'De lol is er af
Smal, knus
i
te rustig
MULDERSSTRAAT
TT
931
ZATERDAG 6 DECEMBER 1997
J.H.A. MULDERS 1919 1944. FIGUUR
UIT HET VERZET TIJDENS DE DUITSt
BEZETTING 1940-1945.
Rubriek over straten, lanen, stegen, hofjes, grachten en vaarten in Leiden en
omgeving. Bewoners vertellen over de plezierige kanten van hun woonomgeving,
maar ook over grote of kleine problemen. Vandaag: de Muldersstraat in Leiden.
BiaaiddMEMiiiagmBaan
Er woonden wel 150 kinderen in de kleine Mul
dersstraat aan het begin van de jaren zestig. Die
cijfers komen van een bewoner die op de afdeling
Burgerlijke Stand van de gemeente Leiden werkte
dus daarover valt niet te twisten. Het straatje aan
de zuidwest-kant van Leiden was een kinderpara
dijs. Niet verwonderlijk want er woonden voorna
melijk jonge gezinnen, ruim tien jaar na afloop van
de Tweede Wereldoorlog. Slechts één bewoner had
toentertijd een auto; die man was natuurlijk rij-in-
structeur van beroep. De vuilnisbakken werden er
nog schoongemaakt met de hand en de bakker,
melkman en groenteman trokken, al of niet met
behulp van een paard, met hun kar de straat in.
Gelukkig maar, want de dichtstbijzijnde winkels
waren aan de Willem Klooslaan.
De stad Leiden begon er in 1956 toen de huizen
werden opgeleverd, of hield er op, het is maar hoe
je het beldjkt. Er was nog geen Boshuizerlaan, laat
staan Vijf Meilaan, Vijf Meihal, Vijf Meibad, Vijf
Meisauna of Vijf Meibowling. Slechts een houten
Godshuisje op de plek waar nu de Antoniuskerk
staat, vulde de verre velden. The sky was the limit,
ook toen al. Het uitzicht reikte tot ver voorbij
speeltuin De Vink, waar nu de Stevenshof begint.
Met dank aan de afwezigheid van het Jacques Ur-
lusplantsoen en de Coebel als woonwijk. Het was
verboden gebied voor de kleintjes uit de Mulders
straat. Te ver weg. Onbekend maakte ook in die
tijd al onbemind.
Er woonden zó veel kinderen in de Mulders
straat en omgeving dat het blauwe noodkleuter-
schooltje aan de Telderskade tussen Hoflaan en
Rooseveltstraat al snel te klein was. Een aantal kin
deren ging met de taxi naar de kleuterschool aan
de Potgieterlaan. Vier jaar jong en dan al een privé-
qhauffeur, wie kon dat zeggen?
Het was een straat met 'twee gezichten'. Aan de
even kant de hele huizen met de kinderrijke fami
lies. Vier, vijf of meer koters was geen uitzonde
ring. Aan de andere zijde stond de 'hoogbouw',
vier woningen per portiek. Klein en knus om nog
maar eens het karakter van de straat te benadruk
ken. De huizen op de begane grond met voor- en
achtertuin en alle woningen voorzien van een la
vet. Wat een luxe in die tijd. Iedereen wilde er
graag wonen in die Muldersstraat.
Maai' tijden veranderen. Kleine kinderen worden
groot en vaders en moeders worden oma's en
opa's. De Muldersstraat liep leeg naar de nieuw
bouwwijken Zuid-West en later de Stevenshof die
begin jaren tachtig de eerste bewoners opnam.
Mevrouw R. van der Weide (69) woont echter nog
steeds in haar bovenwoning in de Muldersstraat, al
41 jaar lang. Naast haar zijn er nog 7 huishoudens
van het eerste uur overgebleven.
Het verschil met vroeger? Daarover hoeft me
vrouw Van der Weide niet lang na te denken. De
gezelligheid is weg. De mensen zijn veel meer op
zichzelf en je ziet nauwelijks nog kinderen buiten
spelen. Vroeger liep iedereen op straat te voetbal
len of te badmintonnen en nu zie je dat nauwelijks
nog. Vreemd, want kinderen zijn er nog steeds in
de straat, niet meer zo veel als in het begin, maar
toch.
Natuurlijk drinkt zij wel eens een kopje koffie bij
de benedenbuurvrouw of een andere bekende. Na
tuurlijk maakt zij wel eens een praatje op straat
maar het is in de straat wel heel erg rustig gewor
den, vindt zij. Haar naaste buren, een Irakese fami
lie, man. vrouw, twee kinderen, zijn hartstikke aar
dig, echt waar, maar zo'n jong gezin zit toch niet
op haar te wachten.
Gelukkig kan zij vanuit haar achterkamer tussen
de huizen aan de Boshuizerlaan doorkijken en een
glimp van het verkeer opvangen in die straat. Daar
komt tenminste nog iets voorbij want in de Mul
dersstraat zelf kunnen twee auto's elkaar eigenlijk
niet passeren. Maar om nou te zeggen dat het té
rustig is, gaat haar ook weer te ver. Eigenlijk is het
toch wel prettig wonen in de Muldersstraat on
danks het feit dat de mensen niet meer met elkaar
omgaan zoals vroeger. Ze kan haar huisje nog zelf
'doen', de winkels zijn vlakbij en de huur is laag.
Bovendien, het zwembad en buurthuis zijn om de
hoek. Even de brandpoort door en hup, daar ligt ze
in het water, heerlijk is dat. Als het aan mevrouw
Van der Weide ligt, moet Rosenburch, het woonge
bouw voor ouderen aan de Vrijheidslaan, nog héél
lang op haar wachten.
Datzelfde geldt natuurlijk voor de 40-jarige An
neke Gravekamp die zeven jaar geleden met man
en drie kinderen (14, 13 en 9) in de Muldersstraat
neerstreek. De keuze tussen een ander huis in de
Merenwijk, waar zij in die tijd woonde, en de Mul
dersstraat was gauw gemaakt. Niet over nadenken
zei ze tegen haar echtgenoot, gewoon doen en
daar heeft ze nog geen moment spijt van gehad. Ze
kende de eengezinswoningen al van vroeger toen
zij opgroeide in Zuid-West en regelmatig op fami
liebezoek ging in de Muldersstraat. Daarnaast
werd zij als leerlinge van de Antoniusschool opge
haald door de assistente van de schooltandarts die
een praktijkruimte had in de Muldersstraat, brrr...
Ja, het was - toen ze er net kwam wonen - een
stil straatje met veel oudere bewoners; best even
wennen als je uit de kinderrijke Merenwijk kwam.
Gelukkig zijn er in de loop der tijd steeds meer ge
zinnen met jongé kinderen komen wonen.
Ja, het is een smal en rustig straatje, niet zo oud
maar toch sfeervol. Een lekker groot huis met voor-
en achtertuin, een kelder, in elke kamer twee vaste
kasten en een ruime zolder. Waar vind je dat nog?
Bovendien ligt de Muldersstraat lekker centraal en
zijn de winkels vlakbij. Net als de scholen trou
wens,; één kind zit nog op de Teldersschöol en de
andere twee op het Rembrandt.
De huidige bewoners kent Anneke Gravekamp
eigenlijk alleen maar van gezicht. Ze ziet er natuur
lijk genoeg voorbijlopen maar van slechts een en
keling kent ze de naam. Een praatje maken? Graag,
maar dat wil toch nog niet zeggen dat je dan maar
meteen moet weten wie precies waar woont. Nee,
de mensen hebben zo hun eigen bezigheden in de
Muldersstraat en dat vindt ze prima, 's Avonds
gaat de luxaflex naar beneden want anders kijkt ie
dereen maar bij elkaar naar binnen.
Weinig te beleven? Dat valt reuze mee. De kinde
ren kunnen lekker naar buiten, nemen vriendjes
en vriendinnetjes mee en als ze zich vervelen zoekt
de familie Gravekamp de leuke dingen wel op. Ge
zelligheid maak je immers zelf. Nee, Anneke Gra
vekamp weet écht niet waarom zij en haar gezin
de Muldersstraat zouden moeten verlaten.
rso-
ttwerper
es van Driel
Jfidigt
cheid aan
(loemeticorso van
-io
kJ is het laatste van
i hand. Dan is het
itjes voor
lerper Kees van
1(59). Tientallen
ontwierp hij,
met zijn vaderen
alleen, de
Iwagens van het
<\mencorso van de
mstreek. Maar de
;te jaren werd het
Is minder zijn
i„De thema's
hem vaak niet
r, terwijl hij ook bij
Woering steeds
tegen
rkingen opliep,
lol is er een beetje
De scheidende corso-ontwerper Kees van Driel kijkt toe bij een van de Australische shows, waaraan hij wel
blijft meewerken: „Als ik afscheid neem, neem ik ook echt afscheid." foto peter van der hulst
ij vertelt het telefonisch vanuit
de valleien rond het Zuid-
Australische Adelaide, waar hij
tussen de druivenranken en amandelbomen
woont, ontwerpt en struisvogels fokt. „Veel
bollenboeren hebben nooit wat voor het cor
so gedaan. In het buitenland lopen ze met di
a's op zak van 'hun' bloemencorso, maar in
Nederland hoor je ze niet. Als je ziet wie er
uit het hele vak wérkelijk meewerken, dan is
dat wel eens teleurstellend."
„Slechts een handvol mensen offert uren
vrije tijd op om écht iets moois op straat te
zetten en heeft er ook echt voldoening van
dat het corso rijdt. Mensen willen tegenwoor
dig vermaakt, entertained, worden inplaats
dat ze zelf iets doen."
Volgens corso-ontwerper Cees van Driel is
het vooral de oudere generatie die zich nog
druk maakt om hét element dat de Bollen
streek van oudsher bond. Hij waarschuwt dat
er meer stuk gaat, wanneer het corso uit el
kaar valt. „We zitten dan alleen nog maar
voor de televisie in ons huisje, chagrijnig te
wezen. Onze wereld wordt dan een stuk ar
moediger. Je kunt nou wel zeggen dat zo'n
corso duur is. Maar je moet wel bedenken
dat je je geld ook niet kunt uitgeven als er
nooit wat te doen is."
Lastig
Het zat Van Driel overigens al langer niet lek
ker dat hij minder grip op de thema's van het
corso kreeg. „Terwijl ik al 30 jaar ontwierp,
eerst met mijn vader en later alleen, gingen
anderen tot op zekere hoogte bepalen welke
kant het op moest met het corso. Ook het
thema voor volgend jaar, monumenten, was
weer bijzonder lastig. Dan kun je de hele bi
bliotheek leeghalen. Maar de dingen die je
dan vindt zijn vaak moeilijk in bloemen uit te
beelden. Of helemaal niet, zoals de Niagara-
watervallen. De grootsheid daarvan komt ook
helemaal niet over op zo'n wagen."
Van Driel merkte ook steeds sterker dat hij
de zaken louter beroepsmatig uitwerkte. On
willekeurig keerden bekende elementen te
rug in zijn ontwerpen, zoals de Ponte Vec-
chio in Venetië. Van Driel: „Tja, de thema's
lijken vaak op elkaar. Monumenten, landen
van de wereld..."
Zo ging de Nederlander zich in Australië
steeds nadrukkelijker afvragen of het maken
van het corso hem nog wel zoveel genoeg
doening opleverde als zijn andere bezighe
den, zoals het maken van drie flinke, publiek-
trekkende shows voor de Royal Agricultural
Horticultural Society of South Australia. Hij
vond het tekenend dat hij niet langer reikhal
zend uitkeek naar het volgende corso van de
Bollenstreek.
De aardigheid ging er voor hem ook steeds
meer af. Vroeger toen de praalwagens nog
niet zo laag hoefden te zijn door al die via
ducten en niet zo smal door al die verkeers
lichten „kon je nog imposante dingen ma
ken", aldus Van Driel. Dat scheelde al gauw
een metertje in de hoogte en nog meer in de
breedte. Het leek toen ook stukken makkelij
ker om de gewenste bloemen te krijgen, zo
dat een ontwerper een indrukwekkend kleu
renscala tevoorschijn kon toveren.
Tegenwoordig is dat allemaal wat moeilij
ker geworden en daar komt nog bij dat hij in
Australië, waar hij zes jaar geleden neer
streek, nog verder weg was geraakt van de
dagelijkse Hollandse sfeer dan in Engeland,
waar hij daarvoor woonde. „Als je hoort dat
het bij jullie sneeuwt en het is hier 36 graden,
dan word je hele denkwijze anders. Je verliest
het contact en leeft wat minder mee. Ik vind
trouwens ook dat je niet tot het bittere einde
aan zo'n corso moet vasthouden. Ik ben nu
59. Moet ik het straks op mijn zeventigste
nog doen? Dan wordt de afstand echt te
groot en valt het reizen te zwaar."
Ongeluk
Tussen het vele faxen en telefoneren door,
kwam Van Driel steevast tweemaal per jaar
over. In het najaar om zijn dertig ontwerpen
voor het nieuwste corso toe te lichten en in
het voorjaar om toe te zien hoe de laatste
hand aan de wagens werd gelegd. Om bij te
sturen wanneer er te weinig hyacinten of
pakweg, knalgele, narcissen waren. En om
het corso en de toeschouwers met eigen ogen
te aanschouwen: „Dat is toch het mooiste.
Dat een miljoen mensen, met een lach op
hun gezicht, staan te kijken. En dat die men
sen een paar uur hun narigheid vergeten."
Dit najaar kwam Van Driel niet naar Ne
derland. Bij een auto-ongeluk brak hij een
heup en kneusde hij twee ribben. Net als bij
zijn vrouw klapte bij hem een long in.
Uit een fax van het corsobestuur begreep
hij dat vorige week maandag, op de speciale
Keuze-avond, maar liefst 19 praalwagens
werden geadopteerd door sponsors en enkele
corsogroepen die de wagens zelf maken: af
delingen van de Koninklijke Algemeene Ver-
eeniging voor Bloembollencultuur, het or
gaan van bollenkwekers. Een record. Boven
dien las Van Driel uit de fax dat men veel zin
heeft om 'er tegenaan te gaan.' En ook dat
doet hem goed, zo vlak voor zijn afscheid.
Hoewel de mededeling dat hij ermee op
houdt, vorige week pas officieel naar buiten
kwam, had hij bij het vorige, vijftigste, corso
het bestuur al laten weten dat hij wilde stop
pen. „Het was ook een mooie gelegenheid
geweest, met het bezoek van de koningin.
Omdat het comité nog geen opvolger voor
me had, besloot ik nog een jaartje door te
gaan."
Die opvolger is er inmiddels wel en Van
Driel wenst Hans Warmerdam, die het ko
mende corso meeloopt, geluk en sterkte toe:
„Doe het netjes en doe het goed. Zet iets neer
dat het vak waardig is. En doe het niet voor
de guldens," geeft hij als raad.
Warmerdams eerste idee is de praalwagens
een lagere en plattere bodem te geven. De
onderlaag 'vreet' dan minder hyacinten en
kan levendiger beplant worden. Bovendien
kunnen de figuren die erop staan dan wat
hoger worden zonder dat ze tegen viaducten
aanstoten.
De gaande man reageert nuchter op de
plannen van zijn opvolger. „Ook bij hem zal
balanceren een tweede natuur worden. Ba
lanceren tussen wat hij wil en wat kan bij het
maken van de wagens. Daarbij ben je afhan
kelijk van de vakkennis van de mensen die de
klus opknappen. Mensen die normaal ka
chels repareren of zo. Je kunt natuurlijk niet
hebben dat wagens over de straat gaan sle
pen en dat de vonken van het vuur dat er dan
afspat het stro aansteken."
Niemand moet overigens denken dat Van
Driel tegen een frisse wind is: „Laat die wind
maar waaien. Ik heb zeker niet de pretentie
dat ik de enige ben die een corso kan maken.
En ik geloof ook niet dat ik onmisbaar ben."
Wel weet hij dat hij 'een corso kan maken
zoals niemand dat ooit heeft gezien'. „De
vraag is alleen: wie betaalt het? Want het cor
socomité heeft beperkte middelen, ondanks
alle inspanningen van voorzitter Pennings."
Raar
Hoewel zijn verstand hem ingeeft dat het
goed is om te stoppen, voelt het 'heel raar' nu
het bericht over zijn afscheid ook echt de we
reld is rondgegaan: „Het corso was lange tijd
een groot deel van het leven van mij en mijn
familie. Zonder corso zal het dus best een
beetje raar zijn." Toch gaat hij ervan uit dat
het afscheid van zijn corsovrienden, volgend
jaar, „niet te emotioneel wordt."
„Het is niet het einde van mijn leven en
mijn carrière, maar misschien zelfs een
nieuw begin. Naast de shows die ik hier doe,
wil ik samen met mijn zoon een nieuwe zaak
opzetten die bedrijven, comités of groepen
helpt op het gebied van promotie. En dan na
tuurlijk vooral waar het bloemen en andere
tuinbouwproducten betreft.
Want daarin raakte hij al vroeg thuis, via
zijn vader. Die ontwierp het corso al in het
begin van de jaren '50, toen het evenement
nog in de kinderschoenen stond. Zoon Kees
ging hem in het begin van de jaren vijftig as
sisteren, na het behalen van zijn diploma als
grafisch ontwerper aan de Rietveld-acade
mie. In 1980 stopte zijn vader ermee en nam
Kees de corsozaken definitief over.
Toch bleef hij het corso altijd als een pro
ject van zijn vader zien: „Het was voor een
groot deel zijn inspanning dat de wagens niet
stil bleven staan, maar gingen rijden. In de
loop der tijd heb ik er wel wat van mijn eigen
ideeën en mijn eigen humor ingebracht,
maar ik was er niet vanaf het begin bij be
trokken."
Na zijn afscheid, volgend voorjaar, zal Van
Driel het corso niet meer volgen. „Als ik af
scheid neem, neem ik ook echt afscheid. Dan
heb ik geen behoefte om nog te blijven han
gen."
De Muldersstraat. Vroeger werd het beeld bepaald door krioelende kinderen. Die tijd is voorbij.
foto hielco kuipers