Revolutie door de klapschaats Weg van de route die niet naar Sydney leidt Sport RIJDAG 21 NOVEMBER 1997 CHEF WILLEM SPIERDIJK. 071-535646-1. PLV.-CHf I ROE ONT Hoewel op de mondiale ijsvloeren al maanden blinkende tijden worden gereden, klinkt morgen bij de IJssel Cup in Deventer het traditionele startschot van het schaatsseizoen in Nederland. Door de introductie van de klapschaats zullen volgens de kenners de bestaande wereldrecords het einde van de winter niet halen. De klapschaats heeft wereldwijd zijn nut bewezen, maar de storm is nog niet gaan liggen. KC Boutiette zendt met grote regelmaat noodsignalen de Atlantische oceaan over en wil dat de regelgevers de 'oneerlijke' Hollandse vinding verbieden. Het protest van de Amerikaanse kopman heeft echter weinig kans van slagen, want inmiddels rijdt de complete mondiale top op de scharnierende schaats. De klap schaats heeft een revolutie teweegge bracht. Boutiette bekwaamt zich al geruime tijd met frisse tegenzin in de nieuwe techniek die het rijden op een klapschaats met zich meebrengt. Een schaatser moet de oude houterige slag uit zijn hoofd zetten om te profiteren van de langere glijfase. De en kelstrekking, mogelijk dank zij de losse hak, levert vermogen op en dat wordt ver taald in een extra klap waardoor per ronde een seconde winst kan worden geboekt. In theorie kan derhalve op de tien kilometer 25 seconden worden gewonnen. Boutiette - vorig seizoen tweede op het WK allround - stelt terecht dat het klap schaatsen een andere discipline is. „Je hebt geen perfecte techniek meer nodig om hard te kunnen schaatsen. Mensen van wie niemand ooit heeft gehoord, rij den nu ineens onvoorstelbare tijden", al dus Boutiette. „Mijn eerste reactie was: ik koop een mountainbike, laat spikes op de banden zetten, en ga er mee naar de start. En dan merk ik wel wat ze zeggen." De excentrieke Amerikaan heeft onder de schaatspuristen vele medestanders, maar in het internationale geweld staat hij al leen. Bovendien zijn de protesten van Boutiette niet zo zuiver als ze in eerste in stantie lijken. Boutiette heeft veeleer een materiaalprobleem. Hij staat onder con tract bij Marchese (schoen) en FINN (klapmechanisme) en wil daaronder graag de schaarse Viking-buizen monteren. En die gewilde ijzers krijgt Boutiette niet zo maar van Jaap Havekotte, directeur van 's werelds meest vooraanstaande schaatsfa- briek in Weesp. „Boutiette moet niet zeuren, want hij rijdt niet eens op Viking-schaatsen", zegt Ha vekotte. „Alle toppers willen Viking-bui In Inzeil werden in oktober, onder leiding van een team van de Vrije Universiteit, tests gehouden zen. Ik heb een gebrek aan onderdelen en daarom doe ik dus geen halffabrikaten de deur uit. Boutiette kan schreeuwen wat-ie wil, maar zolang hij onder contract staat bij andere bedrijven moet hij daar de ge volgen van onder ogen zien." Dat Havekotte goed is voor de sporters die op zijn schaatsen rijden, blijkt uit de drie telefoongesprekken die het interview on derbreken. Het is Rintje Ritsma die vanuit Inzeil belt. De Beer uit Lemmer wil nieuwe buizen, waarmee hij verder kan experi menteren. Havekotte draagt er zorg voor dat de bestelling in orde komt. Havekotte: „Rint is soms te veel met materiaal bezig." Op de faculteit Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit in Amsterdam hebben ze ook het een en ander over het Amerikaanse verzet vernomen. Gerrit Jan van Ingen Schenau, de biomechanicus die vijftien jaar geleden de klapschaats theo retisch onderbouwde, en zijn collega's Jos de Koning en Han Houdijk kunnen een glimlach niet onderdrukken. De Koning: „In de Verenigde Staten zijn ze een beetje tegen de klapschaats." Van Ingen Schen au: „Ach, het zijn de laatsten." Een jaar geleden had Van Ingen Schenau niet durven dromen dat de schaatsers massaal voor de klapschaats zouden kie zen. Pas tijdens wereldbekerwedstrijden, vorig jaar november in Berlijn, durfden drie vrouwen van de Nederlandse kern ploeg het aan om de klapschaatsen onder te binden. Tonny de Jong, Carla Zijlstra en Barbara de Loor boekten een haast voor onmogelijk gehouden progressie. Van In gen Schenau, aanvankelijk gebrandmerkt als een prutser, zat thuis achter de televi sie te juichen toen bleek dat zijn geestes kind na twaalf jaar toch levensvatbaar bleek. Nadat De Jong op de Europese kampioen schappen in januari van dit jaar de schier onaantastbare Gunda Niemann had ont- roond, was het hek van de dam. Een maand later waren alle mannen verzot op de klapschaats die aanvankelijk werd be stempeld als de 'vrouwenschaats'. Want de constructie zou te kwetsbaar zijn om het mannelijke geweld te trotseren. Het bleek achteraf mee te vallen. Het is sportpsychologie van het zuiverste water, vertelt Van Ingen Schenau een jaar later. „Je moet er wel in geloven, wil je er voordeel van hebben. Voor ons stond dat onomstotelijk vast. Maar de mens zit een stuk ingewikkelder in elkaar. Al die schaat sers hebben gewoon zitten wachten tot ie mand de meerwaarde van de klapschaats zou bewijzen." De ontwikkeling van de klapschaats heeft aan de Vrije Universiteit een decennium stilgestaan. Sinds september 1996 is pro movendus Han Houdijk, met dank aan een subsidie van de Stichting Technische met een experimentele klapschaats. FOTO GPD Wetenschap, full-time met de praktijk van de klapschaats bezig. „Je kunt stellen dat tot die tijd ten hoogste twee procent van ons werk bestond uit onderzoek naar de klapschaats", zegt Van Ingen Schenau. „Onze doelstelling is niet het maken van schaatsen, maar het verwerven van kennis van het menselijk bewegen en de sturing ervan." Het onderzoek naar de klapschaats is, door de toevoeging van Houdijk en de aanwezige kennis van De Koning en Van Ingen Schenau, een nieuw leven ingebla zen. In de eerste week van oktober trok het VU-team naar Inzeil om alle schaat sers van de vijf nationale kernploegen aan diverse testen te onderwerpen. Met high speed filmopnames, een meetschaats en sensoren op de benen zijn de bewegingen van de schaats, de afzetkracht, de opening van de klaphoek en de spieractiviteit gere gistreerd. De gegevens werden opgeslagen in een computer ter grootte van een walk man die de schaatsers op hun rug droe gen. Houdijk vertaalde alle gegevens en kwam tot enkele interessante uitkomsten. De jonge wetenschapper houdt de resultaten grotendeels geheim, want de internatio nale concurrentie luistert mee. In Japan (SSS en Mazda), Duitsland (K2) en de Ver enigde Staten (Nike) zijn fabrikanten be gonnen met de ontwikkeling van hun ei gen klapmechanismen, die overigens veel al een kopie zijn van die van Viking^ Alleen het Nederlandse bedrijf Raps levert een geheel naar eigen inzicht ontwikkeld klap mechanisme (Rotrax). FINN en Duecento leveren als extraatje een startblokkerings systeem, waardoor met de klapschaats een puntstart gemaakt kan worden. Houdijk licht een tipje van de sluier door te wijzen op de positie van het draaipunt tussen schoen en ijzer. „Bij alle schaatsers hebben we die veranderd. Dat is zeker één van de factoren waarmee, in combinatie met een aanpassing van de schaatstech- niek, wel wat winst te behalen is. Wc heb ben geleerd dat de ligging van het draai punt persoonsafhankelijk is. Meer zeggen we niet." Dat de introductie van de klapschaats het klassement door elkaar heeft geschud, be strijden de drie bewegingswetenschappers niet. Er zijn immers schaatsers die meer dan het gemiddelde voordeel van de klap schaats genieten. Vooral krachtschaatsers (Ritsma, Niemann) kunnen meer winst boeken ten opzichte van de technisch be ter onderlegde rijders. Van Ingen Schenau: „Het zou gek zijn als het niet zo was dat een aantal komt bovendrijven, juist omdat de klapschaats hen beter ligt." De Koning noemt de verschuiving in de rangorde evenwel 'niet zo dramatisch'. „Je krijgt ieder jaar te maken met voor het grote publiek nieuwe namen. Dat was zo en dat is nog steeds zo. Van die groep zou je kunnen zeggen: dat komt door de klap schaats. Maar Jan Bos en Erben Wenne- mars waren zonder die klapschaats er ook wel gekomen. Bos was drie jaar geleden nog wereldkampioen bij de junioren." Twee maanden geleden waren Van Ingen Schenau en De Koning op uitnodiging van de Internationale Schaats Unie (ISU) aan wezig op een coach-clinic in Innsbruck. De twee bespeurden een nieuw elan on der de schaatstrainers, een direct gevolg van dè klapschaats. „Je ziet een trend die zich verschuift van defensief tot zeer posi tief. De meerderheid van de coaches ziet de klapschaats als een nieuwe uitdaging. Slechts een kleine groep ervaart het nog steeds als een bron van onzekerheid." De ware pioniers van de klapschaats zijn Eric van Kordelaar en Dick de Bles, twee ambitieuze trainers van de junioren uit het gewest Zuid-Holland. Van Kordelaar raakte in 1988 als student inspanningsfy- siologie aan de VU onder de indruk van de colleges van Van Ingen Schenau. De Lei- denaar besloot in 1990 over te stappen op de klapschaats. Van Kordelaar verbeterde al zijn persoonlijke records maar zijn pres taties oogstten louter schampere opmer kingen. In 1994 besloten Van Kordelaar en De Bles met hun juniorenselectie één seizoen te experimenteren met de klapschaats. De twee enthousiaste coaches geloofden hei lig in de theorie en probeerden in eerste instantie de ouders van hun pupillen te overtuigen. Ze zochten vervolgens contact met wetenschapper Van Ingen Schenau en fabrikant Havekotte. „Van Ingen Schenau sprong een gat in de lucht", her innert De Bles zich. „Met Havekotte voer den we een heel moeizaam gesprek. I lij had het helemaal gehad met de klap schaats." De vooruitgang in het seizoen '94-'95 van de Zuid-Hollandse junioren was ronduit fenomenaal te noemen. André Vreugden - hil, tegenwoordig het trainingsmaatje van Ritsma in de Sanex-ploeg, diende zich aan als kopman van de klapschaatsers. 1 lij won de nationale titels allround, sprint, supersprint en kortebaan. Een andere ju nior, Gijs Buitelaar, eindigde als derde. Van Kordelaar: „Wij hadden het geluk dat we Vreugdenhil in onze selectie hadden. Want als hij er toen niet was geweest, dan had nu nog steeds niemand op de klap schaats gereden." De junioren van Zuid-Holland bewogen zich in de luwte. Ondanks de grote triomf tocht ondervond hun experiment geen grote navolging. De Bles, die zelf op 45-ja- rige leeftijd door toedoen van de klap schaats al zijn persoonlijke records aan diggelen reed, herinnert zich dat het pu bliek nauwelijks bekend was met het nieu we materiaal. „Vanaf de kant kregen we vreemde reacties. 'Kijk, die jongen heeft aangepaste schaatsen. 1 lij zal wel iets aan zijn benen hebben'. Echt kostelijk was dat." De huidige vrouwencoach Sijtje van de Lende, destijds trainster van het gewest Friesland, nam het klapschaatsexperiment wel serieus. In het daaropvolgende sei zoen ('95-'96) ging ze met haar junioren, onder wie Jan Nijboer, de strijd aan met Zuid-Holland. Van de Lende bracht haar ervaringen over op Tonny de Jong, Barba ra de Loor en Carla Zijlstra. De Bles: „Toen die drie vrouwen in Berlijn op de klap schaats reden, stonden we helemaal per plex. We wisten van niets. We vonden het prachtig, zagen het als een stukje erken ning. Want in 1994 was de klapschaats niet meer dan een theoretisch verhaal in de leerboeken," De Bles en Van Kordelaar zien louter posi tieve kanten aan de klapschaats. „Fr is nu een ontwikkeling gaande die niet meer is te stoppen. Je moet het zien in de tijd geest. Dank zij dé klapschaats staat hel schaatsen weer volop in de belangstelling. De tegenstanders redeneren uit een con servatieve gedachte. Van Kordelaar wijst tie kritiek dal de klap schaats het traditionele schaatsen om zeep heeft geholpen, van de hand. „We hoeven niet bang te zijn dat het schaatsen een materiaalsport wordt. De klapschaats was een voor de hand liggende verande ring, want de oorspronkelijke beweging was niet logisch. Echt veel nieuwe veran deringen, verwacht ik niet. Alleen in de aërodynamica valt er nog wel het een en ander te doen." Van Ingen Schenau geniet intens van de herwaardering van zijn vinding. Dit week einde volgt hij gespannen via teletekst de wereldbekerwedstrijden sprint iivCalgary, Hij heeft berekend dat alle records als ge volg van het voordeel van de klapschaats deze winter zullen sneuvelen.Maar weel je welke mensen het meest dankbaar zijn? De ijsmeesters. Het ijs blijft mooi. Met dank aan de klapschaats. Bezeten Alpheuse zeiler breekt met Leiderdorper Smolders Op het strand van Zandvoort speelde de jonge Karsten Groth niet mee met de rest van zijn familie en de bal. Hij zat altijd een stukje verderop, bij de watersportver eniging, en keek als gebiologeerd naar de grote zeilschepen van de catamaranclub. De liefde voor de zeilsport is hem niet met de paplepel ingegoten („Mijn ouders weten nog steeds niet hoe een zeilhoot er uit ziet") en dus' moet het ergens in zijn genen zitten. Anders is die liefde voor de sport en het fanatisme waarmee de Alphe- naar die liefde bedrijft niet te verklaren. Toen, op dat strand, nam hij zich voor om een zeilboot te gaan kopen en te leren zeilen. Het gebeurde, ook al duurde het tien jaar voordat hij genoeg geld bij elkaar had gespaard. Nu, vijfentwintig jaar later, heeft hij zich heilig voorgenomen om de Spelen van 2000 in Sydney te halen. En niet om alleen maai' bij de eerste drie te eindigen - Karsten Groth gaat voor goud. Die enorme bezetenheid is een van de redenen geweest waarom de 35-jarige Al- phenaar vorige week brak met zijn stuur man Bob Smolders uit Leiderdorp. De twee hadden een behoorlijk succesvol jaar in de nieuwe klasse van de 49'ers achter de rug, maar bij Karsten Groth broeide er iets. Ondanks de goede prestaties - winst in de Spa Regatta, vierde op het EK, samen derde op de wereldranglijst - had de Al- j phenaar het gevoel dat het niet goed ging in de boot. Vooral bij de starts en wanneer U het wat harder waajde dan normaal. „Ik zag steeds bepaalde dingen gebeuren en ik dacht dat ik daar de oplossing voor wist, maar die oplossing kwam er niet", vertelt Groth achter een kop koffie in een restau rant in Leiden, waai' hij tot afgelopen zo mer woonde. Dat kwam niet alleen door een verschil in zeil-inzicht, maar ook door een verschil in karakter, zo blijkt uit zijn verhaal. „Het was echt een drama voor ons om in de voorste lijn weg te komen. Ik zeg dan: We moeten er tussen, wel of geen ruimte, we moeten er tussen, Maar ik zit niet aan het roer, hij moest het doen. En hij zei dan: Er is geen ruimte, dus we kunnen er niet tus sen." Als het weerbericht op zaterdagochtend meldde dat er windkracht 7 stond, wilde Bob Smolders liever thuisblijven. Het zou te gevaarlijk zijn om te zeilen. Maar thuis blijven komt in zo'n geval niet eens bij Groth op. Hup naar het IJsselmeer, en zien hoe de situatie daar is. „Dan blijkt dat je acht van de tien keer toch het water op kan." Vorige week zondag zaten de twee voor het laatst samen in een boot. Die sloeg om. De mast brak. „Bob wilde de zeilen naar beneden halen. Ik zei: De haven is ki lometers weg. We zeilen naar huis! En dat is ook gelukt." Het is dezelfde mentaliteit als die jon gen uit Heemstede had, die op zijn zes tiende eindelijk voldoende geld gespaard had om een zeilboot te kunnen kopen. Het werd een Contender, een eenmans- boot met trapeze. Een veel en veel te moeilijke boot voor iemand die nog nooit gezeild heeft, maar Karsten Groth vond dat nu eenmaal een mooie boot. Hij had een of twee keer in de zeilboot van een buurjongen gezeten en had ver der vooral veel gekeken hoe het moest. Zeilen kon hij nog niet, maai' hij zou het wel leren. Zelf. Karsten Groth fietste in de weekeinden en in de vakanties elke dag van zijn huis in Heemstede naar Aals meer. Vijfendertig kilometer heen, vijfen dertig kilometer terug. Met op zijn rug een zeiltas. „Er fietsten veel van die sportfiet- sers op die route. Als ik zo'n groepje zag, bleef ik erachter hangen. Soms gingen ze wat harder rijden, dan zag ik ze verbaasd achterom Jtijken. ik had zo een enorm goede conditie gekregen." „Het zeilen ging vanzelf. Ik heb wel eens ondersteboven gelegen als het plotseling harder ging waaien, maar ik ben nooit naar huis gesleept. Langs de kant gaan zit ten jammeren, dat is er bij mij niet bij. Daar heb je trouwens ook helemaal geen tijd voor in moeilijke situaties, dan moet je handelen. Ook later heb ik dat gevoel al tijd gehad: Hoe groot het probleem ook is, er moet iets gebeuren." Dat gevoel was er dus ook die zondag na het ongeluk met de 49'er. De Alphense zeiler geloofde er niet meer in dat de weg met Bob Smolders zou leiden naar Sydney 2000. Vorige week maandag luchtte hij zijn hart bij Maurice Paardenkooper, de man die hij leerde kennen bij het wedstrijcizei- len in de Contender-klasse, en met wie hij vijf jaar in een 470 zeilde. Zij wilden sa men naar de Spelen van 1996, maar Paar denkooper ging alleen. Als trainer/coach van het zeilduo dat hen bij de laatste se lectiewedstrijden op het IJsselmeer net Karsten Groth: „Ik heb wel eens ondersteboven gelegen als het plotseling harder ging waaien, maar ik ben nooit n kant gaan zitten jammeren, dat is er bij mij niet bij." r huis gesleept. Langs de FOTO HIELCO KUIPERS had verslagen. Maurice Paardenkooper stortte zich op de begeleiding van dit team (dat overigens slecht presteerde in Atlanta) en Karsten Groth stapte met Leiderdorper Bob Smol ders in een Laser 5000. Die behoort, net als de 49'er, tot de nieuwe generatie zeil boten, die sneller en spectaculairder zijn. De zeilen zijn groter en bij deze boten zitten beide zeilers in een trapeze, die ver buiten de boot hangt. De voeten steunen niet op de boot zelf, maar op een verbre ding, die bij de Laser 5000 bestaat uit een buizensysteem. Aan de zijkanten van de 49'ers zitten geen buizen, maar "dichte vleugels. Een van deze twee boten zou op de Spe len in 2000 de in 1911 ontworpen Star ver vangen. De keuze viel in november 1996 op de 49'er. Het team Smolders/Groth be sloot over te stappen naar de nieuwe Olympische klasse. Ze wonnen de eerste de beste grote wedstrijd, de Spa Regatta - 'dat was natuurlijk feest'. Maar het bleef geen feest. Ook al had den de twee na een viérde plaats op het EK wel de A-status van het NOCNSF ge kregen, wat een jaar lang extra begeleiding en een hogere financiële vergoeding bete kent. „Op papier behaalden we prachtige resultaten maar nog steeds waren de starts niet goed en kregen we het niet voor elkaar als het harder waaide. Er verbeterde wel iets, maar het ging niet snel genoeg", recapituleert Groth. Alle bezwaren ventileerde de Alphenaar in het telefoongesprek met Maurice Paar denkooper, die op zijn beurt aangaf dat hij ook wel iets anders wilde. Dinsdagavond was er weer een telefoongesprek en toen zei Karsten Groth: Laten wij het met z'n tweeën gaan proberen. „En toen heb ik Bob meteen gebeld." Groth en Paardenkooper waren toen al vastbesloten mee tq doen aan het WK, eind dit jaar in Australië. „Al moet ik er naar toe zwemmen", zei de Alphenaar. Maar dat hoeft niet, want dinsdagavond besloot de topsportcommissie van het Watersportverbond zowel het nieuwe team van Groth als het nieuwe team van Smolders naar het WK te sturen. Eén team vaart in de 'oude' boot, die nu per contai ner onderweg is naar Australië, voor het andere team huurt de bond een 49'er. Het bedrijf dat het team Smolders/Groth sponsorde, bepaalt welk team in de 'oude' boot zeilt. Groth en Smolders kregen de B-status van de bond, maar zij krijgen de A-status terug wanneer zij in Australië of tijdens een belangrijke wedstrijd volgend voorjaar een A-limiet varen, aldus Jan Romme, ad junct-directeur van het Watersportver- bond. Hoewel de bond van mening was dat er een 'heel goede stijgende lijn' zat in de prestaties van het team Smolders/Groth, wordt de breuk niet als een grote schok er varen. „Het is alleen maar een luxe als twee teams zich proberen te kwalificeren. Uiteindelijk gaat er maar een team naai de Spelen, maar het is wel plezierig wan neer dat geduchte concurrentie heeft on dervonden van een ander team", zegt Romme. Nu de eerste praktische zorgen voorbij zijn, gaat het nieuwe team Groth/Paardenkooper veel zeilen, vooral veel zeilen. Want Maurice Paardenkooper zat nog nooit in een 49'er. Karsten Groth tilt er niet zo zwaar aan. Veel van de huidi ge toppers in de 49'ers hebben net als zijn nieuwe stuurman veel ervaring opgedaan in de 470. „Dal is zo'n kritische boot, als je een vinger verkeerd neerzet, voel je het al." Daarbij heeft de Volendammer (ook 35) een schat aan ervaring, en wal misschien nog belangrijker is: „Wij zitten op dezelfde golflengte en hebben aan een half woord genoeg. Maurice is ontzettend kritisch en waanzinnig fadatiek. Ik heb misschien te veel druk uitgeoefend op Bob, maar nu met Maurice zal het eerder andersom zijn." Karakters moeten op elkaar aansluiten, weet Karsten Groth, want samen zeilen, 'dat gaat nog verder dan met elkaar ge trouwd zijn'. „In een wedstrijd zit je con stant op eikaars lip, echt letterlijk zowat. In kritieke situaties moet je samen een op lossing bedenken en als je niet goed met elkaar overweg kunt, dan kom je daar niet uit. Dan ga je elkaar alleen maar irriteren." „De verhouding met Bob is hierdoor na tuurlijk niet beter geworden", beseft Kar sten Groth. „Zijn belangstelling voor mij zal wel bekoeld zijn, en ik kan me dal ook goed voorstellen. Maar het fanatisme in mij zorgde ervoor dat ik de prestaties meer voor ogen hield dan de persoonlijke relatie. Ik zag voor me hoe we na het WK verder zouden afglijden en uiteindelijk in een wak terecht zouden komen. Daar wil de ik niet op wachten, daarvoor moet ik er te veel voor inleveren. Ik niet alleen, hij ook. Misschien was dat gevoel niet te recht, maar ik ben nu enorm opgelucht. Ik denk dat het nu beter wordt. En mislukt het nu, dan heb ik in elk geval het gevoel dat ik er alles aan heb gedaan."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 27