Sumatra nog lang niet uit de brand ZATERDAGS BIJVOEGSE L st in grijze hel Leidsch Dagblad ZATERDAG 4 OKTOBER 1997 Dikke smog in de straten van Jambi op Sumatra. Motorrijders rijden door een deken van mist. foto reuters dat wel." In een poging andere overheidsin stanties tot actie aan te zetten, schreef hij op 1 april een brief aan de Sumatraanse provin ciebesturen. Daarin wees hij nadrukkelijk op de naderende catastrofe. „Al vorig jaar heb ik vertegenwoordigers van de provincies uitge nodigd. Ook minister Sarwono was op 28 april 1996 hier in Pekanbaru. Zo vroeg heb ben we al gewaarschuwd." Dat een tijdige en adequate reactie uit bleef. noemt hij teleurstellend. „Zo vond de regering van Riau in april: er is geen pro bleem, want er is hier geen rook. Maar dat kwam doordat de wind de rook naar Maleisië blies." Volgens een statistiekje dat Helmy laat zien, telde Riau in april bijna honderd brand haarden. Een stuk opgeruimder is de sfeer in een grote legertent in Pekanbaru. Hier zetelt ko lonel Daim Affandi van Pertahanan Sipil, een organisatie die valt te vergelijken met de vroegere Nederlandse Bescherming Bevol king. Die twee doden die volgens een minis ter in Jakarta hier in Riau zouden zijn geval len door de rook? Kolonel Daim en provinci aal PR-man Nazief schieten in de lach. „Nee hoor, die mensen zijn aan natuurlijke oorza ken overleden." „In het begin hadden we wel problemen met het lokaliseren van de branden", vertelt de kolonel. „Maar nu loopt het goed, al is het nog wel moeilijk om voldoende water bij de brandhaarden te krijgen. Veel branden zijn er trouwens in Riau niet meer. Over een paar dagen zijn we ze wel de baas." Barbecue Voorlichter Nazief doet er nog een schepje bovenop om de bezoeker ervan te overtuigen dat het hier zo'n vaart niet loopt: „Vergelijk het met een barbecue. Als je daar water op gooit, krijg je een enorme rookwolk. Toch is het maar een klein vuurtje. Zo is het hier in Riau ook. Veel rook, weinig vuur." Volgens de heren valt het aantal slachtof fers onder de vier miljoen inwoners van deze provincie - in oppervlakte ongeveer gelijk aan Hongarije - ook reuze mee. Op een bord staan de cijfers: 255 mensen hebben zich met klachten bij ziekenhuizen gemeld, twee zijn opgenomen. Bapedal-hoofd Helmy komt later die dag met dezelfde cijfers. Maar hij vertelt er iets bij: deze getallen betreffen alleen de nieuwe gevallen van 28 september. Bij 180 van deze mensen gaat het om ISPA, een Indonesische afkorting voor aandoeningen aan de boven ste luchtwegen, 27 anderen zijn astmalijders. Helmy heeft ook gegevens van twaalf wijk- kliniekjes in Pekanbaru en directe omgeving. Van maart tot en met augustus meldden zich daar dik 13.000 mensen met klachten aan de bovenste luchtwegen. „Het cijfer is alleen in dicatief', waarschuwt Helmy. Hoeveel ISPA- patiënten er in heel Riau zijn weet hij niet, hoeveel mensen met astma en bronchitis kampen evenmin. En pas over jaren zal dui delijk worden welke tol de rook eist in de vorm van longkanker. Helmy: „Vooral in de dorpen beseft de be volking nauwelijks dat je ernstige ziektes kunt oplopen die zich pas op langere termijn openbaren." In Indonesië voltrekt zich een ramp van de eerste orde, maar aangezien er geen bloed vloeit, geen zweren of afgerukte ledematen te zien zijn, lijkt het voor de dood gewone, slecht geschoolde bevolking alle maal wat minder erg. Zicht Zondagavond regent het een half uurtje in Pekanbaru. De rook in de 600.000 inwoners tellende stad trekt daardoor enigszins op, al blijft de zon ook de hele volgende dag on zichtbaar. Maandagavond wordt in het sta dion alweer een partijtje gevoetbald. Bij een huis aan de overkant van de weg spelen vier jongens gierend van de lach met een kleine zwarte aap. In de tuin van de buurman ligt een bergje vers gemaaid gras te roken. Buiten de stad dringt de werkelijkheid zich echter weer in volle omvang op. Op weg naar Jambi heeft de chauffeur van ons busje die nacht soms maar drie vier meter zicht. Hij oriënteert zich op de nog net te onderschei den lijn die aangeeft waar het asfalt overgaat in lichtgele grond. Andrea, een jonge vrouw in Pekanbaru, vertelt dat haar kinderen van anderhalf en drieënhalf jaar veel last hebben van de rook. „Ze hoesten veel en het medicijn dat de dok ter heeft voorgeschreven, helpt nauwelijks." Ze is blij dat haar man bij de Amerikaanse oliemaatschappij Caltex werkt die in Oost-Ri- au actief is. Hij zal voor hun spruiten zeker de hand leggen op twee van de 1,5 miljoen mas kers die Caltex uit de Verenigde Staten laat komen. In Jambi deelt de provinciale overheid gra tis 50.000 mond/neus-kapjes uit. Ook parti culiere organisaties dragen hun steentje bij. Al met al blijft het echter een druppel op een gloeiende plaat. In Riau wonen vier miljoen mensen, in Jambi ruim twee miljoen. Als de rook zich in de 250.000 zielen tellen de stad Jambi vermengt met de uitlaatgassen van de avondspits is het buiten helemaal niet meer te harden. Bij iedere ademtocht is voel baar hoe het giftige mengsel zijn weg zoekt door de luchtpijp. De meeste berijders van brommers hebben wel een maskertje of een doek voor mond en neus. De meerderheid van de voetgangers stapt echter onbe schermd over straat en voor automobilisten - niet zelden met een portierraampje open - geldt hetzelfde. Schokkend Langs Jalan Gatot Subroto, de hoofdstraat in het centrum, staan bamboestokken waaraan het nationale rood-wit halfstok hangt. Rouw om de rook? „Nee", vertelt een voorbijgan ger, „het is vandaag 30 september. Indonesië herdenkt de G-30-S/PK3." Op alle netten ver toont staatszender TVRI die avond een film, die moet aantonen dat de Indonesische Communistische Partij (PKI) in de nacht van 30 september op 1 oktober 1965 een coup probeerde te plegen. Dat de werkelijkheid anders was, moffelt de Nieuwe Orde van pre sident Soeharto zo zorgvuldig mogelijk onder het tapijt Evenmin erg te koop loopt de overheid met harde gegevens over wat de Sumatraanse burgers momenteel voor vuiligheid inade men. Dr. Abdul Hamid Syam, hoofd van Jam- bi's gezondheidsdienst, wil de cijfers wel la ten zien, maar een kopietje maken is er niet bij. Pak Abdul vermoedt dat de gouverneur van de provincie het niet op prijs stelt als de pers met kopieën van officiële stukken aan de haal gaat. De cijfers zijn dan ook schokkend. Een stofgehalte van 0,25 milligram per kubieke meter lucht is volgens Abdul Hamid normaal. Op 8 september was het in Jambi echter al 0,74 en vorige week vrijdag 1,93 milligram. Het laatste beschikbare cijfer dateert van af gelopen maandag: 3,99 milligram stof per ku bieke meter „zeer gevaarlijk", aldus Abdul. Ook de hoeveelheid koolmonoxide is hoog. Jongsüeden zondag 27 deeltjes per kuub lucht, terwijl 20 deeltjes volgens Abdul nor maal is. Geen wonder dat ook in Jambi zich duizenden, vooral kinderen, met astma, bronchitis en andere klachten bij de zieken huizen en wijkkliniekjes melden. Regen Intussen gelooft geen mens in ernst dat de brandbestrijders, hoezeer ze ook hun best doen, alle vuurhaarden kunnen doven. „Daarvoor is minimaal twee weken lang veel regen nodig", aldus een ambtenaar van het ministerie van landbouw in Riau die ano niem wil blijven. „In jaren die eindigen op een 7 valt altijd veel regen. Hopelijk ook dit jaar." Meer dan hoop is dat echter niet, geeft hij toe. Ook hij beseft dat Indonesië door het weerkundig verchijrisel El nino voorlopig niet op regen van betekenis hoeft te rekenen. Zo zal de natuur het de mens nog weken en misschien wel enkele maanden inpeperen hoe beroerd hij met zijn leefomgeving om gaat. „Rook is in het Indonesisch 'asap'. Maar je kunt beter schrijven dat het 'azab' is", houdt een man in Jambi me voor. ,,Azab. Straf, kwelling." Hij wijst naar boven, waar hij een opperwezen vermoedt. Binnen- en buitenlandse ondernemingen kappen al jaren het Indonesische tropenbos en steken het in brand. Triplexkoning Bob Hasan en andere magnaten wijzen aantijgin gen daarover van de hand, maar beelden van de NOAA-satelliet bewijzen hun ongelijk. Van het sloopwerk plukken aandeelhouders de vruchten zonder acht te slaan op de miljoe nen die nu door rook worden gegeseld. In de omgeving van Pankalan Kerinci, Zuid-Riau, is goed te zien hoe plantagebe- drijven de natuur bijna letterlijk te vuur en te zwaard te lijf gaan. Zo ver het oog reikt zijn heuvels van vrijwel alle begroeiing ontdaan. Slechts restanten van bomen staan hier en daar nog recht overeind. Als beschuldigende vingers die de mensen toeroepen: Mene me- ne tekel ufarsim. Gewogen, gewogen en te licht bevonden als rentmeesters van de na tuur. Ziekmakende rook van enorme bosbranden overdekt grote delen van Zuidoost-Azië. Mogelijk zijn tegen de 600.000 hectare bos en struikgewas in Indonesië al verwoest. Doden zijn er officieel nog niet gevallen. Op termijn wordt wel gevreesd voor een groeiend j aantal mensen met longkanker. Trektocht van een week door enkele van de zwaarst getroffen gebieden, de provincies Jambi en Riau op Sumatra. Bericht uit de grijze hel. Nog maar kort geleden reikte de tropische woudreus* met zijn bladerenkroon tot zestig meter hoogte. Nu ligt hij zieltogend tegen de vlakte. Ondergronds vuur vrat zijn wortels weg, waardoor ze hem op het laatst niet meer overeind konden houden. In al hun treurig heid vormen de zwartgeblakerde wortelstom- pen een prachtige ster van zo'n vijf meter idoorsnee. Op lorries waarmee houtonderneming PT Kamiaka Surya gewoonlijk boomstammen naar de rivier vervoert, rijden we over een provisorisch spoorlijntje het bos in. We be vinden ons zo'n vijftig kilometer ten oosten Van Jambi, hoofdstad van de gelijknamige provincie. Als zitplaatsen dienen oude olieva ten. In Sekumbung, een kampement aan de ^atanghari-rivier, zijn ze gevuld met bluswa ter. Aanvankelijk overheerst nog het groen. Verderop wordt dat verdrongen door geel en bruin van kurkdroge struiken en bomen. Nog dieper het bos in wordt de wereld steeds grauwer. Onheilspellend hangt hier de dikke, grijze rook. Grijs en zwart zijn de verbrande bomen en struiken. Zwart en grijs is ook de grond. Het traditionele beeld van de hel als een baaierd van vuur behoeft enige bijstelling. Ten minste zo apocalyptisch is deze puin hoop in zwart en grijs. Slechts bij hoge uit zondering zijn vlammen zichtbaar. Het vuur Zit hier in de grond. In Jambi, Zuid-Sumatra en Riau woeden veenbranden op een on voorstelbaar veel grotere schaal dan de Ne derlandse Peel ooit beleefde. In een groot deel van oostelijk Sumatra ligt een laèg veen grond van vier tot zes meter dik. Volgens in ternationale specialisten kan het vuur daarin jaren voortwoeden. Emmers Krakend loopt het mini-locomotiefje uit de rails. Lopend trekken we verder. Nu en dan passeren we een groepje mensen. Indonesi sche brandweerlui en militairen, werknemers van het houtbedrijf en niet te vergeten Ma leisische brandweerlieden. Meer dan duizend stuurde het door rook gekwelde Maleisië er naar Indonesië om te helpen de branden te beteugelen. Bij Sekumbung zijn 147 van deze 'bomba's' actief, zij aan zij met 574 Indone- Langs het spoorlijntje wordt hier en daar biet een dieselmotortje grondwater opge pompt. De meeste groepjes vuurbestrijders beschikken echter niet over die luxe. Ze heb ben een twee tot drie meter diep gat gegra ven waarin een van hen is afgedaald om em- biers met donkerbruin water te vullen. Tanks die de brandweerlui op hun rug dragen, kun nen daarvan zestien liter bevatten. Keer op keer trekken de zwetende mannen met een fiieuw voorraadje bluswater het bos in. Met stokken woelen ze tussen wortels van bomen en struiken de rokende grond open. Zo kan het water beter bij het vuur komen. Een groepje Maleisiërs is al uren in de weer bij twee ruim vijftig meter hoge bomen. De stammen en de wortels zijn zwartgeblakerd. Of ze deze bomen kunnen redden? De bom ba's halen hun schouders op. Waarschijnlijk niet, maar het vuur moet in elk geval uit. Twee keer tijdens ons bezoek veegt een zuchtje wind door het bos. Twee keer volgt een krakend geraas op hooguit honderd me ter van waar we staan. Door de rook kunnen we de oorzaak van het lawaai niet zien. „Weer een boom omver", concludeert een Indonesische brandweerman. „Verbrande wortels." Volgens woordvoerders van PT Kamiaka Su rya zelf en van de provinciale Dienst voor de Bosbouw draagt de houtondememing geen schuld aan de brand in dit gebied. Het vuur zou zijn overgeslagen van een naburig pro ject, waar land wordt vrijgemaakt om boeren van het overbevolkte Java een nieuw bestaan te bieden. Om half vier 's middags, als de rook door de stand van de onzichtbare zon van grijs verkleurt tot een Rembrandt-achtig geel, moeten we terug naar het kampement. Na vieren komt een groepje tijgers dat in de buurt rondzwerft naar de rivier om te drin ken. „Ook wij moeten daarom om vier uur het bos uit zijn", vertelt een Maleisische brandweerman. Dat die tijgers voor het vuur en de rook nog niet op de vlucht zijn geslagen, is wonderlijk. Datzelfde geldt voor de mensen in het getrof fen gebied. Vorige week suggereerde milieu minister Sarwono Kusumaatmadja dat de 45.000 inwoners van Rengat, een zwaar door rook geteisterd stadje in de provincie Riau, zouden moeten evacueren. Maar de mensen zijn gebleven. Ze zouden niet weten waar ze een goed heenkomen moeten zoeken. In een straal van zeker duizend kilometer is immers geen schone lucht te bekennen. Sarwono's suggestie gaf wel aan hoe be gaan de bewindsman is met het lot van de slachtoffers. Openlijk nagelde hij de grote hout- en plantagebedrijven aan de schand paal als voornaamste veroorzakers van de branden. En in een uiting van kennelijke fnistratie betichtte hij collega-ministers ervan dat ze wel veel praten, maar te weinig doen. Brandhaarden Diezelfde frustratie heeft zich meester ge maakt van Muhammad Helmy. Hij is in Pe kanbaru hoofd van Bapedal, een dienst van Sarwono's milieuministerie. Helmy's werkge bied beslaat alle acht provincies op Sumatra. „Wij hebben alleen een signalerende functie, maar geen autoriteit om de problemen daad werkelijk aan te pakken", legt hij uit. „De mi nisteries van landbouw en bosbouw kunnen Dit is, na een bosbrand, over van een woud in Kalimantan op Borneo. De rook die met de bran- gepaard gaat, maakt verschillende eilanden in de archipel tot een grijze hel. foto reuter Moeder en zoon proberen het vuur te doven dat is ontstaan op hun peperplantage. Ze voeren een vergeefse strijd. foto reuters

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 37