vroeg door de lucht smeten naar de„volgen-
de loper. Dat was streng verboden. Over
handigen, dat was de opdracht. Gooien'
werd beschouwd als vals spelen. Althans
door de gymleraar, want als hij even niet
oplette, dan zoefden ze door de lucht. Een
belangrijk deel van de kunst was om onder
het hard lopen toch die gymleraar'in de ga
ten te houden, en, op een moment flat hij
niet keek, je gymschoen dan krachtig voor
waarts te werpen.
De tegenpartij deed het ook. Erger nog,
trouwens. Meestal ging het goed. Totdat
eens een sloom ventje de andere kant uit
keek, de gymschoen nogal onzacht tegen
zijn kop gesmeten kreeg en het op een krij
sen zette. Dat zal bij die Daehlie waar
schijnlijk nooit gebeurd zijn.