Een regime staat terecht De honderden onbekende doden van Maurice Papon Buitenland (OENSDAG 8 OKTOBER 1997 andaag is in Bordeaux een historische rechtszaak begonnen, oor de vierschaar staat de 87-jarige Maurice apon, die beschuldigd wordt van misdaden :gen de menselijkheid. Als politiechef van Bordeaux gaf Papon in de oorlog opdracht tot ie deportatie van ruim 1.600 joden. Maar de betekenis van het proces gaat verder. Met Maurice Papon aat voor de eerste keer het bewind terecht dat hij diende, het Vichy- egime van maarschalk Pétain. De nazi commandant: „Met Papon kan ik goed samenwerken." Maurice Papon, vijf jaar geleden gefotografeerd tijdens een persconferentie. foto reuters john schults Zomaar twee van de joodse slachtoffers die Papon maakte. Nelly Stopnicki (links) van vijf en haar zusje Rachel van twee werden op zijn bevel van Bor deaux naar Drancy gebracht, en van daaruit op transport naar Auschwitz gezet. Daar stierven ze in de gaskamer. foto reuters BORDEAUX CEES VAN ZWEEDEN CORRESPONDENT Het was op 19 oktober 1942 dat Mauri ce Papon voor het eerst in het leven van Michel Slitinsky verscheen. Slitinsky was een jongen van 17 jaar, die nog nooit van Papon gehoord had. En dat zou zo blijven, totdat Slitinsky vier de cennia later eindelijk de identiteit ach terhaalde van de man die zijn ontlui- kende leven in de knop had gebroken. Want op die koude oktobernacht was het niet de prefect van de politie zelf die kwam. Papon had twee van zijn blauw geüniformeerde mannen gestuurd, die hard op de deur van de bescheiden ar beiderswoning in Bordeaux sloegen. De jonge Michel hoorde zijn vader in het Jiddisch zeggen: „Verdomme, we zitten als ratten in de val". Het waren de laatste woorden die Mi chel Slitinsky uit de mond van zijn va der vernam. De oude man, die in 1912 uit de Oekraïne was gevlucht voor het snel oprukkende anti-semitisme, zou door Papons mannen worden terugge stuurd naar het oosten. En zoals voor bijna alle Franse joden was de reis naar Auschwitz er één zonder retour. Terwijl zijn vader de voordeur opende, trok de jonge Michel de stoppen eruit. De agenten moesten terug naar hun au to om een zaklamp te halen, wat Michel de kans bood het huisje via het dak raam te verlaten. Slitinsky wachtte tot vier uur 's ochtends. Toen hoorde hij eindelijk de wageft wegrijden. Met klop pend hart liet hij zich weer door het dakraam naar beneden glijden, In de woonkamer lag nog altijd zijn doodzie ke moeder, die al geruime tijd aan bed gekluisterd was. Maar zijn vader en zijn drie jaar oudere zus waren weg. UITROEIING Waar Michel Slitinsky zich toen geen rekenschap van gaf, was dat de arresta tie van zijn vader en zus in strijd was met de richtlijnen van de Duitse bezet ters. Adolf Hitler zou pas maanden later besluiten tot de uitroeiing van alle jo den, en vooralsnog gold het bevel om alleen joden met de niet-Franse natio naliteit op te pakken. De Slitinsky's, hoewel van oorsprong Oekraïens, had den een Frans paspoort. De ijver die Papon als politiechef van Bordeaux aan de dag legde, was geen uitzondering. Nadat het onoverwinne lijk geachte Franse leger in amper zes weken tijds onder de nazi-laars was ver trapt, was in de zuidelijke helft van het land een regime aan de macht geko men dat veelal roomser dan de paus bleek te zijn. Het zou onjuist zijn om te zeggen dat het regime-Pétain door Adolf Hitler was geïnstalleerd om Frankrijk voor hem te bestieren. Pétain was op wettige wijze gekozen door de Franse Assemblee Na Zaak tegen Maurice Papon liet halve eeuw op zich wachten tionale, het parlement. Tot op de dag van vandaag spreken Fransen over het 'Vrije Frankrijk' dat door Pétain vanuit Vichy (bij Clermond-Ferrand) werd be stuurd. Maar hoe 'vrij' dit niet-bezette deel van het land was, ondervond de joodse bevolking snel. Om te ontkomen aan de nazi's waren tienduizenden joden gevlucht naar het 'vrije landsdeel', waar velen echter wer den opgesloten in concentratiekampen. Welke omstandigheden daar heersten, onthulde de joodse schrijver Koestier in zijn boek Scum of the Earth. Arthur Koesüer, die in Hongarije was geboren, werd naar een kamp in Le Vernet ge zonden, een stadje in de Pyreneeën waar dé winter ijskoud was. Het kamp was weinig meer dan een reeks barakken van 25 bij 5 meter. In el ke barak woonden 200 joden. Aan weer zijden van de barak waren twee houten vloeren boven elkaar gemaakt. De vloertjes waren een meter breed, maar er moesten vijf joden naast elkaar op slapen. Als één van hen zich omdraaide, moesten de anderen volgen. Er waren kachels noch dekens; alleen een dun laagje stro op de vlonder. Sommige kampbewoners stierven door kou of ziekte, anderen pleegden zelf moord. Koesder schreef dat zich onder de 2.000 geïnterneerden Duitse joden bevQnden die daarvoor ruim vier jaar in Dachau hadden gezeten. De omstan digheden in het Duitse kamp, zo vertel den ze Koesüer, waren beter dan in Le Vernet. OPPORTUNIST Reeds op 22 juli 1940, zes dagen nadat hij tot staatshoofd was gekozen, begon Pétain anti-semitische wetgeving in te voeren. Eerst riep hij een commissie in het leven die Franse joden hun nationa liteit moest ontnemen. Toen werd het aan deze statenloze joden verboden binnen Frankrijk te reizen. Vervolgens mochten ze niet langer in overheids dienst werken. Uiteindelijk zag in oktober 1940 het be ruchte Statut des Juifs het daglicht, de wet die legiümiteit verschafte aan het ontslaan, onteigenen, arresteren en de porteren van joden in het 'Vrije Frank rijk'. De discriminatie was zo streng dat zelfs latere linkse activisten als de schrijfster Simone de Beauvoir zich ge noopt voelden documenten te onderte kenen waarin zij hun niet-joodse af komst bevestigden. Nooit is bewezen dat de regering-Pétain onder druk van de nazi's handelde bij haar jodenvervolging. Sterker, de Fran sen betoonden zich in sommige op zichten meer anü-semitisch dan de na zi's. Pétain definieerde een jood als ie mand met drie joodse grootouders of twee joodse grootouders én een joodse man/vTouw. De nazi's gingen bij hun definitie slechts Maurice Papon, de latere politie chefvan Bor deaux, was een groot opportunist. Onder de voor oorlogse regering van Léon Blum, een socialist, was Papon links. Toen de geallieerden in juni 1944 de Nor- mandische kusten met succes be stormd hadden, sloot Papon zich aan bij het verzet. Met het aantre den van De Gaulle werd hij gaullist, zoals hij zich later onder Giscard d'Estaing 'giscardist' zou noemen. En onder de Duitsers was hij, vanzelf sprekend, collaborateur. Eerst diende hij als topambtenaar onder Pétains mi nister van binnenlandse zaken, daarna (1942) kreeg Papon de belangrijke func tie van prefect (hoofd van het departe ment) in Bordeaux. Deze zuidwestelijke stad werd bestuurd door de nazi's, voor wie de AÜantische kust te belangrijk was om aan Pétain over te laten. Maar die nazi's konden met Papon goed overweg. Op 5 april 1943 schreef een Duitse commandant:Papon is een jonge specialist. Hij is vaardig en ijverig. Hij werkt snel en grondig. Het is plezie rig om met hem samen te werken." Papon was het toonbeeld van de hoog opgeleide bureaucraat efficiënt, ele gant, ogenschijnlijk beschaafd. „Men kon Papon niet vergelijken met een Eichmann of een Barbie", schreef de historicus Gilles Perrault. „Hij was er ger, want hij was Frans." In dc morbide rangorde van collabora teurs kwam Papon na René Bousquet, die in 1993 werd vermoord in afwach ting van zijn proces. Bousquet, hoofd van Pétains politiekorps, was machtiger en anti-semitischer. Maurice Papon was ook geen fascistische bendeleider van het type-Paul Touvier, die in 1993 levenslange celstraf kreeg. Papon was slechts de man die de lijsten opstelde van de te deporteren joden, 1.660 in getal (onder wie 223 kinderen). „Maar", zoals een overlevende Vein Auschwitz zei, „daar mee was hij voor mij net zo slecht als de SS- er die de gaskraan opendraaide". KEERZIJDE Als Papon in 1942 de Slitinsky's niet op zijn deportatielijst had ge zet, dan zou hij anno 1997 waarschijnlijk ge nieten van zijn mooie oude dag. Hij zou vanuit zijn riante Parij- se flat of zijn landhuis C£fS van zweeden in Saint-Amand terug- blikken op een briljan te loopbaan: topamb tenaar, prefect, burgemeester, minister. Maar het toeval wilde dat de 17-jarige jongen die op 19 oktober 1942 via het dak was ontkomen, Papon in 1981 zijn masker van fatsoen zou afrukken. Papon, die in dat jaar minister van bin nenlandse zaken was onder president Giscard, tuimelde van zijn voetstuk toen de krant Le Canard Enchainé het bewijsmateriaal publiceerde dat Slitins ky had gevonden. En in zijn val sleurde hij president Giscard mee, die vier da gen later prompt de verkiezingen ver loor. Hetzelfde bewijsmateriaal, 50.000 pagi na's documenten, vormt vanaf vandaag de basis van de aanklacht tegen Papon. Waarom Slitinsky zestien jaar moest wachten op het proces, is een ingewik keld verhaal. Maar Gerard Boulanger, Slitinsky's advocaat, verklaarde dat al dus: „Van een Frankrijk dat had gecol laboreerd met de nazi's, wist Charles de Gaulle een Frankrijk te maken dat aan tafel zat met de overwinnaars en een zetel kreeg in de Veiligheidsraad. Dat was een tour de force. Maar de keerzijde van de medaille was dat Frankrijk jaren lang de ogen moest sluiten voor de wer kelijkheid van Vichy." GEGIJZELD Een milde glimlacht speelt om zijn mond als de 72-jarige Michel Slitinsky in zijn bescheiden rijtjeshuis in Talence, een voorstad van Bordeaux, kond doet van zijn lange mars naar de gerechtig heid. Zijn relaas wordt vele tientallen malen onderbroken door de telefoon, want Slitinsky is de kroongetuige in het proces-Papon. „Ik word dezer dagen door de media gegijzeld", zegt hij. Die lange mars begon nog tijdens de oorlog. Na zijn ontsnapping in 1942 sloot Slitinsky zich vrijwel onmiddellijk aan bij het Franse verzet om uiteinde lijk aan het einde van de oorlog, in 1945, Duitsland binnen te rukken. „Mijn legeronderdeel was in het Zwarte Woud", zegt Michel Slitinsky. „Mijn vrienden stelden me voor op herten jacht te gaan, en op een ochtend kwam ik dus bij dageraad in de struiken te lig gen. Die ochtend zag ik geen hert, maar wel een man die bijna bezweek onder het gewicht van de zak die hij meetor ste. „We hielden de mysterieuze man staande, en ons vermoeden werd be waarheid: de zak was gevuld met wa pens. Daarna doorzochten we ook de boerderij waar ik hem vandaan had zien komen. De boerderij bleek dienst te doen als gebouw van de Sicherheits Dienst. In een hooiberg vonden we meer wapens alsmede stapels docu menten, afkomstig uit de archieven van Bordeaux. Ik besteedde er weinig aan dacht aan, maar nam een aantal docu menten mee, die ik later achterliet bij een vriend in de Elzas." Slitinsky was de documenten half ver geten, toen hij tien jaar later zijn oude kennis in de Elzas opzocht. Deze had de papieren nog steeds, en een ervan was een bevel van prefect Papon om man nen te ronselen voor de werkverschaf fing in nazi-Duitsland. Het was Slitinsky inmiddels duidelijk geworden dat gerechtigheid moeilijk te krijgen was in het na-oorlogse Frank rijk. Zijn zus, die levend uit de oorlog gekomen was, had kort na de bevrijding de politie-inspecteurs herkend die haar en haar vader in 1942 hadden ingere kend. Maar als Slitinsky iemand ver volgd wilde zien, zo was hem door het openbaar ministerie te verstaan gege ven, dan moest hij zijn hand zien te leg gen op de hoofdverantwoordelijke. Probleem was echter dat de departe mentale archieven pas na vijftig jaar open zouden worden gesteld voor het publiek. Na lang aandringen kreeg Slit insky in 1966 echter toch toegang tot de archieven in Bordeaux gedurende negen minuten. „Dat was net genoeg om een paar dossiers te lichten en er een blik op te werpen", zegt hij. Een nieuwe duik in de archieven mocht Slitinsky nemen in 1969, toen een hoge politiefunctionaris behulpzaam wilde zijn. De functionaris ontbood hem naar een hangar waar de politie-archieven uit de oorlog lagen. Slitinsky kon zijn ogen niet geloven. „Ik stond voor een enorme berg dossiers die de cementen vloer bijna geheel bedekte. Ik bekeek een paar mappen, en beloofde terug te keren." Die gelegenheid deed zich pas tien jaar later voor, toen Slitinsky niet meer werkte. Hij troonde de 1.300 dossiers mee in dertig postzakken, en begon aan zijn monnikenwerk. Drie maanden had hij nodig om alle stukken te lezen en te ordenen, maar toen was het beeld van Papon ook"volledig. Ruim 1.600 joden had de politiechef laten deporteren. En zoals het een goede bureaucraat be taamde, hij had elk van zijn arrestatie bevelen in het archief laten opslaan. Papon zat in de val. VRIJLATING Om het argument van Papon dat er zonder hem meer joden vergast zouden zijn, kan Slitinsky slechts lachen. Papon beweert bijvoorbeeld dat hij erin is geslaagd om de vrijlating van mijn zus te bewerkstelligen", zo zegt hij. „Maar wat ik heb ontdekt, bewijst het tegendeel." Zijn zus werd enkele maanden na die bewuste oktobernacht in 1942 vrijgelaten uit het internerings kamp te Mérignac nabij Bordeaux. Papon wist een document te produce ren, gedateerd 7 december 1942, waar uit moest blijken dat hij zelf tot haar vrijlating had besloten. „Maar in de archieven heb ik een schriftelijk bevel tot vrijlating gevonden dat twee dagen eerder was getekend door de Sicherheitspolizei", zo zegt hij. „Alles wat Papon had gedaan, was dat bevel bevestigen." Interessanter is nog waarom de Duitsers de vrijlating van van Slitinsky's zus en veertien andere joden hadden bevolen. „De nazi's von den dat Papon te ver was gegaan", zegt Slitinsky. „Zijn bevel ook joden met de Franse nationaliteit op te pakken was op dat moment in strijd met de richtlij nen uit Berlijn." )RUS CEES VAN ZWEEDEN tfaurice Papon staat deze week terecht om- at hij als prefect-in-oorlogstijd 1560 joden ou hebben gedeporteerd. Maar ook als pre- ?ct-in-vredestijd was Papon omstreden. Be- in jaren zestig was de nu 87-jarige Papon olitiechef van Parijs. Onder zijn bevel sloe- en zijn mannen twee demonstraties met rof geweld neer. Balans: ruim tweehonderd oden. let begin van de jaren zestig roept bij Parijzenaars oete herinneringen op aan naaldhakken, strakke irkjes van gestreept katoen en Brigitte Bardot. Voor istorici daarentegen was dit de tijd waarin de oor- >g in Algerije zijn climax bereikte, elden zou die oorlog dichter bij huis komen dan op 7 oktober 1961Voorstanders van Algerijnse onaf- gelijkheid hadden opgeroepen tot een massale betoging in Parijs. Maurice.Papon, de politieprefect van de hoofdstad had elf dagen eerder een avond klok voor Algerijnse gastarbeiders afgekondigd, maar die 17de oktober negeerden vele duizenden Algerijnen het verbod. Verzamelpunt was La Défense ten westen van Parijs, van waaruit de betogers met metro en bus naar de stad trokken. Ze werden bij de metro-uitgangen en elders opgewacht door de massaal uitgerukte poli tie, die zich aanvankelijk beperkte tot routineus knuppelen. Maai- toen de gastarbeiders er deson danks in slaagden een stoet te vormen, brak de hel los. Rond negen uur verschenen gehelmde, met ma chinepistolen uitgeruste agenten op straat, die niet aarzelden hun wapens te gebruiken. Jacques Derogy noteerde in het weekblad l'Express: „Ik telde meer dan twintig schoten. Op een caféterras zag ik zeven lichamen, temidden van schoenen, hoeden, kleren en een grote plas bloed". Dat was in de buurt van de Opéra. Elders, op Pont de Neuilly tussen La Défense en Parijs, liet de op- roerpolitie«ich ook niet onbetuigd. Een groep dissi dente agenten, allen lid van een vakbond, schreef la ter: „Aan een van de uiteinden van de brug stond de rijkspolitie, aan het andere einde de oproerpolitie. Alle Algerijnen die in deze enorme val waren gelo pen, werden stelselmatig neergeknuppeld en in de Seine gegooid. Dat waren er zeker honderd." Maar de grootste slachting werd aangericht op het lie de la Cité, het eiland in de Seine tegenover het Quartier Latin. In het hof tussen de politiekazerne hier en de prefectuur werden honderden Algerijnen genadeloos bewerkt, nadat ze eerst van hun geld en horloges waren ontdaan. De groep dissidente politieagenten: „De grond was bezoedeld met bloed, mensen werden gedood, het gekrijs ging door merg en been. Tijdens de slachting bevond Papon zich in zijn kantoor op de tweede verdieping, dat uitzag over het hofje. Hij moet de slachting gezien en gehoord hebben. Hij moet ook hebben gezien dat na afloop de lijken werden ver wijderd en in de Seine gegooid, en het hof werd schoongemaakt." De officiële statistieken gewaagden van twee doden en 64 gewonden. Maar in de dagen die volgden kwamen vele tientallen lijken in de Seine bovendrij ven. Het officieuze dodental, dat anno 1997 nauwe lijks nog door de autoriteiten betwist wordt, lag op ruim tweehonderd. Luttele maanden later, tijdens zijn nieuwjaarstoespraak op 1 januari 1962, zei Papon tot zijn mannen: „U weet sinds de 17de okto ber dat uw moreel belang met succes wordt behar tigd, want de opzet van onze vijanden om een on derzoek in te stellen is mislukt Een duidelijker aanmoediging was nauwelijks denk baar, en een nieuwe slachting leek een kwestie van tijd. Die slachting kwam al op 8 februari '62, toen links wilde betogen tegen de ultra-rechtse terreur groep OAS. Enkele honderden Fransen hadden het demonstratieverbod genegeerd, en zich op de Place Voltaire verzameld. Ogenschijnlijk was slechts één politiewagen ter plekke, maar in een zijstraatje hield een bataljon van de oproerpolitie zich paraat. Dit bataljon stormde met getrokken knuppel het plein op, toen de chauffeur van de politieauto in de lucht schoot. De betogers vluchtten massaal de boulevard op die leidde naar het metrostation Charonne, waar ze naar beneden renden. Wat de vluchtende de monstranten niet wisten, was dat de ijzeren hekken van het station onderaan de trap dicht waren. De betogers zaten in de val. Genadeloos knuppelde de politie op hen in, ook toen beneden het gekrijs was te horen van mensen die tegen het getraliede hek vermorzeld werden. Sommige agenten gooiden de zware marmeren tafels van een belendend café naar beneden. De balans was verschrikkelijk. Acht mensen, onder wie drie vrouwen en een 16-jarige jongen hadden de dood gevonden. Maar Maurice Papon zei: „Relschoppers die in bendes waren georganiseerd, vielen met een ongemene gewelddadigheid de orde bewakers aan, zich bedienend van knuppels, schroefbouten en keien". Toen de acht slachtoffers vijf dagen later hun laatste reis naar de begraafplaats Père-Lachaise maakten, werden zij vergezeld door een miljoen zwijgende Parijzenaars. Geen enkele agent werd ooit gestraft, en Papon zette zijn loopbaan voort met een promotie tot minister.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 9