'Laarzen was erger
dan kielhalen'
n
Kaasjes
Delft, hier in actie tijdens de voor het schip fatale zeeslag met de Engelse vloot voor de kust van Noord-Holland.
d p de Delft zijn herhaalde
|j U malen schepelingen gekiel-
haald", vertelt J.F. Fischer
i. „Dat ging als volgt: de te kielhalen man
rd eerst door de chirurgijn bekeken of hij
J straf aankon. Vervolgens werd de man ge
pareerd. Dat wil zeggen: hij werd op een
nkje gezet, met de armen vastgebonden
gs het lichaam en de benen ook, dus hij.
n geen vin meer verroeren. Vervolgens
;rd er een stuk lood gebonden aan het
ïnkje waar hij op stond."
„Ais dat allemaal gebeurd was hesen ze
een punt van de ra op, die aan
ierszijden buiten het schip uitsteekt. Dat
ig met een lijn die boven en onder aan de
strafte vast zat. In die lijn zat voldoende
ig, zodat hij ermee onder het hele schip
orgetrokken kon worden zonder dat-ie aan
kiel of de zeebodem vast kwam te zitten,
is er was een betrekkelijke zekerheid dat
jniet extra beschadigd kon worden. Nou,
:een zeker moment lieten ze de man van
het water vallen, een meter of twintig
Hij verdween in.zee en dan begon-
zijn collega's aan boord te lopen om
onder het schip door te trekken. Dat
le een minuut, anderhalve minuut, en
kwam hij weer boven en werd hij aan
>rd gehesen."
.Wanneer de man ernstig gestraft moest
jtden was dat kielhalen nog maar het be-
Want daarna werd hij gelaarsd. Dan zet-
jïe een blokrooster overeind en daar werd
man aan vastgebonden. Vervolgens kreeg
met een zweep slagen op het lichaam. Het
ntal kon wel eens oplopen tot honderdvijf-
wat soms op doodslaan neerkwam. En
ms was de straï na kielhalen en laarzen nóg
it gedaan. Ze waren vooral streng voor
ggii msen die homoseksueel waren en die zich
huldig hadden gemaakt aan sodomie. Dat
nden ze in die tijd helemaal niet hebben
cp n boord, dat werd zwaar bestraft. Zo'n
J huidige werd dan eerst gekielhaald, daarna
ij laarsd en dan halfdood op de punt van een
>ep gezet en naar een onbewoond eiland of
ibekende kust gevaren. Zo'n 25 meter voor
wal schopten ze de vent de zee in - daar-
:e werd hij als schelm aan land gezet. Dan
as het in de meeste gevallen wel afg'elopen
et zo iemand."
..Ze werden in die tijd om niks gestraft,
'enge tucht was de enige manier om in de
iine gemeenschap aan boord de orde te
ndhaven. Ook onder de officieren. Op de
'ft is een luitenant geweest die in een
ïemde haven zonder toestemming van de
pitein een cheque had verzilverd. Toen dat
tkwam is de luitenant gekielhaald en ge
ared. Kielhalen gold overigens als een zui-
lichamelijke straf; het was geen erestraf.
at wil zeggen: je raakte als officier niet
ateen je rang en distinctieven kwijt als de
ijgsraad aan boord je tot gekielhaald wor-
•n of tot laarzen veroordeelde. Dat kielha-
was niet zo verschrikkelijk erg hoor, laar-
in was veel erger. Dat is op de Delft een
ff ar niet de dood van de gestrafte afgelo-
Boek
Geheimen Nederlands 18de-eeuws oorlogsschip 'Delft' ontrafeld
De Delft is in 1782 en 1783 gebouwd op
een scheepswerf in Delfshaven, nu een wijk
van Rotterdam. Opdrachtgever was de Rot
terdamse admiraliteit die op zijn beurt tot de
bouw was aangespoord door de Staten-Ge
neraal. Het schip ging pas in 1787 de zee op.
Het operatiegebied beperkte zich tot de At
lantische Oceaan en de Middellandse Zee.
In 1795 werd ons land door de Fransen be
zet en ontstond de Bataafse Republiek die
door Engeland de oorlog werd verklaard. De
Delft maakte inmiddels deel uit van de Ba
taafse vloot. Op 11 oktober 1797 raakten de
Nederlandse oorlogsbodems voor de kust
van Noord-Holland bij Camperduin in ge
vecht met een Engelse vloot. De Delft werd
aan stukken geschoten en zonk, 35 gewonde
schepelingen met zich meevoerend naar de
bodem van de Noordzee.
Anker
Fischer legt uit hoe hij zich voor het oorlogs
schip is gaan interesseren. „Ik ben tot 1980
niet echt wat je zegt, diep geïnteresseerd ge
weest in maritieme geschiedenis. Maar wel in
alles wat met bootjes te maken had. Als
Haagse jongen heb ik in de achtertuin mijn
eerste twaalfvoets jol gebouwd, kopergeklon
ken, en later een zestien kwadraats-BM. Daar
heb ik op de Kaag goed zeilen mee geleerd.
De afgelopen 25 jaar heb ik samen met een'
vriend een vijftigvoeter gehad, daar hebben
we mee op zee gezeild."
„Zodoende was ik dikwijls op Schevenin-
gen en daar zag ik op een dag in 1980 bij het
kantoor van de havenmeester een reusachtig
oud anker liggen, vijf meter lang. Het bleek in
1977 uit de zee gehaald te zijn door de duik-
vereniging Sirene, een mijl of 25 uit de kust.
Ik heb nieuwsgierig de voorzitter van die club
opgebeld en vernam toen dat ze destijds ook
nog een kanon hadden opgedoken van de
zeebodem en een 24-ponds kogel. Maar nie
mand wist van welk schip al die spullen af
komstig waren."
„Zo werd mijn interesse gewekt, of zeg
maar passie. Vooral nadat ik in het Algemeen
Rijksarchief was geweest en daar van de zaal-
Een oud scheepsanker in
Scheueningen zette J.F. Fischer
Fzn. op het spoor van het 18de-
eeuwse oorlogsschip 'Delft'.
Meer dan tien jaar begroef
Fischer zich in archieven. Na
enig aandringen van professor
Bruijn van de vakgroep
zeegeschiedenis van de Leidse
universiteit, schreef hij een boek
over de Delft. Dat is gisteren
verschenen.
chef een stel oude boeken kreeg, waarin de
inventaris van de marine van vroeger werd
beschreven. In het opgehaalde kanon stond
gegraveerd dat het in 1782 gegoten was in 's
Lands Geschutgieterij in Den Haag. Dus ben
ik gaan zoeken naar een schip dat omstreeks
die tijd, eind achttiende eeuw, gezonken kon
zijn. Het heeft me een hele tijd gekost voor
bleek dat het om de Delft ging, voluit: 's
Lands Schip van Oorlog Delft. Vervolgens - je
houdt het niet voor mogelijk - heb ik alle ori
ginele scheepsjournalen van de Delft terug
gevonden. Dat ging niet van de ene dag op
de andere hoor. Ik heb al met al zo'n vijfjaar
in dat Rijksarchief en andere instituten geze
ten. In die tijd heb ik ook de hele administra
tie van de Admiraliteit in Rotterdam ter inza-
Frits Fischer bij een schilderij van de Delft in het Scheepvaartmuseum. Je kon het leven aan
boord gerust onmenselijk noemen. Opvarenden werden in die tijd om niks gestraft".
FOTO'S GPD
ge gekregen; die heb ik bladzij voor bladzij
doorgenomen om er achter te komen wat er
allemaal gebeurd is met het schip."
Op een dag werd het Frits Fischer duidelijk
dat hij zijn almaar groeiende kennis van de
Delft niet voor zich mocht houden, maar te
boek moest stellen. „Op het Rijksarchief heb
ik kennisgemaakt met een vrouw die daar
met een groep jongelui ook vaak zat te snuf
felen in de oude papieren. Zij bleek lector te
zijn van de universiteit te Leiden, vakgroep
zeegeschiedenis. Via haar kwam ik in contact
met professor Bruijn, de baas van die vak
groep. Toen hij hoorde wat ik aan het doen
was en wat ik al gevonden had, was hij zeer
verbaasd. 'U bent achter dingen gekomen,
die wij nog lang niet wisten', zei Bruijn. Zo
had ik bijvoorbeeld de originele bouwteke
ningen van de Delft. Die lagen in het Mari
tiem Museum in Rotterdam. Ik beschikte ook
over het originele bestek, met alle maten, en
daarnaast had ik het besluit van de Staten -
Generaal gevonden, waarin bepaald werd
met welke uniformiteit de oorlogsschepen
voortaan gebouwd moesten worden.
Het was professor Bruijn die me zei dat ik
over mijn bevindingen moest gaan publice
ren, een boek dus. Maar ik dacht: laat die
man lekker kletsen - ik kon vroeger wel een
leuk opstelletje schrijven, maar een heel
bóek, nee. Maar Bruijn hield aan en na een
tijdje heb ik maar eens wat op papier gezet
en naar Leiden gestuurd. Ik kreeg meteen
een brief terug: dóórgaan! En zo is het gegaan
de afgelopen tien jaren; met stukjes en
beetjes heb ik mijn boek uiteindelijk bij el
kaar geschreven.
Ik ben op mijn 75ste jaar nog gaan leren
computeren. Dat was nodig want ik had vele
dagen en nachten achter de schrijfmachine
gezeten en dat ging niet meer. Ik moest
steeds weer nieuwe gegevens inpassen - en
dan kon ik de hele boel opnieuw gaan zitten
tikken. Maar met een computer kun je naar
hartelust schrijven en schrappen en invoegen
en de hele boel omgooien. Zo groeide het
boek onder mijn handen naar meer dan vijf
honderd pagina's. Toen ik er echt in begon te
geloven heb ik bepaald dat het gepubliceerd
moest worden op 11 oktober 1997: precies
twee eeuwen nadat de Delft was vergaan."
Op reis
Frits Fischer deed zijn kennis niet alleen in
archieven op, een enkele keer ging hij ook op
reis om wat kleur te krijgen in het beeld dat
hij had van een bepaald deel van de geschie
denis van de Delft. Zo keek hij een paar we
ken in Marokko rond.
„Ik beschrijf in mijn boek hoe de eerste ka
pitein van de Delft, Jan Scheuder Haringman,
met een stuk of zes oorlogsschepen een kon
vooi van vijftig, zestig koopvaardijschepen
over de Middellandse Zee begeleidt. Als hij
dan in Napels ligt, krijgt hij van prins Willem
V en van de Staten-Generaal een order dat hij
als de bliksem naar Tanger moet om daar als
gevolmachtigd minister de vrede te gaan her
sluiten met de keizer van Marokko. Die
boodschap uit Den Haag is met een renbode
naar Napels gegaan. Binnen veertien dagen
was hij op de plaats van bestemming, bij ka
pitein Schreuder Haringman aan boord van
de Delft! Kunt u zich dat voorstellen? Dat is
meer dan tweeduizend kilometer in galop,
met om de 25 kilometer een nieuw paard! Zie
je 'm gaan, die koerier van de prins? Enfin, de
Delft vaart terstond naar Tanger en daar
krijgt kapitein Schreuder Haringman van de
consul te horen dat de keizer hem zal ont
vangen in zijn paleis, 300 kilometer verderop.
Dat werd een reis over ongebaande wegen,
dwars door gebergtes en woestijnen, midden
in de vreselijke Afrikaanse zomer.
Op een dag vond ik een boekje van de
zoon van Jan Schreuder Haringman. Daaruit
bleek dat die jongen op zijn veertiende jaar
met zijn vader was meegeweest naar de kei
zer. Ik had al het rapport dat Schreuder Ha
ringman zelf over de reis had opgesteld en nu
was er ook nog het verhaal van zijn zoon. Zo
heb ik die hele tocht kunnen reconstrueren."
Onmenselijk
Fischer heeft wat hij noemt een 'biografie'
van de Delft willen schrijven. Maar zijn dikke
boek gaat ook over de mensen, 350 in getal,
die aan boord leefden. „Je had in feite maar
twee verdiepingen, het eerste en het tweede
kanondek, daar sliepen al die mensen. Alleen
de kapitein en nog een paar officieren had
den wat privacy, op het campagnedek. De
kapitein had een eigen hut. Maar de schepe
lingen moesten het doen met hun eigen
hangmat, twee meter lang. En iedereen had
een zogenaamde kombaars, dat was een gro
te gestikte deken. Elke morgen moest de
schepeling zijn hele plunje in zijn kombaars
bergen, vervolgens werd die deken opgerold
en dubbelgeslagen en dan ging er een touw
omheen. Die rol werd met alle andere op de
verschansing in netten gezet, waardoor alle
rotzooi van het dek af was en men er ook nog
een prima extra verdedigingsgordel tegen vij
andige musketschoten aan had.
Je kunt het leven aan boord gerust onmen
selijk noemen. Maar je moet alles in het
beeld van die tijd zien. De mensen waren blij
dat ze te eten hadden. Dat was de grote aan
trekkingskracht van de marine: je had er te
eten, je was onderdak, je had niet veel sores
en je kreeg nog een kleine gage toe ook, ter
wijl je in een leven aan de wal maar moest
zien hoe je aan je eten kwam.
Aan boord was je natuurlijk ook niet hele
maal zeker van je leven. Van de 350 schepe
lingen ging elk jaar zo'n beetje de helft dood
door allerlei ziekten. En dat terwijl er toch
goed gelet werd op de hygiëne. Er werd dage
lijks geboend en elke week moest iedereen
zijn plunje laten zien. Werd er bij zo'n in
spectie ongedierte gevonden, dan ging alles
in het kokende water of de kleren werden een
paar uur in de bakkersoven gestopt, zodat
ook de eitjes van luizen en ander tuig barst
ten. De dekken werden een paar keer dag
met azijn geschrobd en soms strooiden ze
fijn kruit over het dek, dat ze aanstaken zodat
alles schoon brandde.
Ik kan hier dagenlang over doorvertellen,
een week desnoods, werkelijk. Ik heb me
overal in moeten verdiepen; van de meeste
dingen wist ik niet eens hoe het werkte: de
Admiraliteit, de Staten-Generaal en hoe 't
nou precies heeft gezeten met de Franse tijd
en de Bataafsche Republiek. Maar ik kan nu
rustig zeggen dat ik zo'n beetje specialist ben
geworden voor Nederland in het tijdvak 1750
tot 1813. Van daarvóór weet ik niet veel, van
daarna ook niet trouwens. Mijn boek heeft
me bijna vijftien jaar gekost en ook nog aar
dig wat geld. Maar ik kon me gelukkig wel
iets permitteren en ik moet nu zeggen dat ik
voor elke gulden die ik aan de Delft heb be
steed, twee gulden plezier heb teruggekre
gen."
Maritiem Museum Prins Hendrik in Rotterdam.
Daar is tevens een tentoonstelling geopend waarin
de oorlogsbodem Delft centraal staat.
ZATERDAG 11 OKTOBER 1997
Onze Taal
Het is al weer vroeg donker. Het
licht gaat op, we sluiten de gordij
nen, en als het kil is, steken we de
open haard aan. We hebben name
lijk tegenwoordig een open haard,
en hout tot in de volgende eeuw
want minder dan drie kuub werd
niet bezorgd. Vrolijke vlammen ge
ven weldra een behaaglijke gloed.
En tussen het geknetter van het
vuur en de fluitende wind om ons
huis hoor je, als je heel goed luistert,
het pruttelen van ons koffiezetap
paraat in de keuken. Dan is het tijd
voor een partijtje Triviant.
Om de een of andere reden noemen wij
hei Triviant, maar op de doos staat Tri
vial Pursuit. Ik neem nu maar even aan dat
u het spel kent. Het bord met de kring van
vakjes in verschillende kleuren. Zes ver
schillende kleuren. En een doos met kaart
jes met vragen, steeds zes vragen. Bij elke
kleur hoort op ieder kaartje een vraag. Kom
je op een groen vakje, dan krijg je een groe
ne vraag; kom je op geel, dan een gele
vraag. Kun je het antwoord zeggen, dan
mag je verder. Als je het niet weet, is je
beurt voorbij.
Het gaat erom op enkele speciale vakjes,
van elke kleur één, je vraag goed te beant
woorden. Lukt dat, dan krijg je een klein
plastic dingetje van die kleur. Dat stop je in
een speciaal daarvoor gemaakt rondje met
zes opbergvakjes. Heb je er van elke kleur
een verworven, dan ben je bijna klaar. Nog
een kleine krachtsinspanning en het spel is
gewonnen.
Het is niet eenvoudig. Vooral de roze vra
gen zijn beroerd. Roze vragen betreffen
namelijk de categorie 'vermaak', en daar
zijn wij niet goed in, in vermaak. Bijvoor
beeld: 'Welke Zweedse domineeszoon en
filmer trouwde zes maal?' Of: 'Welke overle
den vechtsport-acteur was in 1958 de cha-
cha-cha-kampioen van Hong Kong?' Dat
kost bijna altijd een beurt. Als het even kan
ga ik dus naar een bruine vraag 'Kunst en
Literatuur', een gele vraag 'Geschiedenis' of
een groene 'Wetenschap en Natuur'. Niet
dat succes dan verzekerd is, maar dan krijg
je tenminste vragen als: 'Met welk boek
werd de wiskundige Lewis Carroll wereld
beroemd?', of: 'Hoe ging Willem de Bas
taard na Hastings heten?' Van Willem de
Bastaard heb ik nooit gehoord, maar als ze
Hastings noemen, zal het wel Willem de
Veroveraar zijn. Kijk, en dat is dan het goe
de antwoord. Heb je het geluk die vraag te
treffen op zo'n speciaal vakje, dan krijg je je
plastic dingetje. Binnen is binnen.
Ons niveau is misschien niet hoog, we zijn
aan elkaar gewaagd. We spelen het spel
af en toe met anderen, en met een echte
wisselbeker, van vier centimeter, wat
meteen ook weer de bescheiden hoogte
aangeeft waarop wij ons bevinden.
Maar waar ik heen wil, is dit. Hoe noem
je dat plastic dingetje dat je verwerft met
een goed antwoord op een speciaal vakje?
Wat doe je als ergens geen woord voor is? Je
kunt niet altijd blijven spreken over 'zo'n
dingetje', of: 'Kijk, hij heeft al vijf dingetjes'.
In duizenden huisgezinnen moet dit pro
bleem zich hebben voorgedaan. Het pro
bleem dat een dingetje zonder naam toch
een naam moest krijgen. Ik veronderstel dat
het probleem ook inderdaad duizenden ke
ren opgelost is. Waarschijnlijk overal an
ders.
Bij ons heten die dingen kaasjes. De vorm
heeft wel iets van een punt kaas. Een geel
kaasje, een blauw kaasje, een bruin kaasje.
Maar we hebben het ook wel eens gespeeld
met mensen die het een taartje noemden.
Ook een goeie naam, en om dezelfde reden.
De officiële spelregels, ik heb ze erop na
gelezen, spreken van een 'score-partje',
wat ik niet zo mooi vind als ons kaasje. Er is
ook sprake van 'driehoekjes', maar dat is
minder treffend. Al was hei maar omdat ze
niet driehoekig zijn. Een zijde is, net als bij
een taartpunt of een stuk kaas, een beetje
rond.
Wij maken ook samenstellingen. We onder
scheiden gewone vragen en kazevragen,
wat volgens de nieuwe spelling wel kazen-
vragen zullen zijn. Soms spreekt een van
ons zelfs van een kazenvakje of kazenvra-
genvakje. Dat is bij ons niet ongewoon.
Hoe anderen het doen, kan ons niks sche
len. Buiten bestaat niet, als het vuur in de
haard vrolijk brandt. De regen slaat tegen
de ruiten, de beide katten zijn binnen, de
een zit op de bank en de andere ligt in de
beste stoel te slapen, en wij spelen Triviant.