3 'Van mag het ietsje meer zijn naar grabbelen maar' fa ÏHU De aloude krentenweger mag in dit land dan een schaars artikel zijn geworden, gezien het bestedingspatroon leeft in menige Nederlander de kruideniersmentaliteit onverminderd voort. In supermarkten wordt maar al te graag ingespeeld op die zo volkseigen op de penning-eigenschap. Complete prijzenslagen 'overrulen'de voordeelaanbiedingen van de concurrentie. Nu een halve eeuw geleden ging de levensmiddelenbranche schuchter over op zelfbediening. Als zoon van een weggesaneerde Haarlemse fnelkhandelaar beschreef drs. Gerard T.M. Rutte in de 'Geschiedenis van de supermarkttoekomst' de evolutie van het heerlijk burgerlijk klinkende 'mag het ietsje meer zijn' naar het onpersoonlijke thuiswinkelen met de PC. „Alleen al de vele foto's in het boek zullen bij menigeen een Aha-Erlebnis oproepen. Kan het mooier als het onder anderen over AH gaat?!" Jeluk was nog heel gewoon in 1948, afgaande althans op -een door Van Kooten en De Bie ge- ette overpeinzing vol nostalgie. Maar ophalen van wat eens was, komen aans uitsluitend de herinneringen aan looie bovendrijven. Een realistischer af- ig van alle gebeurtenissen in het jaar dat •en een halve eeuw in de vergetelheid erzonken, noodt tot geen andere con- dan dat in 1948 voor menige kruide- om de hoek het begin van z'n einde bepaald. Gerard Rutte heeft een gedetailleerd, iet te zeggen detaillistisch boek geschre- iver de historie van de detailhandel in Igemeen en 50 jaar zelfbediening in de in het bijzonder. Een halve eeuw leien in de schappen; dat is de evolutie nag het ietsje meer zijn via het snoepje Ie week naar grootgrutters die op de qes letten naar teleshopping. Lezing van ferk wettigt de conclusie dat Rutte zo mogelijk feiten heeft willen vermelden rat tussen 1948 en 1998 allemaal is ge- erd in de levensmiddelenbranche. Maar 2 zoon van een weggesaneerde lemse melkhandelaar beweert wel dege- en afweging van voorvallen te hebben pet. heb echt keuzes moeten maken. Voor esbaarheid van het boek heb ik een 'mensen aan het woord gelaten. Veel fo- mn, dat spreekt aan. Daardoor roep je foa-Erlebnis op. Kan het mooier, als het meer over AH, over Albert Heyn gaat?! Schande *am drie jaar geleden op de idee de ge- dschrijving van de zelfservice in de de- mdel maar eens op papier te zetten, 'had het na vijf jaar wel gezien bij het kd, waaraan hij was verbonden. En als ivestigde kleine zelfstandige marketing- eur was zijn orderportefeuille nog niet telijk gevuld om van z'n voornemen te En afzien. ivond het een schande dat er amper een aan de ontwikkeling van deze dynami- branche is gewijd. Ik heb heel veel re- h moeten doen. Er was vrijwel geen ma il voorhanden. Ben als het ware op nul anen. Al met al heeft het boek drie jaar aijn tijd gekost. Weliswaar niet continu, pookte wel voortdurend in mijn achter- Haarlemmer Gerard Rutte beschrijft halve eeuw zelfbediening in detailhandel mand op met de vraag: 'Waarom heb je die en"die niet gesproken?' Maar dat hou je altijd. Ik heb in totaal om en nabij honderd mensen geïnterviewd. En dat is, dunkt me, toch wel voldoende. Alleen al het uittikken van alle bandopnamen is een heidense klus ge weest." pofklanten De stand van zaken vijftig jaar geleden: rond 40.000 neringdoenden verdienden een min of meer belegde boterham in de levensmid delenbranche. Behoudens in het groot den kende ondernemers als Albert Heyn, Simon de Wit en De Gruyter, probeerde het gros de klant koning te laten zijn in winkeltjes van hooguit 50 vierkante meter. Ellenlang waren niet zelden de lijsten met namen van pof- klanten. 'Nee' werd zelden verkocht, beducht als de kleine winkelier in die tijd was voor een overstap van zo'n wanbetaler naar de concurrent. Dat betekende namelijk voor goed fluiten naar het uitstaande tegoed. In de tijd dat geluk zogenaamd nog heel gewoon was, stond het gezinsleven van de doorsnee kleine zelfstandige geheel en al in dienst van de winkel. Officieel zes van de ze ven dagen van de week, dat was een uitge maakte zaak. En in wezen voor het marginale schijntje dat respectievelijk de almachtige merkartikelenfabrikant en de even bazige grossier de grutter gunden. Bij zat winkeliers kon de klant ook op de Dag des Heren nog aankloppen met de mededeling dat het pak suiker was vergeten tijdens het boodschap pen doen. Nooit klaar, dus. Als gevolg van al die zakelijke beslomme- De eerste kennismaking met zelfbediening. „De klanten moesten als het ware de zaak ingetrokken worden. Opeens was daar het winkelwagentje of rieten mandje." ringen bleken tallozen blind en doof voor ontwikkelingen in de branche, elders in de wereld. In Zwitserland en vooral de Verenig de Staten, om het nader te duiden. Onderne mende types als Dirk Kat, Jac. Hermans, Ger- rit Heyn, Harry Hupkes en Chris van Woerkom namen wel kennis van uit Amerika overgewaaide lectuur over zelfbediening. Laatstgenoemde bestond het zelfs tegen z'n kameraad Hupkes te zeggen: 'Ga jij het maar bestuderen, dan ga ik het wel doen." Net teruggekeerd van zijn rondreis in Ame rika zag die Hupkes tot z'n stomme verba zing dat zijn vriend de daad bij het woord had gevoegd. De advertentie in zijn lijfblad schreeuwde Hupkes tegemoet dat Van Woerkoms kruidenierszaak in de Molenstraat was verbouwd tot een 'stukje Amerika in Nijmegen'. De gespierde slogans waarmee eind 1948 Van Woerkom zijn zelfbediening in de markt zette, lokten klanten en wekten de nieuwsgierigheid van sommige concurren ten. 'Zelf bedienen is geld verdienen'. Vond Dirk Kat mooi genoeg klinken om daarvoor uit z'n zaak in Beverwijk te komen om dat ter plaatse waargemaakt te zien. En zo wilde ook Jan van den Broek en Albert Heyn (met krukken) nemen als grote jongens uit de detail handel met interesse kennis van de geschiedenis van een halve eeuw zelfbediening. Links auteur Gerard Rutte. foto's pr Dirk van den Broek wel de moeite nemen zijn melkhandel aan het Amsterdamse Mer catorplein een dagje te sluiten om over zelf bediening te worden bijgepraat door Van Woerkom. overbesteding 'Tel uit je winst', dacht zowel Kat als Van den Broek. En ze gingen geheel over op zelfbedie ning. Jac. Hermans liet al evenzeer de klan ten zelf grijpen naar de goederen, nadat hij de eigenaar van de aanleunende fietsenstal ling had uitgekocht en de tussenmuur had uitgebroken. Maar eind jaren veertig, begin jaren vijftig vertikten de meeste kruideniers het achter hun toonbank vandaan te komen. Rutte: „De pers gaf hen gelijk. De kranten in die tijd stonden vol van de waarschuwingen. Zelfbe diening zette aan tot diefstal, tot overbeste- dingook." De twijfelaars onder de neringdoenden vluchtten na veel wikken en wegen in het ty pisch Hollandse compromis van de semi- zelfbediening. Dat vlees noch vis-besluit liep meestal uit op een fiasco. Rutte haalt in de 'Geschiedenis van de supermarkttoekomst' het markante voorbeeld aan van een Drentse kruidenier die geheel naar zijn opvatting van modernistisch winkelen zijn klanten naar de boodschappen liet graaien om ze te laten be talen bij een museumstuk van een slinger kassa. De structurele filevorming die allengs ontstond, haalde de loop uit de zaak met het bankroet van de goede man als onvermijde lijk gevolg. „Wie als kruidenier destijds de stap van be diening naar zelfbediening heeft gewaagd, ontketende zowel voor zichzelf als voor de klanten een revolutie. Een cultuurschok, zou je haast zeggen. Die overgang is veel ingrij pender geweest dan die van zelfbediening naar supermarkt. Ga maar na, de klanten wa ren niet anders gewend dan te worden be diend. En opeens kregen ze een mandje in hun handen gedrukt. Dat was wennen! Som mige mensen moesten als het ware de zaak ingetrokken worden. Achteraf bekeken schreeuwde de detail handel na de Tweede Wereldoorlog volgens Rutte om een radicaal andere aanpak. Onder jongeren was de animo om pa de kruidenier op te volgen gering. De in staat van wederop bouw verkerende industrie bood beduidend meer voorzichten op een afwisselende loop baan dan een witte jas-bestaan in een be dompte winkel van sinkel van pakweg 50 vierkante meter. „Tal van kruideniers redden het niet in de zelfbediening. Omdat ze de ka pitale fout maakten niet naar een veel ruimer bemeten vestiging om te zien, maar gewoon in hun krap bemeten winkeltje bleven zit ten." Daarmee prijsden ze niet alleen zichzelf uit de markt, onbedoeld zetten ze ook de sane ring van de detailhandel in gang. Van de 40.000 winkels die Nederland een halve eeuw geleden telden, zijn er nu nog 5.000 over. Het saneringsspook lette daarbij niet uitsluitend op de kleintjes, ook eens zo grootmachtige reputaties als Coöp, De Gruyter en Simon de Wit gingen eraan. Simon de Wit mocht het na de overname door Albert Heyn nog een tijdje uitzingen als 'Simon' om uiteindelijk naamloos opgeslokt te worden in het grote geheel van Ahold. En de familie De Gruyter bleef te lang achter leerbeklede deuren in het Bossche hoofdkwartier op het snoepje van de week sabbelen om te onderkennen dat de markt aan het veranderen was. Meer fabrikant dan detaillist zwoeren de De Gruyters tot halverwege de jaren zestig bij him eigen producten, waar bijvoorbeeld bij alle filialen van concurrent Albert Heyn de merkartikelen al lang in de schappen lagen. En ook met de ommezwaai van zelfbediening naar supermarkt kaggelde De Gruyter achter de Albert Heyns, de Schuitema's en wie niet aan. Het installeren van koelingsapparatuur in de supermarkten achtten de De Gruyters in hun oneindige wijsheid een overbodige luxe; het winkelpersoneel werd opgezadeld met de wereldvreemde opdracht in vetvrij papier verpakte vleeswaren op de tegelvloer achter de toonbank te leggen. Dan bleef het onsje boterhamworst ook wel koel. Boter 'De geschiedenis van de supermarkttoe komst'. Ofwel een halve eeuw zelfbediening, waarin gaandeweg de verdeel- en heerschap pij van de merkartikelen fabrikanten werd on dergraven. Grootwinkelbedrijven die door de fabrikanten buiten het leveringscircuit wer den gehouden, deden dat door in eigen be heer gefabriceerde producten een minstens gelijkwaardige kwaliteit mee te geven. Fijn tjes merkt Rutte op dat bepaalde fabrikanten die om het hardst riepen nooit en te nimmer aan grootwinkelbedrijven te leveren, genoeg boter op hun hoofd hadden om dat wel te doen. Dat bleek begin jaren zestig, toen half Nederland zich na consumptie van margari ne kapotkrabde aan de jeukbulten. De Planta-affaire bracht aan het licht dat vele merkloze margarines waren geprodu ceerd bij Van den Berg en Jurgens, een volle dochter van Unilever. Maar vooral door de opkomst van de discounters in de jaren zeventig zijn er gaan deweg gaten geschoten in het eenheidsprij- zendecreet van de zogeheten verticale prijs binding, waarmee fabrikanten winkeliers ja ren aan een touwtje hadden. „Dirk van den Broek, Jac. Hermans, Dirk Kat en dat soort jongens hebben de machtsverhoudingen in de levensmiddelenbranche radicaal gewij zigd. Die gingen C-merken verkopen, waar van de consument al snel doorkreeg dat die wel degelijk kwaliteit vertegenwoordigden. Naderhand gingen ze als prijsbrekers ook merken onder de gangbare prijzen verko pen." Bij gebrek aan het doordeweekse toezicht van vertegenwoordigers van merkfabrikanten legde Dirk Kat pakjes Blue Band op zaterda gen voor de helft van de prijs 'kijkgrijpklaar' voor de klant. De maandag erop ging de mar garine weer voor het normale tarief het koel vak in. Vomar-directeur Cees Zwanenburg ont dook de verticale prijsbinding door een U- bochtconstructie via België te bedenken. Ge- importeerde waren vielen uitdrukkelijk niet onder enige tariefsafspraak. Dat bracht deze uitgekookte ondernemer op de idee bij de Zuiderburen te gaan winkelen. Na aftrek van alle transportkosten kon Zwanenburg de klant nog altijd tien tot vijftien procent goed koper bedienen. Hoe verbeten de oorlog tussen de prijsbre kers en de fabrikanten werd uitgevochten, kwam tot uiting toen Douwe Egberts een prijsbrekende marktkoopman van de Am sterdamse Albert Cuyp liet gijzelen. Jac. Her mans en Dirk van den Broek boden in reactie daarop aan de opgelegde boete van 7000 gul den te betalen. De koffie- en theefabrikant weigerde dat gulle gebaar van de erfvijanden aan te nemen. De marktkoopman werd vrij man verklaard. En in feite werd daarmee in 1977 ook de verticale prijsbinding losgelaten. Truc Van alle vroegere grootmachten in de detail handel heeft alleen Albert Heyn de greep naar de macht van de discounters overleefd. Rutte meent als retailconsultant te weten waarom: „Omdat dit bedrijf nooit is gaan zwalken met z'n beleid. Ook in een tijd dat het wat minder ging, werden nooit conces sies gedaan aan kwaliteit en service. Waarbij moet gezegd dat de truc 'AH let op de klein tjes' een uitermate succesvolle is gebleken." Met die slogan heeft de Zaanse multinatio nal zich wel voornamelijk tot de consument gewend. Aan het belang van menige kleine detaillist werd minder getild. Rutte: „Op een gegeven ogenblik kreeg je de paralellisatie. In de supermarkt mocht naast droge kruide nierswaren vers worden verkocht. Dus ging Albert Heyn ook melk verkopen. Was tot dan altijd verboden geweest. Tja, dat was killing voor de middenstand. Zo ook voor m'n va der, die altijd melkboer was geweest. Heel wat kleine zelfstandigen gingen daardoor over de kop." Rutte koestert namens zijn weggeconcur reerde vader geen hard feelings ten opzichte van welke supermarkt dan ook. De detailhan del is in een halve eeuw geëvolueerd van op de winkel passen naar ondernemen. „De huilverhalen die zelfstandigen ophangen over de concurrentie van supermarkten, ik word er zo moe van. Als ik ze hoor denk ik: joh, ga aan de slag. Probeer je qua assorti ment en service te onderscheiden van wat de supermarkten hebben te bieden. Zelf ben ik ook ondernemer. Ik kan me niet permitteren om achterover te gaan leunen. Als zelfstandi ge moet je je nek uitsteken. Neem dit boek, de geschiedschrijving van 50 jaar zelfbedie ning. Ik heb er 10.000 van laten drukken. Kostte me 250.000 gulden. Gelukkig komt die investering er dik uit, maar het had ook an ders kunnen lopen. Waarmee ik maar wil zeggen dat ondernemen risico nemen is. En wie dat niet durft, moet bij een baas gaan werken." alb£rtheijns koffie Beeld uit een tijd dat geluk nog heel gewoon was. De ouderwetse kruidenier geflankeerd door z'n personeel, voornaam opgesteld achter de toonbank.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1998 | | pagina 41