Straatboefjes helpen elkaar op rechte pad 'Sluiting banken is manoeuvre tegen familie Soeharto; Feiten &Meningen Monnik getuigt van het leed van zijn Tibet Dominee Visser nuanceert irf boek ook eigen kijk op drug DONDERDAG 6 NOVEMBER 1997 De Tibetaanse monnik Palden Gyatso. foto gpd Met beide handen schudt Palden Gyatso de hand van zijn bezoeker. Op de tanige polsen die uit de dieprode pij ste ken zijn de littekens van handboeien zichtbaar. Achter zijn glimlach schuilt een nieuw gebit. Zijn tanden waren uitgevallen nadat een Chinese folteraar een elektrische stok in zijn mond had gestoken. De kleine, taaie Tibetaanse monnik zuchtte 33 jaar in Chinese gevangenschap. Na zijn vrijlating in 1992 vluchtte hij over de besneeuwde passen van de Himalaya via Nepal naar India. Sindsdien getuigt hij voor de wereld van het lot van de onderdrukte Tibetanen. In Amsterdam pre senteerde hij de Nederlandse vertaling van zijn levensver haal. Ziet hij zich als ambassadeur van zijn volk? „Dat zou te arrogant zijn", glimlacht de 64-jarige monnik. „Wat ik vertel is slechts een voorbeeld. Maar bet is tegelijk de ge schiedenis van Tibet. Duizenden hebben dezelfde erva ring als ik. In die zin ben ik een vertegenwoordiger van mijn volk." Tsering Shakya, een jonge Tibetaanse histori cus die hem hielp zijn boek te schrijven, vertaalt de vra gen en antwoorden. De melodieuze stem is ongebroken, de gebaren zijn le vendig. de ogen staan helder in het getekende gezicht. De Chinese bezetter heeft Palden Gyatso niet kleingekregen. Bij de Tibetaanse opstand van 1959 werd hij gevangen ge nomen. De Dalai Lama, de geestelijk en politiek leider van de Tibetanen, moest vluchten naar India. In zijn boek be schrijft Palden hoe de gevangenen hun hoop stelden op de Verenigde Staten, die door China als aartsvijand wer den beschouwd. Groot was hun teleurstelling toen de Amerikaanse president Nixon in 1972 China bezocht. Een jaar later trad China toe tot de Verenigde Naties. Het succesvolle bezoek van de Chinese president Jiang Zemin aan Washington deze week moet een nieuwe klap zijn voor Palden. Dat valt mee. „Toen ik gevangen zat, wa ren de VS het enige land waar we -van hadden gehoord. Het was duidelijk dat China er bang voor was, en daarom hadden we onze hoop op de Amerikanen gevestigd. Nu weet ik dat er veel andere landen in de Verenigde Naties zijn. Ie kunt zeggen dat Jiang gewoon een ander land be zoekt." Dat wil niet zeggen dat hij het ermee eens is. „De Ame rikanen willen de verhoudingen met China niet complice ren. Dat vind ik zeer kortzichtig. De economie gaat nu voor, maar de belangen botsen onvermijdelijk. Gelukkig bestaat er bij het Amerikaanse publiek en in het Congres grote steun voor de Tibetaanse zaak. Uiteindelijk moet president Clinton daar rekening mee houden." Palden mag zich dan niet als ambassadeur zien, zijn woorden zijn heel diplomatiek. Zijn boek is dat niet. 'Het Vuur onder de Sneeuw' (in het Land van de Sneeuw smeult het verzet) is aangrijpend door zijn eenvoudige, directe taalgebruik. De lezer voelt machteloze woede opkomen als hij leest over de gevrees de thamzing, de communistische 'zuiveringsbijeenkom sten' waarop gevangenen elkaar moesten aanklagen en vervolgens afranselen. Op die manier braken de Chinezen de solidariteit onder de celgenoten en hielden ze zelf schone handen. Palden beschrijft hoe hij na een mislukte vluchtpoging op bevel van de bewakers onder handen werd genomen door een overijverige medegevangene, Thangtse. „Hij prees de partij en het socialisme en vroeg toen: 'Waarom zou je willen ontsnappen?' 'Ik ben ge vlucht omdat ik bang was dal ik van de honger om zou komen', antwoordde ik. Thangtse gaf me een harde klap op mijn linkerwang en ik sloeg tegen de grond. Hij legde zijn hand op mijn nek en duwde mijn gezicht in het stof. Hij zei: 'De aarde is de partij en de blauwe lucht is het volk. Tussen hemel en aarde bestaat geen uitweg.' Palden werd een 'grote-schuld-gevangene'. Tijdens de Culturele Revolutie van 1966, toen de Tibetanen hun ge bruiken moesten afzweren en de Rode Gardisten bloedig huishielden, kreeg hij het als monnik zwaar te verduren. Tientallen keren werd hij aan een thamzing onderworpen. Sommigen zag hij sterven onder de slagen van hun mede gevangenen. Die vreesden dat als ze niet hard genoeg te keer zouden gaan, ze ervan zouden worden beschuldigd het socialisme niet enthousiast genoeg te omarmen. An deren pleegden zelfmoord omdat ze het niet meer aan konden. Hoe voelt dat, als je je land- en lotgenoten moet mis handelen? Palden zucht: „Er waren twee soorten tham zing. Bij aanvallen op individuen ben ik gelukkig niet be trokken geweest, wel bij de algemene sessies. Maar daar moest iederéén leuzen roepen en de vuisten in de lucht steken. Daar lachten we later zelfs om. Zolang de ander je niet haat voor wat je jegens hem hebt gedaan, hoef je er geen wroeging over te hebben." Palden was nog blij dat hij in de gevangenis zat. Van zijn naaste familie, rijke landbezitters, overleefde bijna niemand de zuiveringen. Zijn twee zussen klaagden hun vader aan, die werd geëxecuteerd. Toen Palden in 1992 vrijkwam zocht hij zijn half verlamde stiefmoeder op, die in een donker kamertje op bed lag. „Zoveel leed", zei ze en de tranen stroomden over haar wangen. Toch koestert hij geen haat tegen de Chinezen. „Het be langrijkste voor een monnik is het volgen van het geeste lijke advies van Boeddha: woede kan geen woede over winnen. Dat kan alleen door vreedzame middelen. Ik kan niet vragen dat mensen die mij martelden ook gemarteld moeten worden. Ik wil met mijn verhaal vertellen dat nie mand in de wereld dit mag doormaken." Palden Gyatso met Tsering Shakya - Het Vuur onder de Sneeuw; ÏJitg. Luitingh-SijthofF; f34,90. AMSTERDAM ERIK VAN SCHAIK De sluiting van zestien Indonesische banken is een politieke manoeuvre te gen de familie Soeharto. Dat vindt BambangTrihatmodjo, de tweede zoon van president Soeharto. Hij is voor een kwart eigenaar van Bank An dromeda, één van de zestien banken die worden geliquideerd. Bambangs bank spant een proces aan tegen minister Mar'ie Muhammad (fi nanciën), die de banksluitingen zater dag aankondigde. Volgens Mar'ie zijn de zestien zo ziek dat ze een gevaar vormen voor 's lands economie. De sluiting is een onderdeel van afspraken met het Internationale Monetaire Fonds (IMF), dat 23 miljard dollar be schikbaar stelt om Indonesië uit de economische malaise te halen. BambangTrihatmodjo noemt het op vallend dat drie van de betrokken ban ken geheel of gedeeltelijk eigendom zijn van familieleden van president Soeharto. Behalve zijn eigen Bank An dromeda zijn dat Bank Industri (voor acht procent in handen van Soeharto's dochter Siti Hediati Prabowo, bijge naamd Titiek) en Bank Jakarta (eigen dom van Soeharto's halfbroer Probos- utedjo). Bambang spreekt gisteren van 'een po litieke manoeuvre om mijn familie te treffen'. The Indonesian Observer meldde gisteren dat die volgens Bam bang ten doel heeft „dat mijn vader (in maart 1998, red.) niet wordt herkozen als president". Het staatshoofd heeft de sluiting van de banken goedge keurd, maar Bambang veronderstelt dat zijn vader niet alle details van de maatregel kende. Hij zegt bij zijn strijd tegen minister Mar'ie de steun te hebben van zijn broers en zusters. „Ik heb ze gebeld en we hebben beloofd elkaar te helpen. En we zullen ons keren tegen eenieder die minister Mar'ie steunt." Bambangs oudste zus, Siti Hardiyanti Rukmana (Tutut), noemde het regeringsbesluit onduidelijk. Volgens haar beneemt het mensen ook de lust om te sparen. Tutut is zakenvrouw en vice-voorzitter van regeringspartij Golkar. President Soeharto's halfbroer Probos- utedjo zegt dat zijn Bank Jakarta ge zond is. Hij wil net als Bambang een proces tegen de regering aanspannen. Verder hoopt hij in een gesprek met president Soeharto te bereiken dat zijn bank blijft bestaan. De zestien instellingen moesten zater dag hun deuren sluiten, maar Probosu- tedjo's Bank Jakarta was begin deze week nog steeds open. Spaarders kre gen er geld uitbetaald. Een Ine sche jurist die geregeld optrege grote bedrijven noemde het q f van Probosutedjo zeer ernstipi lapt het sluitingsbevel van deiz gewoon aan zijn laars." »11 President Soeharto was de afyk dagen voor een international! d komst in Maleisië. it JAKARTA RONALD FRISARTG CORRESPONDENT Straatbendes. Voor steeds meer jongeren is het een voorportaal voor een criminele 'carrière'. Berovingen, steekpartijen en drugshandel: om het respect van de gang te winnen, gaat geen zee te hoog. De Glenn Mills Schools in het Amerikaanse Pennsylvania probeert dat principe in posi tieve zin om te draaien. Groepscontrole als hulpmiddel om aspirant-cri mineeltjes om te turnen tot sociale medeburgers. Een experiment in het Gelderse Twello wijst uit dat die aanpak ook voor Nederland werkt. Neem nou Angelo, of 'Chucky' zoals zijn oude gangmembers op straat hem noemen. Een jaar geleden kwam hij binnen in het Samster-project. Vol agressie en woede na twee jaar jeugdgevan genis, waar hij op zijn vijftiende was beland met een indrukwek kend strafblad. Opgebouwd als een van de leiders van een Haagse straatbende die ope reerde rond een buurtplein. Ook binnen de Samster-groep is Chucky een van de leiders. Maar wel op een heel andere manier dan vroeger op straat. Toen draaide het om veel blo wen, berovingen en strafexpedi ties tegen rivaliserende bendes. Nu wijst Chucky zijn groepsge noten terecht als ze er een potje van maken in het Samster-huis. Of als ze toch weer van de pillen hebben gesnoept. Omgekeerd spreken ze hem er ook op aan als hij zich niet aan de afspra ken houdt. Aan de vooravond van zijn achttiende verjaardag komt het eind van Chucky's jeugd-TBR in zicht. Hij is klaar om op eigen benen te staan, al zou hij best nog even willen blijven.' Al was het maar om nog meer lasdiplo- ma's te halen. Een baan als be geleider van het project lijkt hem ook perfect. Hij weet im mers als geen ander wat die jongens voelen en denken, en wat er bij komt kijken om je weg in de normale maatschap pij te vinden. Maar hij zou ook wel willen terugkeren naar Cu rasao. „Traliehekken lassen voor de ramen van woonhui zen. Want er wordt daar ver schrikkelijk veel ingebroken." Het verhaal van Chucky staat model voor dat van de deelne mers aan het Samster-project, zegt Hans Nieukerke. Hij is al gemeen directeur van de Hoen derloo Groep, een instelling voor hulpverlening aan jonge ren van 10 tot 18 jaar, met ver scheidene vestigingen op de Ve- luwe en in Deventer. Het insti tuut besloot tot het Samster- (Samen Sterk)project in Twello na een ontmoeting tussen be handelingscoördinator Cees van der Kolk en directeur Sam Ferrainola van de Glen Mills School. Van der Kolk werd di rect enthousiast en wist ook zijn werkgever te overtuigen. De Hoenderloo Groep is trots op de resultaten van twee jaar experimenteren. Gisteren werd in Berkel en Rodenrijs het boek werkje 'Uitzicht zonder tralies' gepresenteerd, waarin die resul taten op een rij zijn gezet, gelar deerd met de verhalen van een paar deelnemers. Van de der tien deelnemers die vorig jaar afzwaaiden, kregen er acht een positieve indicatie mee. Zij wo nen weer thuis of zelfstandig en gaan naar school of werk. Geen van de acht is opnieuw de fout ingegaan. Op het moment ne men nog elf jongeren deel aan het project, dat doorloopt tot eind dit jaar. Het liefst zou de Hoenderloo Groep het experiment een lan delijk vervolg geven. Niet voor niks waren gisteren verscheide ne Tweede-Kamerleden en ver tegenwoordigers van de minis teries van justitie, binnenlandse zaken en VWS present, evenals hulpverleners uit de grote ste den. Vooral van die laatste kant bestaat grote interesse. Met na me Rotterdam, dat volgens Nieukerke in de Samster-aan- pak mogelijkheden ziet om grip te krijgen op de problemen met ontsporende jongeren in de ou de volkswijken. Marokkaanse drugsrunnertjes die met gemak drieduizend gulden in de week opstrijken, met wapens rondlo pen en lak aan alles hebben. Of Antilliaanse jongeren die zich ver van thuis en ouderlijk gezag uitleven in de criminaliteit. Juist voor die groepen kan de Twellose aanpak goed werken, denkt Van der Kolk. „Zulke jon gens weten wat zorgen voor el kaar is. Alleen gebeurt dat altijd in negatieve zin: als hun maat gaat knokken, doen zij mee. Gaat de één zich te buiten aan drugs, dan doet de ander dat ook. Wij proberen dat principe hier om te draaien. Als we die jongens kunnen leren elkaar aan te spreken op positieve nor men en waarden, blijkt dat erg goed te werken. Dat proces wordt versterkt door deelne mers te belonen als zij zich ver antwoordelijk opstellen. Daarbij klimmen ze binnen de groep op van groepslid via 'gezel', 'op per', 'assistent' en 'sub' tot 'master'. Het enthousiasme van de initia tiefnemers klinkt aanstekelijk, maar hoe werkt de aanpak in de praktijk? Van der Kolk geeft een alledaags voorbeeldje. „Iets simpels als op tijd opstaan voor school. Aanvankelijk deden de groepsleiders dat. Een groot probleem, dat elke ochtend tot grote spanningen leidde. En bij deze jongens vliegen dan meteen de stoelen door de lucht. Toen hebben we die taak neergelegd bij de groep zelf. Eerst besloten ze dat het groepsbestuur, maar toen kreeg dat alle shit over zich heen. Nu doen ze het bij toerbeurt, gehol pen door degenen die al vroeg WIM STEVENHAGEN es mwv PAimm «yisEM rzM OF rmw OM ÊEN BÊÊpÉ- Bewotlljtë A^p8Q;IMÊ, jri 15. lYMAfc twr is Noq NIETS \|6£q&QL£N Mer HE.T A4WAL ÜIT6I&WE2EN, WierqeAlflN'WE ASIELZOEKERS W NOPie, IS CW Pt ZETEL VAN EEN &ÉWi)©$PeR$oON ook lyvwR £VÉN TE LATEN WANKEliïW, STAATS „We hebben in Nederland nu eenmaal een traditie van twee eeuwen van jeugdgevangenissen. Er st weinig mensen te trappelen om het ineens over een andere boeg te gooien." Aftl op zijn. Dat werkt perfect." Dat 'zelfcorrigerend vermogen' van de groep werkt door in alle aspecten van het leven binnen Samster. Van het opruimen van de sportspullen tot aan dat ene groepslid dat na school toch weer pillen heeft 'gescoord' in Deventer. Een ander groepslid stond spontaan op om als bud dy over hem te waken. Het wérkt, zegt Van der Kolk nog maar eens met klem. En niet al leen om de groepsleiding tevre den te stellen. De telefoontjes die hij nog vrijwel wekelijks krijgt van ex-pupillen, bewijzen dat het ook blijft hangen. Van der Kolk is ervan overtuigd dat dat niet anders ligt voor drugsrunnertjes met smakken geld op zak. „Hoeveel ze ook verdienen, ze hebben allemaal het benul dat je het alleen redt als je de grootste crimineel bent. En dat kan er maar één zijn. In wezen zijn ze hartstikke conservatief: als je ze vraagt wil len ze uiteindelijk allemaal een vrouw, een huis en een auto voor de deur." Het project verdient een lande lijk vervolg, vindt Nieukerke. Hij denkt in eerste instantie aan een experiment van no?1 vier jaar voor zo'n vijfti, ren. Maar of het ook luP litiek te overtuigen? ,,D^: niet makkelijk worden,'e de 'Lubbers-kampemei"1 afgeschreven als een nïe king. We hebben in Ne£< nu eenmaal een traditï<n twee eeuwen van jeug(Se genissen. Er staan maaif mensen te trappelen oris eens over een andere b1( gooien." 'e r HOENDERLOO ERIK VAN DEÉ° Nee, het boek van dominee Vis ser is niet subjectief, hoewel het over verslaving, hulpverlening en opvang gaat. Voor die stel ling staat Visser, bekritiseerd en geprezen om zijn verslavings hulp in de Pauluskèrk, pal. „Te genstanders, voorstanders; ie dereen die ook maar een stand punt heeft over verslaving, zal zich er in kunnen vinden." Begin dit jaar kreeg Visser van uitgever Nelissen in Baarn het verzoek voor het hoger beroeps onderwijs een studieboek te schrijven over alle facetten van de verslaving. Een halfjaar on derzoek en schrijven leverde een 174 pagina's dik boek op. In 49 hoofdstukken probeert Vis ser duidelijkheid te scheppen over de problemen waarop de maatschappij bij verslaving stuit. De dominee gaf zijn werk de ti tel 'Labyrint' mee, een naam die de lading van het boek dekt, vindt Visser. „Iemand die ver slaafd raakt, wandelt als het wa re in een doolhof en stuit bij zijn zoektocht naar de opening steeds maai- weer op dezelfde problemen." In Labyrint stelt de schrijver dat het onmogelijk is om te streven naar een drugsloze wereld. „Een wereld zonder drugs bestaat niet. Koffie, thee, medicijnen, alcohol, drugs; zolang er men sen zijn, is er verslaving. Het hoort nu eenmaal bij elkaar. Het is dan ook onverstandig om drugs te verbieden. Maar vrijge ven is evenmin de oplossing. Ik pleit voor een regulering, wat ik 'het smalle pad' noem." De dominee verwijst naar het verleden om zijn standpunt te onderschrijven. „In Indonesië heeft Nederland het gebruik van opium nooit onderdrukt, maar onder bepaalde condities toege staan. En er flink aan verdiend, bovendien. Pas sinds 1961, toen we een VN-verdrag onderteken den om de strijd aan te binden met drugsgebruik, is onze hou ding veranderd. En dat terwijl de wereld er voor die tijd niet beroerder uitzag dan dat zij nu is." Het boek gaat verder in op de problemen die bijvoorbeeld ou ders, partners en kinderen on dervinden als iemand in hun omgeving verslaafd raakt. „Veel ouders bijvoorbeeld zoeken bij zichzelf de schuld voor de ver slaving van hun kind. En hoe wel natuurlijk niet alle ouders vrijuit gaan. is het vaak onte recht. Veel verslaafden zijn in de war. Daarbij maak ik wel de aanteke ning dat het lastig is oir*t palen wat nu eerst kom_ chische problemen of (T die die problemen versti Ouders die ontdekken o zoon of dochter geregel of slikt, moeten volgens het onderwerp bespreel maken. „Maar de meesl^ ken in paniek. Iemand het gebruik van een dn^, stoppen heeft geen zin.» reer aandringen: mens% zichtig maar wel duideL j, inzien waarmee ze bezi; j Een kwart van de versla», overlijdt als verslaafde, een evengroot deel kick^ integreert goed in de sak ving" bi Voor de dominee was he, schrijven van het boek 'I zaam'. „Ik ben op zakeife waar ik geen idee van h; voorbeeld op de verwoeft uitwerking die drugs opti chaam hebben. De men een chemische fabriek s. drugs verstoor je de prc&j Ik hoop dat de lezer na »r denkt: 'Goh, die Visser i(a wat genuanceerder dane dacht'." s< a; ROTTERDAM GPD jt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 2