IJzeren Rinus in het graf van de witte man Ronald Vijverberg: een Griekse tragedie werd een wonder Sport WOENSDAG 24 DECEMBER 1997 CHEF WILLEM SPIERDIJK. 071-5356464, PLV -CHEF ROB ONDERWATER, 071- i Begin dit jaar zaten we aan zijn keukenta fel, in landelijk Bergschenhoek. Het was aan de vooravond van de nationale kam pioenschappen, de onderlinge strijd tus sen de beste tafeltennissers van Neder land. Ronald Vijverberg hoorde bij die groep. Speler van landskampioen FVT/Visser, met z'n neus net aan het ven ster van de nationale ploeg. Pas 21 jaar kerngezond, ambitieus, met een welva rend blozend gelaat. Hij legde uit hoe hij voor elke wedstrijd zijn batje van een nieuwe rubberlaag voorzag. Goed lijmen, rubber erop, uitwrijven. Dat moest secuur gebeuren, voor het maximale effect op de tafel. Hij leefde in een wereld zonder zor gen. Een paar maanden later, medio juli, kon Ronald Vijverberg niets meer, laat staan zorg besteden aan zijn tafeltennis- batje. Een uitglijer op Griekse grond, een scooterongeluk met de coma tot gevolg. Weg gezondheid, weg ambitie, ook geen blozende konen meer. Een leven als kas plantje dreigde. Zonder Vijverbergs sportlichaam had dit een necrologie geworden en geen recon structie van een opmerkelijke 'revival'. Na een comateus bestaan van meer dan een maand en een langdurige revalidatie staat hij alweer héél voorzichtig achter de tafel. Vijverberg is geen schim meer van de spe ler die hij was. De tred is wankel en mist coördinatie, z'n spraak óók. 'Hollands wel varen' is sterk vermagerd en de snee op zijn strottenhoofd verraadt dat daar het beademingsapparaat was aangesloten, dat hem weghield uit 'de andere wereld'. Maar niets of niemand houdt hem nu nog tegen. De sport heeft wellicht z'n leven ge red, het bevordert nu zijn langzame her stel. Tafeltennis als water voor een opge bloeid kasplantje. Een Griekse tragedie werd het wonder te Bergschenhoek. Op getekend in vier delen. RONALD VIJVERBERG zelf: ,,Het was midden in de nacht. We waren met een groep op Kreta voor vakantie. Op scooters terug, ik zat achterop bij een vriend. Maar die zag'de bocht niet, waar door we een schuiver maakten. Hij had een gat in z'n hoofd, maar was eigenlijk snel opgelapt. Ik had pech, klapte zó met m'n hoofd op het wegdek. Meteen in co ma. Als ik geen goede conditie had gehad, had ik het ongeluk niet overleefd. Dat hebben de artsen mij verteld. Van de eer ste maanden weet ik helemaal niets meer. Ronald Vijverberg: „Natuurlijk weet ik dat mijn gezondheid belangrijker is, maar dat tafel tennis hè?" foto o pd Nu gaat het goed. Ik ben thuis en ga elke dag naar het revalidatiecentrum. Wat ik aan het ongeluk heb overgehouden? Niet veel gelukkig... Of het nog helemaal goed komt, weet ik niet. Ik" blijf het proberen. Wat ik 't meeste mis? Mijn oude niveau als tafeltennisser. Als het kan, ben ik elke dag bezig met dat spelletje. Dat is mijn grote doel. Natuurlijk weet ik dat mijn ge zondheid belangrijker is, maar dat tafel tennis hè? Ik sta inmiddels weer achter de tafel. Beetje trainen, beetje ouwehoeren met de jongens. Wel geinig. Of ik de abso lute top weer haal? Iedereen vraagt 't mij voortdurend, maar eigenlijk heb ik mijn belangrijkste wedstrijd al gewonnen." PIET JOKE VIJVERBERG, zijn ouders: „We waren met vakantie op Cyprus. Met z'n tweeën. Heel de dag hadden ze ons proberen te bereiken, maar we lagen op het strand. In het hotel lag er een briefje, of we met spoed naar huis wilden bellen. En dan vóel je, dat is foute boel. Binnen een half uur hadden we de koffers gepakt. Meteen haar het vliegveld. De reis was al geregeld door het reisbureau, op zulke momenten merk je dat er meer mensen voor je bezig zijn. Om een uur of half elf kwamen we aan in Griekenland. Ze had den ons gezegd dat we niet meer naar Ro nald mochten komen. Maar we zijn tóch gegaan. Het besef dat je zo dicht bij je zoon bent. Zo'n ziekenhuis moet wel heel onmenselijk zijn om ouders op zo'n mo ment te weren. Dat deden ze dan ook niet. Wat we daar aantroffen, tja, dat was een verschrikking. Je wenst het niemand toe. Duizend-en-één-dingen gaan er door je hoofd heen als je zoon daar zo ligt. De ene dokter gaf ons hoop, de andere boorde die weer meteen de grond in. We zaten in een hotelletje in de buurt, héél de dag wachten op de twee minuten die we 's avonds bij Ronald mochten zijn. Om beurten, want het mocht niet te druk zijn. Bij de hotelre ceptie ging voortdurend de telefoon. Zou het slecht nieuws zijn? Dat denk je voort durend. We spreken geen Grieks, alles ging langs ons heen. Vijf dagen die onze kerheid. De kritische dagen, noemen ze dat. In alle opzichten. In het hotel kregen we contact met een paar mensen, die met hun zoon hetzelfde hadden meegemaakt. Vier maanden in coma, maar die jongen liep alweer rond. Ofschoon die doktoren ook in dat geval hadden gezegd dat-ie een kasplantje zou blijven. Zulke dingen geven kracht, daar hielden we ons aan vast. Dat was een soort tegengif voor de slechte verhalen van sommige artsen. De vrouw van de hoteleigenaar had bij de receptie geïnformeerd wie wij waren en waarom we zo treurig rondliepen. Die stond plotseling voor onze neus. Of we een foto hadden van Ronald, wanneer hij precies was geboren. Daarmee is die vrouw naar een waarzegger gegaan, een bekende toekomstvoorspeller op dat ei land. Men zei dat die. man er nóóit naast zat. Ze kwam terug met goed nieuws. Je moet me geloven, riep ze uit, het komt al lemaal goed. Ze wilde ons geen valse hoop geven, als de man met een negatief ver haal was gekomen, had ze haar mond ge houden. Je moet me geloven, ze zei 't tel kens weer. Ook als we toch w;el gedepri meerd uit het ziekenhuis kwamen. Dat gaf rust. Ook op de momenten dat we dach ten 'houden we dit zelf wel vol?' Het leuke is dat Ronald haar laatst zelf heeft opgebeld. Vond ze prachtig. Die Griekse heeft ons ook uitgenodigd om vol gend jaar mét Ronald terug te komen. Het zal misschien wat moeilijk zijn om weer met die plek, de plek des onheils, gecon fronteerd te worden, maar we zijn het wel van plan. Die vrouw is ontzettend belang rijk geweest. Er zijn méér mensen met Ronald bezig- geweest. Een vrouw heeft voor hem gebe den in Lourdes. Uit Griekenland kregen we een icoon mee; die moest twee weken lang bij ons in de katholieke kerk staan. Dat zou Ronald kracht geven. Het is gek, maar zulke dingen worden plotseling heel belangrijk. We hebben best wel eens het gevoel gehad dat we dit jaar door het noodlot zijn getroffen. Ook onze andere zoon Arthur, van zestien, kreeg een onge luk. Het is gelukkig goed afgelopen, maar wéér was er die schrik. Iedereen vraagt komt Ronald weer terug als topsporter? Hij zelf wil niets liever, dat is zijn grootste motivatie tijdens de revali datie. Ronald is een doorzetter, altijd al geweest. Voor ons is belangrijker dat hij weer zelfstandig kan leven. Als mens. Dat is belangrijker dan Ronald de Tafeltennis ser." PATRICIA VIJVERBERG, zijn jongere zus: „Ronald zegt wel dat-ie het stom vond dat ik mijn baan als kapster had opgezegd. Maar ik vond dat ik dat moest doen. Zodat ik hem voortdurend kon helpen. Nu Ro nald overdag revalideert, ben ik langzaam weer gaan werken. Halve dagen. Nee, niet kapster. Dan zou ik heel de dag tegen ie dereen de verheden over Ronald moeten vertellen. Dat wil ik niet. Gelukkig waren er op 21 juli, de dag van het bewuste tele foontje, twee vriendinnen bij me in de buurt. Want ik was helemaal de kluts kwijt, 's Avonds kreeg ik te horen dat Ro nald in coma lag. Hij was toen al twee keer geopereerd aan zijn hoofd en er zou een derde ingreep volgen. Het was een aflo pende zaak, zeiden de artsen. Het had geen zin meer om over te vliegen, werd mij gezegd. Ik zou niet meer op tijd ko men. Ik ben toch maai' naar Schiphol gegaan, met een tante en oom. Maar alle vluchten waren volgeboekt. Het was vakantietijd hè? Maar de piloten daar hadden gezien dat ik helemaal overstuur was. Daarom mocht ik alsnog mee. Gelukkig was ik op tijd, maar als je je broer zo ziet liggen, zo in de kreukels, dan schrik je je wezenloos. Toen heb ik me al voorgenomen dat ik al les zou doen om Ronald er weer bovenop te krijgen. Ook al zou ik dan mijn baan moeten opzeggen. Gelukkig is-ie die vijf kritische dagen doorgekomen. Na tien da gen naar Dijkzigt in Rotterdam. Maar de artsen bleven negatief. Zijn kansen waren klein. Maar zelf zijn we altijd positief ge bleven. Die positieve uitstraling moest hem helpen de strijd niet op te geven. We hebben veel tegen hem gepraat, draaiden zijn favoriete muziek, we lieten zelfs een pingpong-balletje op de grond stuiteren. Na vijfenhalve week kwam Ronald uit coma. Ik zal 't nooit vergeten. Mijn moe der en ik kwamen de kamer binnen. Dag mam, dag zus... Heel zacht. Hij herkende ons meteen weer. Ik zal dat nooit verge ten. Hij was twintig kilo afgevallen, woog nog maar 55 kilo. Maar langzaam begon het herstel. Op nul beginnen. Hij, die top sporter, kon helemaal niets meer. Sinds hij in het revalidatiecentrum zit, is alles snel gegaan. Hij kon voor het eerst weer hi len, lachen, de kaarten lezen. Ongeloof! eigenlijk." ALFRED DE JONG, Ronalds tafelt)1 niscoach: „Anderhalve week geleden belde Rona mij op. Nu doet hij dat natuurlijk wel v ker, maar dit keer vroeg hij 'hoe laat 1 gint maandag de training?' Hij was nii tuurlijk net daarvoor uit het revalidati j centrum gekomen en ik kén Ronald, d; begint het meteen te kriebelen. Dus we g het maandag en waren we met z'n all bezig de tafels op te zetten. En Rona- stond boven, op de balustrade van on sporthal. Dat duurde zo'n vijf a tien min ten. Toen vroeg ik of hij misschien vede neigingen had gekregen, alsof hij n hoefde mee te helpen bij het klaarzette Geintje. Meteen kwam-ie natuurlijk naar ben den. Dat was best wel een bijzonder m ment voor ons allemaal. Voor Rona maar ook voor zijn medespelers, voor begeleiding, voor mijzelf. We zijn het afg lopen jaar toch eigenlijk continu bezigg weest met zijn situatie. En dan zien hem staan, rond de tafel, met zijn maatji Het is aftasten wat hij wel kan en wat ni Zijn coördinatie is beter dan ik vooraf h verwacht. Hij kon al aardig een ballet rechts en een balletje links plaatsen. Dai best een moeilijke oefening, want dat vi onderstelt reactievermogen en de snelht om je lichaam te draaien. Dat ging aard maar ik weet niet of hij ooit op zijn ou niveau terugkeert. Als hij eerst maar plezier heeft ach die tafel en in de groep. Maar Ronald een felle, die wil niets anders dan weer z'n oude niveau terugkeren. Deze sp heeft natuurlijk alles om bij te dragen a het herstelproces. De coördinatie v hand en hersens, het bewegen, de sn heid - die zaken oefent hij nu al heel tensief. Hij wil zo graag, hè? En de club ziet Normaal gesproken wijs ik als trainer oefenpartners aan, maar nu heb ik ze t zelf laten beslissen. Robin, zei ik tegen l van de spelers, met wie wil jij trainen? ft Ronald natuurlijk, zei hij. Het is ongeke dat een club zo heeft meegeleefd met speler. Het is vanzelfsprekend, maar v verenigingen zouden zo'n jongen lai vallen. Ook al is de training voorbij, I nald gaat dóór. Hij is niet van die tafel u te slaan. En al die jongen apen hier op club willen maar wat graag tegen h sparren. Kunnen ze ook eens van de gr Ronald Vijverberg winnen. Rinus Israël (55) begon zijn loopbaan als voetballer bij de amateurs van DWV in Amsterdam werd prof bij DWS en won met Feyenoord in 1970 de Europacup. Hij speelde 47 keer in het Nederlands elftal. Hij werkte achtereenvolgens als trainer bij PEC Zwolle, FC Den Bosch, Feyenoord, PAOK Saloniki, FC Den Bosch, Dynamo Boekarest, KNVB en Ghana. Sinds negen maanden is Rinus Israel bondscoach in het voetbalgekke Ghana. Er ging een nieuwe wereld voor hem open in West-Afrika. 'Toen ik hier aankwam, wilde ik meteen terug. Maar je went aan alles, ook aan armoede en ongelijkheid'. Sinds negen maanden is de Amsterdamse oud-Feyenoorder de bondscoach van het land dat wij vroeger de Goudkust noem den. De Ghanezen hadden overigens een heel andere kijk op hun domein. Zij spra ken over 'het graf van de witte man' (The white man's grave). In dat West- Afrikaanse land, waar de West-Indische Compagnie de slaven voor Suriname inkocht, kijkt Israel naar een toernooi waarin alle teams uit de hoogste divisie hun nieuwe spelers voor het sei zoen voorstellen. De partijtjes duren twee maal twintig minuten. Het stadion, een massieve betonnen klomp, is twee dagen lang goed gevuld en zit vol sfeer. Na een doelpunt klinken de drums alsof oude tij den zijn weergekeerd. „Een leuk toernooi", zegt Israel, „het zou in Nederland ook een succes zijn, maar helaas kan het daar niet. Zie jij die supporters van Ajax, Feyenoord en Utrecht samen in een stadion in gemeng de vakken naar voetbal kijken?" Armoede Rinus Israel was tot maart van dit jaar nog nooit in Afrika geweest. De gelouterde voetballer, die als speler van Feyenoord en Oranje en als trainer van Dynamo Boeka rest, PAOK Saloniki en Oranje toch aardig wat heeft afgereisd, stond bij aankomst perplex. „Ik dacht: oh, dus zo zit de wereld in el kaar. Ik wist niet wat ik zag. Ik werd er niet \Tolijk van. Ik arriveerde 's avonds. Alles was pikkedonker, alleen wat vuurtjes langs de weg waarop werd gekookt. Op het vliegveld was het een grote chaos. De ar moede, de mensen die op straat slapen of in lemen hutjes wonen, ik raakte er mis moedig van en wilde direct weer terug' De bondscoach aarzelt even, maar ver volgt dan verontschuldigend: „Begrijp me niet verkeerd, maar het vervelende is dat je aan die armoede en die ongelijkheid went. Bovendien schiet niemand er hier iets mee op als ik gedeprimeerd rondloop. Ik woon in een mooi huis, rijd in een dure terreinauto en heb twee houseboys. Zoals overal ter wereld is het leven hier goed als je geld hebt. Bovendien is dit voor mij een ervaring, die ik niet had willen missen". Hernia Echt gemakkelijk heeft Israel het niet in het 'graf van de witte man'. Als we hem de volgende dag in zijn kantoortje in het sta dion opzoeken, voert hij voornamelijk lig gend op de bank het woord. Behalve zijn familie mist hij vooral zijn vaste masseur, die hem van zijn rugpijn kan afhelpen. „Ik heb twee hernia-operaties onder gaan. De lange busreizen naar Togo en Benin zijn funest geweest. Als je in deze landen werkt, moet je eigenlijk helemaal gezond zijn, anders heb je het erg moei lijk". Ondanks die handicap zijn de Ghane zen blij met hun trainer. „We zien dat het nationale team vooruit gaat, het samen spel wordt steeds beter", zegt priester en voetbalgek Paul Dapaah. „Israël is de eer ste trainer die het aandurft om oude ver zadigde sterren als Pele en Yeboah niet meer op te stellen. Die spelers worden te oud en zijn in Europa zo rijk geworden, dat ze niet meer gemotiveerd zijn. Mis schien weet Israel het niet, maar de gewo ne Ghanezen steunen hem. Ook maakt hij een eerlijke indruk, Toen hij hier negen maanden geleden aankwam, zei hij open lijk dat hij weinig of niets van het Ghanese voetbal afwist. Dat hadden we nog nooit meegemaakt. Een paar maanden later speelden we in en tegen Marokko met een verzwakt team zonder de buitenlandse sterren. Iedereen verwachtte dat we dik zouden verliezen, maar tot onze stomme verbazing zagen we een goed ingespeeld elftal dat op het nippertje en ten onrechte met 1-0 verloor". De bondscoach zelf over die wedstrijd: „We speelden misschien aardig, maar we verloren, en daar gaat het om. Ik was ver baasd dat iedereen zo tevreden was. Nu denken ze dat we volgend voorjaar in Bur kina Faso wel even kampioen van Afrika zullen worden. Een minderwaardigheids complex hebben ze hier bepaald niet, de verwachtingen zijn veel te hoog". De druk op de trainer is ook groot om dat de populariteit van voetbal in Afrika ongeëvenaard is. Italië is er niks bij. Overal zie je jongens en ook veel meisjes tegen een bal trappen. Vaak op blote voeten. De stadions zitten overvol en de echte grote sterren zijn beroemder dan alle godenzo nen gezamenlijk. Israel: „Jongens als Yeboah en Abidi Pe le worden hier veel te veel op een voetstuk geplaatst. Ze worden wel tien keer zo veel geadoreerd als Bergkamp in Nederland. Als ze hun portemonnee laten vallen, staan er direct vijftig mensen klaar om hem op te rapen. Sommigen krijgen zulke geweldige ego's, ze voelen zich meer dan de president van het land". „Ik heb inderdaad gezegd, dat ik een paar van die sterren laat vallen, want ze hebben ons in het verleden bij belangrijke wedstrijden in de steek gelaten. Ze weiger den te komen en zeiden dat ze gebles seerdwaren". 'Jochie' Voetbaltrainers moeten in Afrika sterk in hun schoenen staan. Meer dan waar ook wordt er van alle kanten druk op hen uit geoefend. De invloedrijke voorzitter van Goldfields, de rijkste Ghanese club, stapt het kantoortje binnen. Deze zakenman is gewend dat iedereen overeind vliegt als hij ergens binnenstapt. Israel blijft op de bank liggen, groet de man en vraagt knipogend in het Nederlands: „Wat is er jochie?" De man kijkt gewichtig en zegt dan: „Mijn spelers kunnen volgende week niet met het nationale team mee naar Egypte. We willen ze hier hebben om te trainen voor de finale van de Afriqa Cup". Israel kijkt of hij het in Keulen hoort donderen. „Geen sprake van, die jongens gaan met mij mee. Die finale wordt pas een week na onze terugkomst uit Egypte gespeeld". De gezette voorzitter verandert van houding. Hij eist niet meer,maar vraagt om begrip voor zijn standpunt. Is rael blijft onverbiddelijk. „Die jongens gaan met mij mee". Einde discussie. Het Afrikaanse voetbal is de laatste jaren doorgebroken. Het Nigeriaans team werd Olympisch kampioen. Spelers als Weah, Finidi, Kanu, Yeboah en Pele genieten we reldfaam. „De Afrikanen hebben een ongelooflijk gevoel voor de bal. Ze kunnen er alles Rinus Israel: „Het vervelende is dat je aan die armoede en die ongelijkheid went. mee. Maar van tactiek hebben ze geen kaas gegeten", zegt Israel. Het succes heeft evenwel een belangrij ke keerzijde. Allerlei louche spelersmake laars stropen de velden af op zoek naar ta lent. Israel: „Zeventig tot tachtig procent van de spelers vertrekt. Van de groep van acht tien spelers met wie ik ben begonnen, zijn er binnen een paar maanden al weer vijf verdwenen. Al tweehonderd Ghanezen voetballen in het buitenland. Het grootste probleem is dat die jongens tegenwoordig al rond hun zeventiende worden wegge kocht. Ze zijn te jong om de enorme cul tuurverschillen te verwerken. Ze breken dan niet meer door en eindigen in de tweede elftallen van middelmatige clubs. Ook in Nederland zijn er voorbeelden. Bij Utrecht, Feyenoord en AZ spelen jonge Ghanezen, die daar niet aan de bak ko men. De kwaliteit van het voetbal op. het Afrikaans continent gaat daardoor achter uit". „Voor mij is het een probleem dat ieder een hier denkt, dat die jongens in Europa de sterren van de hemel spelen. Ze weten niet dat hun talenten op het tweede plan raken. Iemand die in Europa speelt is heel goed, punt uit". „En, heb je nog wat kunnen verdienen bij Israel"? We komen de onverwachte vragenstel ler enkele dagen later tegen in Kumasi, de tweede stad van het land. We herkennen hem. Hij was een van de weinige blanken op de tribune bij het Guiness-toernooi. Francisco blijkt een Italiaanse ex-semi- prof. Een vlotte jongeman, een afgestu deerd econoom en sinds enkele maanden trainer/coach en spelersmakelaar van de mohammedaanse voetbalclub King Feisal in Kumasi. Francisco legt uit waarom er iets te ver dienen valt aan de Ghanese bondscoach. „Toen ik je naast Israel zag zitten, was ik fotq gpd jaloers. Ik dacht dat je zoals ik in spek handelde. De Hollanders zijn onze groc ste concurrenten. De bondscoach kent le goede spelers. Hij kan voor je bemidd len. Kun je me niet aan hem voorstellen? - „Vergeet niet dat de handel in spek lucratief is. Ik verdien er goed aan. Ove gens met de volle medewerking van li clubbestuur. Voor Europese verenigingi is een paar ton een schijntje voor een t lent, maar voor de Ghanezen is dat he veel geld. De voorzitter van mijn club juist heel tevreden, omdat ik regelmai, jonge spelers aan de man breng". We vertellen Francisco de bezwaren vif1 Israel tegen het wegkopen van de te jon1( talenten. Lachend zegt hij: „Als Israel ni^' wil meewerken, dan is hij naïef, dan zal H het hier niet lang volhouden. Het is bijr een eis, dat je als trainer in spelers ha delt, anders valt er niets aan je te verdi1! nen. Je moet hier een beetje flexibel zij* Zo zit de wereld nu eenmaal in elkaar". 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 26