Het lange wachten
Was Beleg te voorkomen geweest?
Leiden
O GHIJ STAD
VAN LEIDEN!
Auto-lening
DONDERDAG 2 OKTOBER 1997
17
MAARTEN KEUIEMANS*
Herkomst: onbekend
Bijzonderheden: Elk jaar op 3 oktober tijdens de Reveille
gezongen
Glijck den grootsten rapsack
Vloot den Speek verbaest
Als een wind die blaest
Siet hem met zijn knapsack
Loopen in der haest
Als een hond die raest
O ghij stad van Leyden!
Dit stuck bemerek
En laat toch verbreijden Gods
wonderwerek
De Bourgoense vanen
Vlogen op de vlucht
Met een groot gerucht
En de Castiljaenen
Waren oock vol sucht
En geheel beducht
Door de hooge stromen
En menig man
Die sij sagen komen
Dick krielen aen
Wilt Gods eer verbreijen
Die nu klein en groot
Vrij maeckt van de doot
En naer droeig scheijen
U dus sent in noot
Overvloedig broot
Lof dan, prijs en eere
Moet sijn geseijt
God, ons aller Heere
In eeuwigheijt
van ons is "merk"baar beter. Door onze lag
tarieven. Bel 071 - 516 77 77
Stadsbank Leiden
Breestraat 24, Leiden
24 uur per dag 071 - 514 71 41
Waar of
niet waar?
Ten tijde van het beleg muntte het stadsbestuur geld
stukken uit samengeperst papier. Waar. Geld moet rol
len, ook in een stad die van de buitenwereld is afgeslo
ten. Daarom fabriceerden de Leidenaars noodgeld. Als
er geen metaal voorhanden was, gebruikte men papier,
dat in laagjes op elkaar werd geperst. De papieren mun
ten dienden niet alleen een handelsdoel. Het waren te
gelijkertijd mini-pamfletjes, want ze kregen militante
opschriften mee als Pugnopro Patria (Ik strijd voor het
Vaderland) en Gott behoede Leyden. Een waterdichte
beurs was natuurlijk wel een vereiste.
De feestvierder
Geuzentocht (IV)
MtaMaaflMSh
Hoewel het nergens in de geschiedenisboe
ken staat, is het heel wel mogelijk dat de
geuzen het nagelbijten hebben uitgevon
den.
De wildemannen uit Zeeland waren opge
rukt tot het Noord Aase meer, slechts een
kwartiertje fietsen van Leiden verwijderd.
Maar tussen de Noord Aa en Leiden stikte
het nog van de Spanjaarden. En alsof dat
nog niet erg genoeg was: de twee vaarrou
tes die vanuit de Noord Aa naar de Sleutel
stad liepen, leidden recht naar Zoeterwou-
de en Leiderdorp, waar de vijand op zijn
sterkst was. Er was maar één weg: dwars
door de polder. Maar daarvoor moesten de
geuzen wachten. Net zo lang tot er een
storm zou komen die het water de polder
in zou stuwen. En dus werd het nagelbij
ten. Dagen, weken achtereen. Het was alle
maal heel frustrerend.
En saai! Partysalon AAZicht bestond nog
niet, de Zoetermeerse Plas met zijn recrea
tiestrandje al evenmin. Het enige wat er
was, was de regen. En daarvan was er weer
teveel: dagen achtereen kletterden de bui
en op de open schuiten van de geuzen
neer.
„De eenige afleiding", schrijft de historicus
R. Fruin,,was wat schermutselen met den
vijand uit Zoeterwou; maar dat bestond
meestal in veel schieten en weinig treffen,
en leidde tot niets degelijks." En een geus
kwam voor een dag zonder bloedvergieten
nu eenmaal niet graag zijn bed uit. Het was
21 september en de geuzen zaten zich op
de Noord Aa een rotje te vervelen.
Het meer waar de geuzen voor anker gin-
derd. Het enige stuk dat nog resteert, is een
tochtig watertje dat slechts is te bereiken
langs een ingetrapt paadje over een door
mollen omgeploegd weiland. Wie aan de
oever van het meer staat, ontwaart de Zoe
termeerse hoogbouw, die als een brokkeli
ge rij tanden aan de horizon knaagt. Het
meer dat ooit diende als uitvalsbasis voor
Leidens Ontzet wordt tegenwoordig alleen
nog maar bezocht door vissers en dagjes
mensen die bij kaasboerderij 't Geertje een
roeiboot huren.
Desondanks heeft niemand minder dan
Willem van Oranje er ooit een toespraak
gehouden. Op 28 september - de geuzen
zaten al een week op hun nagels te bijten -
Het enige overgebleven stukje van het oorspronkelijke Noord Aase meer. In 1574 strekte het
meer zich uit over wat nu de Geerpolder is, en daarvandaan naar het eveneens ingepolderde
Zoetemeerse Meer. De Zoetermeerse Plas stamt van veel later. foto hislco kuipers
liet de prins zich per galei naar de Noord
Aa roeien om de kniezende strijders op te
peppen. De geuzen legden hun schépen in
slagorde om het vaartuig van hun vorst te
ontvangen, en Willem van Oranje kwam
aan dek om de geuzen toe te spreken.
Wat hij die dag precies heeft gezegd, is on
bekend. Zeker is wel, dat het een peptalk
was waai- zelfs Emite Ratelband jaloers van
zou worden. Toen de prins 's avonds weer
naar Delft ging, had het leger van Boisot er
weer zin in. Lang hoefden ze niet meer te
wachten: de prins was nog niet thuis, of er
barstte een ongekend noodweer los boven
Holland.
Morgen: Zeeslag op polderland
Voor de één is de optocht het hoogtepunt van 3 oktober,
voor de ander de reveile. Maar zowel jong als oud verheugt
zich op het feest der feesten. Vandaag vertelt Fabian Schrij
vers (27) hoe hij deze dag gaat vullen.
KINDERBOEKENWEEK bij DE K VER
1 t/m 11 oktober
Jacques Vriens Dick Bruna
leest voor en signeert signeert en vertelt
zaterdag 4 oktober zaterdag
10.30-12.30, 11 oktober
De Kier, Voorschoten 14.00-15.30.
15.00-16.00, Nieuwe Bijn 45,
openbare bibliotheek Leiden
Leiderdorp
Leids Poppentheater
Zaterdag 11 oktober
13.30-16.00
De Kier, Voorschoten
Haal nu je Dick Bruna wedstrijdkleurplaat
„Ik woon al 26 jaar in Leiden. Eén jaar heb ik in Voorschoten
gewoond. Daar weet ik niets meer van en dat wil ik ook zo
houden. Ik heb dus al heel wat 3 oktobervieringen erop zitten.
Ook voor dit jaar heb ik weer een mooi programma in elkaar
gedraaid, hoewel ik niet weet of het haalbaar is. Ik begin in elk
geval bij de Taptoe. Daar ga ik ieder jaar kijken. Daarna ga ik
met een stel vrienden in de stad verschillende bandjes bekij
ken. Dat wordt wel een latertje. Vier, vijf uur moet op twee ok
tober zeker haalbaar zijn. 's Ochtends wil ik naar de reveille.
Maar of ik dat haal na de avond ervoor weet ik niet. Ik hoop
het wel."
,,Het hoort er gewoon bij. Eerst liedjes zingen bij het stadhuis
en daarna voor de koraalmuziek naar het Van der Werffpark.
Ook wil ik 's ochtends met de muziekoptocht mee om de stad
te wekken. Een hoop kabaal maken, want ik ben dan ook al
wakker. Althans, dat hoop ik. Ik wil zeker even een paar uur
tjes slaap meepakken. Ik weet dus niet zeker of ik de reveille
haal. Daarna ga ik aan mijn zwerftocht door de stad beginnen.
Meestal is er wel wat straattheater en 's middags natuurlijk de
optocht. Uiteraard wordt er overdag al veel en vet gegeten. En
gedronken natuurlijk.
,,'s Avonds ga ik
met wat maten
hutspot eten.
Dan een paar
rondjes over de
kermis om te kij
ken of ik alles
binnen kan hou
den en vervol
gens weer de
kroegen in. Ik zal
wel ergens in de
buurt van de
Bonte Koe eindi
gen. Hoe lang ik
het 's avonds nog
volhoud, kan ik
niet zeggen.
Maar hoogst
waarschijnlijk
niet heel lang
meer. Zaterdag
moet er weer ge
werkt worden."
Leidsch Dagblad
Uit het Leidsch Dagblad van 4
oktober 1929:
't Feestterrein was een mod
derbad
,,Je kunt een kanon in de straat
afschieten", zei een agent in
den morgen. En zóó was het: in
de Breestraat, vroeger jaren op
dezen dag één deinende massa,
slenterden nu 's morgens
slechts enkele diep-treurende 3
October-uitgaanders. De regen
zeeg als pijlers op de keien,
slechts een eenzame harmoni
caspeler tolde als een halve-ga-
re, onder een kolossale paraplu,
luid-zingend in het rond.
Het feest der feesten stond te
verdrinken! Onze goede stad
leek dezen dag uitgestorven, 't
Was ellende voor en na. De ge
bruinde verhuurders der ker
mistenten spraken van een
„reuzesof!". 't Zou hun min
stens een jaar kosten, om de
schade in te halen,
't Feestterrein was een modder
bad. Je waadde er met pijnlijk
vertrokken gezicht tot over de
enkels doorheen, om dan on
verwacht in een listig verborgen
moeras tot over de knieën weg
te zakken', 't Versch gestrooide
houtzaagsel was al na enkele
minuten weer tot een akelige
papbrei vertrapt. Er waren nog
optimistische heeren, die luid
keels op alle hoeken van de
straten wandelstokken te koop
aanboden voor een dubbeltje.
Met hen hadden we bepaald te
doen: ongetwijfeld zouden zij
met parapluitjes meer succes
gehad hebben! Maar dat is een-
Regen tijdens de 3 oktoberfeesten, zoals hier in 1962. Eens in de zoveel jaar een vertrouwd beeld.
FOTO HOLVAST/REPRODUCTIE HENK BOUWMAN
maal het risico van het bedrijf.
Slechts de schoenpoetsers had
den een gouden dag, want zon
der een griezelig-kleffe oliepoot
kwam geen sterveling er van
daan. Er werd geschrobd met
het water, dat uit den hemel in
de waschtobben viel. En de on
der slik en bruinzwarte klodders
bedekte draaimolen-doordraai
ers verlieten toch met glanzend
schoeisel weer het in sombere
nevels gehulde kermisveld,
dank zij de reinigingswoede van
deze ijverige schoenmaniakken.
Dcit was het feestterrein: een
droeve boel...
In de stad zelfwas het ook al
„huilen met de pet op". In wan
hoop verstard, blikten duizen
den cadetjes ons vanuit over
volle étalages aan en lieten treu
rig de lapjes ham of kaas naar
beneden hangen. De geblin
deerde vensters op de Bree
straat dienden slechts om het
hemelwater af te weren, in-
plaats van drommen hossende
feestvierders, waarvoor zij ei
genlijk bestemd waren. Alle
muziekklanken - orgel, fluit,
harmonica en tamboerijn -
jammerden dof-naargeestig
door de van waterdampen
doortrokken atmosfeer.
Neen...hoe heldhaftig men zich
ook inspande om er vroolijk uit
te zien...'t was onbegonnen
werk! Alleen de twee armzalige
beren op de Botermarkt dans
ten op het sombere tamboerijn-
geroffel onverstoorbaar door. Ze
hadden zeker deze plek uitge
zocht in de hoop er een paar
vette broodjes te kunnen sme
ren, gedachtig aan het verheven
kindervers. Maar dat viel leelijk
tegen: ze kregen slechts een
pels vol water.
Voor de zielige verminkten, die
we, helaas ieder jaar weer zien
opduiken - wanneer komt daar
een einde aan - en wien wij
liefst direct een beurs met geld
zouden willen geveiT, opdat ze
zoo spoedig mogelijk maar weer
vertrokken, was 't ook lang niet
alles. Ze zaten met hun afge
knapte stompjes armen en
beenen in de plassen en lieten
en lieten hun leege centebakjes
sinister rinkelen.
Wie Leidens Ontzet viert, viert
de bevrijding van de stad in 3
oktober 1574. Herdenkt het be
leg van de stad in dat jaar. En
eet uiteraard hutspot, het voed
sel dat werd gevonden na het
vertrek van de Spanjaarden.
Maar wat waarschijnlijk lang
niet iedereen weet, is dat Leiden
een jaar eerder al eens door de
Spanjaarden onder vuur was
genomen. En waren de inwo
ners toen wat alerter geweest,
dan had het in 1574 misschien
wel helemaal niet zover hoeven
te komen... En hadden we nu
geen hutspot gegeten.
Zou de stad in 1573 een cruciale
inschattingsfout hebben ge
maakt? Een strategische blun
der? Hadden de verschrikkingen
die de stad tussen mei en okto
ber 1574 troffen daadwerkelijk
voorkomen kunnen worden?
'Dat valt niet te zeggen', stelt In-
grid Moerman, conservator van
de Lakenhal. „Maar toen de
Spanjaarden voor de eerste keer
wegtrokken, deden ze in Leiden
helemaal niets. Hadden ze maar
wat gedaan."
Moerman geeft dus wel aan dat
het allemaal niet zo erg had
hoeven te zijn. Stelliger dan dat
kan de Leidse niet zijn. En veel
verder durveade kenners in de
literatuur ook niet te gaan.
Terug naar 31 oktober 1573. De
Spanjaarden omsingelen Lei
den. De stad is zich dan al bijna
een jaar aan het 'voorbereiden'
op het beleg. 'De tactiek van de
verschroeide aarde in het gebied
rond de stad ging onvermijdelijk
aan een belegering vooraf,
schrijft H.A. van Oerle in 'Lei
den, binnen en buiten de stadsvesten'.
'Dit betekende een ware catastrofe.
Alles moet plat. Moestuinen, korenvel
den, boomgaarden, weide- en hooilan
den worden in brand gestoken. Kaste
len en kloosters in de omgeving wor-
Hutspot, hier afgebeeld op een schilderij van Jan Zonneveld. Een gerecht van en voor de Leidenaren. Maar als het eeuwen geleden iets anders was
gelopen.... (Met dank aan Wim van der Pluljm.)
den afgebroken. De maatregel van het
stadsbestuur roept veel verzet op van
de bevolking. Niettemin trekken de
weerbarstige Leidenaars er vanaf eind
1572 met bijl en schop geregeld op uit.
Het verzamelde materiaal wordt ge
bruikt voor de verdediging van de stad.
Kort na de komst van het Spaanse le
ger besluit Leiden om nog rigoureuzer
te werk te gaan. 'De vernieling heeft
zich in verschillende fasen voltrokken
en werd steeds radikaler en doeltreffen-.
der georganiseerd.' In zijn boek citeert
Van Oerle uit een onbekend werk: 'Tot
zelfs aelbessen, ernysdoornen, doemen
heyningen, hagen, hecken, staecken pa
len ende alle andere ruyehten'. Begrij
pelijk, de vijand moest het natuurlijk
zo moeilijk mogelijk worden ge
maakt. 'Toen het Spaanse leger
op 31 mei het tiveede beleg voor
de stad begon, trok het een ge
heel verlaten en verschroeid ge
bied binnen, waarin alleen de
muren van de stad nog omhoog
staken.
Het moet een onheilspellend
gezicht zijn geweest, zo'n zwaar
ommuurde stad in een volledig
kaalgeslagen en zwartgeblakerd
gebied.
De stad wordt hermetisch afge
sloten. Alle 15.000 Leidse bur
gers hebben zich bewapend. Op
7 december veroveren de Span
jaarden de Lammen Schans.
Een maand later neemt de vij
and een tweede verdedigings
bolwerk in. Veel verder komen
Valdez en zijn kornuiten niet.
Op 21 maart moet het Spaanse
leger het beleg opgeven. De sol
daten trekken naar de Moker
heide om daar Lodewijk van
Nassau, de'broer van Willem
van Oranje, te doden.
Het lijkt alsof Leiden erna in
een roes verkeert. Vier dagen na
de terugtocht van Valdez gaan
de stadspoorten weer open.
Buiten de poorten bouwen mag
dan weliswaar niet, het stadsbe
stuur neemt ook niet de moeite
de stad en de schansen sterker
te verdedigen.
Maar dan, schrijft Moerman in
het Leids Jaarboekje uit 1974
van de Vereniging 'Oud Leiden',
'wordt in de nacht van 25 op 26
mei plots onraad gemeld bij Lei
derdorp. Andries Allertsz trekt
erop uiten neemt25 vrijwilli
gers mee. Hij keert niet terug".
De Spanjaarden nemen de on
beheerd gebleven schansen en stellin
gen weer in. En eten hutspot. De rest is
geschiedenis...
ROBBERT MINKHORST