'Engel van Curasao' redde
leven van duizenden joden
Na operatie Market Garden volgde Pegasus
Binnenland
DONDERDAG 27 NOVEMBER 1997
Nachtelijke tocht naar de vrijheid
Jan Zwartendijk (1896-1976) was slechts
kort honorair consul in Litouwen. In die tijd
schreef hij enkele duizenden visa voor jood
se vluchtelingen. Die konden daarmee het
land verlaten. Na een tocht door Rusland en
Japan bereikten zij de vrijheid.
Jan Zwartendijk sprak nooit over wat hij
had gedaan. Zelfs niet tegen zijn eigen kin
deren. Pas de laatste jaren wordt duidelijk
hoeveel levens er zijn gered door het sa
menspel van Zwartendijk met de Japanse
consul in Litouwen Sugihara, ambassadeur
De Decker in Riga en de Nederlandse con
sul De Voogd in het Japanse Kobe.
In joodse kringen worden de verdiensten
van Zwartendijk zo op prijs gesteld dat een
kostschool in Jeruzalem, Boys Town Jerusa
lem, een speciale 'Jan Zwartendijk-prijs' in
het leven heeft geroepen om zijn nagedach
tenis te eren. De prijs wordt uitgereikt aan
mensen die zich verdienstelijk hebben ge
maakt op het terrein van de mensenrech
ten.
Op korte termijn krijgt Jan Zwartendijk pos
tuum de Israëlische Yad Vashem-medaille.
Met deze onderscheiding eert de staat Israël
mensen die zich tijdens de oorlogsjaren
met gevaar voor eigen leven hebben ingezet
voor de redding van joodse medeburgers.
Wie was toch die raadselachtige Jan Zwar
tendijk, wiens naam in Rotterdam, zijn ge
boorteplaats, inmiddels leek te zijn verge
ten? |n die meest voor de hand liggende in
ventarisatie van de levende have van een
dynamische stad, het telefoonboek, staat de
naam al lang niet meer vermeld. De naam
Zwartendijk is hopeloos in vergetelheid ge
raakt.
Jan. met zijn tweelingbroer Piet als laatste
Zwartendijk nog werkzaam in Rotterdam,
ontpopte zich in het eerste oorlogsjaar als
een mensenredder. Zijn naam is allerminst
vergeten: hij leeft voort in de herinneringen
van duizenden joodse medeburgers, in alle
uithoeken van de wereld.
Jan Zwartendijk werd in 1896 in Kralingen
geboren uit een oud-Rotterdamse familie.
Nadat hij samen met zijn tweelingbroer de
van zijn ouders overgenomen handel in
koffie, thee en tabak had verkocht, ging hij
na vele omzwervingen aan de slag bij Phi
lips. Voor dat bedrijf kwam hij in de jaren
dertig terecht als bedrijfsleider in Kaunas,
Kovno in het Pools, de toenmalige hoofd
stad van Litouwen. Litouwen, een van de
Baltische staten, nam in die roerige jaren
een merkwaardige positie in. Het kleine
land was nog neutraal, maar zag met zorg
hoe van weerskanten de Duitsers en de
Russen op het omstreden naburige Polen
aasden.
Levensgevaar
De oorlog brak uit. De Duitsers liepen het
westen van Polen onder de voet. De Russen
ontfermden zich over het oostelijke deel.
Veel Poolse joden, op de hoogte van de
Duitse en Russische houding tegenover hun
volk en dus van het levensgevaar dat hun
boven het hoofd hing, trokken de grens met
Litouwen over in de veronderstelling een
veilig heenkomen te vinden.
Met de rust in Litouwen was het gedaan. De
Nederlander Nathan Gutwirth was toen net
twintig jaar. Hij studeerde aan de interna
tionaal befaamde talmoed-hogeschool van
Tels, drie uur reizen van Kaunas. „Het was
een rustig land", herinnert Gutwirth zich.
„We hadden het niet breed, maar toch be
ter dan de armoede die ik in Antwerpen ge
wend was." Gutwirth laafde zich aan de
bron van wetenschappen, zoals die aan de
hogeschool zo rijkelijk voor hem vloeide.
De komst van Zwartendijk naar Litouwen,
in 1939, was niet ongemerkt aan hem voor
bij gegaan. „Ik kende Zwartendijk", zegt
Gutwirth. „Er waren denk ik maar vijf Ne
derlanders in Litouwen. Wanneer ik in Kov
no kwam, bezocht ik hem. Hij stuurde me
wel eens een krant, zo bleef ik op de hoogte
van wat er in Nederland gebeurde."
In de zomermaanden van 1940 werd alles
anders. Litouwen lag als een kleine prooi
binnen Russisch bereik. De machtsoverna
me was in juni slechts een formaliteit. De
joodse vluchtelingen was er nu alles aan ge
legen het land uit te komen. Maar waar
moesten ze in vredesnaam heen? Veel am
bassades en consulaten waren gesloten.
Slechts een paar waren er nog open, waar
onder het Nederlandse consulaat.
De Nederlandse consul in Litouwen was in
diezelfde tijd door de inmiddels in Londen
zetelende regering ontslagen, omdat zijn
vrouw er nazi-sympathieën op nahield. De
Nederlandse ambassadeur voor de Balti
sche staten. L. de Deckèr, woonachtig in Ri
ga, vroeg Zwartendijk als honorair consul
ad interim op te treden. Zwartendijk deed
dat.
Intussen braken de joodse vluchtelingen
zich het hoofd over de vraag hoe ze het land
konden verlaten. Een van degenen die weg
wilden was Pessla Lewin, een Nederlandse,
die met een Pool was getrouwd en daarmee
de Poolse nationaliteit had verworven. Ze
vroeg aan ambassaseur De Decker of het
mogelijk was naar Curasao te reizen. Dat
Jan Zwartendijk.
In de korte tijd dat Zwartendijk honorair consul in Litouwen was, schreef hij enkele duizenden visa voor joodse vluchtelingen uit.
was onmogelijk, antwoordde De Decker,
want voor Curasao was^geen visum vereist,
alleen toestemming van de plaatselijke gou
verneur. De kans dat die toestemming zou
geven het eiland te betreden, was vrijwel
uitgesloten, schreef De Decker.
Lewin liet zich niet uit het veld slaan. Schrijf
dan alleen in onze paspoorten dat er geen
visum nodig is voor Curasao, verzocht ze de
ambassadeur. Ze stuurde haar paspoort op.
Dat kwam terug met de gewaagde verkla
ring, die de indruk gaf dat Curasao de uit
eindelijke reisbestemming was. Daarmee
was het eerste 'Curagao-visum' een feit.
Lopend vuurtje
De Decker gaf zijn consuls in het Baltische
gebied toestemming van deze verklaring
gebruik te maken, wanneer daarom werd
verzocht. In Kaunas kwam Nathan Gut
wirth op het idee naar Curasao te gaan.
„Dat was slechts een paar honderd kilome
ter verwijderd van Amerika, waar ik familie
had", zegt hij. Zelf had hij, als Nederlander,
geen verklaring nodig. Maar voor zijn vrien
den van de hogeschool, die met hem mee
wilden reizen, kon zo'n verklaring van pas
komen. Hij wendde zich tot Jan Zwarten
dijk, die bereid bleek de verklaring voor Le
win te herhalen. Het nieuws van de Cura-
<;ao-\isa verspreidde zich als een lopend
vuurtje door Kovno. Binnen de kortste ke
ren stonden er honderden mensen voor de
deuren van het Nederlandse consulaat, die
allemaal zo'n visum wilde hebben: het Cu-
ra^ao-visum bleek de deur naar de wijheid.
Jan Zwartendijk deed zijn werk. Negen da
gen lang, totdat de Russen ook zijn consu
laat sloten, schreef hij van 's morgens woeg
tot 's avonds laat de verklaringen in de pas
poorten die hem onder de neus werden ge
drukt. „Het Nederlandse consulaat in Kau
nas verklaart hierbij dat voor de toelating
van vreemdelingen tot Suriname, Curasao
en andere Nederlandse bezittingen in Ame
rika een toelatingsvisum niet is vereist."
Honderden malen achtereen schreef hij de
ze juridisch inhoudsloze tekst. In het Frans.
Met de hand. Later werden dergelijke ver
klaringen ook uitgetikt en ingeplakt. Een
stempel van het Consulaat der Nederlan
den in Kaunas en de handtekening van
Zwartendijk gaven de officiële vervolma:
king aan de verklaring.
Maar daarmee waren de vluchtelingen er'
nog niet. Om weg te komen moesten ze
door de Sovjetunie en, verder nog. door Ja
pan. Met de Nederlandse verklaring repten
ze zich naar de ook nog in Kaunas aanwezi
ge Japanse consul, Senpo Sugihara, voor
een doorreisvisum.
Menselijkheid
Sugihara wist aanvankelijk niet wat hij
moest doen. Hij vroeg zijn thuisbasis in
Tokyo om raad en kreeg de opdracht geen
doorreisvisa te verschaffen. Dat kon Sugiha
ra niet over zijn hart verkrijgen. Terwijl de
vluchtelingen voor zijn kantoor samen
drongen, won de menselijkheid het van de
kille bureaucratie. Hij meende in de geest
van de keizer te handelen door de vluchte
lingen, die als eindbestemming Curasao in
hun paspoort konden laten zien, één voor
één een doorreisvisum te geven. Ook Sugi
hara schreef dag en nacht aan zijn verkla
ringen en belde Zwartendijk op een gege
ven moment zelfs op met de waag of het
misschien wat rustiger aan kon. Hij kon het
schrijfwerk niet bijbenen. Zwartendijk en
Sugihara gaven naar schatting 2.200 tot
2.300 verklaringen uit.
Veel joodse vluchtelingen gingen met de
trein door Rusland naar YVladiwostok. Daar
scheepten zij zich in voor de reis naar Ja
pan. Nathan Gutwirth, die pas laat in de zo
mer met zijn wouw uit Litouwen vertrok,
doorstond de treinreis goed. „Het was een
comfortabele reis", zegt hij. Toen hij een
maal in Japan was gearriveerd, hielp hij
daar met de opvang van vluchtelingen.
Soms ontstonden er toch problemen, om
dat veel vluchtelingen geen eindvisum ble
ken te bezitten. Met behulp van de Neder
landse consul N. de Voogd in Kobe, kon
nog net worden verhinderd dat een schip
met honderd vluchtelingen weer werd te
ruggestuurd.
„De Voogd gaf me een pak papieren om
Zwartendijks Curagao-verklaringen over te
schrijven", zegt Gutwirth. „Dat heb ik ge
daan. Honderd brieven heb ik geschreven,
waarna de vluchtelingen hun reis toch kon
den voortzetten." Gutwirth denkt er met
emoties aan terug. „Ik had meer tranen dan
weugde." Gutwirth is zijn verdere leven
met De Voogd bewiend gebleven, totdat die
in de jaren zeventig overleed.
Curasao heeft Gutwirth nooit gezien. „In
Japan veranderde ik mijn reisplan", herin
nert hij zich. „Ik ben naar Nederlands-Indië
gegaan, want niemand wist nog dat de Ja:
panners helemaal tot Java zouden komen."
Hij kwam in het leger terecht en verbleef,
na de Japanse bezetting, ruim driejaar in
een krijgsgevangenenkamp. Het was niet zo
erg, vindt Gutwirth. Vergeleken met wat
hem in de Duitse kampen had kunnen
overkomen.
Pas nu, na zoveel jaren, is te overzien wat
Jan Zwartendijk in die enkele dagen voor
dat het consulaat werd gesloten heeft ver
richt. „Litouwen bleek het ergste land voor
de joden", zegt Nathan Gutwirth, na zoveel
jaren terug in Antwerpen als handelaar in
ruste. „In Litouwen zijn de minste joden
overgebleven." Voor Gutwirth was het drie
manschap De Decker, De Voogd en Zwar
tendijk in gelijke mate verantwoordelijk
voor de redding van velen. „Hun verklarin
gen hebben duizenden levens gered. Wan
neer je alle nakomelingen daar nog bij re
kent, kom je aan tienduizenden."
Avontuur
Wie was die Jan Zwartendijk? Oude foto's
laten een goedgeklede man zien met scher
pe gelaatstrekken en achterovergekamd
haar. Zijn soms wat toegeknepen blik is
zelfverzekerd, in zijn oogopslag schuilt
strengheid en doelgerichtheid. Een man
van weinig woorden, die er desalniettemin
geen gras over liet groeien en toch soms
kon neigen naar het romantische, naar het
avontuur. In dienst van Philips brac
een groot deel van zijn leven door ii
buitenland.
Die hang naar onbekende bestemm
zat er al vroeg in. Nadat hij in Rotte
handel in koffie, thee en tabak had
kocht, vertrok hij naar Zuid-Amerik
daar zijn geluk te beproeven als cov
Paraguay. .Dat zag hij als het landt
toekomstzegt zijn zoon Robert Zv
dijk. „Hij was ervan overtuigd dat je
rijen moest hebben. Na een jaar be:s
dat het toch niets voor hem was."
Zwartendijk kwam terecht in de 'oli i
vetten'. Reisde naar Hamburg en na1
choslowakije, waar hij zijn vrouw Eu
moette en trouwde. In de jaren dertc
hij bij Philips in dienst. Voor dat bet;
reisde hij met zijn gezin in 1939 af n
touwen. In de chaotische zomerdagc
1940 schreef hij de visa. Maar ook ni
voor zijn vrouw en inmiddels drie ki
(Edith, Jan jr., en de in Litouwen gel)
Robert) een veilig heenkomen zoek
Russen deden er tergend langzaam
hem de vereiste papieren te verstred
Angst regeerde het gezin, want Zwa
dacht dat de Russen hem het schrij
de vele visa niet in dank zouden afr
Uiteindelijk vertrok het gezin naar!
land. Zwartendijk verbrandde voor
trek al het bewijsmateriaal en alle p
van het consulaat. In Nederland br
vervolgens de oorlog door. Tegen n
repte hij met een woord over wat h
touwen had gedaan, bang dat de D
onmiddellijk klaar zouden staan w<
ze er lucht van kregen. „Hij was erv
tuigd dat hij dan een zware pijp zoi
zegt zijn zoon Robert. „Vandaar da
nooit met iemand over heeft gespn1
Toen de oorlog was afgelopen verti1
gezin Zwartendijk voor Philips naai1
kenland. Zwartendijk keerde in 195c
terug naar Nederland en ging in zij1
trouwde Rotterdam wonen. Hij bej1
nog een handeltje in zuidvruchten r
ten. Ook toen heeft hij nooit iets lo 1
over de oorlogsjaren.
Niets bijzonders
„Hij was er ook de man niet naar ok
over te vertellen", herinnert Robert j
tendijk zich. „Hij vond ook dat hij i
zonders had gedaan. Het was iets v
woon deed, punt uit. Vervolgens gi
door met de dingen die je moest d<
Hoewel hij een goed contact had n
vader hoorde Robert Zwartendijk, t
grote verbazing, zelf pas in 1976 ov f
sa die zijn vader had getekend. Datr
tijd waarin de eerste pogingen weri
daan uit te zoeken hoe dat toch zat
Curasao-visa die in 1940 in LitouvvË
den verstrekt en waarmee zoveel jo
veilig heenkomen hadden kunnen
„Pas toen heeft hij mij er iets overv.
Hij zei: ja, ik heb wat van die dinge:!
kend. Meer niet. Hij praatte niet gr
zichzelf. Pas nu duidelijk is hoevee1
het hebben overleefd, wordt de wa
vang zichtbaar van wat hij heeft ger
Zoveel mensen, dat is natuurlijk fe
naai."
In 1976 werd Jan Zwartendijk ziek.
maakte nog net mee hoe de Japan: n
route in de belangstelling begon te
Maar her enige wat hem interesse*
hoeveel mensen erin waren geslaa d
vrijheid te veroveren. Toen hij hoo d
de bijnaam die hij in joodse kringe i
'Engel van Curasao', huiverde hij. I
tendijk stierf in 1976. Ruim twintig;
valt hem de eer te beurt die hem alt
der toekwam. Zou hij dat eerbetoo
gewaardeerd? Zijn zoon: „Hij zou
schrikkelijk vinden, al die aandacho
dreven zelfs."
Het Veluwse verzet slaagde er in
oktober '44 in een grote groep ge
allieerden door de Duitse linies te
loodsen en veilig terug te brengen
naar hun eenheden. De man
schappen waren ingesloten ge
raakt na het mislukken van de Slag
om Arnhem.
Met een strakke blik tuurt de 76-ja-
rige Maarten van den Bent over de
uiterwaarden langs de Rijn. Het ge
bied bij het plaatsje Renkum ligt er
nog net zo bij als in oktober 1944,
doorbreekt zijn heldere stem de
serene stilte.
I lij wijst op een glooiing aan onze
rechterzijde. Daar kwamen uiterst
behoedzaam de bijna honderdvijf
tig geallieerde militairen vandaan
gelopen die enkele weken eerder
bij de Slag om Arnhem van hun
hoofdmacht waren afgesneden. De
rivier lag nu pal voor hun neus. Ie
dereen wist dat op de andere oever
de eenheden van de Engelsen en
de Amerikanen lagen. Alleen, waar
waren de boten die hen er naar toe
zouden brengen? „Ja", zegt Van
den Bent, „toen voelde je toch wel
de spanning die in zo'n hele groep
begon te knellen. Men begreep dat
er iets niet klopte."
Hij zegt het er maar eerlijk bij: niet
alles staat hem nog even helder
vopr de geest. Maar dat op deze
plek de wijheid lonkte en er man
schappen waren die niet van plan
waren in het vijandelijk gebied te
blijven, dat is hij nooit meer verge
ten. „Er waren erbij die hun schoe
nen al hadden uitgetrokken. Dan
maar zwemmend naar de over
kant, was de gedachte die ze had
den."
Het gebeurde drieënvijftig jaar ge
leden. De oud-boekhandelaar uit
Bennekom had de groep over een
afstand van een kilometer of twee
door de bossen gegidst en besloot
ook het resterende deel van de
tocht mee te maken. „De boten
bleken iets verder stroomafwaarts
te liggen. Daar zijn we mee de Rijn
overgepeddeld." Bang is"hij niet
geweest. „Maar later ging nog wel
de gedachte door me heen van:
mijn God, wat er allemaal fout had
kunnen gaan..."
De operatie ging de geschiedenis
in als Pegasus I'. Een naam die ze
dankte aan het embleem van de
'pegasus' (het vliegende paard uit
de Griekse mythologie) op het uni
form van de parachutisten die bij
Arnhem waren gedropt. Sinds 1984
wordt de tocht jaarlijks herdacht
met een bijzondere wandeling. Er
is dan overigens wel enig doorzet
tingsvermogen vereist, aangezien
alleen de deelnemers aan de 28,5
kilometer Pegasus I meepakken:
het laatste stukje tot aan de Rijn
blijft daarbij overigens achterwege.
Wie kiest voor 8,5 of de 18,5 kilo
meter krijgt uitsluitend te maken
met Pegasus II. Minstens zo inte
ressant. maar met een heel ander
verhaal. Deze operatie had half no
vember plaats en liep uit op een
tragedie. De groep week af van de
route en stuitte op een Duitse artil
leriestelling. Sommige geallieerden
slaagden erin te vluchten, anderen
sneuvelden of werden gevangen
genomen.
Van den Bent hoorde pas van het
drama in augustus '45. „Ik was met
de eerste ploeg meegegaan naar
Nijmegen, stapte in Eindhoven op
het vliegtuig en bleef tot na de oor
log in Engeland."
Zelf kwam Van den Bent bij toeval
met de missie in aanraking. Hoe
wel hij opgroeide in het nabijgele
gen Ede, verbleef hij een groot deel
van de bezetting met zijn broer in
Amsterdam. Zijn zus maakte hen
er op attent dat het Veluwse verzet
wel wat hulp kon gebruiken: het
wemelde er van de geallieerden die
zich massaal schuilhielden na het
mislukken van de Slag om Arn
hem.
Eerst probeerde Van den Bent drie
Engelsen via de Biesbosch naar het
al bevrijde Eindhoven te loodsen.
„We werden ontdekt. Mij lieten ze
gaan, maar mijn broer is opgepakt
en door de Duitsers gefusilleerd."
Het weerhield Van den Bent er niet
van enkele dagen later een nieuwe
route te zoeken in de omgeving
van Wageningen. Hij deed dat met
zijn zwager die zich de schuilnaam
'Flip' had aangemeten. „Een bak
ker vertelde ons dat Bennekom
zou worden geëvacueerd. Maarten,
zei Flip toen, dit is een kans."
De zwager realiseerde zich dat de
massale volksverhuizing veel chaos
op de wegen zou veroorzaken,
waardoor de militairen misschien
wel onopgemerkt konden blijven.
De Ondergrondse mobiliseerde
daarom de geallieerde manschap
pen, er volgden enkele verkennin
gen en op zaterdag 21 oktober was
het dan zover. Van den Bent deed
alsof hij bij een dichtbegroeid stuk
bos stond hout te hakken, maar
fungeerde in werkelijkheid als gids.
Tal van anderen - 'want ik deed
het zeker niet alleen' - zorgden er
vóór dat uiteindelijk zo'n honderd
para's in burgerkleding bij hem
werden afgeleverd. Ze brachten de
nacht door in het groen, waarna de
volgende dag nog eens veertig an
deren verschenen. Behalve de Brit
ten maakten ook tien Nederlan
ders en nog twee ontsnapte Russi
sche krijgsgevangen deel uit van de
groep.
Na zonsondergang liepen ze met
Van den Bent en diens reservegids
Jan Peelen in een lange rij door de
bossen. „Ik weet nog dat het hart
stikke donker was."
Omdat het laatste stuk vlak langs
de Duitse linies ging en dus het ge
vaarlijkst was. achtten de Engelsen
het beter in dat gedeelte de leiding
weer over te nemen. De colonne
vervolgde haar weg over onbe
schutte landerijen en arriveerde
veilig en wel bij het water. Er volg
de nog wel een korte schotenwis
seling met een kleine Duitse pa
trouille. „Maar toen liep ik inmid
dels te ver achteraan om te weten
wat er precies aan de hand was. Ik
weet niet of die Duitsers zijn neer
geschoten of dat ze hadden ge
maakt dat ze wegkwamen. Ik heb
er in elk geval nooit meer iets over
gehoord."
Maarten van Bent loodste de geallieerden door de bossen bij de Duitse linies.
FOTO CPD JACQUES ZORGMAN