De opstanding van een 'supermens' i 3 'De beste stukken zijn door de rechthebbenden opgeëist' ZATERDAG 17 JANUARI Gert-Jan Theunisse verlegt keer op keer (pijn)grenzen Een ongeluk op de mountainbike vorig jaar zomer dreigde Gert-Jan Tlieunisse (34) de rest van zijn leven aan een rolstoel te kluisteren. Artsen constateerden een partiële dwarslaesie bij de ex-wielrenner. Theunisse zou nooit meer kunnen lopen. Ruim een halfjaar later beweegt de oud wielrenner zich voort zonder krukken en maakt hij dagelijks een trainingsrondje op de fiets. De doctoren noemen hem een supermens. De winter heeft van het bos rond hun huis in Schaik een triest stemmend decor gemaakt, maar binnen in de bungalow is de lente enige tijd geleden al ingetreden. Sinds de ex-berg koning zo wonderbaarlijk is hersteld, prijzen Gert-Jan en Lieske Theunisse de dag. Het jaargetijde is daaraan ondergeschikt. Wie Thetmisse (manager van de moun- tainbikeploeg van zijn zwager Bart Brentjens) nu ziet fietsen, kan zich het drama dat zich rond hem heeft afgespeeld moeilijk voorstel len. Hij heeft in vier uurtjes 120 kilometer weggetrapt. Met speels gemak. „Heerlijk dat ik dit weer kan." O zeker, soms voelt hij nog helse pijnen. Zijn conditie is niet meer wat die is geweest en zijn ledematen doen niet altijd wat hij wil. Maar in een rolstoel gaat hij 'nooit' meer zit ten en de krukken heeft hij in een hoek ge gooid. Hij oogt als in de dagen dat hij de Tour de France-etappe naar Alpe d'Huez won, tien jaar geleden al weer. „De artsen staan er ver steld van, ze spreken van een wonder." De Klap, zes maanden geleden op een berghelling in de buurt van Annecy in de Franse Alpen, dreunt bij tijd en wijle nog door in zijn ranke lichaam. „Dan krijg ik op eens weer een pijnscheut, maar wat zou ik klagen..." De Klap. „Ik weet het nog precies. We suis den van een berg af, lekker ontspannen. Er kwam een bocht met een dooie hoek. Ik hoor die auto naderen. Ik snijd de bocht een beetje aan, maar hield uiteraard rekening met tegemoetkomend verkeer. Maar ik wist niet dat die auto op mijn weghelft reed. Die bestuurster was fout." Dizzy Plots keken twee bruine ogen een koplamp aan. „Ik kwam na een paar minuten bij. hele maal dizzy. Ik was aan het trainen met een meisje dat ik in de ploeg zou opnemen. Zij was na mij nog tegen die auto gebotst en ik hoorde haar kreunen. Ik wilde naar haar toe lopen. Zo ben ik nou eenmaal. Ik bekommer me altijd meer om anderen dan om mezelf. Maar ik kon me niet bewegen. Het ziekenhuis was dichtbij. Ik ben daar heel slecht behandeld. Ze lieten me uren wachten. Ze zeiden dat mijn spieren tijdelijk waren doodgeslagen. Die verschijnselen zou den wel verdwijnen. Ze constateerden geen breuken, dus kon ik wat hun betreft wel ver trekken. Ze hebben me in de auto getild en we zijn naar het hotel gereden. Ik verging van de pijn." Zijn vrouw Lieske, de dochter van oud- bondscoach Piet Liebregts: „Gert-Jan is in zijn loopbaan wel honderd keer gevallen en hij is een harde. Dus je denkt: het zal wel meevallen. We waren daar met een man of tien van de ploeg, maar niemand die aan een dwarslaesie dacht. Je gaat toch af op de dia gnose van de artsen. Theunisse zelf: „In het hotel lag ik in een heel klein donker kamertje. Vreselijk. Als ik een beweging wilde maken, had ik wel een half uur nodig. Het leek wel of mijn benen af stierven. Ze kregen een enge blauwe kleur, er was totaal geen doorbloeding meer. We zijn notabene nog naar een wedstrijd wezen kij- Gert-Jan Theunisse voor zijn bungalow: „We hielden de moed er in. We hebben heel veel gela chen de afgelopen tijd." foto»gpd»roland de bruin ik verlamd. Ik voelde me geen man meer. Als je geslacht niet meer werkt.... Vreselijk. Nu is het gelukkig weer goed. Hoge pijngrens „Die terugreis naar Nederland was vreselijk. Als wielrenner heb ik een hoge pijngrens op gebouwd, maar wat ik toen achterin die auto heb meegemaakt was echt heel erg. Eenmaal thuis deed een bevriende fysiotherapeut functietesten en toen pas is het balletje gaan rollen. De huisarts schrok enorm, maar dacht ook niet meteen aan een dwarslaesie. Ik werd naar de orthopeed gestuurd, maar die zei: het is een neurologisch verhaal. Ik weer naar een ander ziekenhuis. Vroeg de arts: besef je wel wat er met je aan de hand is? Als je zoiets hoort, zie je iemand als Koos Alberts voor je." Lieske: „Ik dacht meteen aan verbouwing van het huis. Zag overal liften voor me en een aangepaste badkamer. Theunisse: „Ik dacht, als blijkt dat ik verder moet in een rolstoel, dan ga ik trainen voor de Paralympics in Sydney. Dat was absoluut gebeurd. Ik had al wat contacten gelegd met een club. Ik reed hele stukken ik die rolstoel. Steeds sneller. Mijn grenzen verleggen, dat heb ik mijn hele leven al gedaan. 's Nachts was de pijn heel heftig. Ik wilde Lieske niet wakker maken, maar ik wist me geen raad met die pijn. Er gebeurden ook de gekste dingen met mijn lichaam. Mijn huid begon te schilferen en bij het tanden poetsen raakte ik soms zo maar een paar vullingen kwijt. Had er allemaal mee te maker*. Ik heb Lieske toen wel eens gevraagd een paar klappen te geven op mijn benen. Ik wil de iets voélen, maar er gebeurde niks. In de eerste dagen liet ik mijn ontlasting ook lo pen." Hij wijst naar zijn middel. „Vanaf hier was Mentaliteit „Ik heb altijd de mentaliteit gehad van een topsporter en hield die toen ik in die rolstoel belandde. Ik dacht: ik zal die artsen eens wat laten zien. Toen ik voor de eerste keer naar therapie ging, had ik mijn rugzakje meegeno men met sportkleren en loopschoenen. Zo van: we gaan er eens flink tegenaan. Daar aangekomen zag ik wat oudere mensen in hun gewone kloffie. Ik dacht: wat is dit? Ik ben geen hulpbehoevende? Ik vroeg aan de arts of ik in het looprek mocht. Toen bleek dat ik helemaal niks kon. Niet eens mijn voet een centimeter optillen. Ik leek wel een spast. Lieske: „Ik was in het buitenland en belde hoe het was gegaan. Hij was heel erg teleur gesteld." Theunisse: „Ik bleef oefenen, proberen zo veel mogelijk mijn been te bewegen. Uren achtereen. Opeens kon ik m'n teen bewegen. Een fractie, maar toch. Vanaf dat moment is het snel gegaan. Ik kon opeens de keuken oversteken, zonder hulpmiddelen. Ik donder de die krukken weg en zei tegen Lieske: kijk dan, ik loop. Ik Loop! De artsen begrepen er niets van. Ik liep zonder de lichamelijk functies die je normali ter nodig hebt om te lopen. Dat kan niet, zei den ze. Ik gebruikte een pees die het hele handeltje in beweging trok (wijst op de zij kant van zijn bovenbeen). Die pees is door het fietsen zó goed ontwikkeld. Daar heb ik blijkbaar zó veel kracht in." Lieske: „Gelukkig is het geen complete dwarslaesie geweest. De zenuwbanen waren niet helemaal afgescheurd. Anders was het helemaal over geweest. Maar het schijnt een haar te hebben gescheeld." Theunisse: „Als ik onder de douche ga en mijn teen onder de straal steek, moet ik op passen, want ik voel nog steeds niet hoe warm het water is. Als Lieske haar hand om mijn been legt, voel ik niks. Vaak is de ene arm heel koud en de andere bloedheet. Heel raar." Lieske: „Hij kon medisch gesproken niet meer lopen, maar deed het toch. Dat is z'n wilskracht. De geest blijkt sterker dan het li chaam." Reacties Hij heeft veel reacties gehad uit de wieier- wereld. Steven Rooks, met wie hij vroeger een broederband had maar die hij uit het oog was verloren, zat de avond van terugkeer uit Frankrijk al aan zijn bed. Wildvreemden bel den hem op. Volledig overstuur. Lieske: „Er kwamen ook mensen aan de deur die abso luut niet wisten wat ze moesten zeggen. Het was ook een heel treurig gezicht hóór, die rol stoel hier in de gang." Het 'slachtoffer' verging het beter dan bui tenstaanders vermoedden. „Ik hield de moed erin. We hebben heel veel gelachen in die tijd. Ik deed wedstrijdjes met vrienden. De één in de rolstoel, de ander met krukken. Wie het eerst aan.de andere kant van de tuin was. Moed houden hè, dat heb ik altijd gedaan. Wat je daar niet mee kunt bereiken..." Theunisse de eenling. Theunisse de onbe- grepene. Theunisse de stille strijder. Twee jaar geleden stapte hij af na een carrière die werd gekenmerkt door pieken - bergkoning in de Tour - maar meer nog door dalen: de dopingaffaires en zijn ruzies met ploeglei ders. Zijn laatste dagen sleet hij bij Collstrop, een afzichtelijk Belgisch ploegje waar hij te gen prestatieloon de rol van wegkapitein op zich nam. Maar Theunisse was allang geen wielrenner meer. Hij was hartpatiënt. „Op het laatst herstelde ik niet meer van de in spanningen. Overtraind, zeiden de artsen van de ploeg. Je gaat het nog geloven ook. Ik viel verdomme tijdens elke training een paar keer van mijn fiets. Hup, lag ik weer ergens in een berm. Helemaal buiten westen. Ik wist vaak niet eens hoelang ik daar had gelegen. Uren, minuten? Als mensen me toen hadden ge zien, hadden ze me voor een of andere gek versleten. Onder druk van de ploegleiding ben ik toch nog naar de Tirreno-Adriatico ge gaan. Tijdens het warmrijden moest ik al los sen." Het was zijn laatste wedstrijd. Hartpatiënt „Ik was hartpatiënt. Dat bleek al uit de eerste serieuze test. Ik heb vanaf mijn zevende jaar gefietst en heb heel vaak in het rood gereden. Op het laatst gaat het dan mis. Ik vergelijk het altijd maar met een auto. Als je een klein wa gentje te veel toeren laat draaien, ontploft de motor een keer." Lieske: „Het is erfelijk. Zijn vader had het ook aan zijn hart." Theunisse: „Ze konden me niet opereren en met een pacemaker was ik ook niet gered. Toen hebben ze heel persoonlijk gerichte medicijnen voor me gemaakt. Na driekwart jaar bleken ze de juiste samenstelling te heb ben gevonden. Ik slik nog elk dag mijn medi cijnen. Ik ken geen grenzen. Als ik geen wielrenner was geworden, dan was ik misschien de Hy- malaya gaan beklimmen. Ik wil altijd iets doen wat een ander niet kan. Dat geeft een kick. Zo was ik als wielrenner ook. Dat werd niet geaccepteerd. Ach, die wielerwereld. Daar zit iets van maffia in. Toen ik als cou reur begon dacht ik: ik ga die wereld veran deren. Leuker met elkaar omgaan, meer pra ten met elkaar. Vonden ze maar raar. Ik deed al tien jaar hoogtestages, reed al ja ren met een hartslagmeter toen het tot de wielrennerij doordrong dat dat nodig was. Ik zag dat het wielrennen in Nederland stil stond, dat de Italianen ons voorbij raasden. Ik was altijd bezig met het verbeteren van mijn prestaties. Heel simpel: als het slecht weer is in Nederland, moet je naar het Zui den. Ze verklaarden me destijds voor gek. Nu doen ze het allemaal. Ik heb wel eens voor de grap tegen Jan Raas gezegd: er rijden nu ze ker allemaal gekken in jouw ploeg. Ze zitten immers de hele winter in Spanje." Als Theunisse al gelijk had, kon hij het na zijn toptijd bij PDM niet meer bewijzen. „Toch werd ik daarna nog achtste op Alpe d'Huez. Dat vond niemand wat, want als je daar eenmaal een keer hebt gewonnen, valt nadien alles tegen. Toch was ik toen sneller tegen die berg op gereden dan de dag dat ik won." Priem en Post - ze konden niet aan hem wennen. „Het is ze niet eens kwalijk te ne men. Want de wielersport is een wereld van flikken en geflikt worden. Ze vonden me las tig. Ze waren altijd op hun hoede. Als ik bij wijze van spreken tegen Priem zei dat de muur in het hotel wit was, dan was het eerst een tijdje stil. Dan dacht-ie weer dat-ie in de maling genomen werd. Hij was immers nooit iets anders gewend als wielrenner." Overeenkomst Zijn contact met de Zeeuwse ploegleider van TVM is inmiddels een stuk beter. Er is zelfs een zakelijke overeenkomst tussen Theunisse en TVM, dat een truck levert voor het materi aal van zijn mountainbike-ploeg, het Ameri kaanse Specialized van zijn zwager en olym pisch kampioen Bart Brentjens. Daar ligt zijn hart. Het wegfietsen is te bekrompen, vindt hij. „Alles wat ze daar vreselijk vinden, vin den ze in het mountainbiken juist mooi. Een vrouw in de leiding van een wielerploeg is ondenkbaar. In het mountainbiken is het juist heel gewoon. Lieske gaat vaak mee. Zij staat op de loonlijst. Ze is als het ware mijn secretaresse. Het is allemaal veel vriendelijker en opener. De hoogste president van Specia lized, een miljoenenbedrijf hóór, is bij mij thuis geweest. Ze verlengden mijn contract op het moment dat ik blijvend invalide dreig de te worden. Maar ik zeg niet dat ik nooit te rugkeer in het wielrennen. Zeg nooit nooit." Lieske, met een veelbetekenende lach: „In derdaad." Vervolg van de eerste ZB-pagina. Om er zeker van te zijn dat zijn deel in het roofsucces niet over het hoofd zou worden gezien, maakte Kajetan Mühlmann een prachtig fo toboek, getiteld: 'Keuze van aanwinsten van december 1940 tot maart 1941'. Het bevatte foto's van een zending schilderijen die naar de Führer was gestuurd. Het album was be doeld als een cadeau van een loyale dienaar. Later zou Mühlmann het betreuren dat hij dit fotoboek had samengesteld. Nadat hij door de geallieerden gevangen was genomen, zo leert ons het boek 'The jackdaw of Linz', verklaarde Mühlmann dat zijn Dienststelle een wettige organisatie was geweest die op een eerlijke manier kunst had proberen te kopen. Hij ontkende halsstarrig dat hij ook maar één schilderij had geconfis- ceerd. Maar het album dat hij voor Hitler had gemaakt werd hem noodlottig. Het werd aan getroffen in de privé-bibliotheek van de Führer, ergens diep weggestopt in een zout mijn in Alt Aussee. Het bevatte details van tien schilderijen die waren geconfisceerd uit de verzameling van Frans Lugt in Den Haag, schilderijen waarvoor Lugt geen Pfennig had ontvangen. Maar fataler voor Mühlmann was een foto van een 'Berglandschap' van Henri met de Bles, een schilderij dat deel had uitgemaakt van de Jaffé-collectie. Vóór zijn gevangenne ming had Mühlmann geschreven: 'De Jaffé- collectie is vier jaar geleden vanuit Berlijn deels naar Holland, deels naar Londen, over gebracht. De joodse eigenaar verblijft in Lon den. Het deel van de collectie dat in Holland bleef, werd opgeslagen in De Lakenhal in Lei den en werd daar door ons in beslag geno men.' Ten overstaan van dit bewijs ging Mühlmann tijdens het verhoor door de knie- en. Ook de collectie van Susanne Larsen-Menzel, de weduwe van Hans Ludwig Larsen, die in Wassenaar een zeer rijke staat had gevoerd in een optrekje aan de Van der Doeslaan en in villa De Klip aan de Wassenaarseslag, werd in het Leidse Stedelijk Museum De Lakenhal door de Duitsers in beslag genomen als joods 'vijandelijk vermogen'. In september 1939 gaf de weduwe haar waardevolle collectie van 32 zeventiende- eeuwse meesterwerken in bruikleen aan dit EE3EECS231 museum. Zij werd vertegenwoordigd door een aantal executeurs-testamentair die tesa- men met directeur E. Pelinck een bruikleen contract opstelden, waarvan één van de voorwaarden als volgt luidde: 'De aansprake lijkheid (van het museum, red.) begint niet eerder dan dat de schilderijen en beeldhouw werk in de localiteiten van het museum zijn afgeleverd en in ontvangst genomen. Zij ein digt zodra ze ten vervoer zijn afgegeven. De Commissie is nimmer aansprakelijk voor toe val." In september 1943 werd mr. M.H. Fran sen aangesteld als beheerder van deze joodse collectie. Hij bracht de schilde rijen ter veiling bij Van Marle en Big- nell in Den Haag. Maar voor hij dat deed, maakte Dr. Erhard Göpel, de chef-inkoper voor Hitiers muse um in Linz, een ruime Hij nam twaalf prachtige schil derijen, in die tijd geschat op een waarde van ca. 130.000 gulden, mee. Daaronder bevonden zich werken van Jan Pieter Breug hel, Cornelis Enge- brechtsz, Jan van Goyen, Dirk Hals, Jan de Heem en Adriaan van de Vel de. De overige twintig werken, waaronder schilderij en van Gerard Dou, Lucas Raven- steijn, Adam Elsheimer en andere be kende schilders, werden bij Van Marle en Bignell geveild. De weduwe Larsen-Menzel was op 4 okto ber 1939 samen met haar twee kinderen ver trokken naar Beverley Hills in California. Na de oorlog eisten de executeurs-testamentair voor haar de door de Stichting Nederlands Kunstbezit teruggevoerde schilderijen op. Kennelijk moeten de weduwe of haar ge machtigden in 1943 toestemming hebben ge- gegeven voor de veiling bij Van Marle en Big nell en de transactie van Göpel. Göpel betaal de 75.000 gulden voor de schilderijen die hij meenam en de veiling bij Van Marle en Big nell bracht 10.055,50 gulden op. Tesamen een bedrag van 85,055,50 gulden. De Stichting Nederlands Kunstbezit wist Foto's uit het dossier Jaffé ter identificatie van vermiste werken. een groot aantal schilderijen uit de collectie Larsen-Menzel terug te halen in Nederland en eiste de 85.055,50 gulden op alvorens zij tot teruggave zou overgaan, zo schreef men aan de executeurs-testamentair. Dat bedrag kon de familie Larsen niet opbrengen. Met uitzondering van vijf werken, die nog steeds vermist zijn (waaronder 'Tobias en de Engel' van Adam Elsheimer en 'Suzanna en de ou derlingen' van Anthonie van Dijck) verviel de gehele collectie daarna aan de staat. Die dus dankzij de pressie van de bezetter de Neder landse musea kon verrijken met enkele prachtige werken van zeventiende-eeuwse meesters. De conclusie van dit hele verhaal is dat de overheid zwaar profijt heeft getrokken van joden die, met het pistool op de borst, hun waardevolle collectie schilde rijen moesten verkopen aan de bezetter. Bekaaid In de notulen van 20 oktober 1947, gemaakt tijdens een vergadering van de Commissie van de Lakenhal, vroeg de voorzitter hoe het stond met het aandeel van het museum in de te ruggevoerde kunstschatten. De Stichting Nederlands Kuntsbezit had inmiddels tal van werken waarvan de eigenaars niet konden worden opgespoord verdeeld on der de Nederlandse musea. Pelinck was niet erg tevreden. Hij deelde mee 'dat het museum er bekaaid is afgeko men, aangezien van de toegewezen stukken de beste door de rechtheb benden zijn opgeëist.' Een wat wran ge opmerking zo vlak na de oorlog. Uit de gehele handelwijze van de Stichting Nederlands Kunstbezit en ook uit het gedrag van de museumdirecteuren vlak na de oorlog, stijgt een onwelriekende geur op. Het zou misschien nuttig zijn om de gang van zaken van destijds nog eens goed tegen het licht te houden. Een feit is dat er door de Stichting Nederlands Kunsbezit na de eerste golf van teruggaven niet erg naar stig meer naar de eigenaars van het restant is gezocht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1998 | | pagina 46