De heilige mythe van het Groene Hart Ijsbaby's Mak: „Als essayist moet je altijd proberen een steentje in de vijver te gooien." foto gpd marcel israel Wat gebeurt er wanneer iemand tegen het einde van de twintigste eeuw dezelfde reis over het water maakt als zijn vader in 1912? Met deze ZATERDAG 7 MAART 1998 I e agenda van Geert Mak (51) J puilt de komende weken volle- dig uit. Als schrijver van het snweekessay signeert hij zijn boeken, hij lezingen en gaat hij in discussie met ja-schrijvers en lezers. Behalve het ge- dat in 'Het ontsnapte land' naar voren gaan de gesprekken dan ongetwijfeld aver het Friese dorp Jorwerd en zijn iplaats Amsterdam. k publiceerde eerder o.m. 'De engel van erdam' en 'Het stadspaleis', resp. een ek over het hedendaagse Amsterdam en oek over de geschiedenis van het zeven- e-eeuwse stadhuis in de hoofdstad. In poe God verdween uit Jorwerd' ('de bio- van een dorp tijdens de stille revolutie n 1945 en 1995') beschreef hij de histo- omwenteling in de afgelopen decennia t platteland. 1 boek over Jorwerd is voor de CPNB (de ing Collectieve Propaganda van het Ne- ndse Boek) aanleiding geweest om de snweek van dit jaar af te sluiten in het 5 dorp, met 'It Boekebal fan Jorwert'. voelt zich gevleid. Maar: „Ik denk dat al indacht van de media voor Jorwerd na oekenbal maar eens afgelopen moet vant je berooft een dorp van zijn intimi- n feite gaat mijn boek voor een belang- eel ook niet over Jorwerd, maar over de (deringen op het platteland in West-Eu- in het algemeen. Ik heb Jorwerd alleen likt als een symbool. Jorwerd moet dus gewoon maar weer Jorwerd worden. Cursus •oek over het dorp kwam hem trouwens van pas tijdens zijn bootreis door het ndse landschap. Mak had zich voorge- •n om vooral te letten op de verschillen n de steden en dorpen die hij aantrof, r mijn eerdere boeken kun je zeggen dat wel een aardige cursus stads- en dorps- e heb gehad." Hij acht het overigens vaarschijnlijk dat hij zijn woning in het urn van Amsterdam ooit zal verlaten, ïn hier altijd blijven wonen, omdat ik nu taal een journalist ben die voor een be- Ijk deel aangewezen is op dingen die rote stad te bieden heeft." voegt aan zijn woorden onmiddellijk at hij het prettigst werkt op het platte- „Vanwege de stilte. Ik schrijf veel in and, waar ik samen met mijn zus al 25 sen huisje heb. In Amsterdam word ik id, maar ook afgeleid. Mensen zeggen dat je in een stad vrijer bent, maar dat voor mij totaal niet. Op het platteland k daadwerkelijk mijn geest te laten dan- ïn Mak de opdracht van de CPNB kreeg vraag in zijn ach terhoofd stapte Geert Mak afgelopen zomer in een bootje voor een tocht van veertien dagen dopr het Hollandse landschap, van Schiedam naar Zaandam en terug. De reis mondde uit in verrassende observaties en conclusies over de omgang van de Nederlanders met hun landschap. Mak beschreef ze in 'Het ontsnapte land', een essay dat te koop is tijdens de Boekenweek (met als thema 'Panorama Nederland. Stad en land in proza en poëzie') van 11 toten met21 maart. In 'Het ontsnapte land' uit Mak zowel zijn bewondering voor als zijn afkeer van de omgeving die hij tijdens zijn reis zag. „Als essayist moet je altijd proberen om een steentje in een vijver te gooien. Schrijver-journalist Geert Mak reist door Hollands landschap voor boekemveekessay door JACOB MOERMAN om voor dit jaar het Boekenweekessay te schrijvep, kwam hij al snel op het idee om dezelfde reis van zijn vader in 1912 te maken. Aan de hand van oude foto's en stafkaarten was het voor hem mogelijk om de route te re construeren. „Ik kon dus een beeld krijgen van het landschap dat hij toen heeft gezien. En vervolgens was ik benieuwd hoe dat land schap nu op mij over zou komen." Mak had natuurlijk wel vage verwachtin gen. Hij wilde niet alleen letten op de over gangen tussen stad en platteland, maar ook op het Groene Hart van de Randstad en de vraag of er in Nederland nog stille plekjes zijn. „En uiteindelijk wilde ik ook kijken of er nog iets over is van die wereld van 1912." Vervaagd Hij merkte al snel hoezeer Nederland deze eeuw veranderd is. Op de stafkaart uit 1912 zag Mak dat de meeste steden in die tijd nog binnen een zeventiende-eeuwse muur lagen. „Gouda was nog een heel klein stadje. Moet je er nu eens komen. Die plaats is inmiddels zes keer zo groot geworden, met enorme nieuwbouwwijken er omheen. Hetzelfde geldt voor Hoorn, Delft en eigenlijk ook voor een stad als Amsterdam. Vroeger was een stad nog een stad en het platteland was nog het platteland. De grens daartussen is op veel plaatsen compleet vervaagd. Dat was tijdens mijn reis een van de meest verrassende ob servaties." Mak kwam tot de conclusie dat het woord 'verstedelijking' eigenlijk niet meer van toe passing is op het gebied dat hij zag. „Met die term wordt bedoeld dat het platteland steeds meer kenmerken van een stad begint te krij gen. Maar ik zag vooral gebieden waar sprake is van een tussenvorm, met wijken die niet in een stad of in een dorp passen. Die missen de beslotenheid van een dorp en de levendig heid van een stad. Het enige waardoor die wijken worden gekenmerkt is de anonimiteit. Veel Nederlanders wonen tegenwoordig in dat soort wijken. In het noorden van Neder land zullen ze misschien niet zo massaal worden gebouwd, maar in de Randstad zijn ze overal aanwezig. En daardoor verdwijnt daar de indeling van het landschap in steden en dorpen uiteindelijk." In 'Het ontsnapte land' ging Mak eveneens op zoek naar de stilte, die in Nederland steeds moeilijker te vinden is. „Ik realiseerde me tijdens mijn reis hoe belangrijk geluid ei genlijk is. De dichter Martin Reints heeft deze week een essay over het geluid gepubliceerd, waarin hij nader ingaat op het beroemde ge dicht 'De moeder de vrouw' van Martinus Nijhoff, over iemand die op de brug van Zalt- bommel staat en daar beneden op de rivier een vrouw een psalm hoort zingen. Reints is onlangs ook naar de brug gegaan en is tot de conclusie gekomen dat het nu absoluut on mogelijk is om daar iemand te horen zingen. In 1933, toen Nijhoff zijn gedicht schreef, re den 90.000 auto's per jaar over die brug. Nu rijden er 90.000 per dag." Maar gelukkig, er zijn volgens Mak nog steeds stille plekjes in Nederland. „Ik heb de stilte meegemaakt aan een grachtje of in de voorhaven van zo'n oud Hollands stadje. Maar ook in andere steden kan het natuurlijk nog steeds prachtig stil zijn. Zelfs in Amster dam. Op het Begijnhof is het zo rustig dat de bewoners beginnen te klagen over de bezit ters van mobiele telefoons die zich daar ver zamelen om rustig te kunnen bellen." Tijdens zijn reis ontdekte Mak eveneens de schoonheid van waterbouwkundige werken, zoals hefbruggen uit de jaren twintig en slui zen die als een soort gordijn door het water schuiven. De technische schoonheid bereikte voor hem het hoogtepunt voor Rotterdam, toen hij onder de Van Brienenoordbrug voer. „Dan pas merk je dat al die strakke lijnen prachtig staan tegenover die Hollandse luch ten. Een perfecte synthese tussen natuur en techniek. Op de Maas moest ik met mijn bootje zo dicht mogelijk bij de kant blijven. Allerlei stalen monsters schoten mij voorbij, terwijl ik naar Rotterdam keek. Ik wist niet dat die stad vanaf de rivier zo mooi was." Krulletje Momenten waarop Mak tandenknarsend vast moest stellen dat Nederland ook lelijke kanten heeft, waren er volop. Onder Gouda was hij geschokt toen hij langs een stuk land voer met alleen maar fabrieken en opslag plaatsen. En achter Den Haag ergerde hij zich mateloos aan de lelijkheid van de hui zen. „We zitten in Nederland opgescheept met een erfenis uit de jaren vijftig, zestig en zeventig, toen alleen maar zoveel mogelijk werd gebouwd. En het resultaat daarvan zijn die wijken waar alle huizen identiek zijn. Daar zijn destijds architecten aan het werk gezet zonder enige creativiteit. Ik zag hekjes met een bepaald krulletje, kilometers achter elkaar. In mijn woede laabbelde ik in mijn notitieboekje dat het wel leek alsof Stalin in die omgeving heeft geregeerd." De notitie heeft hij nu in iets andere be woordingen in het essay opgenomen. Is Mak niet bang dat hij soms wel erg hard tegen be paalde schenen heeft getrapt? „Dat lijkt me juist de bedoeling van een essay. En ik hoop dat die schenen nog enig gevoel hebben. Toen ik met 'Het ontsnapte land' begon, nam ik me niet voor om een braaf stuk te schrij ven. In een essay geef je een mening en pro beer je andere mensen aan het denken te zetten. En natuurlijk hoop je ook dat een dis cussie over het onderwerp het resultaat is. Als schrijver van een essay moet je altijd probe ren een steentje in een vijver te gooien. Ik zou daarom de mensen van alle architecten opleidingen willen uitnodigen om ook eens dat tochtje te maken." Vooral zijn opmerkingen in 'Het ontsnapte land' over het Groene Hart van de Randstad zullen hem door sommigen niet in dank wor den afgenomen. Het Groene Hart heeft vol gens Mak de mythe van heiligheid gekregen. En hij ergert zich aan de natuurbeschermers en beleidsmakers die vaak praten over gebie den waar ze volgens hem nog nooit een stap hebben gezet. „Het Groene Hart heeft mooie gebieden, maar ook veel stukken waar alleen maar spruitjes worden verbouwd. Dus zo'n gebied als geheel moet je niet volledig ophe melen, zodat een beeld ontstaat dat nergens op is gebaseerd. Want je moet goed beseffen dat dat Groene Hart natuurlijk niets meer met natuur te maken heeft. Het is een kunst matig aangelegd gebied, zoals alles in Neder land kunstmatig is. Ook in een provincie als Drenthe is het landschap grotendeels door mensen gemaakt, de zandverstuivingen wa ren het gevolg van overbegrazing op de hei devlaktes. En veel Friese meren zijn niets an ders dan de resultaten van iets te enthousias te turfafgravers in de Middeleeuwen. We moeten ons in Nederland bij die kunstmatig heid dus maar neerleggen. Aan de andere kant moet ik zeggen dat we in dit dichtbe volkte land dankzij de ruimtelijke ordening toch nog steeds het gevoel van ruimte kun nen vinden. In veel steden hoefje maar twin tig minuten te fietsen om tussen de weilan den te zijn." Keerzijde Nee, hij wil zichzelf niet genuanceerd noe men. Maar wel is Mak voortdurend op zoek geweest naar de andere kant van de medaille. ,Ik kan me boos maken over de anonieme wijken van de jaren vijftig, maar tegelijkertijd realiseer ik me dat die wijken destijds werden gebouwd vanwege de woningnood. En ik kan me boos maken over de mythevorming van het Groene Hart, maar tegelijkertijd heb ik grote bewondering voor de planologen die soms vlakbij een stad hele mooie stukjes platteland hebben weten te behouden. Ik heb tijdens mijn reis vaak de keerzijde gezien en die heb ik dan ook telkens in mijn essay naar voren willen brengen." „Tijdens mijn reis is ook nog iets anders gebeurd. Ik heb in toenemende mate respect gekregen voor de generatie van mijn vader en die daarvoor. Ik dacht vaak: wat is hier onge looflijk veel werk verricht om dingen te ma ken die we nu vanzelfsprekend vinden. We hoeven bijvoorbeeld niet meer bang te zijn wanneer het stormt. We kunnen nu zorge loos leven dankzij de verrichtingen van de voorgaande generaties. Soms heb ik het ge voel dat mensen te veel denken dat het land alleen hen toebehoort, alsof het land pas be stond toen ze werden geboren. Alsof ze het van niemand hebben gekregen en het aan niemand hoeven door te geven. Die houding is fout. Want dit kunstmatige land moeten ook wij weer aan de volgende generaties doorgeven. Dat besef werd sterker naarmate de reis vorderde. Je moet geen plannen ma ken voor de komende vijf jaar, maar voor de komende vijftig jaar. En dat zorgt voor een andere instelling en een ander gevoel Geert Mak: 'Het ontsnapte land'. Uitgeve rij CPNB, Amsterdam. Prijs: fl.4,95. C R In Amerika is een strijd ontstaan over de vraag welke gynaecoloog de oudste 'ijsbaby' heeft. Het gaat over diepvriesembryo's die jaren hebben liggen wachten in het duister van de diepvries, toen plotsklaps tevoor schijn zijn gehaald en verder uitge broed zijn in de baarmoeder van hun biologische moeder. De strijd om de oudste baby is ontbrand toen 'Baby Billy' na zevenenhalfjaar diepgevroren te zijn geweest, alsnog een bestaan kreeg toegewezen, en onlangs als gezonde achtponder het levenslicht zag. De beheerder van het diepvriesembryo, de gy naecoloog dr. Michales Vermesh in Los An gelos, dacht dat hij daarmee een wereldre cord had gevestigd, maar dat bleek tegen te vallen: wereldwijd - tot in Nederland toe - claimden gynaecologen nog oudere ijsba- by's. Baby Billy was uiteindelijk het tweeling broertje van een jongen die al negen was. Zijn ouders wilden na een IVF-behandeling geen tweeling, dus mocht de ene bevruchte eicel zich ontwikkelen maar werd de ander veroordeeld tot het zeer beperkte bestaan van vriesvrucht, in afwachting van eventue le betere tijden. Zijn inmiddels 44-jarige moeder en de 54-jarige vader waren hem glad vergeten totdat ze vorig jaar een brief van IVF-kliniek kregen, omdat zij het einde van hun voort- plantingsleeftijd naderden. Wat een con sternatie moet dat geweest zijn. Opeens moet je leven met het besef dat je de recht matige eigenaar bent van een klompje cel len dat de potentie heeft tot een vertraagd tweelingbroertje, maar vernietigd zal wor den als je er 'niets mee doet'. Na wat dub ben over de inhoud van de brief (ophalen of wegdoen?) besloten ze hem alsnog het le ven te schenken. Ook in Nederland besluit tien procent van de ouders die een succesvolle IVF-be handeling hebben ondergaan het overschot aan embryo's te laten invriezen. Wie wat bewaart, heeft wat. Diepvriesembryo's - in gevroren bij 200 graden onder nul - kunnen waarschijnlijk tientallen jaren bewaard wor den, hetgeen ongekende perspectieven opent. Wil je als vrouw eerst carrière maken en dan pas een kind? Dan is het mogelijk om op jonge leeftijd, terwijl je hoofd er nog niet naar staat, maar je eicellen optimaal zijn, je partner tot een bevruchting te verlei den, en het daaruit ontstane embryo vervol gens te laten invriezen. Om met Leni Saris te zeggen: 'Eens komt de dag'. Met een tele foontje naar huis: 'Schat, staat het embryo koud?', kan zo'n vrouw dan tien jaar later effectief en moeiteloos haar nageslacht re gelen. Naar verwachting kan in de nabije toekomst de vriesvrucht zelfs verder tot ontwikkeling komen in een laboratorium, want de wetenschap staat niet stil. Seksuali teit en voortplanting zijn de afgelopen twin tig jaar twee aparte grootheden geworden die niets met elkaar van doen hoeven te hebben. De komende twintig jaar lijkt een defini tieve scheiding tussen voortplanting en seks in het verschiet te liggen. Vijfentwintig jaar geleden voorspelde de Franse sociologe Evelyne Sullerot al dat vrouwen hun kind volkomen buitenbaarmoederlijk zouden gaan krijgen. Dan pas was er volgens haar sprake van 'echte gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen'. Even leek het erop dat die gelijkwaardigheid een andere gestal te zou krijgen, namelijk toen een jaar of tien geleden de optie van de zwangere man zijn intrede deed. Technisch was dit geen pro bleem meer, liet een medische hoogleraar weten, maar de praktische uitwerking ervan bleek wel een probleem. Mannen stonden niet te dringen, het afreizen naar Mars sprak hen als experiment aanzienlijk meer aan, zo bleek uit een enquête onder studen ten, dan de lancering van een levend wezen in hun buik. Diepvriesembryo's bieden de mogelijk heid tot flexi-voortplanting tot op hoge leef tijd. Want uiteindelijk kun je de beslissing moeder tot worden voor je uit schuiven tot na de menopauze, zelfs al heb je geen eigen diepvriesembryo achter de hand. Een kind kan tegenwoordig vijf ouders hebben: af komstig zijn van de eicel van een biolo gische moeder, die bevrucht is met sperma van een zaaddonor, de biologische vader, daarna geïmplanteerd is bij een draagmoe der, die het na de geboorte overhandigt aan zijn sociale moeder wier eventuele partner de sociale vader kan worden. Alles kan. Nog even en je kunt de juiste mix rustig thuis uitzoeken in een catalogus van een gere- nommeerdvoortplantingspostorderbedrijf met foto's van de toeleveraars. Al die nieuwe keuzen roepen overigens ook weer ongekende vraagstukken op. Wat doe je met je diepvriesembryo als je zwanger wilt worden, maar inmiddels een andere partner hebt, die een eigen nazaat wil? Of als jij die vriesvrucht niet wil, maar je ex wel voor zijn nieuwe vriendin die niet zwanger kan worden? En als je zo'n kind uit de catalogus hebt besteld, en het valt hart stikke tegen? Ach, dan is er vast wel iemand te vinden die er dolblij mee is. HELEEN CRUL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1998 | | pagina 49