'Heerlijk dat hij bestaat' Indonesische elite slaat er op los spijkerbroek met twee ppe ritssluitingen in de pijpen. Daarboven een frisse, helblauwe met levendig dessin en flinke bos geblondeerd trendy watergolf. Zijn ge nt zojuist voorzien van splinter jackets, zodat de nog on bekende Paul de Leeuw sliste tij dens zijn eerste optreden Op woensdag 12 december 1986 verscheen hij in het pro gramma van Sonja Barend, die vol trots' een nieuw talent aan kondigde. Barends wervende woorden en De Leeuws professio neel wulpse blikken in de camera spijt, oogstte de artiest in het Hulstkampgebouw in Rotterdam slechts een pijnlijk lauw applausje iet zijn liedje 'Vlieg met mij mee aar de regenboog'. Met dat ummer wilde hij, kondigde hij m, voor België meedoen aan het urovisie Songfestival. Nog geen tien jaar later dèèd hij lee. Niet als zanger, maar als jmmentator voor de NOS. De mgfestivaldeuntjes uit 1995 zijn ülang vergeten, maar De Leeuws ingezouten commentaar ligt nog n het geheugen. In tegen- itelling tot het vertrouwde, vak kundige geneuzel van de brave IVillem van Beusekom, gooide de ïwe festival-watcher het over geheel andere boeg. „Wat een rummer", gromde hij bij de sraëlisch inzending 'Amen'. „De iinnendijkjes zullen wel op de ta- ;1 staan te dansen. Gadverdam me!", bracht hij nog uit, voordat lij zich luid kokhalzend uit de oeten maakte. Tientallen boze elefoontjes later nam de NOS het ïsluit om Van Beusekom voort- De t b Het verschijnsel Paul de Leeuw r de r de Slaat Freek de Jonge op de valreep nog even om zich heen in zijn Oudejaarsconference, aan de hand van Paul de Leeuw gaan we vrolijk de Nieuwjaarsnacht in. 'Een feestelijk programma voor als iedereen uitgezoend is', zo luidt de ondertitel van deze 'Laat de Leeuw' (1 januari 00.03 uur, Nederland 3). Vriend en vijand kunnen zich weer opmaken voor een turbulent Jaar van De Leeuw, zeker wanneer vanaf februari zijn talkshow drie keer per week het beeldscherm zal vullen. Portret van een oorspronkelijk artiest, die op de valreep van '97 concurrent Peter Jan Rens definitief uit de ring heeft gewerkt. MONIQUE BRANDT EN PETER KUIJT 1962 ge- Rotterdammer wordt ge kenmerkt door meer kop-staart- lotsingen. In de beruchte ichreeuw van de Leeuw-uitzen- ling in 1992 kreeg het vals zin- ;nde en met een volmaakt fiet- :nrek behepte Gordon-imita- irtje Kees (een neefje van zijn iriendin Hanneke Groenteman) ie wind van voren. „Als ik je va- zou ik je andere tanden je bek slaan. Ik zou me Jood schamen. Je bent een mis selijk makend kind. Ga in de hoek itaan." Een andere roemruchte uitglij- betrof het lied van zijn 'alter ;ga' Annie de Rooy over omge- imen Urker vissers. Ook de moslimgemeenschap joeg hij de gordijnen in, dit keer met hulp van Annies wederhelft Bob. Na een turbulent verlopen bezoek aan een moskee, jatte De Rooy schoenen mee die bij de ingang waren achtergelaten en schold hij een Marokkaans jongetje uit voor 'kleine autodief toen hij zijn wa gen niet snel genoeg kon vinden: opschudding gegarandeerd. He, verschijnsel Paul de Leeuw laat zich niet in een paar woorden vangen, al wordt dat keer op keer gepoogd, en wel in steeds hoog- dravender en tenenkrommender woordgebruik. Hij is inmiddels al gekroond tot Koning van de Camp, Keizer van de Valsheid en Koorddanser van de Kleinkunst. De één vindt hem een Geflipte Feestleider, voor anderen - alhoe wel het hier kennelijk gaat om een minderheid - is hij De Ergste Man van Nederland. Hij is de Va der Abraham van de Avant Garde, onze Nationale Knuffelbeer, de Dik Trom van de homobeweging. Of gewoon 'n Scheetje. Kortom, Paul de Leeuw is alles tegelijk. Eind jaren negentig lijkt hij de status van artistieke onschend baarheid te hebben bereikt. Het is bijna griezelig; vrijwel niemand lijkt zich nog kritisch te durven - of willen - uitlaten over de verrichtingen van De Leeuw, al gaat hij nog zo tekeer. Hij is de held van zowel de ouderenbon den als de homobeweging, hij kan niet stuk bij gehandicapten en corpsballen en is geliefd onder Airmilesspaarders, travestieten, tweederangs artiesten, gabbers, naar erkenning hunkerende poli tici en intellectuele grachtengor- deldieren. Marijn de Koning, D66-kamer- lid, was pas te gast. Ze mocht zich als 'alternatieve Spice Girl' bekla gen over het feit dat ze door haar partij op een onverkiesbare plaats was gezet. „Al eerder mocht ik bij hem zijn en het was beide keren fantastisch", kirt de parlementari ër. „Ik wil eigenlijk wel elke keer komen opdraven. Ik ben dol op hem. Laatst schreef ik hem dat ik het zo heerlijk vind dat hij be- Ook al vilt hij zijn gasten soms levend, De Leeuw heeft onvoor stelbaar veel krediet om niet te zeggen: hij wordt vereerd. Het blijft verbazingwekkend dat er nog zo veel prominente gasten te vinden zijn die met De Leeuw de ring in stappen. Je weet immers nooit uit welke hoek de klappen gaan komen. En wanneer. Kamerlid Marijn de Koning: „Het is inderdaad onwaarschijn lijk wat hij zich kan permitteren, iedereen pikt het van hem. Overi gens stoor ik me zelden aan zijn gedrag. Maar als hij tegen een aardige mevrouw op de eerste rij roept 'Nou bedankt, kutwijf!', dan gaat het mij ook te ver, hoor." Ook Harry Mulisch behaagde het om in 'Laat de Leeuw' zijn op wachting te maken. In het begin leek De Leeuw niet goed te weten hoe hij Neerlands enige auteur met zielespiegel moest benade ren. Pas nadat hij had gevraagd of hij de auteur met 'jij' of 'Gij' moest aanspreken, was het ijs ge broken. Harry Mulisch: „Tja, ik vind hem een bijzondere aardige man. De Leeuw kan ook reuze boosaardig zijn tegen zijn gasten, maar dat weet hij uitstekend te verpakken in een goedgehumeur de onschuld. Mij heeft hij overi gens goed behandeld, hoor." Paul de Leeuw. Het blijft verbazingwekkend dat er nog zo veel prominente gasten te vinden zijn die met hem de ring in stappen. Je weet immers nooit uit welke hoek de klappen gaan komen. En wanneer.... foto gpd phil nijhuis De publiekslieveling weet op zijn tijd ook de emotionele snaar bij zijn kijkers goed te raken mid dels zijn voorliefde voor zoetsap pige smartlappen. Ook zelf durft hij zich van zijn gevoelige kant te laten zien. Het inmiddels be roemde duet met de aan aids lij dende René Klijn of het lied 'Mar grietje' dat hij zong voor zijn mongoloïde nichtje, oogstte alom bewondering. Geroemd werd ook de uitzen ding met de Josti-Band in juni dit jaar. Wim Brussen, zakelijk en- muzikaal leider van dit orkest van geestelijk gehandicapte muzikan ten: „Het door Paul de Leeuw ge presenteerde Sterrengala was een geweldige happening. Paul is niet zoals anderen, die vijf minuten naar je luisteren en je dan wel even gaan vertellen hoe het moet. Hij heeft oog voor detail. Zo wilde hij precies weten hoe je op een vriendelijke manier de microfoon moet terugkrijgen als een verstan delijk gehandicapte die heeft af gepakt. Paul weet uit persoonlijke ervaring meer af van verstandelijk gehandicapten dan de gemiddel de Nederlander. Hij haat onecht heid. Echte mensen, daar steekt hij de draak niet mee. En verstan delijk gehandicapten zijn echt, die kennen geen dubbele bo dem." Cabaretdeskundige Jacques Klöters is een van de weinigen die het fenomeen De Leeuw durfden te bekritiseren. In april 1994 on derwierp hij de cabaretier in het weekblad Vrij Nederland aan een kritische analyse. De kleinkunst- veteraan kon niet lachen om die 'desperate leedvermaakhumor'. „Hij komt bij mij over als de wan hopige entertainmentofficier op het cruiseschip, die vierentwintig uur per dag leuk moet zijn, die passagiers moet vermaken met spelletjes, charades, plagerijtjes en practical jokes en die weet dat hij overboord gezet zal worden als hij niet leuk meer is.", schreef hij. Klöters heeft zijn mening inmid dels fors bijgesteld, laat hij weten. Maar in welke mate, daarnaar blijft het gissen. „Nee, ik doe daar niet aan mee. Ik word nog elke week opgebeld of ik een opinie wil geven over Paul de Leeuw, Freek de Jonge of wie dan ook. En daar heb ik geen trek in." Vakgenoot Hans Liberg stond met Brigitte Kaandorp en Paul de Leeuw in 1983 in de finale van het Camerettenfestival. De Emmy Award-winnaar: „Paul won toen de Persoonlijkheidsprijs, Brigitte de Juryprijs en ik helemaal niks. Vind je dat niet verschrikkelijk? Maar goed, ik heb nu een Emmy en zij lekker niet. Tijdens Came- retten had Paul al zijn Bob de Rooy-nummer. Opmerkelijk dat hij dat elf jaar lang heeft volge houden. Maar ik vind hem als theaterartiest niet honderd pro cent overtuigen. Je moet in de zaal ook de achterste rijen berei ken en dat lukt hem niet. Als tv- personality is hij echter uniek, dat moet hij blijven doen. Zoals hij zo olijk iedere keer weer in de came ra blikt, da's meesterlijk." De werkdrift van Paul de Leeuw, zijn perfectionisme en de neiging om alles in eigen hand te houden, zijn veel gehoorde tref woorden. En dat de veelzijdige ar tiest wel eens doorschiet in zijn drang om alles tot in de puntjes te beheersen... ach, het wordt hem meestal vergeven. Zelfs door de Schiedamse Jenny Robben. In maart 1993 werd Robben samen met haar vriendin en schoonzus door Paul de Leeuw persoonlijk het plaatselijke Passage Theater uitgezet tijdens de voorstelling 'Wie plukt mij?' Robben: „Ach teraf is het wel komisch: je komt naar een voorstelling om te la chen en dan word je de zaal uit gegooid omdat je lacht. Hij kwam het podium op in badpak, met kniekousjes aan en een badmuts op zijn kop. Wij lagen direct al dubbel. Toen hij daarna een lied begon te zingen, waren we nog aan het lachen. Opeens zei hij te gen ons: 'Pleurt de zaal uit!'. Wij nog harder lachen, want wij dach ten dat het een grap was, vooral toen hij zei: 'Geef die drie eens een euthanasiespuitje'. Uiteinde lijk kwam de directeur ons halen. We waren natuurlijk woest; je staat compleet voor joker. Ik dacht: 'Ik kijk nooit meer naar die lui', maar die boosheid is gezakt. Op een of andere manier blijft-ie leuk, maar dan wel van een grote afstand. Ik ga er nooit meer heen." Paul de Leeuw heeft, dat is dui delijk, na ruim tien jaar zijn spo ren op de Nederlandse buis ver diend. Sinds hij bij Avro's Sterren slag de nog nahijgende coryfeeën mocht ondervragen, schreef hij een eindeloze reeks producties op zijn naam. Zijn wens om bij zijn overlijden een 'leuk retrospectief- je' bij de NCRV te krijgen, moet dan ook lukken. Dat uurtje komt wel vol, zeker als hij in het huidi ge tempo door gaat. Alleen het NOB-archief al telt 191 tv-pro- gramma's waarin hij optrad... Anderhalve ton entreegeld voor golfclub Rijk en machtig Indonesië •peelt golf. En omdat bijna de hele nationale elite in Jakarta nt, vermenigvuldigen de golfbanen zich daar als waren iet konijntjes. Tegen de zestig iggen er nu in en rond de stad. Verslaggever Ronald Frisart nam poolshoogte op het glooiende gras en hoorde over 'putter' van 24-karaats goud en spelers die anderhalve >n neertellen om lid te worden van een club. RONALD FRISART De Indonesische elite is knotsgek van golf. „Status speelt een grote rol. Het is erg snobistisch", oor deelt een kenner die zijn visite kaartje liever niet aan die uit spraak hangt. Aanhoudend ratelt immers het spervuur van kritiek. Terwijl de meerderheid van de tweehonderd miljoen Indonesiërs net het hoofd boven water kan houden en boeren op steeds klei nere stukjes grond een pover be staan bevechten, leggen nog geen 100.000 gefortuneerden beslag op de ene na de andere lap grond voor peperduur vermaak. Secretaris-generaal SjachrulTau- fik Aziz van de Indonesische Golf Associatie vindt de kritiek daarop nogal onheus. „Een onroerend- goedproject verrijst meestal op een terrein van vijfhonderd tot duizepd hectare", zei hij tegen over de krant Jakarta Post. „Een golfbaan van achttien holes be slaat vijftig zestig hectare. Hoe kan een baan die hooguit een tiende van het hele gebied be strijkt de oorzaak zijn van een probleem?" Aziz denkt dat de schoen voorna melijk wringt omdat de golfbaan steevast eerder wordt aangelegd dan de rest van zo'n project. „Dan is de golfbaan het mikpunt als er conflicten onstaan over grondbe- Los daarvan is ook het gedrag van veel Indonesische golfers koren op de molens der criticasters. „Ze geven ontzettend veel geld uit aan hun sport", aldus een criticus die anoniem wil blijven. „Ze kopen het beste van het beste materi aal." Een andere kenner van de branche vertelt dat iemand hem laatst opgetogen zijn nieuwste aanwinst toonde: een heel specia le putter. De putter is de korte De golfbaan van Pondok Indah. 'stok' waarmee de speler het golf balletje in het gaatje in de grond tikt. Het dwarsstukje waarmee de bal wordt geraakt, heet putter- head. „Die man liet me trots zien dat zijn putterhead was gemaakt van 24-karaats goud." Waar de elite het geld zo schaam teloos laat rollen, ruiken inves teerders kansen. De laatste vijf jaar is het golfwezen in Jakarta daardoor zo ongeveer geëxplo deerd. Tot 1966 telde de stad één baan. Tegenwoordig kunnen de liefhebbers van het witte balletje terecht op bijna zestig banen in en rond Jakarta. Wie lid wil worden van een club, betaalt minimaal 60.000 gulden entreegeld. Daar bovenop komen de maandelijkse contributie, het geld voor de caddies en diverse toeslagen. Tot de duurste vereni gingen behoren de Damai Indah Golf Country Club (entree 130.000 gulden) en Pantai Indah Kapuk (150.000 gulden). „Golf is hier vooral een zaak van de 'haves'," zegt algemeen mana ger Ivo F. Sumampouw van de Pondok Indah Golf Country Club droogjes. De 61-jarige oud- marinevlieger bestiert een van de mooiste banen van de stad. Wie lid wil worden, moet een van de 1300 aandelen zien te bemachti gen. Huidige marktwaarde: 130 mille per stuk. In 1977 is het Pondok Indah-com- plex aangelegd op wat tot dan toe een grote rubbertuin was, ver ten zuiden van Jakarta. Een brochure uit de beginjaren van deze baan illustreert het elitaire karakter van golf in Indonesië. Tot de oprich ters en eerste bestuurders behoort admiraal Soedomo. Tegenwoor dig is hij voorzitter van de Hoge Adviesraad die de president terzij de staat. Verder de ondernemers Soedono Salim en Bob Hasan. Het Amerikaanse zakenblad For bes schatte hun vermogens recent op respectievelijk acht en zes mil jard gulden. Sumampouw is een van de weini ge Indonesische baanmanagers in Jakarta. De meeste andere top foto gpd ronald frisart pers zijn buitenlanders. Zo ook de 44-jarige Australiër Gary Cosier. De voormalige cricket-prof runt de prestigieuze Klub Golf Senayan. pal naast het financiële en zakencentrum van de stad. Topondernemers en politici ko men er graag een balletje slaan. Met ruime hand over de parkeer plaats gestrooide Mercedessen leggen daarvan stille getuigenis af. Onberispelijk geklede chauffeurs keuvelen met elkaar in de scha duw van een paar bomen. Gary Cosier: „Tommy, de jongste zoon van president Soeharto, komt nu en dan met een gezel schap van een man of twintig. Voor en na hun werk spelen hier Die man? Ja dat is Bob Hasan." De triplex-koning is zelf eigenaar van de Matoa Nasio- nal Golf Club in Zuid-Jakarta, maar versmaadt de Senayan- holes allerminst. Drie keer per week speelt Hasan bovendien met zijn goede vriend Soeharto. In een interview vertel de hij dat de president meestal het onderspit delft. Plaats van handeling is steevast de club waarmee het in 1872 allemaal be gon. Nederlandse kolonialen richtten in dat jaar de Batavia Golf Club op. Spijtig genoeg is de historie van de vereniging in nevelen opgelost. Toen het 'Yankee go home' in 1964 Indonesië overspoelde, be hoorde ene Olevsky tot de Ameri kaanse ambassademedewerkers die de stad verlieten. Als secretaris van de club beheerde hij het ar chief. Samen met Olevsky is dat toen voorgoed uit Jakarta verdwe- Wel staat vast dat op de baan van wat sinds 1932 de Jakarta Golf Club heet, menige beroemdheid heeft afgeslagen. Onder hen wa ren de presidenten Ferdinand Marcos van de Filipijnen en Roh Tae-woo van Zuid-Korea. Een be zoeker van heel ander kaliber was Sylvester Stallone. In gastheer Soeharto moest de gespierde ac teur bij die gelegenheid zijn meerdere erkennen. Kracht telt bij golf nu eenmaal minder dan souplesse. Met dik 4500 leden behoort de thuisclub van het staatshoofd tot de grootste in de stad. De baan in Senayan bijvoorbeeld wordt wel vrij intensief bespeeld, maar de club telt slechts 150 leden. Over drie jaar moeten dat er duizend zijn. vertelt manager Cosier. Het wordt een hele klus dat te realise ren, ondanks het fraaie nieuwe clubhuis waarvoor het fundament net is gestort. „Het aantal spelers in Jakarta groeit wel. piaar niet zo snel als het aantal banen. Om rendabel te blijven, laten steeds meer banen betalende bezoekers toe. Dat leidt tot boosheid bij mensen die voor veel geld lid zijn geworden. En het maakt het moeilijker nieuwe lidmaatschap pen te verkopen. Om leden te werven moet je soms wel twintig procent korting geven. De marges worden steeds smaller en het kan best dat een aantal banen de ko mende jaren failliet gaat." In Pondok Indah zou ook mana ger Sumampouw daar niet van opkijken. „Ik heb op nationaal ni veau al eens geopperd om golf- toerisme te organiseren. Als dat in Zuid-Afrika kan, waarom dan niet in Indonesië? Maar om de een of andere reden wordt dat idee niet opgepikt." Wat Sumampouw ook niet zo lo gisch vindt, is dat er nauwelijks Indonesische baanmanagers zijn. Hijzelf is een van de weinigen. „En ik dacht dat het hier niet zo slecht gaat." Mede, zegt hij, om dat hij hecht aan geregeld contact met de 175 personeelsleden. Daarnaast zijn aan de Pondok In- dah-baan zo n driehonderd cad dies verbonden die clubs en an dere zaken achter de spelers aan sjouwen. Inclusief fooien kan een caddy in Jakarta vijfhonderd tot achthonderd gulden per maand verdienen en dat is bovenmodaal. Sumampouw: „Onder onze cad dies vind je mensen met een uni versitaire opleiding. Hier verdie nen ze meer dan in het onder wijs." Met dank aan het uitte bal letje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 39